20

Schijnbewegingen

Grenstunnel in aanbouw

   Mexicali, Mexico

 

Het was zeven uur ’s ochtends en Dante Corrales was absoluut niet in de stemming om te wachten op een man die voor hem zou moeten werken, een man die hem zou moeten gehoorzamen, een man die niet zo stom zou moeten zijn hem zo tegen de haren in te strijken. Corrales had zijn eerste kop koffie van de dag nog niet gehad en hij wilde dit gesprek binnen vijf minuten achter de rug hebben, maar de arbeiders in de tunnel hadden hem verteld dat Romero er nog niet was en meestal niet voor acht uur ’s ochtends arriveerde. Wat wás dat voor onzin? De man kreeg dik betaald om deze klus te klaren en toch vond hij dat hij elke ochtend pas tegen acht uur hoefde te verschijnen? Dacht hij soms dat hij bankier was of zo? Daar zou hij hem voor laten betalen – met rente – en het feit dat hij zijn mobiele telefoon niet opnam, was zout in de wond.

   Dus zat Corrales in het pakhuis op Romero te wachten en luisterde naar het gebons en gebrul van de zware machines vlakbij. De vibraties trilden helemaal door tot in zijn benen en zijn rug. Die jongens begonnen zeker met zonsopgang en werkten door tot het donker was. Zij kwamen niet pas om acht uur binnenkakken. Zij hadden het gevoel dat ze moesten opschieten, iets wat Romero nog moest leren.

   ‘Haal verdomme wat koffie voor me,’ riep Corrales na een tijdje tegen Raul die samen met Pablo bij de metalen roldeur stond te lanterfanten.

   Raul schudde zijn hoofd, mompelde iets en liep toen naar buiten, waar de lucht roze werd door de opkomende zon. Pablo liep naar Corrales en vroeg: ‘Gaat het wel?’

   ‘Die verdomde vent is hier niet voor achten, dat gelóóf je toch niet! En waarom neemt hij zijn telefoon niet op?’

   ‘Er zit u iets anders dwars,’ zei Pablo. ‘Wilt u erover praten?’

   ‘Denk je soms dat je mijn psychiater bent of zo?’

   ‘Bent u nog steeds van slag doordat we die twee jongens bij de V Bar zijn kwijtgeraakt? Dat is niet nodig. Die klojo’s hadden er een puinhoop van gemaakt. Ik zei toch meteen al dat het een stelletje cabrones waren?’

   ‘Die kerels kunnen me geen zak schelen. Ik maak me druk om die Amerikaan. Kan hem nu niet vinden. Hij werkt misschien wel voor de federale politie, wie weet...’

   ‘Ach, die domme schijtlijster is waarschijnlijk bang weggerend. Hij leek absoluut niet op een Fed. Gewoon de een of andere zakenman die dacht dat hij hier even naartoe kon komen en een paar Mexicaanse slaven voor zijn bedrijf kon krijgen, de klootzak...’

   ‘Nee, er speelt iets en als we onze ogen niet wijd open houden, dan loopt het... dit alles... in het honderd en zal de baas ervoor zorgen dat je hier ter plekke wordt begraven.’

   Corrales slaakte een zucht en wachtte nog eens vijf minuten op zijn koffie. Pablo bleef staan kletsen, maar Corrales negeerde hem. Toen Raul eindelijk terugkwam, sleurde Corrales de beker letterlijk uit Rauls hand en nam een grote slok. Hij vertrok zijn gezicht. Dit was lang niet zo goed als de Starbucks die hij aan de andere kant van de grens kreeg, maar hij dronk het toch op. Tegen de tijd dat hij zijn beker leeg had, precies om 07.39 uur, slenterde Pedro Romero het pakhuis binnen. Hij duwde zijn bril verder op zijn neus en trok aan zijn spijkerbroek die tot onder zijn bierbuik was afgezakt. Hij fronste toen hij Corrales en de anderen zag, en zei met een hoge stem: ‘Buenos días.’

   ‘Waar wás je verdomme?’ vroeg Corrales, en hij liep met grote passen naar de man toe.

   Geschrokken antwoordde Romero: ‘Ik was thuis en daarna ben ik hiernaartoe gekomen.’

   ‘Weet je soms niet hoe je je telefoon moet opnemen?’

   ‘Mijn batterij was leeg. Ik heb hem in de auto opgeladen. Hebt u geprobeerd me te bellen?’

   ‘Ja! Ze zeiden dat je altijd om acht uur begint? Is dat waar?’

   ‘Ja.’

   Corrales gaf de man een harde klap in zijn gezicht. Romero deinsde achteruit en greep naar zijn wang.

   ‘Weet je waarom ik dat deed, ouwe? Weet je dat? Omdat je een graver bent! Geen verdomde bankier! Jij bent hier als de zon opkomt en je gaat pas weg als die onder is. Begrijp je me verdomme?’

   ‘Ja, meneer.’

   ‘Wil je je dochter redden?’

   ‘Ja, meneer.’

   ‘Wil je je geld krijgen?’

   ‘Ja, meneer.’

   ‘Dan ben je hier als ik dat zeg! Goed, vertel me nu dat we de andere kant al hebben bereikt en vanavond met het transport kunnen beginnen.’

   ‘Ik heb nog een paar dagen nodig.’

   ‘Wat? Nóg een paar dagen? Waar héb je het over?’

   ‘Ik zal u laten zien hoe ver we zijn, maar we hebben een paar problemen gehad. Zoals ik u in het begin al vertelde, is het waterpeil hier heel hoog. Daarom hebben we al een paar keer water uit de tunnel moeten pompen. Dit is een ingewikkelde operatie.’

   ‘Misschien zou het geen probleem zijn als je ’s ochtends eerder begon te werken.’

   ‘Señor Corrales, ik kan u verzekeren dat het weinig uit zou maken als ik hier een uur eerder kwam. Het duurt een nacht om al het water eruit te pompen en terwijl we daarmee bezig zijn kunnen we niet graven.’

   ‘Daag me niet uit, ouwe. Overtuig me maar, laat eens zien.’

   ‘Goed, maar u moet weten dat mijn mannen zo hard mogelijk werken. Ik heb twee ploegen, zoals u had opgedragen, maar ik kan hier niet dag en nacht blijven. Ik moet voor mijn gezin zorgen en mijn vrouw heeft hulp nodig.’

   ‘Dan moet je maar snel hulp voor haar zoeken, want ik wil dat deze tunnel vanavond helemaal klaar is voor gebruik.’

   ‘Vanavond? We moeten nog veel te veel aarde en stenen weghalen. Dat is fysiek onmogelijk.’

   ‘Nee hoor, echt niet. Jij gaat daarvoor zorgen, geloof me maar.’

   Corrales’ smartphone rinkelde. Fernando Castillo was aan de lijn. ‘Hallo?’

   ‘Dante, de baas heeft een andere klus voor je. Je moet meteen terugkomen.’

 

Bell 430-helikopter

   Onderweg naar San Cristóbal de las Casas

   Chiapas, Mexico

 

Miguel Rojas en Sonia Batista zaten in twee van de drie stoelen achter in de tweemotorige bedrijfshelikopter. In de cabine was plaats voor zeven passagiers plus de piloot en copiloot. Deze helikopter was een van de verschillende helikopters die Jorge voor korte zakenreizen gebruikte. Ook al werd deze helikopter alleen voor zakenreizen en niet voor militair transport gebruikt, toch waren zijn piloten altijd gewapend. Zoals bij alle andere transportmiddelen van Jorge waren kosten noch moeite gespaard op het gebied van accenten en luxe: duur Italiaans leer en tropisch hardhout, kleine flatscreen-tv’s en koptelefoons om naar bedrijfspresentaties en/of films te kijken. Miguel en Sonia hadden besloten het uitzicht te bewonderden in plaats van naar een film te kijken. Ze hadden hun headsets opgezet zodat ze boven het geluid van de sterke Rolls- Royce-motoren met elkaar konden praten.

   Voor hen zaten de stug kijkende bodyguards/chaperons die ze gedwongen waren mee te nemen: Corrales, Raul en Pablo. Nou, het had erger kunnen zijn, dacht Miguel. Jorge had gezegd dat hij een team van twaalf man met hen mee zou sturen, en dat een paar van deze mannen al vóór hen zouden arriveren. Ze zouden vier suv’s huren om voor en achter hen te rijden, overal waar ze naartoe gingen. Miguel had daar bezwaar tegen gemaakt. Hij wilde een leuke, intieme vakantie met Sonia en geen bodyguardparade. Bovendien had hij zich op aandringen van zijn vader zijn hele leven al onopvallend gedragen, en de gemiddelde inwoner van Mexico zou hem niet herkennen – in tegenstelling tot Jorge zelf. Er was geen enkele reden om aan te nemen dat ze zo’n groot team nodig hadden; sterker nog, dat zou juist de aandacht op hen vestigen en misschien zelfs criminelen op een idee brengen als men hen zag en zei: ‘Kijk eens, dat is een rijke vent met al die bodyguards.’ Jorge was er ten slotte akkoord mee gegaan om maar drie man mee te sturen en Miguel had zijn vader uitbundig bedankt voor dit compromis. Waar Miguel niet op had gerekend, was Corrales’ houding. Miguel had deze man − de meest arrogante van het stel − duidelijk gemaakt dat hij afstand moest houden en niet de hele tijd naar Sonia moest staren. Zelfs Corrales’ eenvoudige ‘Ja, señor’ had sarcastisch geklonken. Miguel was ervan overtuigd dat de man ervan baalde dat hij alles op een zilveren dienblaadje aangereikt kreeg, terwijl Corrales zelf waarschijnlijk een straatjoch was geweest die zich gelukkig mocht prijzen dát hij een baan bij Rojas had gekregen.

   ‘Hoe lang duurt het nog voor we er zijn?’ vroeg Sonia, terwijl ze naar buiten keek.

   ‘Een uur of drie,’ antwoordde Miguel. ‘Maar we moeten een tussenlanding maken om te tanken. Heb je weleens eerder in een helikopter gezeten?’

   ‘Een paar keer, met mijn vader. Er was eens een beroemde wielrenner, ik kan me zijn naam niet meer herinneren want ik was toen nog maar tien of elf, maar hij is een levende legende en had zijn eigen helikopter. Hij nam ons mee op vakantie.’

   ‘Zal ik je eens wat grappigs vertellen? Boven op de rotor zit een grote moer, en weet je hoe de piloot die noemt?’

   Ze schudde haar hoofd.

   ‘Hij noemt hem de Jezus-moer, omdat als die moer valt, je maar beter kunt beginnen te bidden tot Jezus...’

   ‘Wauw, nu voel ik me een stuk beter,’ zei ze met rollende ogen.

   ‘Ben je bang?’

   Ze schudde haar hoofd en haar haar glansde in het licht dat door het raampje naar binnen scheen.

   ‘Het is de vlucht waard, geloof me,’ zei hij. ‘En als we er zijn, is er een bijzonder festival, speciaal voor toeristen. Je zult het er heel leuk vinden.’

   Ze pakte zijn hand en kneep er even in. ‘Dat weet ik.’

 

Consulado Inn

   Juárez, Mexico

 

Het lag voor de hand dat Moore, alias Scott Howard, niet terug kon naar het hotel dat eigendom was van Dante Corrales. Dan zou hij moeten uitleggen waarom de mannen die hem hadden achtervolgd nu waren vermoord. Hij glimlachte toen hij zich voorstelde dat hij er toch naartoe ging en nonchalant langs Ignacio liep en dat die hem dan zou vragen: ‘Hoe was uw dag, señor?’

   ‘O, geweldig. Ik ben ontvoerd door een sicario van het Sinaloa Cartel, maar goddank werden we achtervolgd door die twee jongens van Corrales, want die hebben mijn ontvoerder vermoord, maar toen werden zij vermoord door een paar andere mannen, dus misschien was mijn dag toch niet zo geweldig, omdat ik eigenlijk had gehoopt dat ik zou worden ontvoerd door de Sinaloa’s. Om een lang verhaal kort te maken, het is allemaal goed gekomen. Zijn er pakjes voor me gekomen? O ja, kunt u het kamermeisje vragen een paar extra handdoeken te brengen?’

   In plaats daarvan koos Moore voor de veiliger optie, een ander hotel. Maar ach, waarom zou hij eigenlijk zelf op zoek gaan naar een leuk hotelletje, terwijl Johnny Sanchez al een heerlijk plekje had gevonden vlak bij het Amerikaanse consulaat? Dus nam Moore een kamer drie deuren van Johnny vandaan en huurde een andere auto. Johnny was niet erg gelukkig met deze oplossing en dreigde te vertrekken. Moore waarschuwde hem dat hij dat beter niet kon doen.

   jtf-leider Towers stuurde een sms: Rojas’ zoon Miguel was zojuist vertrokken met zijn vriendin, in een helikopter naar het westen. Dante Corrales en twee anderen waren bij hen.

   Dat Rojas’ zoon zich in gezelschap bevond van een bekend kartellid léék Rojas met het kartel in verband te brengen, maar dat was, op dit moment, hooguit indirect bewijs.

   Toch zat het Moore dwars. Heel erg. Hun joint taskforce had al informatie binnen dat Dante Corrales identificeerde als een kartellid. Deze informatie was al bekend lang voordat de jtf was gevormd. Het was redelijk om aan te nemen dat de Agency hun elektronische en menselijke ogen op Corrales hadden gericht vanaf het moment dat ze hem als een speler hadden geïdentificeerd.

   Moore zou in het dossier moeten kijken om te zien wanneer dat was geweest, want als Rojas erbij betrokken was, konden ze gevoeglijk aannemen dat dit niet de eerste keer was dat Corrales in de buurt van dit gezin was geweest, in welk geval de Agency Rojas heel duidelijk als een person of interest zou hebben aangemerkt.

   Maar misschien was dit wél de eerste keer dat Corrales in gezelschap van dit gezin was gesignaleerd... Moore vond het nog steeds moeilijk dat te geloven.

   Wat gebeurde er nu? Waar gingen ze naartoe? Moore vertrouwde op Sanchez, en de schrijver had Corrales gebeld, die had gezegd dat hij een week niet aan het script kon werken, omdat hij in San Cristóbal de las Casas moest babysitten.

   Bingo!

   Moore belde Towers met een voorstel. Rojas verscheen zelden in de openbaarheid en werd verder nooit gezien. Moore had een plan om hem naar buiten te lokken en nadat hij Torres alles had uitgelegd, gaf deze hem zijn zegen.

   Een uur later zat Moore achter in Luis Torres’ Range Rover. De dikke man zat achter het stuur met dea-agent Fitzpatrick naast zich.

   Moore zei: ‘Jullie moeten ernaartoe vliegen en die zoon en zijn vriendinnetje ontvoeren. Jullie hebben de macht in handen als je dat voor elkaar krijgt. Dan lokken we Rojas naar buiten en zorg ik voor de rest. Ga maar met dit plan naar Zuniga en wacht even af wat hij ervan vindt. En zeg hem dat hij eindelijk eens mijn telefoontjes moet beantwoorden.’

   ‘Hij vertrouwt u niet, meneer Howard. En ik betwijfel of hij u nu vertrouwt.’

   ‘Ik heb foto’s van ze terwijl ze uit de helikopter stappen. Ik heb een informant die persoonlijk met Corrales heeft gesproken en heeft bevestigd dat ze daar een week zullen blijven. Jullie gaan ernaartoe, doden Corrales en die andere bodyguards, ontvoeren dat joch, en dan heb je Rojas bij zijn kloten. Welk deel van dit verhaal snap je niet? Ik ga jullie helpen jullie belangrijkste rivaal uit te schakelen. Jullie vijand is mijn vijand. Op hoeveel andere manieren moet ik je dit nog vertellen?’

   ‘Je zou ons kunnen belazeren, ons daarnaartoe kunnen lokken zodat jij en die overzeese groep van je ons kunnen uitschakelen. Misschien werk je wel voor Rojas.’

   ‘Man, als we je dood hadden gewild, groeide er allang gras op je graf. Doe niet zo stom. Dit moet je doen. Vertel Zuniga dat dit het plan is.’

   ‘Volgens mij heeft hij gelijk,’ zei Fitzpatrick, en hij probeerde zijn goedkeuring niet te overdrijven. ‘Laten we maar eens kijken wat hij heeft en dan kan señor Zuniga een beslissing nemen.’

   ‘Wacht niet te lang.’ Moore deed het portier open en stapte uit. ‘Je moet er vandaag naartoe vliegen.’

   Moore liep naar zijn huurauto, stapte in en reed weg.

   De korte vakantie van Miguel Rojas met zijn vriendin was een uitstekende aanleiding en een geweldige kans. Moore had dit nieuws al doorgespeeld aan fbi-agent Ansara, die al met zijn nieuwe muilezel/informant bezig was een van de belangrijkste smokkelroutes van het Juárez Cartel te infiltreren.

   Collega-cia-spion Vega hield inspecteur Alberto Gomez nog steeds in de gaten, de legendarische veteraan van de federale politie die al vanaf zijn eerste dienstjaar corrupt was. Maar Vega had onrustbarend nieuws: Gomez was bezig om samen met een paar inspecteurs een andere inspecteur te beschuldigen van corruptie, zodat de schijnwerpers een andere kant op wezen. Vega had het idee dat hij doorhad dat hij in de gaten werd gehouden en dat deze manoeuvre zijn reactie hierop was.

   atf-agent Whittaker had gemeld dat er binnenkort vanuit Minnesota een partij wapens zou worden verzonden. Het kartel was daar op dit moment de grootste partij ooit aan het verzamelen.

   Fitzpatrick belde later die dag om te bevestigen dat Zuniga nog steeds twijfelde, maar hij zei ook dat het Sinaloa Cartel zojuist informatie van een spotter had ontvangen over een grote zending vanuit het zuiden. Hun spotter dacht dat deze groep mules gebruik wilde maken van een van de kleinere tunnels van het kartel, die ongeveer veertig meter onder een met beton verhard deel van de Rio Grande liep, vlak bij Juárez en de Bridge of the Americas.

   Moore stuurde een sms naar Fitzpatrick: zeg tegen de jongens van sinaloa dat ze uit de buurt van de tunnel moeten blijven en achter miguel rojas moeten aangaan. Moore zou die zending persoonlijk onderscheppen en bij Zuniga afleveren als teken van zijn bereidheid om te helpen. Dat Moore één stel drugssmokkelaars kon uitschakelen om een ander stel te helpen, was de prijs die ze moesten betalen om de allergrootste vis te vangen. Iets dergelijks had hij al in minstens vier andere landen gedaan en hij stond niet meer stil bij de morele of ethische implicaties van zijn daden. Dit was de enige manier om een vijand die zich aan geen enkele regel hield te bevechten. Hij nam contact op met Ansara en zei dat hij ervoor moest zorgen dat er een Border Patrol-team klaarstond bij de storm drain, het afwateringssysteem voor de afvoer van oppervlaktewater, in El Paso. Ansara zou klaarstaan met het net.

 

Moore was wel een beetje verbaasd toen jtf-leider Towers hem persoonlijk opving, ongeveer drie blokken van de afwateringsput vandaan. Moores horloge stond op 01.08 uur en volgens Towers zouden de mules er binnen een kwartier aankomen in een wit bestelbusje.

   ‘Ze vervoeren niet alleen drugs,’ zei Towers, ‘maar ook vrouwen en kinderen. Belangrijke coyotes in dienst van het kartel. Deze jongens hebben misschien wel een deal met een bende snakeheads in China, want de jonge meisjes die wij hebben gezien, kwamen allemaal uit Azië. Die brengen ze hiernaartoe als seksslaven.’

   ‘Verdomme, het wordt steeds erger! Drugs, mensensmokkel...’

   ‘Hou je maar gewoon aan het plan.’

   Moore zei: ‘Zal ik doen. Maar vertel eens, wat brengt jou naar dit prachtige deel van de stad?’

   Moore vond dat hij die vraag toch maar moest stellen, omdat hij had verwacht dat Towers gewoon in San Diego zou blijven.

   ‘Ik ben een field officer en dat wisten ze toen ze me inhuurden. Ze dachten toch zeker niet dat ik de hele tijd achter een bureau zou blijven zitten? Verdomme, nee...’

   ‘Ik begrijp het.’

   ‘Goed dan, buddy, laten we je klaarmaken.’

   Moore grijnsde en kleedde zich om: onopvallende zwarte kleren, kogelvrij vest en bivakmuts. Hij droeg bijna dezelfde kleren als de twee bewakers die het Juárez Cartel bij de ingang van de tunnel had geposteerd.

   Hij pakte twee Glock 21 .45-kaliber pistolen met een nat-droogsuppressor, waarvan de kamers al waren ingevet om een ultieme geluiddemping te bereiken, een paar rookbommen en flashbangs, voor het geval de groep niet zo ‘coöperatief’ was. Vervolgens deed hij een oortje in met een microfoontje eraan en rende over de parkeerplaats. Towers zei in zijn oor: ‘Volgende links en dan heb je de put recht voor je. Goede dekking langs de zuidelijke muur. Zodra je voorbij het grote rooster bent, zie je je beide buddy’s binnen.’

   Aan de linkerkant van de straat zag hij het harmonicagazen hek van een autosloperij en rechts een rij vervallen gebouwen die op instorten stonden en allemaal leeg waren: verlaten machine- en gereedschapswinkels, volgens de verbleekte borden boven de deuren. Zelfs de graffiti op een paar van de verbrokkelende muren leek verbleekt. Het was moeilijk om nog meer details te zien, doordat de lantaarnpalen allemaal uit waren, de lampen waren óf kapot geschoten óf doorgebrand. In het blok ernaast flikkerde een lamp, maar Moore wist niet goed wat het was.

   Hij bereikte de één meter hoge betonnen muur langs de zuidkant van de storm drain, klom eroverheen tot hij ongeveer tien meter verderop aan de overkant twee grote roosters zag liggen: de hoofdingang van de storm drain en de kleinere tunnel daarbinnen. Ze hadden een bijzonder droog seizoen gehad en Moore zag maar een paar plassen op de grond en een dikke laag onkruid onder de roosters. Hij trok zijn neus op toen hij een vage rioollucht rook en hoopte dat de stank niet erger werd als hij doorliep.

   ‘Geschatte aankomsttijd van de truck: vijf minuten,’ zei Towers.

   Dan had hij niet veel tijd. Moore haalde uit zijn achterzak een draagbare nachtmonocle, hield hem voor zijn rechteroog en zoomde in op de roosters. In de put zag hij een van de twee bewakers naast een rond gat in de zijwand zitten; de schaduwen erachter bewogen als lichtgroene hittegolven. De bewaker was ongeveer een meter zestig lang en droeg geen masker; hij had een kaalgeschoren hoofd met een getatoeëerde klauw in zijn nek. Moore kon zich voorstellen dat een perfect geplaatste sluipschutter zijn kogels precies door een van de gaten in het rooster kon schieten en de man ter plekke kon doden. Moore was een goede schutter, maar zo goed was hij nou ook weer niet...

   Hij haalde diep adem en stopte de monocle in zijn zak. Daarna rende hij naar de rioolpijp en kwam bij het rooster. Als hij die open zou maken, zou dat commotie veroorzaken. Het was onmogelijk om deze mannen ongemerkt te besluipen. In het rooster zat een soort hek van een meter bij een meter. Moore rukte eraan. Op slot. Shit. Hij vertelde dit aan Towers, die zei: ‘Verdomme, zorg dan maar dat zij hem voor je openmaken.’

   ‘Hé,’ riep een van de bewakers. ‘Ben je er al? Je bent vroeg.’

   ‘Schiet op!’ riep Moore in het Spaans. ‘We hebben hier een grote zending!’

   Moore trok een van zijn Glocks en wachtte tot de man het hek in het rooster had geopend. Ondanks de geluiddemper zou zijn schot niet geluidloos zijn. Ook al zou zijn kogel de loop met supersonische snelheid verlaten − wat zou helpen om het geluid te dempen − zou de slede van de Glock toch een klikje laten horen die iemand die vlakbij was, de andere bewaker bijvoorbeeld, niet kon ontgaan. Het woord geluiddemper suggereerde een plofje als van een blaaspijp, maar dat was een verkeerde benaming. Sterker nog, als je een man met één hand een pistool met geluiddemper zag afvuren, zou de kinetische energie van de slede doortrekken naar zijn pols, waardoor niet alleen het schot niet raak zou zijn maar de man zelfs kon verwonden. Daarom moest je het pistool altijd stevig met twee handen vasthouden, wat Moore nu ook deed.

   Iemand zou kunnen aanvoeren dat een mes een stillere manier zou zijn geweest om de bewaker te doden, maar het was ongelooflijk moeilijk om iemand met één messteek te doden. Meestal was je er nog niet na de eerste steek, en moest je nog verschillende keren toeslaan om de man te doden. Dat was een smerige zaak, en veel gevaarlijker bovendien. Moore wist dat van zijn seal-training en doordat hij een aantal Somalische piraten had uitgeschakeld die allemaal een stuk of zes messteken nodig hadden gehad om netjes dood te gaan. Moore gaf de voorkeur aan het risico van het klikje van zijn slede en de zekerheid dat één kogel de klus zou klaren zonder dat hij met de man moest vechten.

   Hij hoorde een slot klikken, gevolgd door het geratel van een ketting. Het rooster ging piepend omhoog, waarna de man zijn hoofd eruit stak en Moore ontdekte.

   Eerst keek hij met grote ogen naar Moore en daarna naar de geluiddemper op Moores Glock. Hij opende zijn mond om te gillen.

   Moore vuurde en de kogel raakte de bewaker precies boven zijn linkeroog, waarna hij naar beneden viel.

   Voordat de koperen huls van Moores kogel op de grond terechtkwam, was hij al in beweging. Hij liet zich door het hek zakken en stapte in de bredere afvoerput, een rechthoekige betonnen put van ruim twee meter hoog en bijna vijf meter breed. Hij stapte over het lichaam van de eerste bewaker heen en tuurde het donker in, op zoek naar de tweede bewaker.

   Waar was die klootzak? Hij had die kogel vast en zeker gehoord, en verdomme, hij had niet veel tijd om hem te zoeken.

   ‘Ik heb een van de mules moeten doden!’ riep Moore. Zijn stem echode door de ruimte, terwijl hij zijn nachtmonocle voor zijn oog hield. ‘Hij wilde onze spullen jatten.’

   Beweging voor hem...

   Moore dook naar voren, in een grote plas op de grond. Hij hoorde een schot en het water vlak bij zijn elleboog spoot omhoog. Hij rolde opzij en realiseerde zich dat hij, als hij niet snel rechtop ging zitten en terugschoot, dood zou zijn.

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml