17
Sommige mensen hebben geld en wapens
Rojas’ Boeing 777
Onderweg naar Bogotá, Colombia
Jorge Rojas staarde afwezig door het ovalen raampje naar buiten en slaakte een zucht. Ze vlogen nu op een hoogte van twaalfduizend meter en het lawaai van de Rolls-Royce Trent 800-motoren van zijn Boeing 777 was in de goed geïsoleerde cabine gereduceerd tot een zacht gebrom. Dat was opvallend, omdat de 777 de grootste turbofanmotoren had die een vliegtuig maar kon hebben; dat kon ook haast niet anders, gezien de kosten. Hij had bijna driehonderd miljoen dollar betaald voor dit vipvliegtuig, het grootste tweemotorige straalvliegtuig ter wereld dat vaak de ‘drie maal zeven’ werd genoemd. Hij kon bijna de halve wereld rondvliegen voordat hij moest landen om te tanken. Als hij haast had, konden zijn piloot en copiloot, ervaren en gerenommeerde piloten van de Mexican Air Force, hem met een snelheid van 950 km/u van A naar B vliegen. Het vliegtuig was, net als Rojas’ vele huizen, een bewijs van zijn succes en bovendien een fantastisch toevluchtsoord. Nadat hij het vliegtuig in ontvangst had genomen, was hij ermee van de Boeing-fabriek in Seattle naar de Lufthansa-basis in Hamburg gevlogen waar het was voorzien van een compleet op maat gemaakte cabine volgens zijn specifieke en ambitieuze wensen. Hoewel hij vijftig eersteklaspassagiers kon vervoeren, was het grootste deel van het vliegtuig veranderd in zijn huis en kantoor in de lucht, inclusief een grote slaapkamer. De travertijnen badkamer had een zeskoppige douche, een vierpersoonssauna en een bubbelbad. Het kantoor was ingericht met antieke Franse meubels die aan de vloer waren vastgeschroefd. Zelfs zijn boekenplanken hadden rekjes die voorkwamen dat de boeken eraf konden glijden. Hoewel de meubels oud waren, was de apparatuur modern: printers, scanners, computers, een wifi-netwerk, webcams en alle andere apparatuur die hij dacht nodig te hebben. Tegenover zijn bureau stond een vergadertafel met een breedbeeldtelevisie en een projectiescherm. Eromheen stonden met leer beklede, luxe stoelen die door zijn gasten werden bewonderd. Naast het kantoor was een mediaruimte met nog een breedbeeldtelevisie, een grote bank en relaxfauteuils, maar ook een grote bar bemand door Hans DeVaughn, winnaar van de World Class Bartender Competition die Rojas had gerekruteerd toen hij in Spanje was. De World Class Bartender Competition werd beschouwd als de Oscar van de barkeepers en Hans had met zijn kennis, vaardigheden en creatieve flair meer dan zesduizend barkeepers uit vierentwintig verschillende landen achter zich gelaten. In feite had Rojas al zijn zeven barkeepers tijdens zakenreizen in Europa gevonden en ze hadden allemaal hun eigen relatief kleine, maar functionele verblijf met een douche en een couchetteachtig bed voor langere reizen. Ten slotte bevatte het vliegtuig nog een keuken met convectieoven en fornuis, een bijzondere ruimte die zijn chef-kok J.C., die al jarenlang voor hem werkte, had helpen ontwerpen. De man had erop gestaan dat zijn keuken volledig werd ingericht, waar ze maar naartoe gingen. Een paar van Rojas’ zeer speciale vips hadden opgemerkt dat ze de Amerikaanse Air Force One maar armoedig vonden vergeleken met Rojas’ vliegende paleis. De koning van Jordanië had schertsend gezegd dat hij het een teleurstelling vond dat er geen zwembad aan boord was.
