19

Nieuwe allianties

Sacred Heart Catholic Church

   Juárez, Mexico

 

Moore zat op de achterste bank rechts van het middenpad en keek naar de gebrandschilderde ramen met beeltenissen van Jezus en de Maagd Maria. In de lichtstralen die het twee meter hoge koperen kruis op een marmeren voetstuk beschenen dansten stofdeeltjes. Sacred Heart was een kleine kerk in een verwaarloosde wijk aan de rand van de stad; hij stond als een oase van hoop te midden van een ongelooflijke puinhoop vol verroeste auto’s en graffiti. Het rode tapijt voor het altaar zat onder de donkere vlekken; Moore dacht dat het bloed was dat de schoonmakers niet hadden kunnen verwijderen. Er was geen heilige grond en er was geen grens die niet kon worden overschreden. Het was geen geheim dat de kartels de lokale kerken hadden gechanteerd en geld hadden afgeperst, en priesters en pastoors hadden gebruikt als overbrenger van berichten aan hun gemeente: ‘Deze zondagavond wordt alle inwoners dringend verzocht thuis te blijven. Ga niet de straat op.’ Als er een moord was gepland, bijvoorbeeld. Twee weken geleden had een grootmoeder, die nog geen drie blokken bij de kerk vandaan woonde, een verjaardagsfeestje georganiseerd voor haar kleinzoon die zestien was geworden. Ze had vanwege de veiligheid besloten het feestje bij haar thuis te geven en niet in de kerk of het buurthuis. Wat ze niet wist, was dat haar kleinzoon banden had met het Sinaloa Cartel en dat hij op de dodenlijst stond. Vier leden van het Juárez Cartel waren naar het feestje gekomen en gaan schieten. Dertien mensen waren gedood, onder wie een jongetje van acht.

   Moore begon zich steeds minder op zijn gemak te voelen en de iconen waarmee de achterwand van de kerk was versierd veranderden in duivels. Nu verbeeldde hij zich dat er twee mannen bij het altaar stonden: een bebaarde man met een zwarte tulband en een AK-47, en een kleinere Mexicaan die de pin uit een handgranaat trok. Hij sloot zijn ogen, zei tegen zichzelf dat hij moest kalmeren, dat de Agency precies wist waar hij was, dat Fitzpatrick hem dekte en dat die Sinaloa-moordenaars zich evengoed bewust waren van hem als hij van hen. Hij kreeg kramp in zijn maag.

   Eerder die dag was de dikke Luis Torres met hem meegegaan naar de bank waar hij nog eens vijftigduizend dollar had opgehaald en ter plekke had overhandigd. De man was erg onder de indruk geweest en het was verbazingwekkend hoe zijn houding bij het zien van al dat geld was veranderd. De ontmoeting met Sinaloa Cartel-leider Zuniga was geregeld en Moore had te horen gekregen dat hij naar de kerk moest rijden en binnen op de man moest wachten.

   Hoeveel van dit soort ontmoetingen had hij al meegemaakt? In Saoedi-Arabië had hij een keer dertien uur op een informant gewacht. Hij had meer dan een week in een greppel in de provincie Helmand gebivakkeerd om vijf minuten met een Afghaanse warlord te kunnen praten. Hij had negen dagen in het oerwoud van Somalië gewacht tot een islamitische militant terugkeerde naar zijn schuilplaats in de jungle. Hij had te veel tijd doorgebracht met wachten. Hij had te veel tijd gehad om na te denken. Hij dacht na over God en het hiernamaals en kolonel Khodai en zijn jonge leerling-spion Rana en alle andere vrienden die hij was kwijtgeraakt. Hij overwoog te bidden voor vergiffenis. Het versleten vloerkleed veranderde in tegels, en het kaarslicht loste op in het felle licht van de oude instructieruimte op het vliegdekschip de Carl Vinson. Achter hun commandant hingen Amerikaanse vlaggen en vaandels van de Amerikaanse marine.

   ‘We zullen een hydrografische verkenningsoperatie uitvoeren op de Al Basrah Oil Terminal. De informatie die we verzamelen, zal van cruciaal belang zijn voor de planning van de aanval van morgen.’

