Hoofdstuk 1

 

 

 

Melanie trok juist een van haar handschoenen aan, toen de liftdeuren opengingen en Rick Vandraaton de gang instapte.

Ze had hem al eerder die dag gezien, toen hij een ongebruikelijke inspectieronde deed, met het halve hotelpersoneel in zijn kielzog - zo had het althans geleken. En het was duidelijk dat zijn stemming nu niet beter was dan bij die andere gelegenheid. Zijn gitzwarte haar, dat de neiging had sluik over zijn voorhoofd te vallen, zag eruit alsof er ettelijke keren een paar ongeduldige vingers door waren gehaald, en op zijn voorhoofd lag een diepe rimpel. Zijn hoekige kaak zag er opstandig uit.

Juist op het ogenblik dat ze haastig wilde weglopen, kreeg hij haar in de gaten.

‘Ja, met u zal ik het maar proberen!’ riep hij tot haar verbazing uit. ‘Ik herinner me dat u eens een paar brieven voor me hebt uitgewerkt, en die waren niet al te slecht. Kom, laten we geen tijd verknoeien!’

Melanie staarde hem met open mond aan. Ze droeg een pastelgroen pakje en hield een enorme handtas onder haar arm geklemd. De charme van haar uiterlijk was meer dan voldoende om als evenwicht te dienen voor haar verbouwereerde uitdrukking, maar ze was ervan overtuigd dat Rick Vandraaton haar amper zag. En ze was er even zeker van dat het feit dat ze zojuist het hotel had willen verlaten voor een paar uurtjes welverdiende rust, hem totaal niets zou hebben geïnteresseerd als ze het gewaagd had erover te beginnen.

Jake Crompton, de bedrijfsleider, die anders evenmin aandacht aan haar zou hebben geschonken, bleek haar overtuiging te delen door haar een waarschuwend knipoogje te geven.

‘Spreek niet tegen,’ zei hij zacht. ‘Doe gewoon wat je gezegd wordt en doe het zonder er een lelijk gezicht bij te trekken!’

Onderdanig liep ze hierop achter hem aan. Een paar keer struikelde ze bijna over de dikke loper, want de beide mannen voor haar namen zulke enorme passen dat het haar de grootste moeite kostte hen bij te houden. Tenslotte bleven ze staan voor een lichtpaarse deur met een glimmend koperen belknop en een brievenbus, bijna precies als de deur van een villa of dure flat. Aan de andere kant ervan zag Melanie een korte trap, die toegang gaf tot Rick Vandraatons eigen particuliere heiligdom, hoog boven de wuivende groene bomen van de Londense pleinen.

Melanie voelde de koelte die hen tegemoet kwam toen ze binnenstapten. Ze zag hoe de gordijnen heen en weer bewogen in een opstekend briesje. Het waren gordijnen die rijk neerhingen voor een brede wand van glas. Ze waren parelgrijs en glansden even hard als de lichtpaarse deur. De lambrisering van esdoornhout had dezelfde kleur als de met damast beklede banken en diepe stoelen. De vloerbedekking was even grijs als een bewolkte hemel.

Uit de keuken verscheen een bediende, en Rick beval:

‘Breng eens iets te drinken!’

Maar Crompton zei zedig: ‘Niet voor mij, Rick!’ En toen Vandraatons ogen naar Melanie gingen, antwoordde de bedrijfsleider voor haar: ‘Het meisje is hier om te werken.’

‘Ja, natuurlijk!’ Maar Ricks ogen glinsterden spottend. ‘Niettemin geloof ik dat een koel drankje geen kwaad kan. Waarschijnlijk zal ze haar werk er nog beter door doen!’ Hij gaf een nieuw bevel aan de bediende.

Melanie trok haar handschoenen uit. Het was werkelijk een heel warme julidag en haar vingers waren vochtig. Vandraatons ogen namen haar weer nieuwsgierig op, en met dat rusteloze ongeduld erin dat haar al vaker was opgevallen.

‘Waarom bent u zo op en top gekleed?’ vroeg hij droog.

Ze legde hem uit dat haar werkdag voorbij was.

‘Nu wilt u indruk maken op een vriend? Nou, ik ben bang dat u dat de eerste paar uur wel kunt vergeten. Die vriend zal intussen wel bekoelen, als hij om de hoek staat te wachten!’

‘Het was niet mijn bedoeling een vriend te ontmoeten, Mr. Vandraaton,’ wees ze hem beleefd maar beslist terecht.

‘O nee?’ Opnieuw die onderzoekende blik, die alles in zich opnam: het rossige haar dat krullend onder haar kleine hoedje uitkwam, de lichte huid, de door donkere wimpers overschaduwde grijze ogen en haar keurige schoenen. Toen, alsof zijn belangstelling plotseling verdween, keek hij de andere kant uit en nam zijn glas aan. ‘Goed, wat u ook van plan was, u zult het moeten uitstellen tot een andere keer, want op het ogenblik bent u hier heel hard nodig. Vertel het haar maar, Jake,’ zei hij tegen zijn bedrijfsleider, waarop hij achterover leunde in zijn stoel en een sigaret opstak.

Jake Crompton gehoorzaamde, maar met alle waardigheid die vereist was van de bedrijfsleider van zo’n groot en prachtig hotel als het Nonpareil - een van Londens nieuwste en weelderigste bouwsels.

‘Het zit zo, Miss Blake,’ verklaarde hij, terwijl zijn lichte ogen minzaam op haar rustten. ‘Mr. Vandraaton vliegt over een paar dagen naar New York, en Miss Merryweather, die hem aanvankelijk zou vergezellen, kan dat helaas niet doen. Miss Drake, die zoals u weet aan het hoofd van de receptie staat, noemde u als vervangster, maar persoonlijk vind ik u wel een tikkeltje jong.’ Zijn wat medelijdende glimlach was bedoeld als een poging om haar te kalmeren, voor het geval ze zich beledigd mocht voelen. ‘We botsten echter bijna tegen u op toen u op de lift stond te wachten, en Mr. Vandraaton schijnt van mening te zijn dat hij het met u wel zal aankunnen. Hij zegt dat u al eens eerder iets voor hem hebt gedaan.’

‘Ik herinnerde me uw rode haar,’ merkte Vandraaton koel op, ‘en het feit dat u met redelijk gemak uw eigen steno kon teruglezen. Als ik u niet met iemand anders verwar, was uw typewerk ook niet zo slecht.’

‘Dank u,’ mompelde ze automatisch, maar haar hart bonsde wild. New York...? Verbeeldde ze het zich maar of had Mr. Crompton werkelijk New York genoemd, en de mogelijkheid dat zij als vervangster zou fungeren voor Miss Merryweather? Maar dat zou betekenen dat ze met Richard Vandraaton mee zou gaan naar New York! Richard Vandraaton, de zoon van de steenrijke eigenaar van het hotel, die gewend was aan de bijzonder kundige Miss Merryweather en haar, Melanie, vast en zeker verwarde met iemand anders. Bovendien was ze nog nooit eerder in het buitenland geweest.

New York...!

Rick bestudeerde haar geamuseerd, alsof hij de verbijsterde uitdrukking in haar ogen grappig vond.

‘Zo te zien bent u een beetje geschokt, Miss Blake,’ merkte hij op. ‘Wist u niet dat Miss Merryweather ging trouwen? Een onverstandige stap, maar daar is nu eenmaal niets tegen te doen. Ik zal een waardevolle secretaresse verliezen, doordat Cupido een beetje te royaal met zijn pijltjes is omgesprongen.’ De spot die in zijn ogen te lezen stond stuitte haar een beetje tegen de borst, evenals de toon waarop hij sprak. ‘Nu moet ik haar dus vervangen door iemand anders. Ik beweer niet dat u haar baan* voorgoed zou kunnen krijgen, maar een paar weken, misschien zelfs wel een paar maanden, zou ik genoegen met u kunnen nemen. En wat het belangrijkste is, u kunt direct aan iets beginnen waar enorm veel haast mee is.’

‘Maar...’

‘Geen gemaar, Miss Blake!’ De harde mond zag er bijna vijandig uit. ‘U veronderstelt toch niet dat ik er veel voor voel om bij deze temperatuur hard te werken, wel?’ Hij streek met een vinger langs de binnenkant van zijn witte boord en rukte aan zijn das alsof ze hem allebei dreigden te verstikken. ‘Ik wist niet dat jullie hier hittegolven hadden, maar blijkbaar komen die hier soms voor. En deze wel op een bijzonder vervelend tijdstip, omdat ik nog een heleboel te doen heb en overmorgen met het vliegtuig mee moet. Als u dus het gevoel hebt dat u me niet van werkelijk nut kunt zijn, en ik bedoel van werkelijk groot nut,’ voegde hij er met grimmige nadruk aan toe, ‘dan kunt u het beter meteen zeggen, zodat we Londen kunnen gaan afzoeken naar iemand anders. Bijvoorbeeld bij een van die agentschappen, die zo nu en dan het juiste artikel weten te leveren.’

‘M-maar, Mr. Vandraaton...!’ waagde ze hem ondanks zijn waarschuwing te onderbreken.

Hij stond op en begon heen en weer te lopen, en zijn bewegingen leken op die van een gekooide panter. Hij was een buitengewoon slanke man, slank en gespierd, gracieus, helemaal niet de typische Amerikaan. Dat wil zeggen, niet de moderne Amerikaan. Zijn hoge jukbeenderen, enigszins schuin staande ogen, de harde mond en het sluike donkere haar deden eerder denken aan een Indiaan.

Melanie wist dat hij voortreffelijk polo speelde en dat hij met zijn eigen jacht de Atlantische Oceaan was overgestoken. Dat hij alles wist van paarden en er ook verscheidene bezat op zijn landgoed in Berkshire, dat hij eenvoudig huurde, maar dat bekend stond vanwege de weekendparty’s. Hij reed in een lange, lage Jaguar, doorgaans met adembenemende snelheid, en onlangs was hij betrokken geweest bij een auto-ongeluk. Maar hij was er zonder kleerscheuren af gekomen en ook zonder boete, omdat het zijn schuld niet was geweest. Als het ging om precisie, bekwaamheid en koelbloedigheid kwam hij er altijd goed vanaf. Angst kende hij niet; hij kon zich volledig overgeven aan iets dat hem aantrok. Maar toen hij toezicht moest gaan houden op zijn vaders hotel in Londen - het hotel dat een vermogen had gekost en de trots van elk mannenhart zou zijn geweest - had hij het er zo bij laten zitten, dat elk afzonderlijk personeelslid overtuigd was geweest van zijn gebrek aan belangstelling. Het was maar goed dat het voltallige personeel buitengewoon bekwaam was. Bekwaam en betrouwbaar, en heel goed in staat om alles op rolletjes te laten lopen.

Hij scheen elk normaal zakelijk instinct te missen. Aan directievergaderingen had hij een hekel; de vier muren van een kantoor benauwden hem, en hij kon zich evenmin goed geven aan mensen - tenzij het mensen waren aan wie hij zich wilde geven. Rijke oude dames met poedels en bergen ongerechtvaardigde klachten maakten hem woedend, en hij vergat dat ze belangrijk waren voor de nering. En zelfs jonge, aantrekkelijke vrouwen kregen niet altijd de juiste reactie van de uiterst kieskeurige Amerikaan. Zijn vriendinnen waren ‘uitgelezen’, en er was er tenminste één bij die zo te zien in aanmerking kon komen voor de rol van Mrs. Rick Vandraaton.

Het was een knappe blondine, een Engelse, en het hotel had wekenlang gegonsd van de geruchten. Ze was van enorm goeden huize - op dat punt had hij het niet beter kunnen treffen - en de tijdschriften waarin geregeld foto’s van haar werden afgedrukt, waren ontelbaar. Iedereen in het hotel, ook hun wederzijdse vrienden, verwachtten elke dag een verlovingsaankondiging. Maar Rick hield ze allemaal eindeloos in spanning. Op een dag zou het zeker wel gebeuren, maar intussen haastte Rick zich niet. Door een enigszins pervers trekje van zijn karakter genoot hij ongetwijfeld van de stijgende nieuwsgierigheid.

Hij beende voor Melanie heen en weer, en zijn rusteloze bewegingen begonnen haar een beetje duizelig te maken. Plotseling bleef hij staan en keek haar scherp aan, alsof ze samen met andere gevoelens ook een acute ergernis bij hem had opgewekt.

‘Noem me geen Mr. Vandraaton!’ beet hij haar toe. ‘En hoe je me ook noemt, noem me in elk geval geen “Sir”. Dat soort dingen doen we in Amerika niet. Als je voor me gaat werken, zal het Rick moeten zijn. Daar staat natuurlijk tegenover dat jij niet langer Miss Blake zal zijn!’

‘Goed, Mr. Van... Sorry!’ Ze bevochtigde haar lippen. ‘Ik zal proberen u niet meer te ergeren.’

Hij glimlachte, en voor het eerst kon ze zien hoe mooi wit zijn tanden waren - veel mooier en veel regelmatiger dan de tandpastaglimlach van Jake Crompton.

‘Ik zal het je vergeven als je je zo nu en dan nog vergist. Tussen haakjes, hoe is jouw voornaam?’

‘Melanie.’

Hij herhaalde het.

‘Klinkt niet slecht. Geeft je een soort ouderwets aroma. Wel, Melanie...’ Zijn stem klonk weer zakelijk, alsof het aroma van haar naam even snel vervluchtigde als haar uiterlijk. ‘Denk je dat het zou lukken? Denk je dat ik iets aan je zou hebben?’

Ze wilde hem vertellen dat ze een moeder en twee jonge zusters had, met wie ze toch in elk geval wilde overleggen voordat ze erin toestemde zomaar met hem weg te vliegen, maar het leek er veel op dat zijn geduld daar niet toereikend voor zou zijn. In plaats daarvan zei ze daarom:

‘Ik zou het kunnen proberen.’

Hij fronste zijn wenkbrauwen.

‘Aan proberen heb ik niks. Ik heb al uitgelegd dat er werk ligt te wachten - massa’s werk!’ Zijn gezicht stond niet bepaald veelbelovend. ‘Heb je een pas?’

Ze moest toegeven dat dit niet het geval was.

‘Dan moeten we zorgen dat we er als de bliksem een voor je krijgen.’

Hij draaide zich om en pakte weer een sigaret. Geen wonder, dacht ze, dat zijn vingertoppen bruin waren van de nicotine.

‘Je salaris zal verdubbeld worden, zolang je in Amerika bent,’ vertelde hij haar, alsof er niet meer aan te twijfelen viel dat ze met hem zou meegaan. ‘En al je onkosten zullen natuurlijk betaald worden.’ Hij staarde door de glazen wand naar de exotische daktuin. ‘Het is een prachtige kans voor je, als je tenminste genoeg verstand hebt om dat te beseffen.’ Hij keek haar weer aan. ‘Ik hoop dat je dankbaar bent dat ik je heb uitverkoren?’

‘Eh - eh, ja.’ Ze kon onmogelijk ‘Rick’ zeggen, dus liet ze het er zo maar bij. Maar diep in haar binnenste begon een gevoel van dankbaarheid te groeien, dat haar tenslotte volkomen dreigde te overweldigen. Haar ogen glinsterden en haar wangen gloeiden. Wat een kans! Zelfs haar moeder zou zeggen dat ze een dwaas was als ze ook maar één ogenblik aarzelde, en haar twee jongere zusjes zouden zeggen dat ze gek was als ze deze kans liet schieten. Gek, stapelgek! ‘Ik zal mijn uiterste best doen,’ wist ze ademloos uit te brengen.

Rick Vandraaton keek haar enkele seconden lang doordringend aan. Toen glimlachte hij voor de tweede keer - een scheve glimlach, die verwarrend aantrekkelijk was.

‘Dat is je geraden,’ waarschuwde hij haar, ‘anders vlieg je eruit.’ Toen werd hij weer zakelijk, wat hem duidelijk moeite kostte. ‘Trek je mantel uit, dan gaan we meteen aan de slag. In het vertrek hiernaast staat een schrijfmachine, die kun je gebruiken. Ik kan je zelf aan een notitieblok helpen. Nu...’

Jake Crompton stond op en keek voor het eerst nogal koel geamuseerd.

‘Ik ga,’ zei hij, en hij liep naar de deur. In het voorbijgaan merkte hij tegen Melanie op: ‘Laat je niet overladen met werk, schatje. In zijn huidige stemming is hij in staat te vergeten dat je een mens bent.’

Ricks mond verstrakte zichtbaar.

‘Ik wil niet ongastvrij lijken,’ snauwde hij, ‘maar zolang je hier bent, kunnen we niet opschieten.’

Jakes glimlach verdween geen ogenblik van zijn gezicht. Zijn houding bleef goedgemutst en vriendelijk, en vlak voordat hij verdween, riep Rick hem met licht gefronste wenkbrauwen na:

‘Ga jij het maar bij de dames maken, Jake. Ik wou dat ik die gave bezat!’

Maar terwijl hij zich in de stoel achter zijn met paperassen overdekte bureau liet zakken, zag hij er niet naar uit dat hij daar ook maar de minste behoefte aan had.