10

indoc en bud/s

Naval Special Warfare Center

   Coronado, Californië

 

Het was een koude nacht in oktober 1994 en Maxwell Steven Moore lag op zijn bed in de barak van het Naval Special Warfare Center. Hij stond op het punt het op te geven op een plek waar een man nooit zei dat hij het opgaf. Sterker nog, zodra dat woord zich in je geest nestelde, wás je helemaal geen Navy seal! Dat hij was geslaagd voor de bud/s-training (Basic Underwater Demolition/seal-training) zou zijn achttienjarige leventje voor altijd veranderen. Het was ongelooflijk belangrijk voor hem geweest.

   Maar hij kon er niet mee doorgaan.

   De reis was bijna twee maanden geleden begonnen toen hij voor de indoc-cursus in het Naval Special Warfare Center was gearriveerd. De surveillant van de klas, Jack Killian met zijn verweerde gezicht, met te smalle ogen om te kunnen lezen en met schouders die uit één stuk gehouwen leken, had Moores klas begroet met een vraag die op Coronado vaak werd gesteld: ‘Klopt het jongens, dat jullie Frogmen, duikers, willen worden?’

   ‘Hooyah!’ riepen ze allemaal.

   ‘Nou, dan moeten jullie eerst langs mij zien te komen. Op je buik!’

   Moore en de rest van klas 198, in totaal 123 kandidaten, lieten zich op het strand vallen en begonnen met hun push-ups. Omdat ze nog maar kandidaten waren, mochten ze niet trainen op het uitgeholde zwarte plein van de grinder van de bud/s. Dat mochten alleen diegenen die de indoc hadden doorstaan: gymnastiekoefeningen en andere vormen van fysieke marteling die onderdeel waren van de Eerste Fase van de bud/s. Die Eerste Fase hield in dat er gedurende zeven weken allerlei zaken werden getest: fysieke conditie, bedrevenheid in het water, vermogen in een team te werken en mentale kracht. Niemand kon aan de Eerste Fase beginnen als hij de tweeweekse indoc-cursus niet had doorstaan. De eerste uithoudingsproef omvatte het volgende:

 

   Vijfhonderd meter borstslag en/of zijslag in minder dan twaalf minuten en dertig seconden

   Minimaal tweeënveertig push-ups in twee minuten

   Minimaal vijftig sit-ups in twee minuten

   Minimaal zes dead-hang pull-ups (zonder tijdslimiet)

   Anderhalve mijl (2.400 meter) hardlopen in een lange broek en laarzen in minder dan elf minuten

 

Hoewel Moore nog aan de spieren van zijn bovenlichaam moest werken, stak hij bij het zwemmen en hardlopen met kop en schouders boven zijn klasgenoten uit. In deze periode maakte Moore kennis met het concept van een ‘zwembuddy’ en het grondbeginsel dat je je zwembuddy nooit alleen laat en dat niemand, dood of levend, wordt achtergelaten. ‘Je zult nooit alleen zijn. Nooit,’ had Killian hun verteld. ‘Als je je zwembuddy ooit alleen laat, zal je straf verschrikkelijk zijn. Verschrikkelijk!’

   Moores zwembuddy was Frank Carmichael, een blonde vent met blauwe ogen die heel goed voor een surfer kon doorgaan. Hij glimlachte gemakkelijk en praatte in een ontspannen ritme waardoor Moore betwijfelde of deze vent ooit een seal zou worden. Carmichael was opgegroeid in San Diego en had dezelfde weg afgelegd naar indoc als Moore: hij ging naar boot camp, het opleidingskamp voor mariniers, waar hij werd voorgedragen voor het seal-programma. Zei dat hij wilde dat hij naar Annapolis was gegaan en lid was geworden van de Canoe Club, de bijnaam van de Naval Academy. Maar op Morse High School had hij de kantjes eraf gelopen en zijn cijfers waren niet hoog genoeg om toegelaten te worden. Hij had niet eens de moeite genomen zich in te schrijven voor de jrotc, de opleiding waar je wordt klaargestoomd voor toelating bij de marine. Enkele kandidaten waren officier, afgestudeerd aan Annapolis, jongens die als O-1 van de Officer Candidate School waren gekomen en zelfs jongens die al een tijdje bij de marine hadden gezeten. Maar bud/s trok zich daar niets van aan, alle kandidaten moesten dezelfde tests doen, officier of niet.

   Moore en Carmichael konden het meteen goed met elkaar vinden, ze kwamen allebei uit een middenklassengezin en wilden allebei iets bijzonders doen met hun leven. Ze leden samen tijdens de vier mijl hardlopen langs het strand, wat ze in minder dan tweeëndertig minuten moesten doen. Killian leek elk commando af te sluiten met de kreet: ‘Get wet and sandy, word nat en zanderig!’ Dan moest de hele klas een ijskoude golf in rennen, eruit rennen, door het zand rollen en opstaan als een mummie, als een ondode, waarna ze naar hun volgende exercitie werden gestuurd. Ze leerden onmiddellijk dat je overál hard naartoe liep, ook de anderhalve kilometer naar de mess.

