Hoofdstuk 13

 

 

 

Melanie zat weinig op haar gemak in het toestel dat haar over de Atlantische Oceaan naar huis vloog. Ze wist dat er een eind was gekomen aan een vreemde en zeer bewogen periode van haar leven.

Toen ze Lucas Vandraaton voor het eerst ontmoette, had ze niet kunnen denken dat ze met zoveel spijt aan beide kanten zouden scheiden. Toen ze zijn luxueuze woning op Long Island verliet, was hij een man geweest die zwaar te lijden had onder de wetenschap dat hij niet alleen een zware beoordelingsfout had gemaakt, maar dat hij tevens zijn zoon van huis verdreven had en hem zijn middelen van bestaan had ontnomen.

Rick had een klein inkomen dat hem was nagelaten door zijn grootmoeder, maar daar zou hij niet ver mee komen bij het leven waaraan hij gewend was.

‘Een fooitje,’ had Lucas het genoemd toen hij en Melanie de zaak hadden besproken nadat de anderen hen alleen hadden gelaten. Jake had zijn ontslag aanvaard met de onverschilligheid van een man die al eerder zuinig aan had moeten doen en die wist dat dit vrijwel zeker opnieuw het geval zou zijn. Maar Diane was hevig tekeergegaan. Ongetwijfeld was ze dankbaar dat haar moeder was teruggekeerd naar New York en haar de vernedering bespaard was gebleven dat ze in het huis van de Vandraatons niet langer welkom waren.

Onder andere omstandigheden zou Melanie misschien een beetje met Diane te doen hebben gehad. Maar door de wetenschap dat ze Rick bewust bedrogen had, kon ze totaal geen sympathie voor haar voelen.

Binnen het uur na zijn zo beslist uitgesproken woorden had Rick het huis verlaten. Hij had zijn bagage in zijn crèmekleurige auto geladen en was de oprijlaan uitgereden, juist toen Lucas zijn best deed om Melanie zowel als zichzelf ervan te overtuigen dat Ricks begrijpelijke verontwaardiging wel over zou gaan en dat hij heus binnenkort wel zou terugkomen.

Maar het gebrul van de motor, toen hij wegscheurde, had iets merkwaardig definitiefs over zich gehad.

Lucas had er plotseling oud en gewond uitgezien.

‘Hij is weg!’ had hij gezegd. ‘Hij is werkelijk weggegaan, zonder nog een woord te zeggen! En als er geen wonder gebeurt, dan geloof ik niet dat ik hem voorlopig zal terugzien.’ Zijn gezicht was een beetje grauw geworden. ‘Veronderstel dat noch zijn moeder, noch ik hem ooit zou terugzien!’

‘O, u zult hem heus wel terugzien,’ had Melanie gezegd, en op dat ogenblik was ze zo boos op Rick geweest, dat haar stem ervan had getrild. Ze had minachting voor hem gevoeld, omdat, hoe oneerlijk zijn vader hem ook behandeld had, hij er toch rekening mee had moeten houden dat ze in het verleden heel wat met hem te stellen hadden gehad. Hij was arrogant en eigenwijs wanneer hij zijn zin wilde doordrijven, en ongetwijfeld was hij van de wieg af door en door verwend. De gouden lepel in zijn mond was in zijn keel blijven steken, zoals Jake eens had opgemerkt, en het moest nog blijken of hij het zonder die gouden lepel wel zou weten te redden.

Of hij ooit wel of niet verliefd was geweest op Diane, wist Melanie niet, maar ze geloofde niet dat als het andersom was geweest en Diane echt van hem had gehouden, ze later ongelukkig zouden zijn geworden.

Toen drong het besef tot haar door dat ze hem zelf waarschijnlijk ook nooit meer zou zien, en dat hij waarschijnlijk ook voorgoed uit haar, leven verdwenen zou zijn!

Nooit meer zou ze zijn spottende, scheve glimlach en de glinstering in zijn donkere ogen zien. Evenmin zou ze ooit nog zijn zwarte haar zien en de manier waarop een lok ervan soms over zijn voorhoofd zakte...

Nooit meer zou ze zijn lippen op de hare voelen - zelfs niet voor een heel kort ogenblikje!

O, Rick! fluisterde ze in zichzelf, en het was alsof er een vlammende pijn door haar heenging, de pijn van een onherstelbaar verlies.

En plotseling hoorde ze zichzelf tegenover Mr. Vandraaton verklaren dat ze direct naar huis moest. Ze had gedacht dat hij haar op een heel merkwaardige en doordringende manier had aangekeken, terwijl ze haar best deed hem ervan te overtuigen dat haar aanwezigheid aan de andere kant van de Atlantische Oceaan dringend nodig was en dat haar, toen ze Londen verliet, duidelijk te verstaan was gegeven dat het maar voor een paar weken zou zijn. Die weken waren om en ze wilde naar huis... ze moest naar huis!

Lucas had tenslotte begrijpend geknikt.

‘Goed, als je er zo over denkt. Maar ik hoef je niet te vertellen dat je altijd een baan kunt krijgen in het Nonpareil.’

Op dat ogenblik was ze een beetje geschrokken.