‘Lach maar niet,’ zei Rojas. ‘De Russen hadden een zoutwaterzwembad aan boord van hun Typhoon-klasse onderzeeërs. Maar ik kan u verzekeren dat mijn volgende vliegtuig groter zal zijn, en dan zorg ik voor uw zwembad.’
‘Niet nodig, hoor. Alles wat er wel is, is al spectaculair genoeg.’
Rojas bevond zich inderdaad in een cocon van duur leer en glanzend gewreven houten accenten, J.C. maakte een uitgebreid diner voor hem klaar en bovendien had hij meer geld dan hij in duizend levens kon opmaken. Ja, zelfs de Noord- en Zuid-Amerikaanse beurzen stonden hoger dan de afgelopen vijf maanden het geval was geweest. Het leven was geweldig. Hij zou dus niet zo somber moeten zijn.
Helaas werd Miguel te snel volwassen. Hoewel Rojas had meegeholpen een leuke vriendin voor de jongen te vinden, had hij daar nu wel een beetje spijt van, want dit meisje − dat hem zo erg aan zijn geliefde Sofia deed denken − zou nu het middelpunt van Miguels leven worden. Rojas glimlachte. Hij voelde gewoon de pijn die elke vader voelde als hij zich realiseerde dat zijn zoon onafhankelijk van hem werd. Dat was alles. Dat was logisch en daar zou hij zich niets van moeten aantrekken. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Als hij hen samen zag, zo jong en levendig en knap, zag hij in gedachten zichzelf en Sofia. Hij was jaloers, natuurlijk, jaloers op zijn zoons jeugd en het feit dat hij iemand had gevonden om van te houden, terwijl Rojas de liefde van zijn leven was kwijtgeraakt. Was het verkeerd om dit te voelen? Was het verkeerd om jaloers te zijn op je eigen zoon?
Tegenover hem zat Jeffery Campbell, een oude vriend van de usc en oprichter van Appstarr, een bedrijf dat zich bezighield met applicaties voor verschillende platforms voor mobiele telefoons. Campbell had miljoenen verdiend en breidde met behulp van Rojas zijn zaken uit naar Zuid-Amerika. Ze hadden samen gevoetbald en waren ooit uit geweest met een stel tweelingzusjes, wat op de campus opschudding had veroorzaakt omdat bijna alle studenten verliefd op hen waren.
‘Volgens mij ben je diep in gedachten,’ zei Campbell.
Met een zwakke glimlach zei Rojas: ‘Niet zo diep. Hoe gaat het?’
‘Redelijk. Ik heb altijd gedacht dat ik eerder zou sterven dan hij. Het is niet gemakkelijk je broertje te begraven.’
Die laatste zin raakte Rojas. ‘Natuurlijk niet.’
Campbells broer, die op de universiteit had gesport en nog nooit een sigaret had gerookt, had longkanker gekregen en was plotseling overleden. Hij was achtendertig geworden. Zijn artsen vermoedden dat hij was blootgesteld aan verrijkt uranium toen zijn M1A1 Abrams-tank in Irak op een bermbom was gereden, maar het zou moeilijk zijn dat te bewijzen, en een schadeloosstelling van het leger krijgen zou nog moeilijker zijn.
Rojas’ oudere broer was overleden toen hij nog maar zeventien was en Rojas vijftien. Ze waren opgegroeid in Apatzingán, in die tijd een veel kleiner stadje in de staat Michoacán in Zuidwest-Mexico. Hun vader was boer en rancher geweest die in het weekend voor een bedrijf werkte met vestigingen in enkele steden, en waarvoor hij landbouwwerktuigen en taxi’s repareerde. Hij was een breedgeschouderde man met een dikke snor en een geelbruine vilten hoed, waarvan sommige mensen weleens voor de grap zeiden dat hij die waarschijnlijk zelfs in bed droeg. Hun moeder, die met haar grote bruine ogen en dikke wenkbrauwen zo kon kijken dat Rojas er de rillingen van kreeg, ploeterde eindeloos op de boerderij en hield hun huis perfect schoon. Zijn ouders hadden hem een arbeidsethos meegegeven waardoor hij zich nergens door liet afleiden, maar waardoor hij ook weinig geduld kon opbrengen voor mensen die nonchalant in het leven stonden.
Het was een koele en heldere nacht geweest, er kwam een stevige wind vanaf de bergen en het hek zwaaide heen en weer, doordat het slot doorgeroest was. De drie gangsters stonden, van achteren beschenen door de afnemende maan, te wachten op Rojas’ broer Esteban. Ze droegen donkere kleren als de wrede man met de seis. De langste stond iets achteraf, als een wachtpost die het tafereel moest opnemen met een blik die machtiger was dan die van hem.
Rojas stapte de veranda op en greep zijn broer bij de pols. ‘Geef het toch gewoon terug!’
‘Dat kan niet,’ zei Esteban. ‘Ik heb het al uitgegeven.’
‘Waaraan dan?’
‘Aan de reparatie van de trekker en de waterleiding.’
‘Ben je zo aan dat geld gekomen?’
‘Ja.’
‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg Rojas schor.
‘Kijk toch eens naar ons! We zijn keuterboertjes! We werken dag en nacht, en waarvoor? Voor bijna niets! Zij werken voor het kartel en verdienen in vijf minuten wat wij in een hele maand verdienen. Het is niet eerlijk.’
‘Dat is zo, maar toch had je het niet moeten doen!’
‘Je hebt gelijk, ik had hun geld niet moeten stelen, maar dat heb ik wel gedaan. En nu is het te laat. Dus nu moet ik met hen praten. Misschien kan ik een klusje voor hen doen.’
‘Blijf hier.’
‘Ik moet dit afhandelen. Ik kan niet meer slapen. Ik moet een deal met ze sluiten.’
Esteban trok zijn arm los en liep de trap van de veranda af, over het zandpad naar het hek.
Rojas zou hem in zijn nachtmerries dat stukje keer op keer zien lopen. Hij onthield elke stap, elke beweging en elke schaduw op het corduroy jasje van zijn broer. Esteban trok zenuwachtig aan de manchetten van zijn jasje, hield de stof stevig vast. Rojas had altijd tegen zijn oudere broer opgekeken, en had hem nooit eerder bang gezien.
Maar zijn handen die aan zijn mouwen plukten en zijn loopje, zorgvuldig afgemeten, en zijn laarzen drukten dieper in de aarde dan anders... Daardoor wist hij dat zijn held, zijn beschermer, de jongen die hem had leren vissen, over rotsen springen en trekker rijden heel erg bang was.
‘Esteban!’ riep Rojas.
Zijn broer draaide zich snel om en hief zijn wijsvinger. ‘Blijf op de veranda!’
Rojas wilde niets liever dan met zijn broer meelopen of naar binnen rennen om hun ouders te alarmeren, maar zij waren naar de stad gegaan om hun trouwdag te vieren, en Rojas’ vader had trots verkondigd dat hij genoeg geld had gespaard om zijn vrouw op een duur etentje te kunnen trakteren.
Een van de gangsters zei iets tegen Esteban, die kortaf antwoordde, met overslaande stem. Esteban was vlak bij het hek en vreemd genoeg weigerden de gangsters zelf de tuin in te komen, alsof een of andere kracht hen tegenhield.
Pas toen Esteban het hek openduwde en op het zandpad stapte, gingen ze om hem heen staan. Rojas dacht aan het geweer dat zijn vader onder zijn bed had liggen. Hij overwoog ernaartoe te rennen en al die gemene jongens in het gezicht te schieten. Hij kon het niet langer aanzien dat zijn broer door deze cabrones werd lastiggevallen.
Hij dacht aan het snoep dat Esteban de week ervoor mee naar huis had genomen, een echte luxe voor hen, en hij realiseerde zich dat zelfs dat snoep met het gestolen geld was betaald.
‘Hier,’ had Esteban gezegd. ‘Ik weet hoe gek je bent op chocolade.’
‘Bedankt! Ik kan gewoon niet geloven dat je dit hebt gekocht!’
‘Ik weet het, ik ook niet!’ Toen alle chocolade op was en ze op hun stapelbed naar het plafond lagen te kijken, had Esteban gezegd: ‘Je mag nooit bang zijn, voor niemand, Jorge. Mensen zullen proberen je te intimideren, maar niemand is beter dan een ander. Sommige mensen hebben geld en wapens. Dat is het enige verschil. Niet bang zijn. In dit leven moet je een vechter zijn.’
‘Ik weet niet of el padre het daarmee eens is,’ had Rojas gezegd. ‘Hij heeft gezegd dat we bang moesten zijn voor de bendes.’
‘Nee! Je mag nooit bang zijn.’
Maar Rojas was wel bang, banger dan ooit, nu hij de gangster tegen zijn broer hoorde schreeuwen.
De kleinste gaf Esteban een duw, maar hij duwde terug en schreeuwde: ‘Ik betaal het geld wel terug!’
Daarna had de langste, de wachtpost die iets achteraf was blijven staan en geen woord had gezegd, een pistool uit zijn zak gehaald.
Rojas snakte naar adem, verstijfde, stak zijn hand uit...
Hij deinsde achteruit toen hij het schot hoorde en zag dat Estebans hoofd opzij klapte en dat hij op de grond viel.
Zonder een woord te zeggen rende Rojas het huis in, naar de slaapkamer van zijn vader. Hij greep het geweer en rende weer naar buiten.
De drie gangsters renden al over de akker, naar de maan die laag aan de horizon stond. Rojas rende langs het hek en schreeuwde hen iets achterna. Hij vuurde het geweer twee keer af, het geluid weerkaatste tegen het huis en de heuvels. De gangsters waren al ver buiten bereik. Rojas vloekte en bleef hijgend staan.
Daarna liep hij terug naar zijn broer die roerloos in de modder lag. Hij bukte zich en liet het geweer op de grond vallen. Hij rilde toen hij het gapende gat in Estebans hoofd zag. Zijn broer keek terug met een vreemde blik in zijn ogen en later, in zijn dromen en nachtmerries, zag Rojas de maan in die ogen en afstekend tegen die maan het silhouet van de wachtpost, met getrokken pistool. Rojas probeerde het gezicht van de jongen te zien, maar slaagde daar nooit in.
Hij legde zijn hoofd op de borstkas van zijn broer en begon te huilen. Een paar minuten later werd hij gevonden door een paar buren en na een tijdje kwamen zijn ouders thuis. Zijn moeder bleef de hele nacht jammeren.
Dat was in een ander leven, dacht Rojas. Hij streek met zijn vinger over de houten leuning van zijn stoel. Het verhaal van het dubbeltje dat een kwartje werd was een cliché, was hem verteld, maar toch daagde hij iedereen uit om zijn huidige leven een cliché te noemen. Ook al voelde hij nog steeds liefde en bewondering voor zijn broer, Rojas begreep nu wel dat Esteban een fatale en domme fout had gemaakt en Rojas had bijna zijn halve leven gezocht naar de jongen die Esteban had vermoord, maar tot nu toe had niemand hem hierbij willen helpen.
‘Nou, Jorge, ik kan je hier niet genoeg voor bedanken. Voor alles. Ik bedoel, ik heb nooit eerder de president van een land ontmoet.’
‘Ik wel, een heleboel,’ zei Rojas. ‘En weet je, het zijn gewoon mensen. Mensen zullen proberen je te intimideren, maar niemand is beter dan een ander. Sommige mensen hebben geld en wapens. Dat is het enige verschil.’
‘Sommige mensen hebben ook een privévliegtuig,’ zei Campbell met een grijns.
Rojas knikte. ‘Ik reis graag.’
‘Ik heb je dit vast al eens gevraagd, maar mensen zoals jij intrigeren me. Wat heeft volgens jou het meest aan je succes bijgedragen? Was het discipline of gewoon hersens? Geluk? Een beetje van alles? Ik bedoel, je hebt me verteld over dat stadje waar je bent opgegroeid. En nu ben je letterlijk een van de rijkste mensen ter wereld. In dat artikel in Newsweek stond dat je geschatte bezit minstens acht procent bedraagt van het bruto binnenlands product van Mexico. Dat is gewoon... verbijsterend. Wie had dit ooit gedacht, hè?’
‘Je hebt het zelf ook heel goed gedaan. Doe jezelf niet tekort.’
Hij knikte. ‘Maar dat is niets vergeleken met dit. Als ik zo rondkijk in dit prachtige vliegtuig van je, vraag ik je: hoe bereik je dit?’
‘Bedrijven opkopen, verstandige investeringen doen... Ik weet het eigenlijk niet. Vooral dankzij de hulp van vrienden.’
‘Doe niet zo gek.’
‘Echt waar. De vriendschappen die ik heb gesloten zijn het belangrijkst, en in Colombia zul je dat ook zien.’
Campbell dacht hier even over na en knikte; het zag ernaar uit dat Rojas de vraag handig had omzeild. Maar toen vroeg Campbell: ‘Denk je dat het de school was? Dat je het goed deed op school?’
‘Tuurlijk, dat is zo. Vrienden en school.’
‘Maar dat is niet de hele oplossing van het raadsel.’
Rojas vroeg fronsend: ‘O, hoe bedoel je?’
‘Dat zoveel van jouw bedrijven deze economische recessie hebben overleefd. Als ik het me goed herinner, is niet een van jouw bedrijven failliet gegaan. Gezien deze volatiele markt is dat ongelooflijk.’
Grijnzend zei Rojas: ‘Ik heb goede mensen in dienst en een leger advocaten die mij en mijn investeringen beschermen.’
‘De Subways die jij in Mexico bezit, maken meer winst dan die in de Verenigde Staten, ondanks het feit dat de mensen in Mexico minder geld tot hun beschikking hebben. Hoe krijg je dat voor elkaar?’
Hij schoot in de lach. ‘We verkopen heel veel sandwiches.’ Hij dacht aan de vergadering van de raad van bestuur van de vorige maand waar zijn team de jaarcijfers had gepresenteerd van de keten autobedrijven die hij in Mexico bezat. Maar weinig mensen wisten dat dit land van alle landen in de wereld de meeste auto’s produceerde en verkocht. De cijfers waren teleurstellend geweest, maar toch was Rojas erin geslaagd zijn mensen ervan te overtuigen dat de verkoopcijfers van de dealers niet gelijk zouden blijven maar zelfs zouden vertienvoudigen.
‘Maar hoe moeten ze dat doen met deze gigantische daling van het aantal verkochte auto’s?’ vroeg zijn ceo. Dat was een terechte vraag en de ongeveer tien mensen aan de lange vergadertafel hadden naar Rojas gekeken die aan het hoofd stond en zei: ‘Ik heb direct contact gehad met de fabrikanten en ik beloof u dat uw verkoopcijfers zullen stijgen.’
Ze hadden ongelovig hun schouders opgehaald. Maar Rojas had ervoor gezorgd, en de telefoontjes en e-mails stroomden binnen: ‘Dank u wel! Dank u wel!’
Eén manager had zelfs opgemerkt dat señor Rojas ‘een magische kluis vol magisch geld bezat dat levens redde en gezinnen en scholen beschermde’.