   Dat was in 1994, het jaar waarin Time Magazine internet beschreef als een ‘vreemde nieuwe wereld’. Moore ergerde zich over het feit dat de huidige kandidaten op internet tien keer meer informatie konden vinden over de training die hen te wachten stond dan Moore in zijn tijd. De huidige lichting kon websites bekijken die helemaal aan bud/s waren gewijd en kon kijken naar video’s en slim geproduceerde specials van Discovery Channel. Het enige wat Moore en zijn buddy’s hadden gehad waren de sterke verhalen van eerdere klassen en geruchten en waarschuwingen over gruwelijke taferelen op een paar nieuwsgroepen. Overdreven? In bepaalde gevallen wel, maar Moore en Carmichael werden zonder de voorinformatie van de huidige lichting aan deze beproevingen onderworpen.

   Van alle trainingsexercities tijdens indoc genoot Moore vooral van het zwemmen. Ze leerden te trappen, te slaan en te glijden, vooral om zich thuis te voelen in het water. Hier staken de seal’s boven alle andere takken van de dienst uit. De informatie die zij verkregen doordat ze zich onopvallend in het water konden bewegen, was nuttig voor mariniers en veel andere soldaten. Hij leerde onder water ingewikkelde knopen maken en raakte niet in paniek als zijn handen achter zijn rug gebonden waren tijdens de verdrinkingstest. Hij ontspande zich, zwom naar het oppervlak, haalde adem, liet zich weer zakken en herhaalde dit, terwijl verschillende leden van de Canoe Club vlak bij hem doodsbang werden en het bijltje erbij neerlegden. Moore reageerde hierop door een tegengestelde reactie te laten zien, zodat zijn instructeurs die in hun duikpak om hen heen dobberden in paniek op hem wachtten. Hij liet zich op de bodem van het zwembad zakken en hield zijn adem in...

   Bijna vijf minuten.

   Een van de instructeurs kwam naar hem toe met ogen die vergroot werden door zijn duikbril en gebaarde dat Moore terug moest naar het wateroppervlak. Moore glimlachte, wachtte nog een paar seconden, zwom naar boven en haalde adem. Hij had zijn zuurstoftolerantie vergroot door sprintjes te trekken tijdens het hardlopen en het zwemmen, en hij wist zeker dat hij zijn adem nóg langer had kunnen inhouden.

   Killian hoorde van deze ‘stunt’ en zei tegen Moore dat hij dit niet nog een keer mocht doen. Maar hij knipoogde toen hij dit zei.

   De vijftig meter onder water zwemmen bleek voor veel jongens te zwaar. Killian sloot zijn beschrijving van deze test af met de woorden: ‘Maak je maar geen zorgen, hoor: als je het bewustzijn verliest, brengen we je wel weer bij.’ Maar Moore zwom de vijftig meter en meer, terwijl hij door het water gleed alsof hij daar hoorde, door en door een Frogman. Carmichael vertelde hem dat zelfs een paar instructeurs bewonderend hadden gevloekt.

   Moores natuurlijke gaven waren ontdekt door meester Loengard toen Moore nog maar net zestien was. Loengard was niet alleen gymleraar op een highschool, maar ook enthousiast wielrenner. Hij vroeg of Moore een fiets-ergometertest wilde doen en ontdekte dat Moore een VO2max (maximale zuurstofopnamevermogen) had van 88,0 − vergelijkbaar met dat van veel topsporters. Moores hartslag in rust was amper 40; zijn lichaam ging veel efficiënter met zuurstof om dan een gemiddeld mens. Volgens Loengard was dit een genetisch cadeautje waardoor hij een bijzonder bevoorrecht mens was. Toen begon Loengard met Moore over het leger, vooral over de seal’s. Vreemd genoeg had de man nooit zelf bij de Navy gezeten, noch een van zijn familieleden. Hij had gewoon bewondering en respect voor militairen en voor hun betrokkenheid bij het land.

   Als Moore en de andere indoc-cursisten niet in het zwembad waren, waren ze op het strand of in de branding. In elke lichaamsopening van hem zat zand; zelfs de ijskoude douches in de barak konden al het zand niet wegspoelen. De Navy wilde dat hij en de anderen letterlijk één werden met het strand en de Stille Oceaan.

   Carmichael en hij waren altijd bij elkaar. Ze lagen op hun rug op het strand, met hun benen uitgestrekt en hun tenen naar voren, en oefenden tientallen snelle beenslagen zonder dat hun voeten het zand raakten. Het doel was hun benen twee tot drie centimeter op te tillen. Voor alles wat ze als seal zouden doen, hadden ze sterke buikspieren nodig en Killian, maar ook de andere instructeurs, hadden een bezeten fascinatie voor oefeningen zoals deze om te zorgen dat hun buikspieren stalen kabels werden. Moore bleef ook aan zijn bovenlichaam werken omdat Killian hem waarschuwde voor week twee, maar niet wilde vertellen wat hen dan te wachten stond.

