4 EEN ONHEIL DAT NOG IN DE STERREN ZWEEFT

 

 

‘Goedenavond, dame. Wat danst u lichtvoetig. Als een engel.’

Luce deed haar mond open om iets terug te zeggen, maar haar stem stokte in haar keel.

Waarom moest Cam ongevraagd dit feest komen binnenvallen?

‘Goedenavond, heer,’ antwoordde Luce met een trilling in haar stem. Haar gezicht was roodaangelopen van het dansen, een van haar vlechten was losgeraakt en een van de mouwen van haar jurk was van haar schouder gegleden. Ze voelde de blik van Cam op haar blote huid. Ze wilde haar mouw omhoogtrekken, maar hij hield haar tegen met een in handschoen gestoken hand.

‘Zo’n heerlijk rommelige jurk’ – hij ging met een vinger over haar sleutelbeen en ze huiverde – ‘stimuleert de fantasie van een man.’

Het lied ging over op een andere toonsoort – een teken voor de dansers om van partner te wisselen. Cam tilde zijn vingers van haar huid, maar toen ze bij elkaar weg dansten, hamerde Luce’ hart nog steeds in haar keel.

Ze hield Cam vanuit een ooghoek in de gaten. Hij haar ook. Ze wist dat het niet de Cam uit het heden was die haar achterwaarts in de tijd achternazat. Nee, dit was de Cam die nu leefde en deze middeleeuwse lucht ademde.

Hij was met afstand de elegantste danser op het grasveld. Zijn passen hadden iets etherisch, hetgeen bij de dames niet onopgemerkt bleef. Door de aandacht die hij kreeg, wist Luce dat hij niet uit deze stad kwam. Hij was hier speciaal voor het Valentijnsfeest naartoe gekomen. Maar waarom in hemelsnaam?

Toen stonden ze weer tegenover elkaar. Danste ze eigenlijk nog wel? Haar lichaam voelde stijf en stram. Zelfs de muziek leek in een eindeloos tussenritme te haperen, en daardoor was Luce bang dat Cam en zij op deze plek zouden moeten blijven staan en elkaar voor altijd zo in de ogen zouden moeten blijven kijken.

‘Gaat het, meneer?’ Luce had niet gedacht dat ze dat zou zeggen, maar op de een of andere manier keek hij vreemd uit zijn ogen.

Er ging een duisternis van uit die zelfs zijn masker niet kon verhullen. Dit was niet het duister van zijn slechte daden, niet de angstaanjagende indruk die hij op de begraafplaats van Zwaard & Kruis had gemaakt. Nee, Cams ziel was verlamd van verdriet.

Wat was er gebeurd dat hij er zo uitzag?

Hij kneep zijn ogen tot spleetjes, alsof hij haar gedachten kon lezen, en er veranderde iets in zijn gezicht.

‘Nee hoor, met mij gaat het prima.’ Cam hield zijn hoofd schuin. ‘Ik maak me juist zorgen om jou, Lucinda.’

‘Om mij?’ Luce probeerde vooral niet te laten merken hoe haar dat aangreep. Ze wilde dat ze een heel ander masker had, een onzichtbaar masker, waardoor hij nooit meer zou kunnen denken dat hij wist hoe zij zich voelde.

Hij schoof zijn masker over zijn voorhoofd omhoog. ‘Je bent met een onmogelijke opgave bezig. Aan het eind van het liedje blijf je alleen en met een gebroken hart achter. Tenzij…’

‘Tenzij wat?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Er leeft zo veel duisternis in jou, Lucinda.’ Het luipaardmasker ging weer omlaag. ‘Kom mee terug, kom mee terug…’

Hij danste van haar af en zijn stem stierf weg. Voor de verandering was Luce nu eens níét klaar met hem. ‘Wacht!’

Maar Cam was al in de dansende menigte verdwenen.

Hij stapte in langzame kringen met een nieuwe danspartner rond. Laura. Cam mompelde het onschuldige meisje iets in het oor, en zij gooide haar hoofd in haar nek en lachte. Luce was woest. Ze wilde de eenvoudige, vrolijke Laura het liefst zo uit het duister van Cam wegrukken. Ze wilde Cam vastpakken en hem dwingen zich nader te verklaren. Ze wilde een gesprek met hem, maar dan wel op háár voorwaarden, niet met die korte melodramatische tussenpauzes tussen de passen van de horlepiep door, midden op een groot feest in de middeleeuwen.

Daar had je hem weer. Hij kwam met volmaakt beheerste passen naar haar toe, alsof hij het tempo van de muziek zelf beïnvloedde. Luce voelde zich volkomen machteloos. Net op het moment dat hij weer voor haar wilde komen staan, werd hij door een geheel in het zwart geklede lange blonde man opzijgeduwd. Hij ging voor haar staan en deed niet eens alsof hij danste.

‘Hallo.’

Ze hield haar adem in. ‘Hallo.’

Lang, gespierd, te mysterieus voor woorden. Ze zou hem overal herkend hebben. Ze stak haar handen naar hem uit, want ze wilde niets liever dan iets van aansluiting met hem voelen, ze verlangde naar dat heerlijke gevoel dat ze kreeg als ze de huid van haar grote liefde aanraakte…

Daniël.

Net toen de muziek op het punt kwam waarop iedereen van danspartner moest wisselen, vertraagde die – het leek wel magie – en vervloeide die tot een langzaam mooi ritme.

De vlammen van de fakkels die overal op het feest stonden opgesteld, flakkerden tegen de donkere lucht en de hele wereld leek zijn adem in te houden. Luce keek Daniël recht in de ogen, en alle bewegingen en alle kleuren om hem heen vervaagden.

Ze had hem gevonden.

Hij stak zijn armen naar haar uit, legde ze om haar middel heen, en haar lichaam versmolt met het zijne, een en al opwinding, zo blij was ze dat ze hem nu kon aanraken. Toen lag ze in Daniëls armen, en er was op de hele wereld niets zo heerlijk als met haar eigen engel kunnen dansen. Hun voeten kusten de grond, zo licht waren hun passen, en ze voelde aan Daniëls lichaam heel duidelijk hoe natuurlijk vliegen voor hem was. Ze voelde in haar eigen hart ook de opgetogenheid die haar altijd alleen maar overviel als Daniël bij haar was.

Er was niets heerlijkers dan dit – behalve dan misschien door hem gekust worden…

Haar lippen gingen verwachtingsvol uit elkaar, maar Daniël keek alleen maar naar haar en dronk haar met zijn ogen in zich op.

‘Ik was al bang dat je niet meer zou komen,’ zei ze.

Luce dacht aan haar ontsnapping via de Verkondigers in de achtertuin van haar ouders, aan hoe ze achter haar vorige levens aan was gegaan en had gezien hoe die in vlammen waren opgegaan, aan de ruzies die Daniël en zij altijd hadden over dat ze moest zorgen dat ze ongedeerd en in leven bleef. Soms vergat ze gewoonweg hoe leuk ze het samen hadden. Hoe lief hij was, hoe vriendelijk, en dat ze, als ze bij hem was, het gevoel kreeg alsof ze vloog.

Alleen al door naar hem te kijken gingen de haartjes op haar armen overeind staan en kwam haar maag omhoog van de spanning. En dat was nog allemaal niets vergeleken met wat er met haar gebeurde als hij haar kuste.

Hij deed zijn masker omhoog en hield haar zo stevig tegen zich aan dat ze zich niet kon verroeren. Dat wilde ze ook niet. Ze keek aandachtig naar alles van zijn prachtige gezicht, en haar ogen bleven het langst hangen bij de zachte welving van zijn lippen. Ze had hier zo lang naartoe geleefd dat ze het gewoonweg niet kon geloven. Hij was het echt!

‘Ik kom altijd bij je terug.’ Zijn ogen brachten haar in trance. ‘Daar ben ik door niets van af te brengen.’

Luce ging op haar tenen staan. Ze wilde niets liever dan hem kussen, maar Daniël legde een vinger tegen haar lippen en glimlachte. ‘Kom mee,’ fluisterde hij, en hij pakte haar hand.

Daniël voerde haar mee langs de rand van het grasveld, langs de kring van eikenbomen waarbinnen de feestgangers zich bevonden. Het lange gras kietelde aan haar enkels en de maan scheen hen bij. Toen liepen ze de kille duisternis van het bos in. Daar pakte Daniël een kleine brandende lantaarn op; het leek alsof hij dit allemaal al zo gepland had.

‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ze, hoewel dat er niet echt toe deed – zolang ze maar bij elkaar waren.

Daniël schudde alleen maar zijn hoofd en glimlachte. Hij stak haar zijn hand toe om haar te helpen over een gevallen tak te springen die het pad versperde.

Terwijl ze daar zo liepen, stierf de muziek weg, totdat die bijna niet meer te horen was en zich vermengde met het gekras van uilen, het geritsel van eekhoorntjes in de bomen en met het zachte lied van de nachtegaal. De lantaarn wiegde aan Daniëls arm mee en het licht zocht wiebelend naar het web van kale takken dat zich naar hen toe kronkelde. Vroeger zou Luce de schaduwen van het bos doodeng gevonden hebben, maar dat leek nu wel een eeuwigheid geleden.

Terwijl ze daar zo hand in hand liepen, volgden Luce’ en Daniëls voeten een smal kiezelpad. Het werd al kouder en ze boog zich naar hem toe om het wat warmer te krijgen. Ze begroef zich in de armen die hij om haar heen sloeg.

Toen ze bij een splitsing in het pad aankwamen, bleef Daniël even staan, bijna alsof hij verdwaald was. Toen draaide hij zich naar haar om. ‘Ik moet het je uitleggen,’ zei hij. ‘Je hebt nog een Valentijnscadeau van me tegoed.’

Luce lachte. ‘Ik heb helemaal niks van je tegoed. Ik wil alleen maar bij je zijn.’

‘Ja, maar ik heb jóúw cadeau wel gekregen…’

‘Míjn cadeau?’ Ze keek verbaasd op.

‘Ja, en dat heeft me heel diep geraakt.’ Hij pakte haar hand. ‘Als ik je ooit aan het twijfelen heb gebracht over mijn gevoelens voor jou, moet ik je daarvoor mijn excuses aanbieden. Maar tot gisteren dacht ik niet dat ik vanavond naar je toe zou kunnen komen.’

Hoog boven hen kraste een kraai, die vervolgens vlakbij op een wiebelige tak landde.

‘Maar toen kwam er een boodschapper en die heeft alle ridders die ik onder mijn hoede heb de opdracht gegeven om naar het feest te gaan. Ik heb zo hard gereden om hier vanavond te kunnen zijn dat ik mijn paard volkomen heb afgemat. Maar ik wilde je heel graag bedanken voor je lieve, attente cadeau en ik wilde iets terugdoen.’

‘Maar Daniël, ik heb helemaal geen…’

‘Dank je wel, Lucinda.’ Toen haalde hij een leren schede tevoorschijn, die eruitzag alsof er een dolk in zat. Luce probeerde niet al te verbaasd te kijken, maar ze had het ding nog nooit van haar leven gezien.

‘O.’ Ze lachte zacht en voelde aan het kleedje dat ze in haar zak had. ‘Heb jij wel eens het gevoel dat er iemand over ons waakt?’

Hij glimlachte en zei: ‘Voortdurend.’

‘Misschien zijn het onze beschermengelen,’ mompelde Luce voor de grap.

‘Wie weet,’ zei Daniël. ‘Maar op dit moment zijn we volgens mij gewoon met z’n tweetjes. Gelukkig maar.’

Hij leidde haar naar het linkerpad; ze liepen nog een paar stappen, gingen toen naar rechts en kwamen langs een kromme eik. In het donker voelde Luce dat ze op een kleine ronde open plek waren aangekomen, waar vermoedelijk een reusachtige eik was omgehakt. De stronk stond op het midden van de open plek, en er was iets op gezet, maar Luce kon niet zien wat het was.

‘Doe je ogen dicht,’ zei hij, en toen ze dat deed, voelde ze dat de lantaarn bij haar vandaan ging. Ze hoorde hem op de open plek rondlopen, en ze wilde bijna even gluren, maar wist zich in te houden, want ze wilde de verrassing juist beleven zoals Daniël die voor haar had bedoeld.

Na een poosje rook Luce een bekende geur. Ze hield haar ogen dicht en snoof diep. Iets zachts, iets bloemigs… Echt onmiskenbaar.

Pioenen.

Terwijl Luce daar nog steeds met haar ogen dicht stond, zag ze haar saaie kamer op Zwaard & Kruis weer voor zich, die werd opgevrolijkt door de vaas met pioenrozen voor het raam, die Daniël haar in het ziekenhuis was komen brengen. Ze zag de rand van het klif in Tibet weer voor zich, waar ze was doorgestapt, het witte licht in, het klif waar Daniël steeds één bloem aan haar vorige ik uitdeelde, in een spel waar veel te snel een einde aan kwam. Ze kon het tuinhuisje in Helston bijna ruiken, waar zich een zee van vederlichte witte bloemblaadjes van pioenrozen bevond.

‘Doe je ogen nu maar open.’

Ze hoorde aan Daniëls stem dat hij glimlachte, en toen ze haar ogen opendeed en hem voor de boomstronk zag staan, waarop een hoge, wijde koperen vaas stond met daarin een grote bos pioenrozen, sloeg ze haar hand voor haar mond en slaakte ze een kreetje. Maar dat was nog niet alles. Ook tussen de ranke takken had Daniël pioenen gevlochten. Hij had ook vaasjes gemaakt van de holten in de boomstammen rond de open plek. Hij had de grond bestrooid met de tere, sneeuwwitte bloemblaadjes. Hij had een krans gevlochten voor in haar haar. Hij had overal kleine lantaarns opgehangen, en tientallen kaarsen aangestoken. Toen hij naar voren kwam om de krans op Luce’ hoofd te leggen, smolt ze bijna – en haar middeleeuwse ik ook.

De middeleeuwse Lucinda herkende de enorme bloemenzee niet – ze had natuurlijk geen flauw idee hoe dat kon in februari –, maar ze vond het een geweldige verrassing. Maar Lucinda Price wist dat de hagelwitte pioenen meer waren dan zomaar een Valentijnsgeschenk. Zij waren het symbool van de eeuwige liefde die Daniël Grigori voor haar voelde.

Het kaarslicht flakkerde op zijn gezicht. Hij glimlachte, maar zag er toch gespannen uit, alsof hij niet zeker wist of ze zijn cadeau wel leuk zou vinden.

‘O, Daniël.’ Ze vloog hem in de armen. ‘Wat prachtig.’

Hij draaide haar in het rond en zette de krans wat steviger op haar hoofd.

‘Dat zijn pioenen. Geen traditionele Valentijnsbloemen,’ zei hij, terwijl hij bedachtzaam met zijn hoofd schudde, ‘maar toch… een soort traditie.’

Luce was blij dat ze precies begreep wat hij bedoelde.

‘Misschien kunnen we er onze eigen Valentijnstraditie van maken,’ stelde ze voor.

Daniël plukte een grote bloem uit het boeket en stak die tussen haar vingers, die hij toen tegen haar hart aan drukte. Hoe vaak had hij dit gebaar in de loop van de geschiedenis al niet gemaakt? Luce zag aan de glinstering in zijn ogen dat hij er nooit genoeg van kreeg.

‘Ja, onze hoogstpersoonlijke Valentijnstraditie,’ mijmerde hij. ‘Pioenen en… tja, er moet nog wel iets anders bij. Vind je niet?’

‘Pioenen en…’ Luce pijnigde haar hersenen. Ze had verder nergens behoefte aan. Ze had niks nodig, alleen Daniël… en… tja… ‘Wat dacht je van pioenen en een kus?’

‘Dat lijkt me een heel goed idee.’

Toen kuste hij haar, en zijn lippen daalden met een ongeëvenaard verlangen op de hare neer.

De kus voelde wild, nieuw en verkennend, alsof ze elkaar nog nooit eerder hadden gekust.

Daniël ging er helemaal in op, vlocht zijn vingers door haar haar en blies zijn warme adem tegen haar hals, terwijl zijn lippen haar oorlelletjes, haar sleutelbeen en haar lage halsuitsnijding verkenden. Ze kregen allebei te weinig lucht binnen, maar weigerden hun kus te onderbreken.

Er kroop een warme jeuk in Luce’ hals omhoog, en haar hartslag begon te jagen.

Was het al zover?

Ze was bereid om hier ter plekke te sterven van liefde, midden in dit gloeiende witte bos. Ze wilde niet bij Daniël weg, ze wilde niet de lucht in gesmeten worden, het zoveelste zwarte gat in met alleen Bill als gezelschap.

Die ellendige vloek ook. Waarom zat zij daar toch aan vast? Waarom kon ze zich er niet van losmaken?

Tranen van frustratie sprongen haar in de ogen. Ze maakte zich los van Daniëls lippen, drukte haar voorhoofd hard tegen het zijne en wachtte moeizaam ademhalend af tot het vuur haar ziel zou verschroeien en dit lichaam het leven zou ontnemen.

Maar… Toen ze ophield met Daniël te kussen, ebde de hitte weg, alsof je een pan van het vuur haalde. Ze vloog weer naar zijn lippen toe.

De hitte bloeide meteen weer in haar op, als een roos in de zomer.

Maar iets was er anders aan. Dit was niet de allesverterende vlam die haar het leven benam, die haar had verbannen uit haar vorige lichamen en die hele theaters in rook had doen opgaan. Nee, dit was de warme, duizeligmakende extase die je voelt als je iemand kust van wie je zielsveel houdt – iemand die voor eeuwig en altijd de jouwe hoort te zijn. En voor nu.

Daniël keek haar gespannen aan, want hij voelde wel dat er iets belangrijks binnen in haar was gebeurd. ‘Is er iets?’

Er was zo veel te zeggen…

Duizend vragen vochten zich naar het puntje van haar tong, maar toen werd haar fantasie door een norse stem in haar hoofd verstoord.

De enige Valentijnsdag die jullie samen zijn geweest.

Hoe kon dat? Er was zo veel liefde tussen hen geweest, en toch hadden ze nog nooit eerder deze beroemde dag van de romantische liefde doorgebracht in elkaars armen. En ze zouden dat hierna dus ook nooit meer doen.

Toch bevonden ze zich nu hier, opgesloten in een moment tussen het verleden en de toekomst in, bitterzoet en dierbaar, verwarrend, vreemd en ongelooflijk echt. Luce wilde dit niet bederven. Misschien hadden Bill, de jonge geestelijke en haar lieve vriendin Laura ieder op hun eigen manier wel gelijk.

Misschien was het al fijn genoeg om gewoon verliefd te zijn.

‘Er is niets. Kus me nu maar, kus me en kus me en kus me.’

Daniël tilde haar op en hield haar in zijn armen. Zijn lippen waren als honing. Ze sloeg haar armen om zijn nek. Zijn handen gleden over haar onderrug. Luce kreeg bijna geen adem. Ze werd overspoeld door liefde.

In de verte klonken de kerkklokken. Nu gingen ze de namen uit de Urn van Cupido trekken; jongenshanden die lukraak een liefje kozen, meisjeswangen rood van opwinding, en iedereen hopend op een kus. Luce deed haar ogen dicht en wilde dat elk stelletje op het grasveld – elk stel op de hele wereld – een kus zou beleven die zo heerlijk was als deze.

‘Gelukkige Valentijnsdag, Lucinda.’

‘Gelukkige Valentijnsdag, Daniël. Opdat er nog vele mogen volgen.’

Hij schonk haar een warme, hoopvolle blik en knikte. ‘Dat beloof ik je.’