   Moore was benoemd tot de Officer in Charge (oic) van een seal-peloton en Carmichael als zijn assistent-oic, ondanks Carmichaels identieke rang van O-3, superieure kennis en formidabele geheugen. Het voordeel dat Moore had door zijn betere fysieke vaardigheden maakte Carmichael goed door zijn tactische vaardigheden. Hij kon alles onthouden, plattegronden, missieplannen, alles wat hij ooit had gezien of gelezen. Hij kon je overal in en uit krijgen, snel en veilig, zonder daar ooit een gps bij nodig te hebben. Ze waren een fantastisch koppel geworden, en hun reputatie was hen vooruitgesneld.

   ‘Geen heldendaden deze keer,’ zei Carmichael. ‘We gaan naar binnen en maken foto’s van een Iraaks boorplatform. Jippie.’

   ‘Frank, ik reken op je, oké?’

   Fronsend vroeg hij: ‘Hé, man, dat hoef je toch niet te vragen? Ik dek je al sinds bud/s. Wat is er aan de hand?’

   De knoop in Moores maag werd strakker. ‘Niets.’

   ‘Meneer Howard?’

   Snel opende Moore zijn ogen en keek naar het middenpad van de kerk.

   Ernesto Zuniga was veel kleiner en ranker dan hij op de foto’s leek. Zijn dunner wordende haar was met gel strak achterovergekamd en zijn bakkebaarden begonnen grijs te worden. Hij had een pokdalig gezicht door acne en vanaf zijn linkerwang liep een diepe lijn van een oude wond naar zijn kaak. Hij miste een oorlelletje. In het dossier stond dat hij tweeënvijftig was, maar Moore had hem eerder op zestig geschat. Of hij had zich eenvoudig gekleed om niet op te vallen of hij droeg altijd een poloshirt met spijkerbroek, maar Moore moest eigenlijk wel lachen om het scherpe contrast tussen deze man en een narcist als Dante Corrales van het Juárez Cartel. Je zou Zuniga kunnen aanzien voor een man die op een straathoek zakken sinaasappels verkocht, wat misschien wel precies was wat hij wilde.

   ‘Señor Zuniga, dank u wel voor uw komst.’

   ‘Blijf maar zitten.’ Zuniga sloeg een kruisje, knielde en gleed in de bank naast die van Moore. ‘De mensen bidden elke zondag dat er een einde komt aan het geweld.’

   Moore knikte. ‘Daarom ben ik hier.’

   ‘Kunt u hun gebeden verhoren?’

   ‘Wij allebei.’

   Hij grinnikte. ‘Sommige mensen zeggen dat ik de oorzaak van het probleem ben.’

   ‘U niet alleen.’

   Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik heb begrepen dat u een deal wilt sluiten.’

   ‘We hebben hetzelfde doel.’

   ‘U hebt heel veel geld betaald voor deze ontmoeting, dus ik denk dat ik maar eens naar u zal luisteren... een paar minuten.’

   Moore knikte. ‘Het Juárez Cartel vernietigt uw zaken. Ik weet wat ze u hebben aangedaan.’

   ‘U weet niets.’

   ‘Ze hebben uw vrouw en zonen vermoord. Ik weet dat u dat nooit hebt kunnen wreken.’

   Zuniga greep Moores pols en kneep erin. ‘Praat niet over wraak in het huis van God.’

   ‘Dan zal ik over rechtvaardigheid praten.’

   ‘Wat weet u daarvan? Hebt u ooit iemand verloren die u na stond? U bent nog zo jong. Weet u hoe het is om echt verdriet te voelen?’

   Moore vermande zich en zei toen: ‘Zo jong ben ik nou ook weer niet. En u moet me geloven als ik u vertel dat ik wéét hoe u zich voelt.’

   Zuniga vertrok zijn gezicht en snoof. ‘U komt hier met uw onzinverhaal dat u onroerend goed van me wilt kopen voor uw zonnepanelenbedrijf en daarna vertelt u Luis dat u een huurmoordenaar bent. Toch bent u niet meer dan weer zo’n rottige dea-man uit Californië of Texas die me kapot probeert te maken. Ik doe dit al mijn hele leven en u probeert me een beetje voor de gek te houden? We zullen ze uw hoofd sturen en dan zijn we hier klaar mee.’

   ‘U vergist zich in mij. Als we samenwerken, beloof ik u dat u en niemand van uw mensen daar nadeel van zal ondervinden. Mijn groep is veel machtiger dan al uw vijanden bij elkaar.’