   Aan het einde van de eerste week waren er al zestien jongens mee gestopt. Kennelijk hadden ze midden in de nacht hun rugzak ingepakt en waren vertrokken. Moore en Carmichael hadden hen niet gezien en spraken amper over deze dor’s (Drop On Request) om zelf sterk en positief te kunnen blijven.

   Op de eerste dag van de tweede week om 05.00 uur begon klas 198 gelaten aan de O-course (de hiba of hindernisbaan), een vuurproef door de hel, ontworpen door kwaadaardige mannen om anderen in hun meest besloten en elitaire club toe te laten.

   Op het strand stonden twintig hindernissen met aanwijzingen erop en elk geval leek ingewikkelder en uitdagender dan de andere. Killian liep naar Moore en Carmichael en zei: ‘Jullie hebben twaalf minuten om mijn hiba te nemen.’

   ‘Hooyah!’ riepen ze. Moore begon en rende naar de eerste hindernis, de brug, twee evenwijdig aan elkaar lopende stangen. Hij trok zich eraan op en liep op zijn handen over het staal. Zijn schouders en triceps brandden toen hij aan de andere kant op het zand sprong. Buiten adem maakte hij een snelle bocht naar rechts, hief zijn armen en sprong door de stapels vrachtwagenbanden naar de lage muur waar twee schuine palen tegenaan stonden. Daar liep hij overheen naar boven − voetje voor voetje − tot hij zich grommend over de bovenrand zwaaide en naar beneden sprong. Hij kwam veel harder op de grond terecht dan hij had verwacht. Met een stekende pijn in zijn enkel rende hij naar de hoge muur, die misschien drieënhalve meter hoog was, maar voor zijn gevoel wel vijftien meter hoog. Hij greep een van de touwen en trok zichzelf omhoog, waarbij het touw pijnlijk in zijn handpalmen sneed.

   Aan het begin van de baan stond Killian opdrachten en/of corrigerende aanwijzingen te brullen, maar Moore hoorde hem amper. Hijgend en met bonkend hart rende hij naar de rol prikkeldraad die op een aantal boomstammen lag met twee lange greppels eronder. Hij dook in de linkergreppel en kroop op handen en knieën onder het prikkeldraad door. Heel even dacht hij dat zijn shirt aan het prikkeldraad was blijven hangen, maar het zat vast aan het hout. Met een zucht van opluchting kroop hij door, stond op en mompelde: ‘O, shit!’

   Het vrachtnet was tussen twee minstens twaalf meter hoge palen gespannen. Moore concludeerde meteen dat het net vlak bij de paal het meest stabiel zou zijn, en niet in het midden; daarom klom hij vlak bij de paal tegen het net omhoog.

   ‘Jij snapt het, buddy,’ zei Carmichael die vlak achter hem was.

   Hij begreep dat het niet verstandig was om naar beneden te kijken, omdat hij zag dat er geen veiligheidsmaatregelen waren. Zodra hij bovenaan was, werd hij duizelig, en wilde zo snel mogelijk naar beneden. Terwijl hij over het net omlaag liep, miste hij een dwarstouw, gleed uit en viel anderhalve meter naar beneden tot hij op miraculeuze wijze houvast vond en zijn val brak. De hele groep had geschrokken toegekeken en juichte toen hij zich herstelde en de grond bereikte.

   Carmichael en hij liepen doelbewust naar de volgende fijne uitdaging, de evenwichtsbalken. De naam zei het al. Als ze eraf vielen, zou Killian hen daarvoor laten boeten door push-ups. Gespannen gleed Moore over de eerste balk, maakte een korte bocht naar links en liep terug over de volgende balk; het verbaasde hem dat hij niet viel. Carmichael was vlak achter hem toen ze bij de Hooyah Logs kwamen, een hindernis van zes boomstammen die als een piramide tegen elkaar aan stonden. Met hun handen achter hun hoofd gevouwen, renden ze de piramide op en eroverheen. Daarna renden ze naar de touwen. Op dit moment was Moores hartslag nog prima, maar Carmichael kreeg bijna geen adem meer, zijn hartslag bevond zich in de rode zone.

   ‘We kunnen dit, kom op!’ zei Moore tegen zijn buddy. Hij greep het eerste touw, klauterde ongeveer anderhalve meter omhoog, zwaaide eroverheen, greep met één hand een metalen balk vast, liet het eerste touw los en draaide zich om om het tweede touw te grijpen en liet zich zakken. Carmichael moest een keer extra draaien om de balk te kunnen grijpen, maar slaagde daar uiteindelijk wel in.

   Volgens het bordje heette de volgende uitdaging Dirty Name (De Vloek), en na één blik erop begreep Moore waarom: hij bestond uit drie n-vormige houten constructies, twee kortere n’s naast elkaar zodat twee paren kandidaten de hindernis tegelijk konden nemen. De langere n-vormige hindernis stond iets naar achteren. Moore rende naar de balk voor de n, sprong op de eerste balk, trok zichzelf omhoog en ging staan. Hij sprong over de hogere n heen om zijn actie te kunnen herhalen en draaide zich om met zijn benen om de balk geklemd. Hij vloekte toen hij tegen de tweede balk klapte en nog eens toen hij op de grond viel.

