30
Lieve dame
Bonita Real Hotel
Juárez, Mexico
Gloria Vega zat in een ongemerkte auto tegenover het hotel. Inspecteur Gomez zat achter het stuur. Op verzoek van Gomez droegen ze burgerkleding, maar ook een kogelvrij vest. De receptionist van het hotel, ene Ignacio Hernandez, was de vorige avond dood gevonden. Het leek een executie: één kogel in het voorhoofd.
De eigenaar van het hotel, de heer Dante Corrales, was niet te vinden en datzelfde gold voor zijn vriendin. Gomez had contact opgenomen met verschillende andere werknemers van het hotel én met de bouwvakkers die bezig waren met de renovatie, en hij en Vega zouden hen vandaag verhoren.
‘Zie je die mannen daar?’ vroeg Gomez. Hij bedoelde de beide mannen op het dak van het hotel. ‘Dat zijn spotters, maar geen gewone. Deze mannen heb ik nog niet eerder gezien.’
‘Misschien heeft Corrales zijn receptionist vermoord en is hij er vervolgens vandoor gegaan,’ zei Vega.
‘Waarom zou hij dat doen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Omdat hij stal.’
‘Nee, het ligt veel ingewikkelder.’
‘Hoe weet je dat?’
Hij keek haar aan en snauwde: ‘Omdat ik dit werk al het grootste deel van mijn leven doe. Wacht hier tot ik je kom halen.’
De oude man snoof even en stapte uit, sloeg het portier dicht en stak de straat over, naar de hoofdingang van het hotel. Vega zag dat de spotters hem goed in de gaten hielden.
Wanneer zou de val dichtklappen? Towers bleef maar zeggen dat alles zorgvuldig moest worden getimed en gepland. Ze had het gevoel dat er bijna geen tijd meer was en het was inmiddels een stuk moeilijker om voorzichtig te zijn. Zou ze nóg een aanslag op haar leven overleven? Was dit alles eigenlijk nog wel de moeite waard?
Zij keek naar het hotel.
De spotters keken ergens anders naar.
Eerste hoorde ze de motor. Daarna zag ze een donkerblauwe auto de hoek om scheuren. Twee mannen hingen uit de zijraampjes. Ze droegen een T-shirt, een spijkerbroek en een bivakmuts.
Vega sprong de auto uit toen ze hun geweer op haar richtten. Ze schoot al terug toen zij op haar begonnen te schieten, hun geweren brulden, de grove hagel sloeg in het portier.
Ze hoorde niet alleen hun schoten, maar ze keek ook omhoog naar het dak van het hotel, waar de beide spotters nu ook een geweer in de hand hadden en ook op haar schoten.
Even later voelde ze een speldenprik in haar hals en twee speldenprikken in haar schouders; haar bloed stroomde de straat op. Instinctief ging haar hand naar haar hals die nu onder het bloed zat. Ze rilde, wilde gillen, opende haar mond, maar haar stembanden functioneerden niet meer. Ze viel achter de auto op de grond toen er een andere auto aankwam die met piepende remmen tot stilstand kwam. Vega probeerde die kant op te kijken en zag dat een van de mannen naar haar toe liep, zijn geweer hief en haar pardoes in haar gezicht schoot, dat toch al gevoelloos was geworden.
Een minuut of twee later, of misschien maar een paar seconden, dat wist ze niet zeker, keek ze met één goed oog op en door een gordijn van bloed zag ze dat Gomez over haar heen gebogen stond.
Ze zou al dood moeten zijn. Dat wist ze. Maar haar lichaam was even koppig als haar geest.
‘Het spijt me, lieve dame,’ zei Gomez. ‘Het spijt me heel erg...’ Hij haalde haar mobieltje uit haar zak. ‘Ik doe dit al veel te lang om me te laten pakken. Dat weet je. En ik weet dat ze jou hiernaartoe hebben gestuurd om een verrader te zoeken. Het is een afschuwelijke business. Afschuwelijk!’
Hij stond op en draaide zich om. ‘Pablo? Wat doe jij hier? Waar is Dante?’
‘Hij is veilig. We hebben wat problemen gehad met de Guatemalanen.’
‘Kan ik iets doen?’
‘Dante heeft me gestuurd om je een boodschap over te brengen. Je moet Zuniga met rust laten.’
‘Zuniga? Ben je gek? We moeten hem juist vermoorden!’
Vega probeerde te luisteren, wenste dat ze contact kon opnemen met Towers, maar toen braken haar gedachten af en dwaalden naar haar overleden ouders. Ze wilde hen zien, ze wilde het licht zien, maar voorlopig zag ze alleen een verdovende duisternis. En vanuit die ruimte kwam een laatste woordenwisseling.
‘Dante maakt een afschuwelijke fout. Zeg tegen hem dat ik hem wil spreken voordat hij iets doet.’
‘Zal ik doen, señor. Zal ik doen.’
Toen werd het koud en de kou duwde de verdoving weg. Ze rilde hevig. Dáár was het, eerst een speldenprikje en daarna een fantastische lichtstraal die even heet en warm was als de zomerzon.
Dit was God niet, zeiden sommige mensen, alleen maar een reactie van de hersens. Maar Vega wist wel beter. Zij wist...
Chevron-benzinestation
Delano, Californië
Hoewel ze het satellietsignaal kwijt waren, reden Moore en Ansara naar de laatst bekende locatie van de truck bij het benzinestation en tegen de tijd dat ze daar aankwamen, had Moore de satelliet weer aan de praat gekregen en bevestigd dat de vrachtwagen zich niet had verplaatst. Soms hadden ze een beetje geluk tijdens een klus, maar meestal niet.
Moore schrok toen ze vlak voor het benzinestation onverwacht een telefoontje kregen van atf-agent Whittaker: ‘Jullie moeten uitkijken naar een zilverkleurige Honda Odyssey, een bestelwagen,’ zei de man. ‘Moet binnenkort op jullie locatie aankomen. Parkeert waarschijnlijk achter de autowasstraat. Towers zegt dat we ze de uitwisseling moeten laten doen.’
‘Begrepen,’ zei Moore. ‘En je weet zeker dat dit dezelfde wapens zijn die de seal’s uit Afghanistan hebben gesmokkeld?’
‘O, zeker weten.’
‘Jezus...’
‘Ja, hij is de lul. In die auto zit maar een deel van de lading. De rest is nog in Minnesota, en dat is het bewijs dat ik ga verzamelen. Blij dat ze niet zo stom waren om alles in één lading te willen smokkelen. Hun poging slim te zijn werkt in mijn voordeel. We zouden hem en de wapens vanavond in verzekerde bewaring kunnen hebben.’
‘Nou, bedankt voor je alertheid,’ zei Moore, terwijl Ansara de parkeerplaats op reed van een onderdelenwinkel naast het benzinestation. Nu hadden ze een duidelijk en onbelemmerd zicht op de truck, die al achter de autowasstraat geparkeerd stond.
Moore riep op zijn smartphone een van Whittakers rapporten op en bekeek de inventarislijst van de wapens die de Navy seal’s Afghanistan uit hadden gesmokkeld:
14 M4A1 karabijnen met sopmod-set
11 M14 sluipschuttergeweren (7.62mm)
9 MK11 Mod 0 sniper wapensystemen
2 HK Mp5 submachinegeweren
6 Benelli M4 Super 90 geweren
14 M203 granaatwerpers
Moore gaf Ansara een beschrijving van de Honda. Hij was nog niet uitgesproken of de bestelwagen reed het terrein van het benzinestation op, een beetje slingerend door de zware lading.
‘Weet je, in Afghanistan probeerden de slechte mannen zich in elk geval te gedragen als slechte mannen,’ zei Moore. ‘Zij smokkelden opium en wapens midden in de nacht, gebruikten de grotten, probeerden uit het zicht te blijven... maar deze mannen... verdomme!’
Ansara knikte en hief zijn camera. ‘Als je je gedraagt alsof je niets verkeerd doet, denkt niemand dat je iets verkeerd doet. Maar zij weten dat we ’s nachts naar ze op zoek zijn. Zij weten dat we vroeg in de ochtend hun huis binnenvallen, als de meeste mensen liggen te slapen. Daarom doen de meesten hun zaken nu vroeg in de ochtend, slapen ’s middags en blijven de hele nacht op.’
Moore knikte. ‘Heb je die inventarislijst gezien?’
‘Ja.’
‘Dan weet je ook dat we die wapens niet naar Mexico kunnen laten gaan.’
‘Ho ho, wacht eens even, cowboy. Dat geldspoor is veel belangrijker dan die wapens, dat weet je best.’
‘Dat weet ik wel, maar ik moet er niet aan denken dat een geweer dat ooit van een seal is geweest nu wordt aangeraakt door de een of andere klootzak van een kartel.’
‘Misschien zijn het allemaal nieuwe wapens,’ zei Ansara.
Moore snoof en begon zelf ook foto’s te maken toen de mannen een paar zwarte Anvil-dozen vanuit de bestelwagen in de truck laadden. De chauffeur van de truck gaf een bruinpapieren boodschappentas aan de chauffeur van de bestelwagen, een lange, pezige man met sliertig zwart haar tot op zijn schouders. Hij leek meer indiaans dan Mexicaans.
De uitwisseling duurde nog geen vijf minuten; de mannen handelden alles soepeltjes af, routineus zelfs.
De bestelwagen reed weg. De mannen van de truck stapten in de cabine, maar reden nog niet weg. Moore zoomde in met zijn camera.
De chauffeur was aan het telefoneren.
Moores eigen telefoon vibreerde. Towers. Slechts drie woorden: ‘Vega is dood.’
‘Hoe?’
Towers vertelde het. Daarna voegde hij eraan toe: ‘Ik heb net te horen gekregen dat ze nadat ze haar hadden doodgeschoten C-4 in haar lichaam hebben gestopt. Toen de ambulance en de lokale politie erbij kwamen, hebben ze de boel tot ontploffing gebracht. Dat geloof je toch niet?’
‘Wie heeft dat gedaan? Gomez of het kartel?’
‘Niet zeker. We hadden een feed op dat gebied, maar raakten het signaal kwijt toen we van de ene naar de andere satelliet overschakelden.’
Moore zei met opeengeklemde kaken: ‘Ik durf te wedden dat het die klootzak van een Gomez was. Hij heeft haar laten vermoorden en ervoor gezorgd dat het leek alsof het kartel het heeft gedaan.’
‘Zij was onze beste link met hem. Ik heb daar zelf een paar spotters zitten plus een paar bijzonder goede burgerinformanten, maar toch is dit een behoorlijke klap.’
Moore sloot zijn ogen. ‘Ze is niet voor niets gestorven. Daar zullen we voor zorgen.’
Na dit telefoontje keken hij en Ansara zwijgend toe terwijl de karteltruck het benzinestation verliet en de snelweg weer op reed. Ze reden erachteraan, lieten een paar auto’s voorgaan en kregen een uitstekend satellietsignaal. Langley stuurde een bericht dat ze het mobieltje van de chauffeur van de karteltruck hadden geïdentificeerd, het besturingssysteem hadden gehackt en het gps-signaal hadden aangezet. Nu achtervolgden ze de truck dus visueel via de satellietbeelden en bovendien via de gps-signalen van de mobiele telefoon van de chauffeur. Volgens Langleys bericht zou het signaal niet weer worden onderbroken. Moore geloofde er niets van en was vast van plan een ouderwetse gps-track op de truck aan te brengen, die ze ter plaatse konden traceren.
‘En vijf zijn nu drie,’ zei Moore na een lange stilte.
‘Ja,’ zei Ansara. ‘In de loop der jaren heb ik maar twee goede buddy’s verloren. Zelfs na al die tijd in Verweggistan. Twee maar. Allebei fbi-agenten. Al mijn goede buddy’s in het leger hebben het overleefd, ten minste tot nu toe. En jij?’
‘Dat wil je niet weten.’
‘Zoveel?’
‘Het gaat niet om aantallen.’
‘Ik weet dat je daar samen met Fitzpatrick bent geweest. En ik ben het met je eens. Hij was een kei. Ik hoop niet dat jij jezelf de schuld geeft.’
Moore zuchtte. ‘Je vraagt je af wat je anders had kunnen doen en of je buddy nog steeds zou kunnen leven. Ik heb hem ergens op afgestuurd. Hij liep in de val en ging dood. Ik kan mezelf vrijpleiten of de verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat ik hem die opdracht heb gegeven.’
‘Man, als je dat denkt, zul je je leven wel heel ellendig vinden.’
‘Klopt. Ik weet het...’
Een paar seconden sloot Moore zijn ogen: hij ging aan een tafel zitten. Frank Carmichael zat aan het hoofd van de tafel, naast hem zaten Rana, kolonel Khodai en Fitzpatrick. Vega drentelde het restaurant binnen wat het Italiaanse restaurant bleek te zijn waar ze Carmichaels dodenwake hadden gehouden. De lichtgeraakte vrouw siste tegen hem, alsof ze wilde zeggen dat ze stomkoppen waren omdat ze zichzelf hadden laten doden. Daarna keek ze Moore aan en zei: ‘Je weet wat je te doen staat.’
Hij knikte.
Ongeveer een uur later waren ze in Bakersfield. Nadat ze een paar minuten door de stad hadden gereden, stopte de truck in de smalle straat achter Jose Taco, volgens de recensies op internet een bekend Mexicaans restaurant. Aan één kant van de straat waren allerlei bedrijven, onder andere het restaurant, en aan de andere kant was een lange stenen muur die de zakenwijk scheidde van een zes verdiepingen hoog flatgebouw met goedkope appartementen.
‘Shit, dit zal niet eenvoudig worden,’ zei Ansara die de straat voorbijreed.
‘We moeten uitstappen,’ zei Moore en hij wees naar een paar lege parkeervakken rechts van hen.
Ansara was het met hem eens en parkeerde de auto in een van de vakken. Daarna stapten ze uit en renden naar het flatgebouw.
‘Deze kant op,’ zei Moore. Hij rende achter het eerste gebouw langs naar een rij lage struiken die langs de stenen muur waren geplant.
Ze liepen de hoek om en zagen de truck: hij stond vlak voor hen, nog geen dertig meter verderop. De achterklep was open en de mannen haalden de pakken marihuana eruit. Moore zag dat ze zich, als ze een klein stukje doorliepen, konden verstoppen achter twee vuilcontainers waarvan de plastic kleppen openhingen. Daarvandaan zouden ze de uitwisseling veel beter kunnen zien.
Gebukt renden ze naar de vuilcontainers toe en verstopten zich in de schaduw van een paar palmbomen achter hen. Moore keek om de hoek en begon foto’s te maken, terwijl Ansara aan de andere kant hetzelfde deed. Moore vertrok zijn gezicht toen hij de zurige stank uit de vuilcontainer rook.
De andere auto was een zwarte tweedeurs bmw 650i coupé waarvan de kofferbak vol zat met pakjes. De chauffeur was een grijsharige Latijns-Amerikaanse man die een duur uitziend pak droeg en gouden manchetknopen had. Moore was van mening dat je, als je de wereld van gouden manchetknopen was binnengestapt, genoeg geld had voor heel dure kleren. Op het nummerbord van de bmw stond dat de auto afkomstig was van een autodealer in Santa Monica, Californië, en er was weinig twijfel aan de bestemming van zijn pas verworven kostbare lading. Ook deze chauffeur was niet met een grote vrachtwagen gekomen om zijn drugs op te halen. Nee, hij reed in een dure auto en zou ervoor zorgen dat hij de maximumsnelheid niet overschreed als hij terugreed naar La-la Land zodat zijn vrachtje probleemloos over de elite van Hollywood kon worden verdeeld, die het geld, de toegang en het verlangen hadden om higher te worden dan de heuvels waarop zij hun villa’s hadden laten bouwen.
De chauffeur gaf de mannen van het kartel een hand, overhandigde de chauffeur twee dikke enveloppen, stapte in zijn auto en zoefde weg. Moore en Ansara wilden net weggaan toen een andere auto de smalle straat in reed, waardoor ze zich nog dichter tegen de container aan moesten drukken. Het was een Toyota Tacoma-pick-up, een ouder model, met een roldeur en getinte ruiten. De twee mannen die uitstapten, waren gekleed als Mexicaanse gangsters: ze droegen een wijde broek en hun portemonnee hing aan een ketting om hun heupen. Een van hen, de dikste en de chauffeur, gaf de mannen van het kartel een hand, waarna er nog meer pakjes werden uitgewisseld.
Toen ze klaar waren, stapten de mannen van het kartel in hun truck en reden weg. Moore en Ansara wachtten tot de twee mannen van de Toyota vertrokken, maar ze bleven gewoon zitten. Even later stapte een van de mannen uit, klopte op de achterdeur van het restaurant en schreeuwde dat het te lang duurde met hun eten. Moore schoot bijna in de lach. Ze hadden gewoon eten besteld tijdens hun drugsoperatie.
De man die de deur opende was geen Mexicaan, maar een Chinees, hoewel hij een schort droeg van Jose Taco. In gebroken Engels schreeuwde hij tegen de man dat hij geduld moest hebben en sloeg de deur voor zijn neus dicht.
Toen de man terugliep naar zijn auto, keek hij naar de vuilcontainers.
Moore verstijfde.
‘O, shit,’ fluisterde Ansara.
De man fronste en zette een stap in hun richting. Hij begon opeens te rennen en zag hen. Zijn ogen werden groot, hij draaide zich snel om en schreeuwde iets tegen de man in de Toyota.
Moore had zijn camera al in zijn zak gestopt en zijn Glock met geluiddemper getrokken.
Hij was al overeind gekomen toen de man achteromkeek en Moore achter hem aan zag rennen, met Ansara op de hielen. De man haalde zijn pistool uit zijn riem. Hij richtte het pistool op Moore, die twee kogels in zijn borst schoot voordat hij kon schieten. De man in de pick-up was toen hij zag wat er buiten gebeurde achter het stuur gaan zitten. De motor brulde en de truck begon weg te rijden.
Moore hoorde schoten achter zich. Ansara schoot op de achterbanden van de truck. De linkerband knalde en barstte, gevolgd door de rechter. Het rubber klapte luidruchtig over het asfalt. De truck begon iets langzamer te rijden, Moore kreeg de achterkant te pakken en sprong op de achterbumper. Met één hand greep hij de laadklep en hield zich stevig vast toen de chauffeur op twee lekke banden de smalle straat probeerde uit te rijden.
Moore leunde om de zijkant heen en schoot met twee kogels het raampje van de chauffeur kapot. De chauffeur zelf kreeg hij niet in het vizier, maar hij zag in de zijspiegel dat de man zijn mobiele telefoon tegen zijn oor drukte.
Moore vloekte en schoot een derde kogel door het achterraam, maar het schot was kennelijk niet raak, omdat de man zich even bukte maar gewoon doorreed.
Moore boog zelfs nog verder naar links zodat hij de hoek kreeg die hij nodig had. Hij schoot nog een keer, een direct schot in het hoofd, waarna de truck naar rechts zwenkte en tegen de stenen muur op reed. Moore sprong er net op tijd af, kwam op de grond terecht en kon zich slechts met moeite in evenwicht houden.
Buiten adem en met Ansara vlak achter zich, rende hij naar de cabine en wrikte het portier open. De chauffeur gleed opzij en viel naar buiten. Daar, op de middenconsole, lag een beetje cocaïne en een paar joints, eentje lag nog brandend in de asbak. En in het open handschoenenvakje lagen nog een paar zakjes coke.
Moore pakte het mobieltje van de man en controleerde of hij had kunnen bellen. Nee, dat had hij niet. Goddank.
Toen Moore de marihuana rook en al die coke zag, ging er een schok door hem heen. Hij inhaleerde diep via zijn neus en kon niet ontkennen dat er heerlijke herinneringen bovenkwamen, aan avonden waarop hij samen met zijn vriendin high was geworden, aan het verlangen daarna en aan het onweerstaanbare sirenegezang. Hij kon zich helemaal voorstellen dat zijn longen zich vulden met de rook en hij voelde bijna dat hij de rook langzaam en stevig uitblies, dat zijn lichaam lichter werd, zachter, en hij opeens kon vliegen.
Het enige wat hij hoefde te doen was die brandende joint oppakken en een trekje nemen. Dan zou hij weer terug zijn op die met gele keitjes bestrate weg, strompelend door Oz met een naakt meisje naast zich en een zak met cheeseburgers en friet in de hand.
Hij had niet door dat hij naar al die drugs stond te staren, tot Ansara hem even aanstootte en zei: ‘Wauw, moet je dát zien. Maar hé, kom op! We moeten dit melden. Ik heb het mobieltje van die andere vent. Moore? Hoor je me wel?’
Hij keek naar Ansara, keek dwars door hem heen, maar knipperde toen en zei: ‘Ja, kom op!’
Ze renden de steeg door en vlak voor ze de hoek om sloegen, keek Moore achterom en zag de Chinese man met de schort van Jose Taco naar buiten komen met twee afhaalmaaltijden in de hand.
Vijf minuten later zaten ze in de pick-up, weer op de weg, en weer op het spoor, achter de truck van het kartel aan die volgens Ansara naar Palmdale zou gaan. Moore vertelde Towers wat er was gebeurd. Towers was er niet blij mee, maar hij was wel opgelucht dat de mannen het kartel niet hadden kunnen waarschuwen. De lokale politie was al onderweg.
‘Gaat het?’ vroeg Ansara. ‘Ik dacht even dat ik je kwijt was.’
Moore leunde naar voren en wreef in zijn ogen. Hij had even het gevoel dat de stoel van de pick-up een metalen klapstoel was...
Ik heet Max en ik denk dat ik mijn leven wil veranderen. Als dit achter de rug is, ga ik bij de Navy en ga ik iets doen waardoor mijn ouders trots op me zullen zijn...