   ‘U kunt niets zeggen, meneer de dea-man, waardoor ik u zal willen helpen. En als u deze kerk levend wilt verlaten, zult u me nog eens vijftigduizend dollar moeten betalen.’

   Glimlachend zei Moore: ‘Ik werk niet voor de dea, maar u hebt gelijk. Ik ben niet geïnteresseerd in uw onroerend goed, alleen in uw vijanden, en ik kan u beloven dat de groep waar ik voor werk u niet alleen goed zal betalen. We kunnen ook een nieuwe joint venture oprichten voor het transport van opium, net zoals het Juárez Cartel nu aan het doen is. Laten we eerlijk zijn, de mensen stromen deze kerk niet binnen om u te helpen, en wij zien heel goed dat u wel hulp nodig hebt.’

   ‘Uw leugens zijn verleidelijk, echt waar, maar ik ben bang dat u uw tijd verspilt, omdat uw groep noch ik het Juárez Cartel ooit zal kunnen vernietigen.’

   Met een diepe frons vroeg Moore: ‘Waarom zegt u dat?’

   ‘Ik dacht dat uw mensen alles wisten.’

   ‘Als dat zo was, zat ik hier niet.’

   ‘Goed dan.’ Zuniga haalde diep adem en wat hij daarna zei, klonk alsof hij het had geoefend, alsof hij zijn mannen ook zo had toegesproken om hun acties uit te leggen.

   ‘Ik zal u een verhaal vertellen over een man die een heel arme jeugd heeft gehad, een man die zijn broer vermoord heeft zien worden, een man die genoeg geld had gespaard om in Amerika te kunnen studeren en daarna is teruggekeerd naar Mexico en vele bedrijven heeft opgericht. Dit is een man die de drugshandel heeft gebruikt om die bedrijven te steunen en te financieren, een man die in de loop der jaren de rijkste man ter wereld is geworden. Dit is de man die u wilt vernietigen, de Caesar die u ten val wilt brengen, maar zijn rijkdom is onmetelijk en het enige wat we nu kunnen doen is kleine gevechten leveren in een oorlog die we toch verliezen.’

   ‘Hoe heet hij?’

   Zuniga begon te grinniken. ‘Meent u dat nou? Als uw groep zo machtig is, dan zouden jullie dat allang moeten weten.’

   ‘Het spijt me, maar dat is niet zo.’

   Zuniga vertrok zijn gezicht. ‘Jorge Rojas.’

   Moore viel bijna van zijn bank. Die naam kende hij heel goed. ‘Is Rojas de leider van het Juárez Cartel? We hebben ons altijd al voor hem geïnteresseerd, maar we hebben nooit echte bewijzen tegen hem gehad. Hoe weet u dat zo zeker?’

   ‘O, ik weet het heel zeker. Hij heeft me persoonlijk bedreigd. En hij heeft zichzelf begraven achter een muur van schitterende leugens zodat niemand hem ooit kan raken. Hij is even dapper als Pablo Escobar en even rijk als Bill Gates. Hij is de slimste en machtigste drugshandelaar ooit.’

   ‘Weten uw mannen dit? Weten zij hoe machtig hun vijand is?’

   Zuniga schudde zijn hoofd. ‘Dat hoeven ze niet te weten. Het is veel te deprimerend om dit met hen te bespreken en daarom praten we er niet over...’

   Moore knikte langzaam. Daarom had Fitzpatrick de joint taskforce niet eerder verteld dat Rojas de kartelleider was. ‘Als hij zoveel geld heeft, waarom zou hij dan doorgaan met het leiden van een drugskartel?’

   Met grote ogen vroeg Zuniga: ‘Waarom niet? De mensen vragen zich af waarom zijn ondernemingen het goed bleven doen ondanks de economische crisis. Dat komt doordat ze worden geholpen door drugsgeld, dat helpt altijd. Dat is het enige wat Rojas kan, maar tegenwoordig houdt hij zich verre van de dagelijkse gang van zaken en doen zijn luitenants al het werk. Ik denk dat hij zijn betrokkenheid nu voor zichzelf ontkent. Echt waar. Hij laat scholen naar hem vernoemen en noemt zichzelf een heilige, terwijl hij duivels in dienst heeft die al zijn vuile werk opknappen.’