   Daarna kwam er een tweede piramide, deze was gemaakt van tien in plaats van zes boomstammen en was steiler en hoger. Toen hij bovenaan was, gleed hij uit en viel met zijn gezicht in de modder. Voordat hij wist wat hem overkwam, werd hij overeind gesleurd door Carmichael. Hij schreeuwde: ‘Kom op!’ en draaide zich om en rende weg.

   Moore rende achter hem aan.

   Ze kwamen bij een hindernis die leek op een paar enorme ladders die in een hoek van vijfenveertig graden stonden opgesteld. Killian riep tegen hen: ‘Dit is de Weaver! Jullie moeten je tussen de sporten door weven!’ Moore hield zich aan de eerste sport vast, slingerde zijn lichaam eromheen, greep de volgende sport, enzovoort, als een naald en draad naaide hij zichzelf door de sporten heen. Hij werd er duizelig van. Carmichael naast hem deed hetzelfde en was een paar seconden voor hem bij de tweede ladder die erachter stond, ook in een hoek van vijfenveertig graden.

   De V-vormige touwbrug, beter bekend als de Burma Brug, bestond uit één dik touw onderaan voor je voeten, met twee steuntouwen eraan vast voor je handen. Carmichael was al naar de bovenkant van de brug geklommen en stond op het touw. Toen Moore zijn eerste stap op het onderste touw zette, realiseerde hij zich dat hij zijn voeten het best kon plaatsen op de plek waar de steuntouwen vastgemaakt waren. Hij liep van knoop naar knoop over de slingerende brug. Carmichael was als eerste klaar, met Moore vlak achter zich aan. Tegen de tijd dat Moore bij het einde van de brug was, had hij een soort ritme ontwikkeld en hij prentte zichzelf in dat hij dit niet mocht vergeten voor de volgende keer dat hij deze hindernis moest nemen.

   Carmichael en hij beklommen nog een piramide van tien boomstammen. Daarna kwamen ze bij de Slide for Life, een vier verdiepingen hoge hindernis. Ze moesten zich omhoog zwaaien naar elk platform (zonder een touw of een ladder) tot ze bovenaan waren. Deze hindernis kon je op twee manieren nemen: naar boven gaan en je dan aan de touwen die in een hoek van vijfenveertig graden waren gespannen naar beneden laten glijden, of gewoon naar het eerste platform gaan en je aan de lage touwen optrekken; volgens Killian was dat minder gevaarlijk, maar zou dat ontzettend veel pijn doen in je onderarmen. De eerste keer moesten ze van hem helemaal naar boven gaan. Toen ze daar waren, greep Carmichael het linkertouw en Moore het rechter. Hij boog naar voren, klemde zijn rechterbeen om het touw en gleed met het touw tussen zijn benen naar beneden, met zijn gezicht naar voren en met beide handen om het touw. Hij was nog niet eens halverwege toen het touw op elke plek waar zijn lichaam contact had met het touw begon te branden. Moore was iets eerder beneden dan Carmichael, viel op de grond en won ongeveer twee seconden op zijn buddy. Daarna sprong hij via het springtouw naar achtereenvolgens een paar gekruiste boomstammen, een klimrek en een balk. Hij greep het touw, sprong naar voren en miste de balk. Carmichael rende langs het touw, greep het beet en slingerde zichzelf probleemloos op de balk zodat hij weer vooraan was.

   Nadat ze weer over een ‘bed’ vrachtwagenbanden waren gesprongen, kwamen ze bij een schuine, anderhalve meter hoge muur. Ze klommen er aan de achterkant op en gleden er over de voorkant vanaf. Daarna was de Spider Wall aan de beurt, ongeveer vijfenhalve meter hoog, met stukken hout aan de zijkant geschroefd die een soort smalle ladder vormden. Je moest je met je vingertoppen en tenen naar boven werken en vervolgens naar beneden; de hele tijd moest je je tegen de muur drukken, als een spin. Moores handen brandden nog van het touw van de vorige hindernis en hij verloor op de laatste tree zijn houvast, maar kon net op tijd op de grond springen.

   Ondertussen gleed Carmichaels laars van een van de houten treden, zodat hij viel en opnieuw moest beginnen. Hierdoor verloor hij kostbare tijd.

   Nog één hindernis en een sprintje te gaan. Moore rende naar de vijf balken die ongeveer op heuphoogte hingen, met een meter tachtig tussenruimte: de Vault, het Gewelf.

   ‘Je mag hem niet met je benen aanraken!’ waarschuwde Killian. ‘Alleen met je handen!’

   Moore vloekte zachtjes, greep de eerste balk vast en sloeg zijn been eroverheen. En nog eens. En nog eens. Carmichael was vlak achter hem. Moore gleed uit op de allerlaatste balk en klapte met zijn kin op het hout. Hij viel en kreunde van de pijn. Carmichael kwam bij hem, trok hem overeind, greep Moores arm en sloeg hem over zijn schouder. Samen renden ze (meer een snelle strompelgang) naar het einde.

   ‘Jij hebt het juiste gedaan, Carmichael,’ zei Killian. ‘Ik zag jullie rennen, maar je hebt je zwembuddy niet achtergelaten. Niet slecht voor de eerste keer.’ Fronsend keek hij naar Moore. ‘Hoe gaat het met je been?’

   Zijn been begon op te zwellen, maar Moore negeerde de pijn en riep: ‘Mijn been is in orde, instructeur Killian!’

   ‘Goed, ga nu naar het strand en word nat!’

   De O-course was maar een van de vele exercities die ze moesten doen. Zelfs als ze niet aan het trainen waren en gewoon hun barak aan het opruimen waren voor inspectie, kwamen de instructeurs binnen en maakten er weer een puinhoop van alleen maar om te zien hoe ze met tegenslagen omgingen. Moore onderging alles, tot en met het laatste onderdeel van indoc, trainen met hun ibs (Inflatable Boat, Small). De boten waren bijna vier meter lang en wogen ruim tachtig kilo. Elk team bestond uit zeven man en ze leerden hoe ze moesten peddelen, hoe ze de boot moesten ‘dumpen’ door hem om te draaien en hoe ze het loodzware ding op hun hoofd moesten dragen. Ze kregen te horen dat ze, zodra ze in bud/s waren, nergens zonder boot naartoe gingen. Ze deden een paar wedstrijden en deden zelfs push-ups met hun boot op de rubber dolboorden.

   Carmichael was weliswaar wat slungelig, maar toch een uitmuntende roeier. Vaak won zijn team vooral dankzij hem. De winnaars mochten uitrusten, terwijl de verliezers op het strand push-ups moesten doen. Ze leerden allemaal hoe ze de golven moesten inschatten en wanneer ze er precies in moesten duiken zodat ze hun boot voorbij de brekers konden krijgen voor ze kapseisden.

   Aan het einde van de tweede week waren zevenentwintig mannen van Moores klas ermee opgehouden. Het waren goede mannen, maar ze hadden een andere keuze gemaakt. Dat vertelde Killian hen in elk geval op een waarschuwende toon die betekende dat ze de uitvallers niet belachelijk mochten maken.

   Maar feit bleef dat deze mannen nooit hun Naval Special Warfare Classification (nec) Code zouden ontvangen, een hele eer, maar het bewijs dat een cursist de ultieme test van zijn fysieke en mentale motivatie had overleefd. Een bord bij het centrum herinnerde hen aan het motto van de seal’s: de enige gemakkelijke dag was de vorige dag.

 

Tijdens hun laatste indoc-briefing gaf Killian Moore een stevige hand en zei: ‘Je hebt heel veel talent. Ik wil dat je naam maakt, maar je mag één ding niet vergeten: je bent een van míjn rekruten. Zorg dat ik trots op je kan zijn.’

   ‘Hooyah!’

   Moore en Carmichael zongen zachtjes terwijl ze hun spullen naar de Naval Special Warfare-barak verhuisden. Ze waren geen bezoekers meer. Ze waren echte kandidaten.

   Hun jubelstemming duurde echter niet lang.

   Eenendertig jongens hielden er in het eerste bud/s-uur mee op. Ze drukten op de bel van het kantoor van de Commanding Officer en legden hun groene helm met wit klasnummer keurig naast elkaar voor zijn deur.

   In dat eerste uur hadden de instructeurs een totale chaos binnen de groep veroorzaakt door herhaalde wet and sandy-exercities, gevolgd door zware workouts op de grinder, waarna de mannen in een rubberboot moesten stappen die met ijskoud water was gevuld. De jongens trilden, huilden, raakten onderkoeld en bewusteloos.

   En de instructeurs waren nog maar net begonnen.

   Ze moesten regelmatig vier mijl over het strand rennen. Teams van zeven man maakten kennis met de nieuwe exercitie, de Log PT. De balk was tweeënhalve meter lang en woog ongeveer zeventig kilo, soms iets lichter, soms veel zwaarder. Een team zat opgescheept met de balk die ze als eerste te pakken konden krijgen. Ze sleepten de balk in de branding, maakten hem wet and sandy, sleepten hem eruit en sjouwden er kilometers mee rond, terwijl ze continu werden gecontroleerd, uitgescholden en lastiggevallen door hun instructeurs. Dat overkwam vooral de kleinere jongens, die hun last gemakkelijker aan de langere jongens konden overlaten. Moore en Carmichael hielden vol en hielden hun balk zelfs in de lucht toen de achterste man van hun team zijn evenwicht verloor en in de branding viel.

   Aan het einde van die eerste week hielden er nog eens negen man mee op. Klas 198 had sinds indoc 77 man verloren. Van de oorspronkelijke 123 waren er nu nog 46 over. De rij helmen voor de deur van de CO was griezelig snel lang geworden en Moore keek er elke dag weer naar met vastberadenheid en een gevoel van naderend onheil.

   Tijdens het ontbijt aan het einde van de eerste week zei Carmichael iets wat Moore erg aangreep: ‘Die jongens die ermee zijn gestopt... Ik denk dat ik wel weet wat voor hen de druppel was.’

   ‘Wat bedoel je?’

   ‘Ik bedoel, het ene moment doen ze mee, keihard, en het volgende houden ze ermee op. McAllen bijvoorbeeld. Goeie vent. Zou er nooit mee ophouden. Was helemaal niet van plan ermee te stoppen, maar even later rent hij over het strand en drukt op de bel.’

   ‘Jij weet dus waarom hij ermee is gestopt?’ vroeg Moore vol twijfel.

   Carmichael knikte. ‘Ik weet waarom al die jongens ermee zijn opgehouden, omdat ze niet aan één uur of één exercitie tegelijk dachten. Ze begonnen te veel over de toekomst na te denken en zich af te vragen hoeveel dagen ze nog moesten lijden, en dat was voor hen de druppel.’

   Moore slaakte een zucht. ‘Misschien heb je wel gelijk.’

 

In week drie maakte de klas kennis met Rock Portage, een exercitie waarbij ze hun zodiac aan een rotsformatie moesten aanleggen. De branding sloeg tegen de stenen als een heavy-metaldrummer en het schuim spatte in zijn ogen toen Carmichael uit de boot stapte met het meertouw om zijn middel gebonden. Hij klom op de rotsen, zocht goed houvast voor zijn laarzen en boog zich naar voren om te voorkomen dat de boot teruggleed in de oceaan. Moore moest de peddels van het team pakken, uit de boot springen, naar de rotsen zwemmen, uit de branding klauteren en hun peddels op het droge brengen. Nadat hij eruit was geklommen, volgden de anderen; iedere man probeerde zichzelf uit het deinende water te hijsen terwijl de golven hen in het gezicht sloegen.

   Daarna schreeuwde Carmichael dat hij hogerop wilde gaan en Moore rende terug om hem te helpen de boot omhoog en over de rotsen te trekken, waarna de anderen eindelijk de branding uit kwamen en kwamen helpen.

   Toen ze eindelijk klaar waren, stonden ze met z’n allen op de rotsen, buiten adem, terwijl de wind het zeewater van hun gezicht blies en hun instructeur hoofdschuddend schreeuwde: ‘Veel te langzaam!’

 

De vierde week was ontzettend zwaar, niet alleen voor de mannen, maar ook voor hun instructeurs. Jongens die het hadden volgehouden, hun uiterste best deden, er niet mee wilden ophouden, nooit, moesten het opgeven, domweg doordat het hen ontbrak aan de noodzakelijke fysieke kwalificaties: het uithoudingsvermogen, het doorzettingsvermogen, de exercities op de O-course, enzovoort. Dit waren mannen die een echte Navy seal hadden kunnen zijn als hun lichaam het had aangekund.

   Moore en zijn zwembuddy Carmichael overleefden de testen in die vierde week en bereidden zich voor op de beruchte, de legendarische, de angstaanjagende Hell Week, vijfenhalve dag continue trainingsexercities, waarin ze in totaal maar vier uur mochten slapen. Niet vier uur slaap per dag, maar vier uur slaap gedurende die vijfenhalve dag! Moore betwijfelde zelfs of het menselijk lichaam zo lang wakker kon blijven, maar zijn surveillant en zijn instructeurs hadden hem verzekerd dat ‘de meesten’ van hen dat zouden kunnen.

   Moore was gekozen als teamleider vanwege zijn aanhoudende en voorbeeldige kundigheid in het water en tijdens het hardlopen. Hij had al laten zien dat hij langer dan alle anderen van zijn klas zijn adem kon inhouden, vlugger kon zwemmen en sneller kon hardlopen. Op de zondagmiddag voordat Hell Week begon, zaten ze allemaal in een van de klaslokalen te wachten, achter slot en grendel. Ze kregen pizza en pasta, hamburgers en hotdogs, en cola. Ze keken naar een paar oude films van Steven Segal en probeerden zich te ontspannen.

   Om ongeveer 23.00 uur trapte iemand de deur van het lokaal open, ging het licht uit en werd overal geschoten. De breakout was begonnen, een gesimuleerd chaotisch gevecht. Moore liet zich op de grond vallen en probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat de mannen met losse flodders schoten, ondanks alle herrie. Een van de instructeurs had een .50-machinegeweer en het wapen maakte zoveel lawaai dat Moore een tweede instructeur amper kon verstaan. De man riep: ‘Hoor je het fluitje? Hoor je het fluitje? Kruip naar het fluitje!’ Dat deden Carmichael en hij, ze kropen het lokaal uit naar de grinder, waar ze een kwartier lang met brandweerslangen werden bespoten en geen instructies kregen. Het enige wat ze konden doen, was hun ogen met hun handen beschermen en proberen uit de straal te kruipen. Ten slotte kregen ze opdracht de branding in te gaan. De instructeurs bleven schieten en Moore zag dat er minstens vierentwintig instructeurs waren opgetrommeld om hen tijdens Hell Week uit te dagen.

   Je moet nooit opgeven, zei hij tegen zichzelf. Nooit opgeven.

   De zware exercities volgden elkaar snel op: work-outs in de branding gevolgd door Log PT, en ze kregen zelfs opdracht om als team de O-course te doen terwijl ze hun boot bij zich hadden. Ze moesten de Rock Portage een paar keer herhalen, waarna ze hun boot naar de mess moesten dragen nadat ze op dag één bijna tien uur lang keihard hadden gewerkt.

   Omdat ze de dag daarvoor te uitgeput waren geweest om te slapen en ze de hele nacht hadden getraind, eiste het slaapgebrek op de ochtend van de eerste dag al zijn tol. Moores hersens raakten in de war en hij riep om instructeur Killian; Carmichael moest hem eraan herinneren dat ze niet meer in indoc waren, maar dat dit het echte werk was, Hell Week. Ze hadden allemaal zware oogleden van de slaap, zeiden dingen die nergens op sloegen en hielden rare gesprekken met geesten in hun hoofd.

   Dit was een groot probleem, vooral voor de teamleiders die goed op hun instructeurs moesten letten. Deze vergaten met opzet bepaalde instructies voor een opdracht te geven om te zien of de teamleiders nog steeds alert waren. Als een teamleider de vergissing merkte en daar de aandacht op vestigde, kreeg het team een taak die veel eenvoudiger was en soms hoefden ze de opdracht helemaal niet te doen.

   Maar Moore was te uitgeput geweest, verloor bijna het bewustzijn, en was absoluut niet in staat om samen met de rest van zijn team een zware balk te verslepen.

   ‘Pak je balk en maak je klaar!’ riep de instructeur.

   De meeste mannen renden terug naar hun balk, maar een paar teamleiders bleven achter. Moore was niet een van hen. Achter zich hoorde hij een van de andere teamleiders vragen: ‘Instructeur, bedoelt u soms dat u wilt dat we onze balk oppakken en hem wet and sandy maken?’

   ‘Ja, dát bedoel ik! Jouw team mag deze taak overslaan.’

   Moore baalde ontzettend. Hij had het verknald en zijn hele team zou daarvoor moeten boeten.

 

Die avond, toen ze bij uitzondering één uur en drie kwartier mochten rusten, legde Moore zijn arm op zijn ogen. Carmichael had gelijk gehad. Moore bleef maar denken aan alle pijn en ellende die hem te wachten stond en aan de druk omdat hij verantwoordelijk was voor de anderen. Ze hadden hem een leiderspositie gegeven en hij had gefaald.

   ‘Hey, bro,’ kwam een stem uit het donker.

   Hij haalde zijn arm weg en zag dat Carmichael over hem heen gebogen stond.

   ‘Je hebt het verknald. Nou en?’

   ‘Je had gelijk. Ik wil ermee stoppen.’

   ‘Nee hoor, echt niet.’

   ‘Ik heb gefaald. Laat me er maar mee stoppen, dan sleep ik de rest van het team niet met me mee. Ik maak het voor ons allemaal een stuk zwaarder.’

   ‘Misschien móésten we die balk wel verslepen.’

   ‘Ja hoor, tuurlijk.’

   Carmichael zei met grote ogen: ‘Luister. Onze training moet zelfs nog zwaarder zijn dan die van de anderen. Als we dit achter de rug hebben, hebben we alle recht om trots te vertellen dat we elke uitdaging zijn aangegaan en dat we die op de zwaarst mogelijke manier hebben uitgevoerd. We hebben niet geprobeerd er zo gemakkelijk mogelijk van af te komen. Wij waren het beste team.’

   ‘Ze hebben niets gezegd, maar ik weet zeker dat de andere jongens mij hier de schuld van geven.’

   ‘Ik heb met ze gepraat. Dat doen ze niet. Ze zijn even kapot als jij. We zijn allemaal zombies, man, vergeet het dus maar.’

   Moore bleef even liggen en zei toen: ‘Ik weet het niet.’

   ‘Luister. Je blijft opletten, maar zelfs als de instructeur een opdracht weglaat, moet je je mond houden.’

   Moore rilde. ‘Je bent gek, man. Dat overleven we niet.’

   Moore overdreef niet. Dit was het einde van de eerste trainingsdag en er waren nog maar vierenveertig jongens over.

   Carmichael zei, nog grimmiger: ‘We zullen een krachtig statement afgeven. Een paar weken geleden hebben ze ons gevraagd ons te committeren aan het soldatenleven. Weet je nog?’

   ‘Ja.’

   ‘We zijn gekomen om te vechten. En we zullen ze laten zien hoe hard we kunnen vechten. Begrijp je?’

   Moore beet op zijn lip.

   ‘Herinner je je dat citaat dan niet meer? We kunnen maar op twee manieren worden verslagen: of we gaan dood of we geven het op. En we geven het niet op.’

   ‘Oké.’

   ‘Dan doen we het dus!’

   Moore balde zijn handen tot vuisten en ging rechtop in zijn bed zitten. Hij keek naar Carmichael, die net als hijzelf bloeddoorlopen ogen, een gehavend en zonverbrand gezicht, handen vol blaren en een schedel vol korsten had. Maar toch zag hij nog steeds een vuur in Carmichaels ogen en op dat moment besloot Moore dat zijn zwembuddy gelijk had, steeds gelijk had gehad. Eén exercitie tegelijk. Geen gemakkelijke uitweg. Geen gemakkelijke dag.

   Moore haalde diep adem. ‘Ik heb het verknald. Maar dat geeft niet. We houden er niet mee op. We zullen ze eens wat laten zien, serieus! We gaan ervoor!’

   En dat deden ze! Ze kropen op de hiba onder prikkeldraad door terwijl ze onder gesimuleerd vuur lagen en overal om hen heen rook vandaan kwam.

   Onder de modder en doodsbang praatte Moore zichzelf moed in. Hij zou niet opgeven.

   Toen kwam het moment, voordat ze vier mijl moesten hardlopen, dat de instructeur een opdracht wegliet. De andere teamleiders reageerden.

   ‘Heb je het alweer gemist, Moore?’ riep de instructeur.

   ‘Nee, dat niet!’

   ‘Waarom zei je dan niets?’

   ‘Omdat dit team geen gratis ritje wil! Dit team is hier gekomen om harder te vechten dan alle andere teams. Dit team heeft daar het lef voor!’

   ‘Lieve god, knaap, dat is indrukwekkend. Daar heb je moed voor nodig. Je hebt zojuist je hele team in het verderf gestort.’

   ‘Nee, master chief, dat heb ik niet!’

   ‘Laat dan maar zien!’

   Het hele team begon te rennen. Het was de vijfde dag van Hell Week, de laatste, en zij renden op vier uur slaap, ze renden alleen op de wilskracht waarvan tot dan toe niemand had geweten dat hij die bezat.

   Maar het lef van Moore en zijn mannen wekte bewondering op, hoorde hij later. Ze moesten nog vaker de vier mijl hardlopen, ’s nachts de Rock Portage uitvoeren, een ‘rondom de wereld’-peddeltocht langs de noordpunt van het eiland en daarna terug naar San Diego Bay en de amfibiebasis. Ze stortten zich in het schuimachtige slijk van de dertig meter lange demo pits (diepe met modder gevulde greppels met daarin een laag zeewater, en in de omgeving rook, explosies en vuur, waar de militairen doorheen moeten, terwijl ze aan alle kanten worden ‘beschoten’) en klauterden er weer uit, als zwarte mannequins met flikkerende ogen.

   ‘In het onwaarschijnlijke geval dat jullie de volgende twee dagen echt doorkomen, staat er een heerlijke maaltijd op jullie te wachten,’ riep een van de instructeurs.

   ‘We hoeven nog maar één dag!’ schreeuwde Moore.

   ‘Nee, jullie moeten er nog twee.’

   De instructeurs logen hen voor, probeerden hen in verwarring te brengen, maar Moore trok zich er niets van aan.

   Ze moesten in de ijskoude branding blijven tot ze bijna onderkoeld waren. Ze werden eruit getrokken, kregen warme soep, en werden er weer in gegooid. Jongens verloren het bewustzijn, werden gereanimeerd en het water weer in gestuurd. Moore en Carmichael verloren de moed niet.

   Toen het laatste uur gekomen was, toen Moore en Carmichael en hun klasgenoten dachten dat ze doodgingen, kregen ze opdracht de Stille Oceaan uit te komen en in het zand te gaan rollen. Daarna brulde hun surveillant dat ze zich moesten verzamelen.

   En zodra ze bij elkaar stonden, knikte hij langzaam.

   ‘Kijk allemaal om je heen! Kijk naar links. Kijk naar rechts. Jullie zijn klas 198. Jullie zijn de soldaten die het hebben overleefd dankzij jullie teamwork. Klas 198 heeft Hell Week afgesloten!’

   Moore en Carmichael lieten zich op hun knieën vallen, met tranen in de ogen. Moore had zich nooit eerder zo uitgeput gevoeld, zo emotioneel overweldigd. Het gejuich, gefluit en geschreeuw van slechts negenendertig mannen klonk als het geluid van honderdduizend Romeinen voordat ze in de aanval gingen.

   ‘Frank, buddy, ontzettend bedankt!’

   Carmichael snauwde: ‘Je hoeft me niet te bedanken.’

   Ze schoten in de lach en Moore voelde vreugde, pure onvervalste vreugde omdat hij het echt had gered. De rillingen liepen hem over de rug. Hij dacht dat hij viel toen de wereld begon te schudden, maar het was Carmichael maar die hem overeind hielp.

   Later werd Moore Honor Man van klas 198, omdat hij zijn klasgenoten had geïnspireerd om door te gaan toen zij het wilden opgeven. Carmichael had hem geleerd hoe hij dat moest doen en toen Moore tegen zijn zwembuddy zei dat híj Honor Man had moeten worden, glimlachte Carmichael alleen maar. ‘Jij bent de meest onverzettelijke man van ons beiden. Alleen door naar jou te kijken, heb ik het kunnen volhouden.’

 

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml