Hoofdstuk 15

 

 

 

Twee weken later reed er een zwart met zilveren Jaguar door het ornamentale hek dat de toegang tot de villa van de Vandraatons op Long Island bewaakte.

Toen Melanie uit het raampje van de auto keek, dacht ze aan die eerste keer dat ze dit huis had gezien. Toen was de moed haar in de schoenen gezonken bij het zien van Mrs. Vandraaton die haar gasten had staan opwachten, maar vandaag was er van Mrs. Vandraaton niets te zien. Er was trouwens helemaal geen sterveling te zien.

Ze liet zich door Rick uit de wagen helpen, toen deze voor het bordes stopte, en toen hij tegen haar glimlachte, keek ze hem een beetje angstig aan.

‘Rick! Verwachten ze ons wel?’

‘Ze verwachten ons in de loop van de dag, maar daar we zelf niet wisten hoe laat dat zou zijn, hebben ze de vlaggen niet uitgehangen. Lieveling,’ zei hij, toen ze zich wat dichter tegen hem aandrukte, ‘kijk niet zo benauwd! Mijn moeder mag dan dol zijn op chique trouwpartijen, maar ze is toch echt geen kannibaal! Ze zal je heus niet opeten!’

Ze glimlachte wat beverig.

‘Natuurlijk zal ze me niet opeten!’

‘Bovendien zou ik haar dat wel beletten.’ Hij sloeg zijn arm om haar heen en hield haar stevig vast. ‘Iedereen die jou wil opeten, zal mij eerst moeten verslinden - met huid en haar!’

Ze liepen het bordes op naar de voordeur.

De diepe stilte die over het huis hing, vond zelfs Rick vreemd. Maar op dat ogenblik ging de deur open en verscheen de butler.

‘Dit is een heel gelukkige dag, Mr. Rick,’ zei hij. ‘We zijn blij dat we u als eersten kunnen verwelkomen op Long Island - u en Mrs. Rick.’

In de hal stonden enkelen van de dienstmeisjes, en zelfs de tuinman was aanwezig. Rick draaide zijn arrogante hoofd van de ene kant naar de andere en informeerde toen met een frons: ‘Maar mijn ouders? Waar zijn die?’

‘In New York, Mr. Rick.’

‘En tante Octavia?’

‘Die logeert bij vrienden, Mr. Rick!’

‘Dan...’ Rick lachte een beetje ongelovig, ‘dan is er dus totaal niemand om ons te ontvangen? Niemand van de familie, bedoel ik!’

De butler overhandigde Rick op indrukwekkende wijze een envelop.

‘Misschien zult u, als u die gelezen hebt, Mr. Rick, minder verbaasd zijn. Mr. en Mrs. Vandraaton stonden erop dat ik hem u zou geven zodra u arriveerde.’

Rick liep met Melanie naar de bibliotheek, en over zijn schouder zei hij:

‘Hoe slecht het nieuws ook mag zijn, breng ons in ieder geval maar iets te drinken, Meadows. Als het slecht nieuws is, zullen we dat waarschijnlijk wel nodig hebben!’

Maar toen ze de inhoud van de brief kenden, slaakte Melanie een zucht van verlichting. Want als het kwade ogenblik tenslotte aanbrak, zou het uiteindelijk toch niet zo kwaad zijn - als ze deze brief tenminste konden geloven!

Het epistel luidde:

 

M’n beste kinderen,

Jullie moeder en ik willen dat jullie je wittebroodsweken ongestoord doorbrengen, daarom verlaten wij het huis, zodat jullie het helemaal voor jezelf hebben. We zijn nog niet zo oud dat we ons niet meer kunnen herinneren hoe we ons voelden toen wij in het huwelijksbootje stapten, en als er een tijd in je leven is waarin je geen mensen om je heen wilt hebben, dan is dat zeer zeker wanneer je pas getrouwd bent!

Maak er het beste van, Melanie en Rick - denk eraan dat je maar één keer in je leven je wittebroodsweken doorbrengt. Daar moet je dan ook altijd met plezier aan kunnen terugdenken. Wanneer jullie gereed zijn om onze persoonlijke felicitaties in ontvangst te nemen, laat ons dat dan weten, maar haast je niet, want moeder en ik gaan een reisje naar Parijs maken en als dat werkelijk bevalt, gaan we misschien zelfs wel naar Italië om Rome en Napels te zien en er te sterven - ofschoon ik hoop dat dat niet gebeurt!

Veel liefs voor jullie allebei.

 

De brief was getekend door Lucas Vandraaton.

Rick liet zich in een van de diepe, comfortabele stoelen vallen en trok Melanie op zijn schoot,

‘Nu hoeven we ons voor het eerst niet meer bezorgd te maken! We kunnen gelukkig zijn! Denk eraan dat dit onze wittebroodsweken zijn!’

‘Het lijkt wel een droom,’ fluisterde Melanie.

‘Maar het is geen droom,’ verzekerde Rick haar hees. Hij nam haar in zijn armen en trok haar tegen zich aan. ‘Ik zal je bewijzen dat het geen droom is!’