26
Aanvallen
Appartementengebouw La Estancia
Juárez, Mexico
Gloria Vega had van Towers gehoord dat de Sinaloa’s niet verantwoordelijk waren voor de moord op Johnny Sanchez en zijn vriendin. Towers zei tegen haar dat Moore, die nu in het zuidoosten van Mexico was, had verteld dat leden van het Guatemalaanse doodseskader, de Avenging Vultures, de journalist hadden vermoord.
Toen Vega tegen Gomez zei dat zij dacht dat de Guatemalanen misschien verantwoordelijk waren voor de moord, had inspecteur Gomez dat met een achteloos gebaar terzijde geschoven. ‘Johnny schreef over de kartels en daar heeft hij voor moeten boeten. De Sinaloa’s hebben dit gedaan. Zo is het en niet anders.’
Maar de oude man was bleek geworden en had haar een tijdje met een bezorgde blik aangekeken. Daarna had hij gezegd dat hij naar huis ging en dat zij dat ook zou moeten doen.
Na de rel voor het politiebureau had Vega tegen Gomez gezegd dat ze hem vertrouwde, dat ze bang was dat iedereen om haar heen corrupt was en dat ze alleen maar het juiste wilde doen.
‘En als het nou juist is om de andere kant op te kijken?’ had hij haar gevraagd. ‘Stel dat je je realiseert dat we niets kunnen doen om dat te veranderen en dat we soms vuur met vuur moeten bevechten?’
Ze had hem alleen maar aangekeken.
Hij had haar handen gepakt. ‘Jij hebt gezien wat ik heb gezien. En nu weet je wat ik weet.’ En daarna deed hij iets waar ze ontzettend van was geschrokken. Hij liet haar handen los en omhelsde haar stevig. Daarna liet hij haar los en zei met tranen in zijn ogen: ‘Het spijt me dat je de waarheid hebt moeten zien. Het is een bittere waarheid, maar die moeten we accepteren.’
Toen ze de sleutel in het slot van haar appartement stak, voelde ze dat er iets niet in orde was. De sleutel gleed niet zo soepel in het slot als anders. Ieder ander had dit misschien beschouwd als een irritant voorval, maar Vega was zich heel goed bewust van haar omgeving, vooral nu ze in Juárez was waar het haar dood kon betekenen als ze kleine dingen niet opmerkte. Ze haalde diep adem en vroeg zich af of iemand had geprobeerd het slot open te breken.
Ze trok haar wapen, opende de deur en stapte naar binnen.
Geschuifel van voeten, en toen...
De man viel haar van achteren aan, en probeerde een draad om haar hals te slaan. Hij kreunde. Maar daar was haar hand al, instinctief, voordat de draad haar keel zelfs maar had geraakt, maar hij sneed in de palm van haar hand toen ze zich vliegensvlug omdraaide en hem met zich mee sleurde.
De hal was nog steeds donker en ze kon niet achteromkijken om te zien wie het was. Het enige wat ze kon doen, was haar arm om haar middel buigen en schieten, twee keer, tot de draad slap werd en zij gilde en naar voren dook, zich omdraaide en nog een keer schoot.
Door het raam in de woonkamer scheen wat licht naar binnen, en daardoor kon ze hem zien: hij was ongeveer even lang als zij en droeg een spijkerbroek, een grijs sweatshirt en een bivakmuts. Hij lag op de grond, met een schotwond in zijn borst.
Ondanks haar zware ademhaling, de geur van buskruit en het speeksel in haar mond, hoorde ze toch nóg een geluid, uit de slaapkamer. Een tweede man? Daar was het weer, het was het slot van het slaapkamerraam. Iemand probeerde naar buiten te klimmen.
‘Blijf staan!’ schreeuwde ze. Ze rende de slaapkamer in en zag nog net dat een man, net zo gekleed als de eerste, door het raam probeerde te ontsnappen. Hij had zijn maatje moeten helpen, maar was bang geworden, en Vega zat zo vol adrenaline en was zo bang dat hij zich zou omdraaien met een wapen in de hand, dat ze de resterende kogels in haar magazijn op de man afvuurde. Hij viel achterover, terug in de slaapkamer. Instinctief haalde ze het lege magazijn uit haar pistool en stopte er een nieuwe in, allemaal binnen een paar seconden.
Daarna rende ze naar het lichtknopje, deed het licht aan en onderzocht de rest van haar appartement, de inloopkast, de badkamer. Leeg. Ze hadden twee man gestuurd, in de verwachting dat het een eenvoudig klusje zou zijn om één agente te doden. Ze stond even stil en haalde rustig adem.
En toen begon ze te vloeken. Want op het moment dat ze haar ademhaling onder controle had, begon ze te huilen.
Ze pakte haar mobiele telefoon en belde Towers. ‘Ik wil van deze verdomde zaak worden gehaald. Ik wil hier weg. Nu meteen.’
‘Ho eens even, rustig aan. Vertel het maar.’
Ze verbrak de verbinding, wachtte even en belde toen de politie. Ik geef het niet op, zei ze tegen zichzelf. Maakt niet uit wat ik zeg, maar ik geef het niet op.
Terwijl ze vertelde wat er was gebeurd, werd er op de voordeur geklopt, waarschijnlijk de huisbaas of een bezorgde buur.
De telefoon ging: Towers belde terug. Ze antwoordde: ‘Twee mannen hebben me net in mijn appartement overvallen. Ik heb ze allebei gedood.’
‘Dan halen we je daar weg.’
‘Nee.’
‘Maar zonet zei je...’
‘Ik weet wat ik zei. Ik ga dit afmaken. Ik wil Gomez zelf arresteren.’
‘Goed dan, hou vol. Ik zal een paar sensoren in je appartement laten aanbrengen. Dit zal niet nog een keer gebeuren.’
‘Dat weet ik niet zo zeker. Gomez heeft die klootzakken op me af gestuurd om me te vermoorden. Hij weet het...’
‘Je moet het nog even volhouden, want als we hem te pakken nemen, kunnen we de rest ook te pakken krijgen. Grote arrestatiegolf, net als in Puerto Rico, maar we kunnen het niet overhaasten, nog niet...’
‘Ik hoop maar dat ik lang genoeg leef,’ snauwde ze. ‘Goed, ik moet ophangen. Ze staan op mijn deur te bonzen, en er zijn een paar units op weg hiernaartoe...’
San Cristóbal de las Casas
Chiapas, Mexico
Dante Corrales werd nog steeds gekweld door het beeld van zijn vader, met het brandende hotel op de achtergrond. Hij lag in bed, met zijn schouder dik in het verband, zijn linkerarm in een mitella. Hij toetste een nummer in, maar er werd niet opgenomen. Er kwam ook geen voicemail, dus hij liet de telefoon eindeloos overgaan.
‘Neemt hij nog steeds niet op?’ vroeg Pablo die op een stoel zat vlak bij de deuren naar de veranda.
‘Stel dat ze proberen Miguel te bellen? Stel dat ze al weten dat er iets aan de hand is?’
‘Als je Castillo belt en hem de waarheid vertelt, weet je wat hij gaat zeggen...’
‘Hij zal ervan uitgaan dat ik op de vlucht sla. Dan zullen ze achter me aan komen en me doden. Dat kan ik niet.’
‘Dante, waarom ben je zo bang? Zo heb ik je nog nooit meegemaakt. Kom op. We kunnen dit wel oplossen.’
‘Waarom ik zo bang ben? Heb je verdomme enig idee wat er nu gaat gebeuren?’
‘Nee.’
Hij vloekte, eerst zwijgend, maar toen hardop. ‘Shit. Ik had die klootzak van een Salou moeten betalen, maar hij is een ongelooflijke lul en hij mag blij zijn dat hij al een aanbetaling heeft gekregen.’
‘Heb je het geld?’
Corrales schudde zijn hoofd. ‘Allang op.’
‘Had je dan niet verwacht dat ze je achterna zouden komen om de rest te halen?’
Corrales glimlachte bijna. ‘Ik wist wel dat ze dat zouden doen, maar ik dacht dat ik tegen die tijd dankzij die transporten wel wat extra geld zou hebben. Maar daar zijn we ook belazerd...’
Corrales’ telefoon ging, een nummer dat hij niet kende.
‘Hallo?’
‘Corrales, mijn vriend, ik zag dat je hebt geprobeerd me te bellen. Ik ben zo blij dat we eindelijk je aandacht hebben kunnen trekken.’
Hij verstijfde. Dit was Salou, en de klootzak klonk ongelooflijk overmoedig. ‘Pas op je woorden,’ zei Corrales tegen hem. ‘Een verstandige raad.’
‘Ik ben teleurgesteld.’
‘Dat weet ik. Ik zal het goedmaken.’
‘Drie keer mijn oorspronkelijke schatting.’
‘Oké. En je weet wat ik wil.’
‘Natuurlijk.’
‘Waar ben je?’
‘O, Corrales, je weet toch dat ik je dat niet kan vertellen. Vertel me maar waar jij bent, dan stuur ik een auto.’
‘Dit kost even tijd. Vierentwintig uur, minstens.’
‘Het spijt me, Corrales, maar je denkt toch niet dat ik je vertrouw, na wat je hebt gedaan? Dus nee, ik heb geen vierentwintig uur. Ik heb tot middernacht. Oké?’
‘Dat red ik niet.’
‘Natuurlijk wel. We kunnen dit wel elektronisch afhandelen. Ik heb alle informatie die je nodig hebt.’
Maar Corrales was niet van plan de man op die manier te betalen; hij wilde aan contanten zien te komen, zodat hij het geld kon begraven, het voor Castillo verborgen kon houden. Een dergelijk bedrag zou hij van een van de bankrekeningen van het kartel moeten halen, en door zo’n grote kasopname zou Castillo onraad ruiken.
‘Ik kom het geld wel brengen,’ zei Corrales. ‘Tegen middernacht.’
‘Nee, zoals ik al zei stuur ik een mannetje naar je toe zodra je klaar bent. Geen spelletjes meer, Corrales.’
‘Ik begrijp het.’
‘Dat hoop ik. Dit is je laatste kans. Ik weet dat je heel veel spijt hebt van je fout en ik zal je nog één keer helpen, omdat ik daar baat bij heb. Anders, moge God je bijstaan... Moge God je bijstaan...’
Corrales hing op en keek naar Pablo. ‘We hebben hier zo snel mogelijk heel veel geld nodig. Neem contact op met Hector en zeg tegen La Familia dat we een lening nodig hebben.’
‘Nu gaan we dus geld van een ander kartel lenen?’ vroeg Pablo.
‘Geen vragen! Gewoon doen!’ Corrales vertrok zijn gezicht toen het geklop in zijn schouder veranderde in een doordringende pijn.
Medisch Centrum Jorge Rojas
Mexico City, Mexico
Op de parkeerplaats van een splinternieuw gebouw van vijf verdiepingen hadden zich ongeveer tweehonderd mensen verzameld. Jorge Rojas stond achter een lessenaar, rechtte zijn schouders en glimlachte nog eens naar de raad van bestuur, de directie en de tientallen kantoormedewerkers die waren ingehuurd om dit ambitieuze streven te leiden. Er was ook een handjevol lokale journalisten aanwezig om verslag te doen van deze historische openingsceremonie.
Rojas was onverwacht aanwezig bij deze ceremonie (in eerste instantie had hij afgezegd omdat hij op reis zou zijn), maar hij was eerder teruggekeerd uit Colombia en had op het laatste moment besloten dat hij het veiligheidsrisico wel wilde nemen en tijdens dit evenement een korte toespraak zou houden.
Hij was in een konvooi van zes kogelvrije suv’s gearriveerd en zijn team van twintig man, discreet gekleed in pakken van Somoza en goed bewapend, had de omgeving afgezet. Op dit moment rondde hij zijn toespraak af: ‘Zoals ik al zei, is het huidige medische model gebrekkig. Wij hopen dat we ons dankzij voorlichting en een betere toegang tot medische behandeling vooral met preventieve geneeskunde kunnen bezighouden. Deze benadering is gericht op de patiënt in plaats van op het stelsel van gezondheidszorg. We willen alle inwoners van Mexico − en eigenlijk iedereen in Latijns-Amerika − aanmoedigen om een proactievere rol in hun eigen gezondheidszorg te spelen. Dat willen we doen door andere non-profitorganisaties te helpen en beurzen te verstrekken aan studenten, hoogleraren, onderzoekers en andere gezondheidszorgprofessionals. Ik heb dit instituut opgericht met maar één doel voor ogen: mensen helpen om beter en langer te leven. Goed, zal ik nu dit lintje maar eens doorknippen? Want volgens mij zie ik daar churros en koffie voor ons allemaal!’
Het publiek lachte.
Rojas stapte van het podium af, pakte een grote schaar en knipte onder luid applaus het lintje door. Hij wilde dat hij als hij zich nu omdraaide de stralende blik van zijn vrouw zou zien, maar in plaats daarvan stond Alexsi achter hem. Ze was zoals altijd een prachtige verschijning in haar designerjurk en juwelen, maar bovenal een mannequin en niet de goede gesprekspartner die zijn vrouw was geweest. Naast haar stond Castillo; hij legde een hand op zijn bluetooth-ontvanger en praatte zacht met de andere leden van hun bewakingsteam.
Voordat Rojas weg kon lopen zodat de directeur van de nieuwe instelling een paar woorden kon spreken, drong een verslaggeefster van xew-tv, Ines Ortega, een vrouw van middelbare leeftijd die Rojas al verschillende keren had geïnterviewd en wier vragen hem heel vaak irriteerden, naar voren en drukte hem een microfoon onder de neus.
‘Señor Rojas, u bent een van de rijkste mensen ter wereld en uw invloed is overal merkbaar. Ik kan met mijn door Rojas bestuurde mobieltje bellen terwijl ik boodschappen doe in een supermarkt die uw eigendom is en deze betalen met geld dat ik op een rekening bij een van uw banken heb staan. Als ik daarmee klaar ben, kan ik een kop koffie drinken in een restaurant dat van u is. U bent moeilijk te ontlopen.’
‘Ik vind het fijn om mensen te helpen,’ zei hij. ‘Als u geen vragen meer hebt...’
‘Maar die heb ik wel. Wat is uw reactie als mensen u hebzuchtig noemen? Veel mensen in het land lijden honger, terwijl u rijker wordt doordat uw bedrijven nooit failliet lijken te gaan...’
‘Dit is mijn reactie,’ zei hij met een gebaar naar het medische complex. ‘We doen zoveel we kunnen om iets terug te geven aan de samenleving. Er zal altijd kritiek zijn, maar de feiten spreken voor zich. Als u het over rijkdom wilt hebben, dan geloof ik dat die beschermd moet worden om ten goede te komen aan toekomstige generaties. Daarom is het ook zo belangrijk dat mijn bedrijven floreren. Ik ben hier niet om mezelf nog rijker te maken. Ik ben hier om onze mensen en onze president te helpen aan de behoeften van dit land tegemoet te komen. En als de mensen dat hebzuchtig noemen, dan is dat een verkeerde interpretatie van mijn bedoelingen.’
Vanaf de achterste rij van de groep klonk een knal − niet luider dan een voetzoeker − en Rojas had vrijwel meteen het gevoel dat iemand hem een harde stomp tegen zijn borst gaf. Hij verloor zijn evenwicht, stak zijn hand uit naar de trapleuning achter hem, maar greep mis. Hij viel op de trap en zijn elleboog klapte hard tegen het beton.
Er brak een volstrekte chaos uit, sommige mensen begonnen te gillen, terwijl anderen naar de geparkeerde auto’s renden en weer anderen zich op de grond lieten vallen. Iedereen zocht dekking, maar dat gold niet voor Fernando Castillo. Hij zag de man die had geschoten − die had helemaal achteraan gestaan − en hij achtervolgde de man, terwijl de rest van het bewakingsteam hem omsingelde.
Vanuit zijn ooghoek zag Rojas dat Castillo langs hem heen rende en even later op de man schoot die op de grond viel voordat hij bij een pick-up was die achteraan op de parkeerplaats stond, onder twee grote eiken. Castillo rende naar de gevallen schutter toe en schoot nog eens twee kogels in zijn hoofd. Rojas werd kwaad, want het had heel nuttig kunnen zijn als ze de man hadden kunnen ondervragen, want een publieke figuur zoals hij had veel vijanden. Misschien was dit wel een bezorgde inwoner van de stad die was doorgedraaid en had besloten iemand te vermoorden over wie hij iets had gelezen of die hij op tv had gezien.
Zowel Alexsi als de verslaggeefster Ines stond naast Rojas toen hij zijn hand in de binnenzak van zijn colbertje stak en de kogel eruithaalde die in het flexibele inzetstuk was geslagen. Hij liet hem aan de twee vrouwen zien. ‘Goddank voor deze beschermende kleding,’ zei hij.
‘Je zult Felipe in Colombia moeten bellen en hem dit vertellen,’ zei Alexsi.
Ze hielpen hem overeind, waarna een stuk of zes mensen, onder wie zijn raad van bestuur, naar hem toe kwamen en vroegen hoe het met hem ging.
Hij liep weer naar de lessenaar, toen in de verte het geluid van sirenes hoorbaar werd. ‘Ik ben niet dood,’ riep hij. ‘Net zomin als de droom die we hier hebben gerealiseerd!’
Toen de menigte dat hoorde, begon iedereen te juichen.
Toen Rojas daarna op de achterbank van zijn kogelvrije Mercedes zat, keek hij naar de televisiebeelden die de nieuwsploeg had gemaakt. Het verhaal werd overgenomen door alle belangrijke nieuwszenders: Associated Press, bbc News World Edition, Reuters en United Press International. Elke nieuwszender in Mexico en de Verenigde Staten zond het verhaal uit of was van plan dit te doen, wist Rojas.
Hij belde Miguel nog eens. Geen reactie. Voicemail.
‘Geen bericht van mijn zoon. Geen bericht van Sonia,’ zei hij tegen Castillo.
‘Ook geen bericht van Dante, maar we moeten hen wat tijd geven,’ zei Castillo. ‘Misschien hebben ze geen bereik; dat zou verklaren waarom niemand opneemt.’
‘Je hebt gelijk. Ik zou me geen zorgen moeten maken, maar als Miguel op het nieuws ziet wat er is gebeurd, wordt hij natuurlijk ongerust.’
‘Hij belt u wel,’ zei Castillo. ‘Oké, meneer, weet u zeker dat u niet naar het ziekenhuis wilt?’
‘Breng ons maar gewoon naar huis.’
Alexsi legde haar hand op de zijne en zei: ‘Alles is in orde, lieve schat. Wat fijn dat je altijd zo voorzichtig bent. En ik zal niet klagen als je weer een keer naar Colombia gaat.’
Hij grijnsde even en probeerde rustig te worden.
Fronsend vroeg ze: ‘Waarom denk je dat die gek je wilde vermoorden? Gewoon uit jaloezie? Na alles wat je voor het land hebt gedaan? Ik kan gewoon niet geloven dat er zoveel haat is in de wereld.’
‘Geloof het maar wel,’ zei hij en hij keek door het getinte raampje naar buiten. Ze reden naar de snelweg, naar Cuernavaca en zijn herenhuis in de buitenwijken. Opeens riep hij: ‘Ik wil weten wie die vent was!’
‘Natuurlijk,’ zei Castillo. ‘Daar werk ik al aan. De detectives bellen me zodra ze iets weten.’
‘Oké, uitstekend,’ zei hij en hij dwong zichzelf tot kalmte. Hij slaakte een diepe zucht toen hij zag dat hij een sms van Miguel kreeg.
Hij tikte op het beeldscherm van zijn telefoon, omdat de sms geen tekst bevatte, maar alleen een bijlage. Het was een video. Hij dubbelklikte op het video-icoon, draaide zijn telefoon horizontaal en zag op het brede beeldscherm eerst Sonia... en daarna Miguel...
Rojas snakte naar adem. ‘Fernando! Stop de auto! Stop!’
Er kwam een man in beeld met een hakmes.
‘Niet kijken,’ zei Sonia. ‘Gewoon niet kijken.’
Rojas’ handen begonnen te trillen. ‘Nee!’
Particuliere landingsstrook
Ongeveer 1.600 km ten zuiden van Mexicali
Het was bijna donker tegen de tijd dat ze hun spullen en al hun mensen in de beide trucks hadden geladen. Volgens het logo op de zijkanten van een van de bussen, was de bestelbus van een loodgietersbedrijf, en de andere van een vistransportbedrijf − de laadruimte stonk naar vis en krabben. Samad en zijn mannen vertrokken hun gezicht toen ze instapten, maar ze hadden nu eenmaal niets anders. Samad was, ondanks de beperkingen ervan, Allah toch dankbaar.
Samad dacht dat ze ongeveer achttien uur moesten rijden met een gemiddelde van negentig kilometer per uur. Daarom waarschuwde hij zijn mannen dat de komende twee dagen in de bus lang en zwaar zouden zijn. Talwar en Niazi, die in de andere bus zaten, zeiden dat ze hun best zouden doen om de mannen rustig te houden en hun zouden vertellen dat ze alleen naar het toilet konden als ze stopten om te tanken. Met zo’n grote groep zou dat vrij veel tijd kosten.
Ze hadden echter nog maar dertig kilometer gereden toen de andere bus aan de kant van de weg stopte omdat ze een lekke band hadden. Gefrustreerd hief Samad zijn handen in de lucht. Ja, ze hadden een reserveband en ja, ze konden hem verwisselen, maar vele mannen wachtten al op hen in de Verenigde Staten; zijn maag verkrampte en hij balde zijn vuisten door de vertraging. De Mexicaanse chauffeurs schreeuwden in het Spaans tegen elkaar terwijl ze de lekke band verwisselden. Samad merkte dat een van de chauffeurs twijfels kreeg. Hij liep naar de man toe, ging op zijn hurken naast hem zitten en zei in het Spaans tegen hem: ‘We vertrouwen erop dat je ons naar onze bestemming brengt. Dat is het enige wat je moet doen. Om je geld te krijgen. Om te blijven leven. Begrepen?’
De man slikte en knikte.
In de verte vloog een vliegtuig over.
Samad keek omhoog en zag dat hij in een grote roze wolk verdween.