De waarheid werd inderdaad vaak als grapje gebracht, maar de kluis in het herenhuis in Cuernavaca iets buiten Mexico City zat inderdaad boordevol dollars en peso’s. Stapels contant geld. Miljoenen en miljoenen, geld dat handig zou worden witgewassen via de netwerken en lege vennootschappen, en gedeponeerd op rekeningen overzee als aanvulling op Rojas’ legale zaken, zijn dealerships en restaurants en sigarettenfabrieken en telecombedrijven.
Want de enige onderneming die de slechte economische tijden niet alleen doorstond, maar daar zelfs profijt van had, was de drugshandel. Af en toe wenste Rojas dat hij zich kon losmaken van het bedrijf waarmee hij zijn imperium had kunnen opbouwen. Het was een grote uitdaging geweest zijn identiteit en betrokkenheid bij het kartel geheim te houden. Zijn vrouw en zoon waren niet op de hoogte van het Juárez Cartel en hoe Rojas als ouderejaarsstudent bij deze handel betrokken was geraakt.
Rojas had de afgestudeerde Enrique Juárez leren kennen. Zijn collega’s en hoogleraren zeiden dat deze een genie was op het gebied van recombinant-dna-gentechnologie en het productieproces van insuline. Juárez wilde een farmaceutisch bedrijf in Mexico opzetten om gebruik te kunnen maken van de goedkope arbeidskrachten daar. Rojas was zo onder de indruk van dit zakelijke voorstel dat hij een groot deel van zijn spaargeld investeerde (bijna twintigduizend dollar) in een partnerschap in het bedrijf. GA Lab (Genetics Acuña) was gevestigd in Ciudad Acuña (209.000 inwoners) aan de oevers van de Rio Grande, ten zuiden van Del Rio, Texas. Juárez had de opeenvolgende stappen van hun operatie uitgelegd: stap 1 was het vormen van de A-keten met 21 aminozuren en de B-keten met 30 aminozuren als de precursor van de synthetische humane insuline. Na vorming van de A- en B-ketens zou GA het materiaal terugsturen naar de Verenigde Staten, waar het zou worden gehecht aan plasmiden, spiraalvormige dna-strengen. Voor de volgende stap in het insulineproductieproces zouden speciale enzymen worden gebruikt.
De contracten kwamen binnen. De zaken liepen goed en in de daaropvolgende vijf jaar verdienden Rojas en Juárez een salaris van zes cijfers. Rojas zag heel duidelijk het voordeel van het bezit van een farmaceutisch bedrijf met een legale façade en begon achter Juárez’ rug om met de productie van zwarte-marktversies van medicijnen als Dilaudid, Vicodin, Percocet en Oxycontin, die allemaal meer geld opleverden dan de insuline.
Op een vrijdagavond, tijdens een uitgebreid etentje en een verhitte discussie keek Juárez Rojas door zijn dikke brillenglazen aan en zei: ‘Jorge, ik kan de richting die je met ons bedrijf inslaat niet waarderen. Er staat nu te veel op het spel. We hebben te veel te verliezen. Het kan me niets schelen hoeveel geld we met die zwarte-marktmedicijnen verdienen. Als we worden betrapt, zijn we alles kwijt.’
‘Ik begrijp het. Daarom zou ik je wel willen uitkopen. Met dat geld kun je dan een nieuw bedrijf oprichten. Ik zal een goed bod doen, want ik wil niet dat je ongelukkig bent. We zijn hieraan begonnen met geweldige ideeën en heel veel gebeden. Als ik je uitkoop, kun je iets anders gaan doen.’
‘Ik heb dit bedrijf bedacht. Dit bedrijf is vanaf het begin mijn idee geweest. Dat weet je heel goed. Ik ga het echt niet aan jou verkopen! We waren partners, maar je hebt hierover nooit met mij overlegd. Je hebt het achter mijn rug om gedaan en nu kan ik je niet meer vertrouwen.’
Rojas verstijfde. ‘Je zou niets betekenen, zonder mijn geld.’
‘Ik ga je dit bedrijf niet verkopen. Ik vraag je om niet meer alles op het spel te zetten.’
‘Je moet mijn aanbod wel accepteren.’
‘Nee, dat doe ik niet.’ Juárez stond op, veegde zijn mond af en stormde weg.
De volgende ochtend probeerde hij alle wetenschappers en laboranten te ontslaan die Rojas had aangenomen. Rojas zei dat hij maar beter weg kon gaan, een week vakantie moest opnemen, gaan skiën in Zwitserland; hij kon immers niet helder nadenken. Juárez bezweek ten slotte onder deze druk en ging op vakantie. Helaas overleed hij tijdens een afschuwelijk ‘ongeluk’ tijdens het skiën en liet al zijn geld en bezittingen na aan zijn bejaarde moeder die meteen een bijzonder aantrekkelijke deal met Rojas sloot.
Het Juárez Cartel was onofficieel vernoemd naar de stad waar het bedrijf de meeste zaken deed, maar de ironie wilde dat het ook de naam was van de man die de onderneming had opgericht. Rojas was begonnen met een klein farmaceutisch bedrijf dat hij uitbreidde tot veel meer bedrijven die hem weer in staat stelden bedrijven op te richten die geld konden witwassen door de aankoop van terreinen met onroerend goed in een paar van de dichtstbevolkte delen van Mexico. Hij kwam tot de ontdekking dat hij op de snelste manier expertise in nieuwe ondernemingen kon verwerven door het tijdrovende leerproces te omzeilen en al bestaande succesvolle bedrijven op te kopen. Zijn kennis van financiën en hoe hij producten moest verplaatsen en verkopen leidde tot de snelle − zelfs extreme − groei van zijn imperium. Toch kampte ook zijn organisatie met problemen. Drie van de hoogste bazen van het kartel putten de drugssmokkeloperaties uit, gebaseerd op hun ego en overmoed, zodat hij gedwongen was hen hun macht ‘af te nemen’. Die beslissing − net als die met betrekking tot Juárez − kwelde hem nog steeds, maar hij wist dat de operatie ter ziele zou gaan, en hij erbij, als hij niets deed.
In de afgelopen jaren had hij stukken land in New York City gekocht en miljoenen verdiend door deze percelen weer door te verkopen. Hij kocht bijna failliete boeken- en tijdschriftenuitgevers uit en kocht aandelen. Hij overwoog regelmatig om het hele kartel en alle zaken erbij over te doen aan Fernando Castillo, die waarschijnlijk een stabiele en slimme leider zou blijken te zijn. Rojas had op het punt gestaan ermee te stoppen, maar toen was de wereldeconomie ingestort en was hij gedwongen geweest zijn bedrijven sterker te maken en zijn verdiensten op te krikken en aan te blijven als de geheime leider van wat inmiddels het winstgevendste en machtigste drugskartel van Mexico was geworden.
Hoe hij dat had gedaan? Heel even overwoog hij Campbell de waarheid te vertellen: Jeffrey, de wereld is niet fair. De wereld heeft me mijn lieve vrouw ontnomen. Daarom kan ik me niet aan de regels houden. Ik moet risico’s nemen, net als mijn broer heeft gedaan. Daarom doe ik wat ik moet doen. Ik doe wat ik goed kan doen in de wereld, maar ik weet dat andere levens worden geruïneerd, dat goede mensen doodgaan, maar ook dat veel andere levens gespaard worden. Dit is mijn afschuwelijke geheim. Mijn vreselijke geheim. Maar daar hoef jij niet mee te leven... Alleen ik.
J.C. bracht hun diner: verse fajitas, waardoor de cabine werd gevuld met een verrukkelijk aroma. Rojas dacht aan Miguel die algauw met zijn jonge vriendin op vakantie zou gaan.
Wat voor dag zou het zijn? De dag waarop zijn enige zoon de waarheid hoorde?