‘Het Nonpareil? Maar ik kan toch onmogelijk teruggaan naar het Nonpareil!...’ Ze had op haar lip gebeten, die plotseling was gaan trillen. ‘Nou ja, dat zou ik althans liever niet doen.’

Lucas had opnieuw geknikt, deze keer zelfs nog begrijpender.

‘Ga er dan niet terug, kind. Er zijn nog genoeg andere banen.’ Hij had een ogenblik gezwegen. ‘Hoe gauw zou je willen vertrekken?’

‘Meteen,’ had ze gefluisterd, en de tranen hadden achter haar ogen geprikt, omdat ze genoten had van zijn gastvrijheid en de vriendelijke manier waarop hij haar behandeld had - hoe zijn houding ten opzichte van andere mensen ook mocht zijn. Bovendien had hij zoveel belangstelling voor haar getoond, niet alleen voor haar verleden, maar voor alles wat met haar te maken had.

‘Dan is er niets aan te doen,’ had hij gezegd, terwijl hij op de bel had gedrukt. ‘Ik zal ervoor zorgen dat je reis wordt betaald en dat er een plaats voor je wordt gereserveerd in het toestel dat vanavond vertrekt.’

 

En nu zat ze hier in het vliegtuig, met New York achter zich en niets dan steeds donkerder wordende zee onder zich.

Ze bewoog rusteloos haar hoofd tegen de rugleuning van haar stoel en sloot haar ogen. Toen deed ze ze weer open om naar de sterren te kijken die opnieuw als lampjes buiten de ramen van het vliegtuig hingen. Alleen verlichtten ze deze keer niet een trap naar het avontuur en de liefde waarop alle vrouwen hoopten, maar leidden ze haar terug naar het tamme leven dat ze geleid had voordat Rick Vandraaton haar als een sprookjesprins had weggehaald.

Ze bewoog haar hoofd opnieuw en zag de stewardess aankomen door het middenpad. Ze maakte de gebruikelijke ronde om te informeren of er mensen waren die dekens nodig hadden of iets wilden drinken, en Melanie dacht werktuiglijk:

Ik kan beter naar de garderobe gaan om mijn tanden te poetsen.

Het was vreemd hoe je vasthield aan een gewoonte zoals tandenpoetsen, zelfs wanneer je hoog boven de oceaan vloog.

Ze maakte aanstalten om op te staan, maar op datzelfde ogenblik ging er iemand op de onbezette plaats naast haar zitten. Een paar donkere, cynische ogen staarden haar aan en een strakke mond werd vertrokken in lijnen van schrikwekkende grimmigheid.

‘Rick!’ riep ze uit, en een ogenblik was ze ervan overtuigd dat het een hallucinatie was... het resultaat van steeds aan hem denken.

‘Ik heb je gadegeslagen,’ bekende hij. ‘Je had zo weinig belangstelling voor je medepassagiers, dat het duidelijk was dat je in gepeins verzonken was. Wat was het voor gepeins, Melanie? Kwam er ook een beetje spijt aan te pas?’

Ze staarde hem aan en plotseling werd haar uitdrukking harder. Op haar kleine gezicht verscheen een gereserveerde uitdrukking en haar ogen keken beschuldigend.

‘Er is altijd sprake van spijt wanneer je aan het einde van een episode komt,’ antwoordde ze. ‘Mijn Amerikaanse episode had zijn prettige kant. Je vader was buitengewoon vriendelijk voor me.’

‘En toch loop je nu van hem weg!’ Er klonk iets spottends in zijn stem.

‘Ik loop niet weg,’ protesteerde ze waardig. ‘Je vader begreep dat ik de behoefte voelde om naar huis te gaan en hij liet een plaats in dit toestel voor me reserveren. We lopen nu eenmaal niet allemaal weg!’ Ze wendde met opzet haar gezicht van hem af en staarde naar de fonkelende sterren.

Ricks uitdrukking werd eveneens harder, en als ze naar hem gekeken had, zou ze misschien een beetje ontdaan zijn geweest door de enigszins sinistere glinstering in zijn ogen.

‘Dank je, Miss Blake, voor de ongevraagde mening over me!’ En toen, met rauwe stem: ‘Wat had ik dan volgens jou moeten doen? Hoe had ik me volgens jou moeten gedragen? De oude heer een hand geven en hem vertellen dat het er niet op aankwam hoe hij me beledigde? Of hoe laag zijn dunk van me was? En vertellen dat ik me er allang van bewust was dat ik een hopeloos geval was, en beterschap voor de toekomst beloven?’

‘Natuurlijk niet.’ Maar ze vouwde haar handen stevig in haar schoot, terwijl ze stug de andere kant bleef uitkijken, alsof ze behoefte had aan steun.

‘Maar wel had je wat water bij de wijn kunnen doen; hij is zelf een overwerkt man...’ Was dat wel een wijze beschrijving, vroeg ze zich af. ‘Hij is onlangs erg ziek geweest en was overstuur door die brief uit Engeland. Jij zou door zo’n brief ook overstuur zijn geraakt, nietwaar?’ Ze draaide haar hoofd nu weer naar hem toe om hem aan te kijken in het schemerig verlichte interieur van het vliegtuig. ‘Of als iemand van wie je hield en die je vertrouwde je in de steek had gelaten? Of in de steek scheen te hebben gelaten!’ ‘Iemand van wie ik hield - ofschoon ik niet geloof dat ik haar ooit heb vertrouwd! - heeft me inderdaad in de steek gelaten!’ antwoordde hij zo spottend, dat ze de kleur uit haar wangen voelde wegtrekken. Tegelijkertijd was het alsof er een brok in haar keel schoot, zodat ze een paar keer hard moest slikken.

‘Ja,’ fluisterde ze nauwelijks hoorbaar, terwijl ze naar haar handen staarde. ‘Dat, eh, had ik vergeten.’

Plotseling klemde hij met een brute heftigheid zijn hand over de hare.

‘Kleine dwaas!’ riep hij uit. ‘Kleine dwaas...! Waarom moest je dat stuk van die brief bewaren? En als je mij had willen sparen, waarom liet je me dat dan niet merken? Het had toch weinig zin om dat stukje papier te bewaren alsof het iets van grote waarde was?’

‘Ik veronderstel dat ik het jou niet heb laten zien, omdat ik je wilde sparen,’ gaf ze tenslotte na een lang ogenblik van zwijgen toe.

‘Dank je.’ Maar zijn dankbaarheid bleek niet uit zijn stem. ‘Omdat ik zo hevig verliefd was?’

‘Ik - ik wist niet of je verliefd was of niet...’ Ze wenste dat hij ophield haar zo pijnlijk vast te houden. ‘Dat wist ik toen tenminste nog niet. Maar je hebt net gezegd dat het inderdaad zo was.’

‘Waarom zeg je het in de verleden tijd?’ vroeg hij hees. ‘Liefde sterft niet omdat iemand op een zeker ogenblik in gebreke schijnt te blijven, wel?’

‘Nee, dat hoort althans niet,’ gaf ze toe.

Hij leunde achteruit in zijn stoel en keek naar haar naar voren gezakte schouders.

‘Zou jouw liefde verdwijnen?’ wilde hij weten. ‘Als de man van wie je hield faalde?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Nee... Nee, natuurlijk niet.’

‘O, Melanie!’ riep hij zacht uit. ‘Melanie Blake! Ik had gehoopt dat je dit zou zeggen!’

Ze voelde eenvoudig dat ze naar hem moest kijken, en in het vreemde, getemperde licht, dat zo merkwaardig kalmerend scheen te werken, dacht ze dat zijn gezicht er magerder, vermoeider en meer vertrokken uitzag, alsof de scène van die ochtend een ontzaglijke klap voor hem was geweest. Alsof hij diep in zijn binnenste verbitterder was dan hij ooit eerder in zijn leven was geweest. ^

Maar toch was er een nieuw soort tederheid in zijn ogen toen ze heel diep in de hare keken - een tederheid die zo intens was, dat haar botten ervan dreigden te smelten.

Zijn vingers lieten hun pijnlijke greep varen en hielden haar alleen nog maar stevig vast.

‘Ga slapen. meisje.’ raadde hij haar aan, nog steeds op die zachte, tedere toon, ‘dan praten we er later nog weleens over. We hebben allebei een afschuwelijke dag achter de rug en dit is geen tijdstip om erop voort te borduren. Morgen zullen we terug zijn in Nonpareil, en dan moet je eens ernstig met me praten. Heel, heel ernstig...! En bovendien beloof ik je dat ik zal luisteren!’

‘Maar ik ga niet terug naar het Nonpareil,’ hoorde ze zichzelf spijtig zeggen, terwijl ze zich herinnerde hoe heilig ze zich had voorgenomen dat ze nooit meer naar het hotel zou terugkeren.

‘O, ja, dat doe je wel,’ verzekerde hij haar. ‘Ik ga terug en jij gaat terug... Althans tot we alles hebben uitgezocht! Jij gaat mee, al zou ik je moeten meesleuren aan die lieve vurige scalp van je, waarvan je gezworen hebt dat hij nooit aan mijn gordel zou hangen!’ Door de lichte spot in zijn stem moest ze weer de andere kant uitkijken, maar ze bevestigde hem niet dat haar scalp nooit, onder geen enkele voorwaarde, aan zijn gordel zou hangen, want ze wist dat hij er hing, gewenst of ongewenst!

Vlak voordat haar oogleden dicht begonnen te vallen en ze, ofschoon ze haar hoofd niet durfde om te draaien, ervan overtuigd was dat hij al sliep, fluisterde hij heel dicht bij haar oor: ‘Vind je ’s nachts vliegen nog steeds opwindend, Melanie?’

Ze keek door het raampje naar de op het donkere fluweel van de hemel rustende sterren, en met haar hand stevig in de zijne en haar hele toekomst volkomen onzeker voor zich, moest ze toch toegeven dat voor haar het ’s nachts vliegen meer dan alleen maar opwindend was. Want voor haar leek het een tijdelijk wegvallen van de normale dingen - alledaagse dingen...

En onder zulke omstandigheden was alles mogelijk!