1 HET GEHEIM

 

 

 

Arriane blikte de naar tijm geurende Toscaanse ochtend in, en zuchtte.

Ze lag op haar ellebogen op het fluweelgroene gras, met haar kin in haar handen, en ze genoot van de warmte – veel te warm voor de tijd van het jaar – en van het heerlijke gevoel van zachte vingers die door haar lange donkere haar gingen.

Zo brachten Arriane en Tess de zeldzame middagen dat ze samen waren door: het ene meisje maakte vlechten, het andere vertelde verhalen. En daarna andersom.

‘Er was eens een heel bijzondere engel,’ begon Arriane, terwijl ze haar hoofd naar opzij draaide, zodat Tess het haar in haar nek kon opnemen.

Tess was beter in vlechten dan Arriane. Ze ging altijd naast Arriane zitten met een mand vol wilde bloemen uit het bos op haar schoot. Dan boog ze zich over Arrianes smalle rug en vlocht ze strakke vlechten in het dikke haar van de engel. Vervolgens speldde ze de vlechten in een zigzagpatroon over Arrianes hoofdhuid, totdat ze eruitzag als Medusa, want zo had Arriane het het liefst.

Arriane mocht daarentegen van geluk spreken als ze de woeste rode haardos van Tess tot één enkele vlecht wist te bedwingen. Ze haalde met de grootst mogelijke moeite de kam door de lokken van Tess, terwijl die het uitkermde van de pijn. Maar Arriane was weer beter in verhalen vertellen. En wat had je aan vlechten als het niet met een goed verhaal gepaard ging?

Dan was er niks aan.

Arriane sloot haar ogen en kreunde toen Tess haar nagels over haar hoofdhuid liet gaan. Niets zo heerlijk als de aanraking van je geliefde.

‘Arriane?’

‘Ja.’ Ze deed haar ogen open en haar blik dwaalde over het weiland waar de melkkoeien van de boerderij stonden te lummelen. Dit waren haar favoriete momenten: stil en ongecompliceerd, precies zoals zij zelf ook waren. Het was laat in de middag; de meeste melkmeiden die op dezelfde boerderij werkten als Arriane, waren al terug naar huis.

Ze had dit baantje uitgekozen omdat ze daarmee een beetje in de buurt van Lucinda was, die in dit leven was opgegroeid op een Engels leengoed, een paar minuten vliegen naar het noorden. Normaal gesproken voelde Daniël zich heel ongemakkelijk als Arriane en de andere engelen aanwezig waren om hem in de gaten te houden. Maar vanaf de melkboerderij kon Arriane hem de ruimte geven en toch snel naar Lucinda en hem toe vliegen als dat nodig was. Bovendien vond Arriane het leuk om zo nu en dan even het leven van een sterveling te leiden. Het was fijn om op de boerderij een taak te krijgen en om een baas tevreden te stellen. Tess begreep die behoefte nooit zo goed, maar ja, de meester van Tess was dan ook iets veeleisender dan de Troon.

Het kwam niet vaak voor dat ze even een momentje met Tess alleen had. Haar bezoekjes aan de zuivelboerderij – en aan dit deel van de wereld in het algemeen – waren zeldzaam en duurden ook nooit lang. Arriane dacht niet graag aan de duisternis die Tess te wachten stond zodra ze afscheid hadden genomen, of aan de meester die Tess niet graag zijn rijk zag verlaten.

Niet aan denken, sprak Arriane zichzelf streng toe. Niet als Tess bij je is en het nergens voor nodig is om aan jullie liefde te twijfelen!

Ja. Tess was bij haar. En het gras onder hen was zo zacht en het rook op de boerderij zo heerlijk naar veldbloemen dat Arriane zo de koesterende boezem van een geruststellende droom in had kunnen zweven.

Maar ze was aan het vertellen. Tess was dol op haar verhalen. ‘Waar was ik gebleven?’ vroeg Arriane.

‘O, dat weet ik niet meer.’ Tess klonk afgeleid. Toen ze een pluk haar optilde, kraste ze met haar nagel langs Arrianes nek.

‘Au.’ Arriane wreef in haar nek. Was Tess het dan ook vergeten? Maar Arriane was degene die in gedachten verzonken was geraakt, niet Tess. ‘Is er iets, liefje?’

‘Nee,’ zei Tess snel. ‘Je begon met een verhaal… een heel bijzondere… eh…’

‘Ja!’ zei Arriane blij. ‘Een heel bijzondere engel. En ze heette… Arriane.’

Tess trok aan haar haar. ‘Weer een verhaal over jezelf?’ Ze lachte, maar haar lach klonk afstandelijk, alsof ze al weggevlogen was, ver weg.

‘Jij komt er ook in voor, hoor! Wacht nou maar af.’ Arriane rolde zich op haar zij, zodat ze Tess kon aankijken. De arm waarmee Tess had gevlochten gleed over Arrianes heup omlaag.

Tess droeg een witkatoenen jurk met een strak lijfje en korte mouwen met ruches. Ze had sproeten op haar schouders, die Arriane aan sterrenstelsels deden denken. Haar ogen waren net iets donkerder dan de schrikbarend lichtblauwe irissen van Arriane.

Arriane had nog nooit iemand gezien die zo mooi was als zij.

‘En wat was er dan zo bijzonder aan die engel?’ vroeg Tess even later om haar aan te sporen.

‘O, waar moet ik beginnen? Ze had zo veel bijzondere dingen!’ Arriane gooide haar hoofd in haar nek en dacht na over welke kant ze met dit verhaal op zou gaan. Ze voelde de nog niet vastgebonden vlecht opzij van haar hoofd losgaan.

‘O, Arriane!’ riep Tess uit. ‘Nu heb je het helemaal verpest!’

‘Ik kan er toch ook niks aan doen dat mijn haar andere plannen heeft! En jouw haar misschien ook wel!’ Arriane greep naar het lint dat om de lange rode vlecht van Tess gestrikt zat.

Maar het meisje was haar te snel af. Ze krabbelde als een krab in het gras achteruit en moest lachen toen Arriane overeind kwam en achter haar aan ging.

‘Deze héél bijzondere engel,’ riep ze Tess na, die door het hoge gras en tegen de straffe februariwind in rende, ‘had heel smerige klitten in haar haar. Daar stond ze in de wijde omtrek om bekend. Klittenbos noemden ze haar.’ Arriane trok haar benen één voor één hoog op, stak haar handen in de lucht en liet haar vingers wiebelen, om haar na te doen. ‘Hele steden werden in haar machtige haardos verzwolgen. Hele legers in haar klauwen meegegrist! Volwassen mannen gingen huilend ten onder in de zwarte afgrond van haar slangachtige vlechten.’

Op dat moment struikelde Arriane over de zoom van haar lange vormeloze melkmeidenjurk en viel ze keihard op de grond. Op handen en knieën keek ze naar Tess op, die tussen Arriane en de zon in was gaan staan, met een lichtkrans om haar rode haar.

Tess bukte zich om Arriane overeind te helpen, met haar handen zacht om Arrianes polsen.

‘Tot er op een dag…’ Arriane wilde haar modderige handen aan de voorkant van haar jurk afvegen, maar Tess sloeg ze weg en haalde uit haar zak een katoenen zakdoek tevoorschijn. ‘Totdat deze engel op een dag iemand ontmoette die haar hele leven veranderde…’

Tess stak haar kin een beetje omhoog. Ze luisterde.

‘Deze persoon was een beetje duivels,’ zei Arriane. ‘Ze was heel ernstig, probeerde de streken van Klittenbos altijd te dwarsbomen, lachte haar uit om haar naïviteit en hielp Klittenbos er altijd aan herinneren dat er dingen waren die veel belangrijker waren dan je haar.’

Tess draaide zich volkomen onverwacht om. Ze ging in het gras zitten, met haar rug naar Arriane toe. Vond ze soms dat haar personage er bekaaid afkwam? Maar het verhaal was nog lang niet afgelopen! In elk verhaal moest een keerpunt zitten, een verrassingselement. Arriane ging over de uitgestrekte benen van Tess liggen en steunde op één elleboog in het gras. Met haar andere hand maakte ze de armen los die Tess stevig over elkaar geslagen hield. Maar zelfs toen Tess de handen van haar geliefde vasthield, hield ze haar ogen nog steeds strak gericht op de lichtgele bloem in het gras.

‘Hou maar op met dat stomme verhaal, Arriane.’ Het leek wel alsof ze in trance was. ‘Ik ben er vandaag niet voor in de stemming.’

‘O, maar wacht nou even! Ik begin pas net lekker op gang te komen!’ Arriane fronste haar voorhoofd. ‘Deze demon, een ogenschijnlijke tegenstander, was in heel veel opzichten precies het tegenovergestelde van Klittenbos. Haar haar was net een rode pluizenbol, zoals die van een paardenbloem.’ Arriane aaide over Tess’ haar. ‘Haar huid was een licht doek dat bij de geringste aanraking van de zon al verbrandde.’ Ze ging met haar vinger over de gladde blote arm van Tess.

‘Arriane…’

‘Maar het wezen was een demon met een kam, en in haar handen werden de weerbarstige lokken van Klittenbos getemd. Deze persoon had, in tegenstelling tot de engel, een karakter dat…’

‘Genoeg!’ beet Tess haar toe, en ze rukte haar blik los en richtte die nu op een ondiep beekje met kiezels erlangs, aan de rand van het weiland. ‘Ik heb schoon genoeg van die sprookjes.’

Ze stond op en Arriane krabbelde overeind.

‘Het is geen sprookje,’ hield Arriane vol, en ze negeerde het kippenvel dat ze voelde komen opzetten. Ze ging rechtop zitten en hield haar hoofd schuin naar Tess. ‘Het feit dat wij hier samen zijn…’

‘Is alleen maar een teken dat hij even niet oplette.’

‘Niet oplette?’ Er woei een koude wind over het weiland.

‘Hij heeft me een ultimatum gegeven.’

Het bloed trok weg uit Arrianes wangen, en daarmee verdwenen ook de felle kleuren uit het weiland. De lucht werd minder blauw, het gras verloor zijn schittering. Zelfs het haar van Tess leek minder rood. Arriane had geweten dat dit eraan zat te komen, al sinds het begin, maar toch schrok ze er zo van dat het haar de adem benam.

Tess droeg de zwarte tattoo met de sterren in haar nek – de tattoo die Lucifer aanbracht bij zijn naaste kring van demonen.

‘Hij weet het. En nu wil hij me terug.’ De stem van Tess klonk ijzig – een ijzigheid die tot in Arrianes ziel leek door te dringen.

‘Maar je bent hier net!’ Arriane had zin om naar haar vriendin toe te rennen en huilend aan Tess’ voeten neer te vallen, maar ze keek alleen maar omlaag naar haar handen. ‘Ik wil niet dat je weggaat. Ik vind het vreselijk als je weggaat.’

‘Arriane…’ Tess zette een stap naar haar toe, maar Arriane deinsde woedend achteruit.

‘Hij kan niet zomaar bepalen wat wij wel en niet mogen! Wat voor monster ben je als je voortdurend hoog opgeeft over de vrije wil, maar iemand vervolgens geen toestemming geeft om zijn eigen hart te volgen?’

‘Ik heb hierin niets te kiezen.’

‘Jawel, dat heb je wel,’ zei Arriane. ‘Je doet het alleen niet.’

Toen Tess geen antwoord gaf, ging Arrianes borst zwaar op en neer – de eerste golf van een snik met de afmetingen van een tsunami. Ze schaamde zich ontzettend. Ze draaide zich om en rende het weiland in. Ze rende langs de bedding van de beek en daarna de glooiende grashelling aan de westkant van de boerderij op. Ze liep zo dwars door de kruidentuin van haar bazin heen; door haar tranen zag ze de tijm niet eens staan. Ze hoorde dat Tess achter haar aan gerend kwam – zachte voetstappen die dichterbij kwamen. Maar Arriane bleef pas staan toen ze bij de deur van de oude schuur was aangekomen, waar ze de volgende ochtend vlak voor zonsopgang zou opstaan om te gaan melken.

Ze gooide zich tegen de ruwe houten wand van de schuur en liet haar snikken de vrije loop.

Tess sloeg van achteren haar armen om Arriane heen, waarbij haar rode vlecht over Arrianes schouder zwaaide. Ze legde haar hoofd tussen Arrianes schouderbladen en zo bleven ze even stilletjes staan, terwijl ze allebei huilden.

Toen Arriane zich omdraaide en met haar rug tegen de door de zon gewarmde wand van de schuur ging staan, pakte Tess haar hand vast. Haar vingers waren lang, bleek en rank; die van Arriane waren heel kort, en de nagels helemaal afgekloven. Arriane trok Tess door de in roestige scharnieren hangende deur mee de schuur in, waar ze veilig waren voor de nieuwsgierige blikken van de andere melkmeisjes, die zich al snel zouden verzamelen om aan tafel te gaan.

Ze gingen tussen het hooi en de paarden staan; in een hoek lagen een paar koeien tegen elkaar aan gekruld. De geur van de dieren was overal: de muskusgeur van de paarden, de donzig zoete geur van de kippen, het opgedroogde zweet van de koeienhuiden.

‘Er bestaat een manier waarop wij bij elkaar kunnen zijn,’ zei Tess heel zacht tegen Arriane.

‘Hoe dan? Wil je het dan tegen hem opnemen?’

‘Nee, Arriane.’ De demon schudde haar hoofd. ‘Ik heb de eed afgelegd. Ik zit aan Lucifer vast.’

Toen Tess haar hoofd omdraaide om door de schuurdeur naar buiten te kijken, over het uitgestrekte weiland, zag Arriane heel even de donkere tattoo met de sterren, die haar prachtige huid ontsierde. Dat was de enige smet die op het lichaam van engelen kon beklijven. Op de littekens van hun vleugels na verdween elk ander met inkt aangebracht teken, elke wond of litteken na verloop van tijd vanzelf weer.

Het merkteken van Lucifer was het enige aan Tess waar Arriane naar eigen zeggen niet van kon houden. Ze bracht haar hand omhoog om aan haar eigen nek te voelen – bleek en onbezoedeld. Puur.

‘Er is een andere manier,’ zei Tess, en ze ging zo dicht bij Arriane staan dat hun voeten elkaar raakten. Tess’ liefde rook naar jasmijn, en ze zei vaak dat Arriane naar zoete room rook. ‘Er is een manier om niet meer zo te hoeven leven, zodat niet meer altijd alles tussen ons geheim moet zijn.’

Tess stak haar armen naar Arriane uit tot achter haar schouders. Arriane dacht even dat ze haar weer wilde omhelzen. Ze voelde dat haar lichaam naar haar toe getrokken werd, dat ze vastgehouden wilde worden…

Maar in plaats daarvan kropen er koude vingers langs haar nek omhoog. ‘Je zou je bij me kunnen aansluiten.’

Arriane rukte zich los. Haar huid jeukte.

‘Sluit je bij mij aan, als zielsverwant, Arriane. Sluit je bij mij aan en neem je plaats in de gelederen van de Hel in.’