   ‘Dante Corrales.’

   Zuniga schrok toen hij die naam noemde. ‘Ja. Waar kent u die naam van?’

   ‘Ik zei toch al dat we veel weten, maar niet alles.’

   ‘Wat weet u nog meer?’

   ‘We weten dat ze de grenstunnels in handen hebben en dat ze uw mannen bestelen. We weten dat ze uw transporten verstoren en stelen, en dat ze de federale politie gebruiken om uw mannen te vermoorden, terwijl hun eigen mensen met rust worden gelaten. We weten dat de Guatemalanen jullie nu opjagen. Ik kan ervoor zorgen dat jullie de tunnels weer kunnen gebruiken en dat de politie en de Guatemalanen jullie met rust laten. We kunnen samenwerken en een manier bedenken om Rojas op de knieën te krijgen.’

   Zuniga’s lippen krulden zich tot een weifelende glimlach. ‘Een belachelijke droom. Het spijt me, meneer Howard. Luis gaat met u mee naar de bank. En daar geeft u hem nog eens vijftigduizend dollar. Daarna zullen we besluiten of we u in leven laten of doden.’

   Moore zei met een zachtere, meer meelevende stem: ‘Ernesto, ik ben hier niet alleen gekomen. U kunt echt niet nog meer vijanden gebruiken. Daar hebt u er al genoeg van. Laat me gaan, zodat ik uw vertrouwen kan winnen. Dat beloof ik. Geef me een nummer waarop u en ik rechtstreeks met elkaar kunnen praten.’

   ‘Nee.’

   ‘U hebt niets te verliezen. Eerlijk gezegd hebt u meer te verliezen dan ik, als u niet snel iets doet. Zelfs als u niet gelooft dat ik ben wie ik zeg en u nog steeds denkt dat ik voor de dea werk, wat maakt het dan uit? Ik zeg toch dat we jullie met rust laten. Wij willen het Juárez Cartel. Wij willen Rojas.’

   ‘U bent een bijzonder overredende man, meneer Howard. U lijkt bijna te zeer op uw gemak, alsof u dit al veel vaker hebt gedaan.’

   Zuniga was heel opmerkzaam en had zeker gelijk, hoewel Moore de laatste keer dat hij in een kerk was, hij in een kapel was waar hij de aalmoezenier van de marine met een handgebaar had weggestuurd.

   ‘Je kunt je lot niet ontlopen,’ had de aalmoezenier gezegd. ‘Niet in tijden als deze, als het lot het enige is wat je erdoorheen sleept. Je zult zegevieren.’

   ‘Dat wil ik graag geloven, vader. Echt waar...’

   Moore keek Zuniga strak aan. ‘Ik zal u het geld geven. U laat me gaan en terwijl u over mijn aanbod nadenkt, zal ik kijken wat ik kan doen om u te helpen met uw zaken. Ik denk dat u dat zal verbazen.’

   ‘Ze zullen me voor gek verklaren omdat ik u vertrouw.’

   ‘Er is geen enkele reden voor dat u me nu al vertrouwt. Ik heb u toch verteld dat ik uw vertrouwen zal verdienen? Wilt u me die kans geven?’

   Zuniga fronste. ‘Ik ben niet op deze positie terechtgekomen door de gemakkelijke of de veilige weg te kiezen. Ik heb mijn lieve vrouw gezegd dat ze de gok met mij maar moest wagen en dat heeft ze gedaan. En nu weet ik hoe ze zich voelt.’

   ‘Dank u, señor.’ Moore stak zijn hand uit en na enige aarzeling nam Zuniga hem aan... En toen greep hij Moores hand stevig beet en trok hem naar zich toe. ‘Doe het juiste.’

   Moores stem trilde niet. ‘Dat zal ik doen.’

