3 HEERLIJKE WANORDE

 

 

 

‘Eleanor!’ riep Luce boven een drukke menigte dansende mensen uit toen haar vriendin in de geanimeerde rij van een horlepiep langs stuiterde. Maar Eleanor hoorde haar niet.

Het was moeilijk vast te stellen of de stem van Luce nu overstemd werd door het verrukte gebrul van het publiek bij een poppenvoorstelling op een van de verplaatsbare podia die aan de westkant van de dansvloer waren opgesteld, of door de schorre, hongerige menigte die aan de oostkant van het grasveld bij de lange tafels met eten in de rij stond. Of misschien kwam het gewoon door de zee van dansende mensen in het midden, die met een roekeloze, romantische overgave sprongen, draaiden en rondtolden.

Het was alsof de dansers op het Valentijnsfeest niet zomaar aan het dansen waren, maar ook brulden, lachten, de tekst meezongen op de muziek van de troubadour en joelden naar vrienden aan de andere kant van de modderige dansvloer. Ze deden het allemaal tegelijk. En uit volle borst.

Eleanor bevond zich buiten gehoorsafstand en zette stampend en draaiend de danspassen, helemaal het met eikenbomen omzoomde grasveld over. Er zat voor Luce niets anders op dan zich naar haar onhandige danspartner om te draaien en een buiging voor hem te maken.

Het was een spichtige, wat oudere man met vaalgele wangen en slecht sluitende lippen, die er door zijn afhangende schouders uitzag alsof hij zich het liefst achter zijn te kleine lynxmasker wilde verstoppen.

En toch vond Lucinda het niet erg. Ze kon zich niet heugen dat ze ooit met zo veel plezier had gedanst. Ze waren al aan het dansen sinds de zon de horizon had gekust; nu fonkelden de sterren aan de hemel. Er stonden altijd zo veel sterren aan de hemels van haar verleden. Het was een koude avond, maar Luce’ gezicht was roodaangelopen en haar voorhoofd was vochtig van het zweet. Toen het nummer zijn einde naderde, bedankte ze haar danspartner en glipte ze tussen een rij dansende mensen – blij dat ze weg kon.

Want het mocht dan nog zo heerlijk zijn om onder de sterren te dansen, Luce was de echte reden dat ze hier was echt niet vergeten.

Ze keek het veld over en was bang dat ze Daniël, zelfs als hij daar ergens was, nooit zou vinden. Vier troubadours, in bonte uitdossing, verzamelden zich op een wiebelige verhoging aan de noordkant van het veld, waar ze op luiten en lieren tokkelden en een lied aanhieven dat net zo prachtig klonk als een ballade van de Beatles. Op een middelbareschoolfeest werden de meisjes die geen verkering hadden, en Luce dus ook, altijd zenuwachtig van dit soort langzame nummers, maar hier waren de passen aangepast op de liederen en hoefde je nooit zonder partner te zitten. Je pakte gewoon het dichtstbijzijnde warme lichaam, leuk of niet leuk, en dan ging je dansen. Een huppelende horlepiep voor de een, een rondcirkelende dans in groepjes van acht voor de ander. Luce voelde dat Lucinda sommige passen uit zichzelf al kende, maar de andere passen pikte ze snel genoeg op.

Was Daniël er maar…

Luce liep naar de rand van het veld, om even te pauzeren. Ze bekeek de jurken die de vrouwen droegen. Naar moderne maatstaven gemeten waren die niet chic, maar de vrouwen droegen ze met zo veel trots dat de jurken daardoor net zo elegant leken als de fraaiste jurken die ze in Versailles had gezien. Veel jurken waren van wol gemaakt; een paar hadden in de kraag of langs de zoom een katoenen accent. De meeste mensen in de stad hadden maar één paar schoenen, dus overal zag je versleten leren stappers, maar Luce realiseerde zich al snel dat je daar veel gemakkelijker op kon dansen dan op die hoge hakken die je voeten afknelden.

De mannen zagen er parmantig uit met hun beste broek aan. De meesten hadden er voor de warmte een lange wollen tuniek overheen aan. Capuchons werden naar achteren over hun schouders gegooid; de temperatuur was die avond boven het vriespunt, het was zelfs bijna zacht. Op de meeste leren maskers van de mannen was het gezichtje van een dier uit het bos geschilderd, ter variatie op de bloemendessins van de damesmaskers. Een paar mannen hadden duur uitziende handschoenen aan. Maar de meeste handen die Luce die avond aanraakte, waren koud, zaten vol kloven en zagen rood.

Overal op de paadjes door het veld zaten katten te kijken. Honden zochten tussen de wirwar van lichamen naar hun baasje. Het rook naar dennenbomen, zweet, kaarsen van bijenwas en naar de zoete muskusgeur van vers gemberbrood.

Toen het volgende nummer zijn einde naderde, zag Luce Eleanor staan, die het zo te merken prima vond om verlost te worden van de arm van een jongen op wiens rode masker een vossensnuit stond geschilderd.

‘Waar is Laura?’

Eleanor wees naar een groepje bomen, waar hun jonge vriendin dicht tegen een voor hen onbekende jongen aan stond en hem iets in het oor fluisterde. Hij liet haar een boek zien en gebaarde in de lucht. Zo te zien had hij veel werk gemaakt van zijn haar. Hij had een masker voor dat een konijnenkop moest voorstellen.

De meisjes laveerden giechelend door de menigte. Daar had je Helen; ze zat samen met haar man op een wollen deken die ze op het gras hadden gelegd. Ze dronken samen uit een houten mok vol dampende cider en ze lachten ergens ontspannen om, waardoor Luce Daniël weer vreselijk miste.

Overal zag je verliefde stelletjes. Zelfs de ouders van Lucinda waren naar het feest gekomen. Terwijl ze over het grasveld paradeerden, schuurde haar vader met zijn witte baard langs de wang van haar moeder.

Luce zuchtte en voelde toen aan het kanten kleedje in haar zak.

Rozen zijn rood, viooltjes zijn blauw; als Daniël dat niet geschreven had, wie dan wel?

De laatste keer dat ze een brief had ontvangen die door Daniël geschreven zou zijn, was dat een val geweest, die door de Verschoppelingen op touw was gezet…

En toen had Cam haar gered.

De vlammen sloegen haar uit. Was dit soms ook een val? Bill had gezegd dat het gewoon een Valentijnsfeest was. Hij had zo zijn best gedaan om haar met haar zoektocht te helpen dat hij haar toch nooit alleen gelaten zou hebben als er hier echt gevaar had gedreigd? Toch?

Luce zette de gedachte van zich af. Bill had gezegd dat Daniël er zou zijn, en Luce geloofde hem. Maar dat wachten deed haar de das om.

Ze liep achter Eleanor aan naar een lange tafel, waar borden en schalen met eten waren neergezet – allemaal gerechten die de mensen zelf hadden meegebracht. Er waren reepjes eendenvlees met kool, hele hazen die aan het spit waren geroosterd, grote potten met bloemkool met een feloranje saus, hoog opgetaste schalen met appels, peren en gedroogde bessen, die geplukt waren in de omringende bossen, en één lange houten tafel vol met misvormde, halfverbrande taarten, zowel hartig als zoet.

Ze zag hoe een man een plat mes uit een riem om zijn middel losmaakte en een flinke punt taart voor zichzelf afsneed. Toen Luce die avond de deur uit was gegaan, had haar moeder haar een ondiepe houten lepel meegegeven, die ze aan een wollen ceintuur om haar middel had gehangen. Deze mensen hadden alles bij zich om te eten, te snijden en te vechten, zoals Luce alles bij zich had om lief te hebben.

Eleanor dook weer naast Luce op en hield een kommetje pap onder haar neus.

‘Met kruisbessenjam erdoor,’ zei Eleanor. ‘Daar hou je toch zo van?’

Toen Luce haar lepel in de dikke brij stak, steeg er een heerlijke geur van op, waardoor het water haar in de mond liep. De pap was warm, stevig en verrukkelijk – precies wat ze nodig had om weer genoeg opgepept te worden voor de volgende dans. Voor ze het wist had ze de hele kom leeg.

Eleanor keek even verbaasd omlaag naar de lege kom. ‘Zo, trek gekregen van het dansen?’

Luce knikte en voelde zich warm en tevreden. Toen zag ze een eindje van het gedrang af twee in bruin gewaad gestoken geestelijken zitten, op een houten bank onder een iep. Geen van beiden nam deel aan de feestelijkheden – ze zagen er eerder uit als chaperonnes dan als feestgangers –, maar de jongste van de twee tikte wel met zijn voet op de maat van de muziek mee, en de ander, die een verdord gezicht had, keek duister naar de mensenmassa.

‘De Heer ziet en hoort deze obscene losbandigheid, waaraan de mensen zich zo dicht bij Zijn huis bezondigen,’ schimpte de man met het verdorde gezicht.

‘Dichterbij dan ooit zelfs.’ De andere geestelijke lachte. ‘Herinnert u zich nog, eerwaarde Docket, hoeveel goud er van de Kerk naar het Valentijnsbanket van de kasteelheer is gegaan? Waren het niet twintig goudstukken voor dat hert? De feestelijkheden van deze mensen kosten niet meer dan de energie die ze nodig hebben om te dansen. En ze dansen als engelen.’

Zag Luce haar engel op dit moment maar op zich af komen dansen…

‘Engelen die zich morgen verslapen als ze naar hun werk moeten, wat ik je brom, jongeheer Herrick.’

‘Ziet u dan niet aan die jonge gezichten hoeveel plezier ze hebben?’ De jongste van de twee geestelijken liet zijn blik over het grasveld gaan, zag Luce aan de rand staan en begon te stralen.

Ze merkte dat ze vanachter haar masker ook naar hem glimlachte, maar haar avond zou nog veel leuker kunnen zijn, namelijk als ze Daniëls armen om zich heen zou voelen. Wat had dit romantische avondje anders voor zin?

Luce en de geestelijke met het verdorde gezicht waren zo te merken de enigen die níét enorm van het gemaskerde bal genoten. Over het algemeen hield Luce wel van een leuk feest, maar op dit moment wilde ze eigenlijk alleen maar bij elke jongen die langskwam het masker van zijn gezicht trekken. Stel nou dat ze hem al was tegengekomen, maar dat ze niet had gezien dat hij het was? Hoe moest ze weten of de Daniël van dit tijdperk eigenlijk wel naar haar op zoek was?

Ze staarde een lange blonde jongen, die er met zijn masker voor net uitzag als een adelaar, zo brutaal aan dat hij langs het kraampje van de speelgoedmaker en de poppenvoorstelling heen rende en voor haar ging staan.

‘Zal ik mezelf even aan je voorstellen of blijf je me liever alleen maar aanstaren?’ Zijn plagende stem kwam haar bekend noch onbekend voor.

Luce hield heel even haar adem in.

Ze stelde zich voor hoe zalig het zou zijn om zijn handen om haar middel te voelen… De manier waarop hij haar altijd naar achteren liet hellen, vlak voordat hij haar kuste… Ze wilde voelen aan de plek waar zijn vleugels aan zijn schouders ontsproten, aan het geheime litteken dat niemand kende, behalve zij…

Toen ze haar hand uitstak om zijn masker omhoog te doen, grijnsde de jongen om haar brutaliteit, maar toen Luce zijn gezicht zag, stierf zijn glimlach net zo snel weg als de hare.

Hij was ontzettend knap, daar niet van. Het was alleen Daniël niet. En daardoor verbleekte elk aspect van deze jongen – van zijn vierkante neus en zijn krachtige kaak tot zijn zuiver grijze ogen – in vergelijking met de jongen die zij gehoopt had te zullen zien. Ze slaakte een lange verdrietige zucht.

De jongen voelde zich gegeneerd en liet dat merken ook. Hij zocht naar woorden en deed toen zijn masker maar weer voor. Luce voelde zich ontzettend rot.

‘Het spijt me,’ zei ze, en ze deinsde snel achteruit. ‘Ik dacht dat je iemand anders was.’

Gelukkig botste ze tegen Laura op, wier gezicht, in tegenstelling tot dat van Lucinda, heel vrolijk stond. Ze genoot van de betoverende avond.

‘O, ik hoop dat ze snel de namen uit de Urn van Cupido gaan trekken!’ fluisterde Laura, en ze stuiterde op haar hakken op en neer en trok Luce gelukkig weg bij de adelaarsjongen.

‘Heb je je naam er dan toch nog stiekem in gestopt?’ vroeg Luce. Ze wist een glimlachje te produceren.

Laura schudde haar hoofd. ‘Mijn moeder zou me vermoorden!’

‘Het duurt niet lang meer.’ Eleanor kwam naast hen staan. Ze zag er gespannen uit. Ze was heel zelfverzekerd, behalve over jongens. ‘De volgende keer dat de kerkklokken luiden, gaan ze de namen trekken, zodat de nieuwe geliefden dan meteen kunnen gaan dansen. En misschien krijgen ze wel een kus, als ze geluk hebben.’

De volgende keer dat de kerkklokken luiden. Luce had het gevoel dat het net acht uur had geslagen, maar de tijd ging vast sneller dat ze dacht. Was het al bijna negen uur? De tijd die ze samen met Daniël kon doorbrengen was bijna voorbij. Ze had er ook niets aan om hier alleen maar volkomen geobsedeerd naar die hele parade van maskers te staan kijken. Achter geen enkele oogspleet gloeiden paarsblauwe ogen op.

Ze moest iets doen. Ze had zomaar het gevoel dat ze op de dansvloer wel eens meer geluk zou kunnen hebben.

‘Zullen we weer gaan dansen?’ vroeg ze aan de meisjes, en ze trok hen weer mee de menigte in.

 

De feestgangers hadden het gras tot modder vertrapt. Er speelde nu ingewikkeldere muziek, een snelle wals, en de dansen waren ook anders dan daarnet.

Luce volgde de lichte, snelle passen en leerde gaandeweg hoe ze de wat meer ingewikkelde armbewegingen moest maken. Met de vlakke handen tegen elkaar met de heer die voor je stond, een eenvoudige buiging, dan een paar sprongetjes in een brede kring om je danspartner heen, zodat je met je gezicht naar de andere kant kwam te staan, en dan wisselen met het meisje links van je. Dan weer met de vlakke handen tegen elkaar met de volgende jongeman, en de hele riedel weer van voren af aan.

Halverwege het lied was Luce buiten adem. Ze bleef giechelend voor haar nieuwe partner staan. Ze had plotseling het gevoel dat ze met haar voeten in de modder vastgezogen stond.

Hij was lang en slank en hij droeg een masker met luipaardvlekken. Zeker in Lucinda’s ogen was dat een heel exotisch dessin, want in de bossen rond de stad waar zij woonde kwamen geen luipaarden voor. Het was in elk geval het elegantste masker dat ze tot nog toe op dit feest had gezien. De man stak zijn gehandschoende handen uit, en toen Luce haar handen voorzichtig in de zijne liet glijden, greep hij die stevig, bijna bezitterig vast. Achter de gaatjes van de luipaardogen verscheen een zachte gloed. Smaragdgroene pupillen klonken zich aan de hare vast.