2 EEN ZIEL OP DRIFT

 

 

 

Uren later stond Luce met haar ellebogen op de vensterbank van een klein stenen raam geleund.

Het dorp zag er vanaf dit plekje op de eerste verdieping heel anders uit: een netwerk van onderling met elkaar verbonden stenen huizen, en van rieten daken die hier en daar schuin op elkaar stonden, als een soort middeleeuws appartementencomplex.

Laat op die middag waren veel ramen, waaronder het raam waar Luce uit hing, versierd met gevlochten kransen van donkergroene takken klimop of volle takken hulst. Die waren het teken dat die avond buiten de stad het feest zou plaatsvinden.

Valentijnsdag, dacht Luce. Ze kon voelen dat Lucinda er met angst en beven tegen opzag.

Nadat Bill bij het kasteel de benen had genomen voor zijn mysterieuze ‘avondje vrij’, was alles heel snel gegaan: ze had in haar eentje door de stad gedoold, tot er uit het niets een meisje, dat een paar jaar ouder was dan zij, was opgedoken, dat Luce mee de bedompte trap op had genomen van dit kleine huis van twee kamers.

‘Weg bij het raam, zus,’ riep een hoge stem vanuit de kamer. ‘Zo komt er Sint-Valentijnstocht binnen!’

Dat meisje was Helen, de oudere zus van Lucinda, en in dit rokerige, benauwde huis van twee kamers woonde zij met haar familie. De grijze muren van de kamer waren kaal en het enige meubilair bestond uit een houten bank, een schraagtafel en de stapel strozakken waarop het gezin sliep. Op de vloer lag grof stro, en er was lavendel op gestrooid – een armzalige poging om de stank van de talgkaarsen te verdrijven, die brandden bij wijze van verlichting.

‘Nog heel even,’ riep Luce terug. Het kleine raam was de enige plek waar ze geen last had van claustrofobie.

Achter de steeg rechts van haar lag de markt, waar ze eerder al een glimp van had opgevangen, en als ze zich ver genoeg naar buiten boog, kon ze een piezeltje van het witstenen kasteel zien.

Dat kleine stukje dat ze ervan kon zien liet Lucinda niet los – dat voelde Luce in de ziel die ze met haar deelde –, want op de avond van de dag waarop Lucinda Daniël voor het eerst in de rozentuin had gezien, had ze hem, toen ze weer thuis was, peinzend uit het raam in de hoogste toren naar buiten zien staren. Sindsdien was ze voortdurend naar hem op de uitkijk, maar hij had zich nooit meer vertoond.

Een andere stem fluisterde: ‘Waar staart ze nou zo lang naar? Wat is er in vredesnaam zo interessant?’

‘Dat weet alleen Onze Lieve Heer,’ antwoordde Helen met een zucht. ‘Mijn zus is een echte dromer.’

Luce draaide zich langzaam om. Haar lichaam had nog nooit zo vreemd gevoeld. Het deel dat van de middeleeuwse Lucinda was, was verwelkt en lethargisch, terneergedrukt door de liefde, die ze – dat wist ze zeker – zou kwijtraken. Het deel dat van Lucinda Price was, klampte zich juist vast aan het idee dat er misschien toch nog een kansje was.

Zelfs de eenvoudigste bezigheden kostten haar grote moeite, zoals met de drie meisjes praten die voor haar stonden, met een geschrokken blik op hun mooie gezichtjes.

De langste, in het midden, was Helen – Lucinda’s enige zus en de oudste van de vijf kinderen die hun gezin telde. Ze was pas getrouwd, en alsof ze dat duidelijk wilde maken had ze haar dikke blonde haar in twee vlechten verdeeld en in een moederlijke knot opgestoken.

Naast Helen stond Laura, hun jongste buurmeisje – het meisje, realiseerde Luce zich nu, over wie ze de twee vrouwen bij de waslijn had horen praten. Laura was pas twaalf, maar ze was oogverblindend mooi: blond haar, grote blauwe ogen en een luide, brutale lach die je door de hele stad kon horen.

Luce hield haar lachen in en probeerde de beschermende houding van Laura’s moeder te rijmen met wat Luce wist dat het meisje allemaal al had meegemaakt: hand in hand met de page lopen, diep in het koele woud van de kasteelheer. Datgene wat Luce van Lucinda’s herinneringen aan Laura meekreeg, deed haar denken aan Arriane. Laura was, net als de engel, iemand die je meteen mocht.

En dan had je nog Eleanor: de oudste en beste vriendin van Lucinda. Ze waren samen opgegroeid en hadden als zussen elkaars kleren gedragen. Ze maakten ook ruzie als zussen. Eleanor kon heel bot zijn en verstoorde Lucinda’s dromerijen vaak met een gemene opmerking. Maar ze verstond ook de kunst om Lucinda weer met beide voeten op de grond te zetten, en ze hield echt ontzettend veel van haar. Eigenlijk een beetje zoals haar huidige relatie met Shelby, besefte Luce.

‘Nou?’ vroeg Eleanor.

‘Nou wat?’ zei Lucinda geschrokken. ‘Wat staren jullie me nou aan?’

‘We hebben je pas drie keer gevraagd wat voor masker je vanavond gaat dragen.’ Eleanor zwaaide met drie kleurige maskers voor Lucinda’s gezicht heen en weer. ‘Hup, maak een einde aan die spanning!’

Het waren eenvoudige leren dominomaskers, die alleen de ogen en de neus bedekten en die je met een dun zijden lint op je achterhoofd vastbond. Ze waren alle drie bekleed met dezelfde grove stof, maar allemaal met een ander ontwerp beschilderd: een rode met kleine zwarte viooltjes, een groene met tere witte bloesems en een ivoorkleurige met lichtroze rozen bij de ogen.

‘Ze staart je aan alsof ze deze maskers de afgelopen vijf jaar niet ook al naar alle gemaskerde bals heeft gedragen!’ mompelde Eleanor tegen Helen.

‘Ze heeft het talent om oude dingen helemaal als nieuw te zien,’ zei Helen.

Luce rilde, hoewel het in de kamer warmer was dan het in de wintermaanden meestal was geweest. In ruil voor de eieren die de burgers de kasteelheer ten geschenke hadden aangeboden, had hij elk huishouden een bosje brandhout gegeven. Dus het haardvuur brandde vrolijk en bezorgde de meisjes een gezonde blos op hun wangen.

Daniël was de ridder die belast was met de taak om de eieren op te halen en het brandhout uit te delen. Hij was zelfverzekerd naar binnen gestapt, maar was, toen hij Lucinda zag, weer achteruitgewankeld. Dat was de laatste keer dat de middeleeuwse Lucinda hem had gezien, en na maanden van gestolen momenten samen in het bos wist Luce’ vorige ik zeker dat ze Daniël nooit meer zou zien.

Maar waarom eigenlijk niet, vroeg Luce zich nu af.

Luce voelde dat Lucinda zich schaamde voor de armzalige woning van haar familie, maar dat was onzin. Het maakte Daniël vast niets uit dat Lucinda een boerendochter was. Hij wist dat ze altijd veel meer was dan dat. Er moest nog een andere reden zijn. Iets in Lucinda was zo verdrietig dat ze de dingen niet meer duidelijk zag. Maar Luce kon haar helpen – om Daniël te vinden en hem terug te veroveren, in elk geval voor zolang ze nog te leven had.

‘Die ivoorkleur staat je mooi, Lucinda,’ drong Laura aan in een poging behulpzaam te zijn.

Maar Luce kon zich er niet toe zetten zich in de maskers te verdiepen. ‘O, het maakt niet uit, ze zijn alle drie prima. Misschien toch die ivoorkleur; die staat mooi bij mijn jurk.’ Ze trok maar zo’n beetje aan de gedrapeerde stof van haar versleten wollen jurk.

De meisjes barstten in lachen uit.

‘Je gaat die gewone marktjurk toch niet dragen?’ vroeg Laura geschrokken. ‘We gaan allemaal in onze mooiste kleren!’ Ze zeeg theatraal neer op de houten bank bij de haard. ‘O, ik zou nooit verliefd willen worden met mijn saaie dinsdagrok aan!’

Er drong zich een herinnering aan Luce op: Lucinda had zich in haar enige mooie jurk vermomd als dame en was zo de rozentuin van het kasteel binnen geglipt. Daar had ze Daniël in dit leven voor het eerst ontmoet. Dat was de reden waarom hun relatie van meet af aan al als bedrog voelde. Daniël had gedacht dat Lucinda iets anders was dan een gewone boerendochter.

Dat was de reden waarom het voor Lucinda een verschrikkelijk vooruitzicht was om die mooie rode jurk weer te moeten aantrekken en op een feest te moeten doen alsof ze het reuze naar haar zin had.

Maar Luce kende Daniël beter dan Lucinda hem kende. Als hij de kans kreeg om Valentijnsdag met haar door te brengen, liet hij zich die niet door de neus boren.

Ze kon geen van deze innerlijke beroerselen natuurlijk aan de meisjes uitleggen. Ze kon zich alleen maar omdraaien en de tranen stiekem met de rug van haar hand wegvegen.

‘Ze ziet eruit alsof de liefde haar al gevonden heeft en haar flink te pakken heeft genomen,’ mompelde Helen zacht.

‘Zeg, als de liefde jóú te pakken heeft genomen, neem jíj de liefde toch ook gewoon te pakken!’ zei Eleanor op haar bekende bazige manier. ‘Stamp je verdriet er gewoon met je dansschoenen uit!’

‘O, Eleanor,’ hoorde Luce zichzelf zeggen. ‘Jij begrijpt het toch niet.’

‘En jíj begrijpt het wel?’ Eleanor lachte. ‘Jij, het meisje dat niet eens haar naam in de Urn van Cupido wilde stoppen?’

‘O, Lucinda!’ Laura sloeg haar handen voor haar mond. ‘Waarom in hemelsnaam niet? Ik wou dat ik van mijn moeder mijn naam in de Urn van Cupido mocht stoppen, daar zou ik alles voor overhebben!’

‘En dat is dan ook precies de reden waarom ík haar naam voor haar in de urn heb gegooid!’ riep Eleanor uit, terwijl ze de sleep van Luce’ jurk vastpakte en haar in het rond door de kamer trok.

Na een achtervolging waarbij de bank en de kaars op de vensterbank waren omgevallen, greep Luce Eleanors hand. ‘Dat heb je toch niet echt gedaan, hè?’

‘O, een beetje lol zal je goeddoen! Ik wil dat je vanavond gaat dansen, blij en vrolijk met alle andere maskers. Kom op, help me er een kiezen. Welke kleur zorgt ervoor dat mijn neus wat kleiner lijkt: rood of groen? Misschien krijg ik dan een man wel zover dat hij verliefd op me wordt!’

Luce voelde haar wangen gloeien. De Urn van Cupido! Wat had dat in vredesnaam met een Valentijnsdag met Daniël te maken?

Maar voor ze iets kon zeggen, werd Lucinda’s feestjurk tevoorschijn gehaald: een enkellange jurk van rode wol, versierd met een smal kraagje van otterbont. Hij was van voren dieper uitgesneden dan welke jurk ook die Luce thuis in Georgia ooit zou dragen; als Bill haar zag zou hij waarschijnlijk ‘sexy, zeg’ in haar oor fluisteren.

Luce bleef stilzitten en Helen vlocht een takje met hulstbesjes in haar loshangende zwarte haar. Ze dacht aan Daniël, aan hoe zijn ogen waren opgelicht toen hij die keer in de rozentuin voor het eerst naar Lucinda toe was gekomen…

Er werd aangeklopt en iedereen schrok op. In de deuropening verscheen het gezicht van een vrouw. Luce herkende haar meteen als de moeder van Lucinda.

Zonder er verder bij na te denken rende ze naar haar toe en sloot zich in de veilige warmte van de armen van haar moeder.

Ze legde haar armen stevig en liefdevol om haar schouders. Dit was het eerste leven dat Luce had bezocht waarin ze een sterke band met haar moeder had gevoeld. Dat bezorgde haar een heel gelukkig gevoel, maar ze kreeg er tegelijk ook heimwee van.

Thuis in Thunderbolt, Georgia, probeerde Luce zich zo vaak ze kon volwassen en zelfstandig te gedragen. Ze realiseerde zich dat Lucinda precies zo was. Maar op dit soort momenten – als door liefdesverdriet de hele wereld vreugdeloos werd – hielp alleen de troostende omhelzing van je moeder maar.

‘Mijn dochters, en allemaal zo mooi en volwassen! Als ik jullie zo zie voel ik me veel ouder dan ik ben!’ Hun moeder haalde lachend haar vingers door Luce’ haar. Ze had vriendelijke lichtbruine ogen en een zacht, expressief voorhoofd.

‘O, moeder,’ zei Luce met haar wang tegen de schouder van haar moeder. Ze dacht aan Doreen Price en probeerde niet te huilen.

‘Moeder, vertelt u ons nog eens hoe u vader op het Valentijnsfeest hebt ontmoet,’ zei Helen.

‘Toch niet weer dat oude verhaal!’ Hun moeder kreunde, maar de meisjes zagen dat het verhaal zich al in haar ogen aftekende.

‘Jawel! Jawel!’ riepen de meisjes allemaal uit.

‘Nou, ik was jonger dan Lucinda toen ik moeder werd,’ begon haar soepele stem. ‘Ik moest van mijn moeder het masker dragen dat zij jaren daarvoor zelf had gedragen. Toen ik de deur uit ging, gaf ze me deze raad mee: “Glimlach, kind, want mannen houden van een blij meisje. Zorg dat je blije dagen gevolgd worden door blije nachten…”’

Naarmate haar moeder verder in haar liefdesverhaal dook, merkte Luce dat haar ogen weer afdwaalden naar het raam. Ze stelde zich de torens van het kasteel voor, en Daniël die naar buiten keek. Zocht hij haar?

Toen haar verhaal afgelopen was, haalde haar moeder iets uit het buideltje dat ze om haar middel gebonden had en ze gaf het met een ondeugende knipoog aan Luce.

‘Voor jou,’ fluisterde ze.

Het was een klein stoffen pakje, met touw eromheen. Luce liep naar het raam en vouwde het voorzichtig open. Met trillende vingers maakte ze het touw los.

Er zat een hartvormig kanten kleedje in, ongeveer ter grootte van haar vuist. Iemand had deze tekst erop geschreven, als je het Luce vroeg met een blauwe Bic-pen:

 

Rozen zijn rood,

Viooltjes zijn blauw,

Suiker is zoet,

Ik hou van jou.

 

Ik zal je vanavond zoeken.

Liefs, Daniël

 

Luce proestte het bijna uit van het lachen. Ze wist echt honderd procent zeker dat Daniël zoiets nooit zou schrijven. Er zat duidelijk iemand anders achter. Bill?

Maar voor de Lucinda die Luce deels ook was, waren deze woorden een wirwar van krassen. Luce realiseerde zich dat het meisje niet kon lezen. Maar toen de betekenis van het gedicht eenmaal door Luce was verwerkt, merkte ze toch dat er ook bij Lucinda iets van begrip daagde. Haar vorige ik vond dit de meest verfrissende, boeiendste poëzie die ze ooit gehoord had.

Oké, dus ze ging naar het feest en ze zou Daniël gaan zoeken. Ze zou Lucinda wel eens laten zien hoe krachtig hun liefde kon zijn.

Vanavond zou er gedanst worden. Vanavond zou er magie in de lucht hangen. En zelfs als dit de enige keer was in de lange geschiedenis van Daniël en Lucinda, zou ze vanavond het speciale genoegen smaken om Valentijnsdag door te brengen met degene van wie ze hield.