 

Consulado Inn

   Juárez, Mexico

 

Het was bijna tien uur ’s avonds en Johnny Sanchez was alleen in zijn hotelkamer. Hij zat fanatiek op zijn notebook te typen en had net twee cheeseburgers en een grote portie friet verorberd. Het vetvrije papier en de doosjes lagen nog naast zijn muis op zijn bureau. Als hij naar buiten keek, zag hij de lichtjes van de stad fonkelen en hij kon het Amerikaanse consulaat, dat vijfhonderd meter verderop stond, duidelijk zien. Hij schoof zijn stoel naar achteren en las nog eens door wat hij zojuist had getypt:

 

buitenzijde brandend hotel – nacht

   Terwijl Corrales op straat door zijn knieën zakt, schieten de vlammen omhoog: een inferno van een oud leven verworden tot as. De jongen kijkt omhoog, de vlammen weerspiegelen in zijn betraande ogen en hij kijkt vloekend naar de hemel. Wij huilen met hem mee...

 

‘Dit is verdomme prachtig,’ riep Johnny tegen zijn beeldscherm. ‘Verdomde goed! Who’s the man? You’re the man, Johnny! Deze tekst wordt een verdomd kassucces!’

   Johnny hoorde een klikje in de gang en toen hij opkeek, ging de deur open. Johnny sprong op en zag tot zijn verbazing een man binnenkomen. Hij was gekleed in een donkere lange broek, een zwart overhemd en een leren jasje, was minstens een meter tachtig lang, had een kort baardje, een oorring en een paardenstaart in zijn lange haar. Hij leek een Arabier of een Latijns-Amerikaan, dat wist Johnny niet zeker, maar wat hij wel zeker wist, was dat de man een pistool in de hand had. Het was een Glock, inderdaad, zeer waarschijnlijk geladen, en de loop wees naar Johnny’s hoofd. Geluiddemper. Johnny’s pistool lag in de la van zijn nachtkastje, buiten bereik, verdomme.

   ‘Wat is dit verdomme?’ vroeg Johnny in het Spaans.

   De man antwoordde in het Engels: ‘Dit ben ik en ik zeg: “Hallo, Johnny. Ik heb je artikel gelezen. Heel goed. Je bent een goede schrijver.”’

   ‘Wie ben je verdomme?’

   De man zei met een totaal andere blik: ‘Heeft je moeder je niet geleerd dat je respect moet hebben voor een man die zijn pistool op je hoofd gericht houdt? Dat zijn van die kleine levenslessen die ze je had moeten leren.’

   ‘Ben je klaar met die alfamannetjesonzin? Wat doe je hier verdomme?’

   ‘Hoe lang dacht je dat het zou duren? Dacht je nou echt dat je hier naar Mexico kon komen en contact kon hebben met een drugskartel zonder dat het iemand zou opvallen?’

   ‘Ik weet niet waar je het over hebt. Ik ben onderzoeksjournalist en ik doe verslag van een criminele activiteit. Je hebt mijn verdomde artikel gelezen. En toch denk je dat ik medeplichtig ben? Je bent verdomme hartstikke gek en ik ga de politie bellen.’

   De man liep naar hem toe, hield zijn pistool nog hoger. Zijn speelse toon was verdwenen. ‘Ga zitten, klootzak.’

   Johnny liep terug naar zijn stoel. ‘Jezus christus...’

   ‘Beginnen de radertjes te draaien? Nu denk je: holy shit, waar ben ik aan begonnen? Nou, daar had je aan moeten denken voordat je met Corrales ging samenwerken. Bloed kruipt waar het niet gaan kan, maar zoals ik vaak zeg: lood zorgt altijd voor je dood.’

   ‘Luister, klootzak, het enige wat ik doe is schrijven. Daar doe ik niemand kwaad mee.’

   ‘Nee, maar je helpt er ook niemand mee.’

   ‘Natuurlijk wel. Ik breng het Amerikaanse publiek op de hoogte van de drugsoorlog hier. Dit is een “achter de schermen”-rondleiding door de hel, dit laat zien hoe geschift onze samenleving is geworden.’

   ‘Dat klinkt behoorlijk dramatisch en dat is misschien ook wel zo omdat er nu een pistool op je hoofd is gericht. Ga je mij ook in je artikel opnemen?’

   ‘Wie ben je verdomme?’

   Met grote ogen vroeg de man: ‘Ik ben je allerlaatste vriend in de hele wereld. Oké, geef me je hand.’

   ‘Wat?’

   ‘Geef me je hand.’

   Johnny stak een hand uit en de man gebruikte zijn vrije hand om Johnny’s hand te pakken en om te draaien.

   ‘Hier, hou vast,’ zei de man en hij gaf Johnny het pistool.

   ‘Wat is dit verdomme?’ schreeuwde Johnny.

   ‘Ach, maak je maar geen zorgen. Hij is niet geladen.’

   De man drukte het pistool in Johnny’s vrije hand, haalde een grote injectienaald uit zijn borstzakje en prikte de naald in het zachte weefsel tussen Johnny’s duim en wijsvinger.

   Even voelde hij een felle pijnscheut. Johnny schreeuwde en vroeg wat er gebeurde. De man liet zijn hand los en zei: ‘Pistool?’

   ‘Voel je je wel lekker?’

   De man vertrok zijn gezicht. ‘Pistool?’

   ‘Wat dééd je? Heb je me vergiftigd?’

   ‘Rustig aan, Shakespeare. Het is maar een implantaat. Gps. Zodat we je in veiligheid kunnen houden.’

   ‘Wie zijn “we”?’

   ‘Het alfabet heeft heel veel letters, Johnny, en ik durf te wedden dat jij dat als schrijver zelf wel kunt bedenken.’

   ‘dea?’ vroeg Johnny. ‘O mijn god.’

   ‘Sorry,’ zei de man. ‘Ik ben bang dat het erger is. Je bent zojuist bij de regering van de Verenigde Staten in bed gestapt.’

   Johnny liet zijn schouders zakken. ‘Dit kan niet waar zijn.’

   ‘Luister, je kunt niet praten. Daar is het al te laat voor. Als je naar Corrales gaat en hem vertelt dat wij hier zijn, betekent dat je dood. Wij zullen je niet vermoorden, maar hij. Zoals ik al zei, ik ben je allerlaatste vriend. Zonder mij kun je Mexico niet levend verlaten.’

   Johnny’s ogen begonnen te branden en hij kreeg moeite met ademhalen. ‘Wat wil je? Wat wil je dat ik doe?’

   ‘Het Juárez Cartel wordt geleid door Jorge Rojas.’

   Johnny schoot in de lach. ‘Is dat wat jullie van de Fed denken? O mijn god... de stomheid ten top!’

   ‘Dat heb ik van Zuniga gehoord.’

   ‘Hou je me voor de gek?’

   ‘Dan weet je wie hij is en ik ben ervan overtuigd dat Corrales kan bevestigen dat Rojas zijn baas is. Ik wil dat je Corrales uithoort over Rojas.’

   ‘Moet ik een microfoontje dragen?’

   ‘Nog niet. Dat zien we nog wel.’

   Johnny verstijfde. ‘Ik doe dit niet. Vanavond vertrek ik uit Mexico en jullie Feds kunnen de pot op.’

   ‘Ja, en zodra je in Californië uit het vliegtuig stapt, zullen we je arresteren.’

   ‘Waarvoor?’

   De man keek naar de fastfoodverpakking op het bureau. ‘Voor het nuttigen van ongezond voedsel.’

   ‘Man, je kunt nu maar beter vertrekken.’

   ‘Jij bent de zoon van Corrales’ peetmoeder. Hij vertrouwt je alsof je familie van hem bent. En je paait zijn ego. Dat is heel belangrijk voor ons, en het is heel goed dat je dat doet. Je bent nu misschien wel bang, maar je moet je realiseren hoeveel mensenlevens je redt. Het zou me een week kosten om je te vertellen hoeveel gezinnen kapot zijn gemaakt door drugs.’

   ‘Bespaar me die zielige onzin. Mensen kiezen er zelf voor om drugs te kopen en te gebruiken. Corrales en het kartel zijn niet meer dan de leveranciers. Als je over politiek wilt praten, laten we het dan maar eens over de Mexicaanse economie hebben.’

   De man gebaarde dat Johnny zijn mond moest houden, haalde een visitekaartje uit zijn zak en gaf dat aan Johnny. De man heette Scott Howard en hij was de directeur van een zonne-energie-onderneming.

   ‘Dus jij bent meneer Howard? Echt?’

   ‘Dat is mijn nummer. Laat me weten wanneer je weer contact opneemt met Corrales.’

   Howard, of hoe hij ook maar heette, stopte zijn ‘lege’ wapen in zijn zak en liep snel naar de deur.

   Johnny ging zitten. Er trok een rilling door hem heen.

   Wat moest hij doen?

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml