2 HELSE VERLANGENS

 

 

 

Arriane deinsde achteruit. ‘Nee,’ fluisterde ze, want ze was ervan overtuigd dat dit uitgesloten was. ‘Dat zou ik nooit kunnen.’

De blauwe ogen van Tess keken haar met een ongekend vurige blik smekend aan. ‘Dan hoeven we onze relatie niet meer geheim te houden en kunnen we het van de daken schreeuwen.’

Haar stem bulderde en galmde langs de dakspanten van de schuur – Arriane werd er zenuwachtig van.

‘Wil je dat dan niet?’ riep Tess uit. ‘Wil je dan niet dat wij samen kunnen zijn, dat we die onzinnige ketenen verbreken die ons ervan weerhouden om echt onszelf te kunnen zijn?’

Arriane schudde haar hoofd. Dit was niet eerlijk. Tess was niet goed wijs. Ze had de prachtigste, meest verheven ziel die Arriane ooit had leren kennen, maar dit keer was ze te ver gegaan. Als Tess echt om Arriane gaf, wist ze allang wat haar geliefde hierop zou antwoorden.

Maar…

Arriane twijfelde even en stond zichzelf toe om de situatie vanuit Tess’ standpunt te bekijken. Natuurlijk wilde Arriane ook openlijk van Tess kunnen houden. Ze zou niets liever willen. Maar wat moest ze verder nog doen om dat te bewijzen?

Nee! Dit kon Tess niet van haar vragen! Dat ze de Hel verkoos boven de Hemel! Dat was geen liefde. Dat was waanzin.

‘Misschien zijn die regels er niet voor niets,’ zei Arriane aarzelend. ‘Misschien moeten engelen en demonen niet…’

‘Wat?’ onderbrak Tess haar. ‘Zeg het dan.’

‘Lucifer zou het nooit goedvinden,’ zei Arriane toen maar ontwijkend, en ze draaide zich van Tess af om door de schuur op en neer te gaan lopen. Ze liep langs de paarden in hun stallen. De koeien in hun hok. Alles had zijn plaats. Ze keek naar de andere kant van de schuur, naar Tess, en ze had zich nog nooit zo ver verwijderd gevoeld van de ziel van wie ze het allermeest hield.

‘Misschien vindt Lucifer het wel goed…’ begon Tess.

‘Je weet toch hoe hij over liefde denkt!’ beet Arriane haar toe. ‘Al sinds…’ Maar ze maakte haar zin niet af. Dat oude verhaal deed er niet toe – nu niet althans.

‘Je begrijpt het niet.’ Tess liet een gemeen lachje horen, alsof Ariane zoiets eenvoudigs als een wiskundesom niet begreep. ‘Hij zei dat we, als ik jou mee zou nemen…’

‘Wie zei dat?’ Arrianes hoofd vloog omhoog. ‘Lucifer?’

Tess deed een stap bij haar vandaan, alsof ze bang was, en Arriane meende heel even in een flits iets tussen de dakspanten van de schuur te zien. Een stenen beeldje… een gargouille. Het leek wel alsof dat hen in de gaten hield. Maar toen ze met haar ogen knipperde, was het weg. Ze keek Tess weer aan, wier ogen helemaal verwilderd stonden, en voelde zich verraden.

‘Heb je het hém verteld?’

Nu beende Arriane naar Tess toe, en vlak voor haar vriendin bleef ze staan. Tess’ borst ging zwaar op en neer, want ze was verbaasd over deze aanval, maar Tess deinsde niet achteruit.

‘Hoe dúrf je?’ beet Arriane haar toe, en ze draaide zich op haar hakken om.

Voordat Arriane de schuur uit kon hollen, pakte Tess haar bij haar polsen beet. Arriane wurmde zich los en voelde Tess’ vingers langs haar huid trekken.

‘Laat me met rust!’ riep Arriane zonder het te menen, maar Tess luisterde niet. Ze ging weer naar Arriane toe en trok nu zo hard aan de mouw van haar jurk dat de stof scheurde.

‘Ja, ik heb het tegen hem gezegd!’ brulde Tess recht in Arrianes gezicht. ‘In tegenstelling tot jou kan mij het helemaal niets schelen wie het allemaal weet!’

Arriane duwde haar van zich af, zo hard dat Tess achterover tegen een stapel melkemmers aan viel. Die vielen om en kwamen onder luid gekletter op haar neer, zodat er wat witte druppels op haar bleke huid spatten.

Tess schopte de emmers weg en schoot overeind. En toen – Arriane had het totaal niet zien aankomen – ontsproten achter op haar schouders haar vleugels.

Ze hadden nog nooit, maar dan ook nog nooit hun vleugels aan elkaar laten zien; dat was iets wat ze al een eeuwigheid geleden zo afgesproken hadden. Dat zou hen er veel te duidelijk aan herinneren dat hun liefde geen bestaansrecht had.

Nu vulden de brede demonenvleugels van Tess de schuur met een glinsterend licht. Ze waren gemaakt van het goud van het laatste ogenblik voordat de zon helemaal onderging; hoge hellingen die als twee identieke bergen achter haar schouders opstegen. Ze wiekten heel licht langs haar lichaam, volledig uitgestrekt, stijf, met de punten iets naar binnen gekruld, naar Arriane toe.

De bekende vlieghouding.

De paarden hinnikten en de koeien begonnen te loeien, alsof ze de spanning konden voelen, alsof ze merkten dat er iets ergs ging gebeuren.

Wat er hierna gebeurde was in het geheel niet Arrianes bedoeling geweest, maar tegelijkertijd kon ze er ook niets aan doen: haar vleugels reageerden uit zichzelf op deze oproep. Ze kwamen in een snelle beweging uit haar schouders naar buiten, en dat voelde zo natuurlijk en heerlijk dat ze per ongeluk een vreugdekreet slaakte. Maar het volgende moment, toen ze zag hoe de vleugels zich naast haar uitstrekten, had ze al vreselijke spijt.

Tess sloeg met haar geweldige gouden vleugels en haar lichaam kwam van de grond. Ze bleef een fractie van een seconde in de lucht zweven en toen dook ze omlaag en viel ze Arriane aan. Samen rolden ze over de vloer van de schuur.

‘Waarom doe je dit?’ riep Arriane uit, en ze greep Tess bij haar schouders beet en probeerde haar uit alle macht van zich af te houden.

Tess had Arrianes lange haar vastgegrepen. Ze trok het naar achteren, zodat ze Arriane recht in de ogen kon kijken. ‘Om je te laten zien dat ik bereid ben voor je te vechten. Ik wil alles voor je doen.’

‘Laat me los!’ Arriane wilde helemaal niet voor haar liefde vechten, maar haar vleugels ondergingen die bekende magnetische aantrekkingskracht tot de eeuwige vijand. Arriane schreeuwde het uit van de pijn en gaf een klap in het gezicht dat ze altijd alleen maar had willen aanbidden.

‘Zodra je je bij me hebt aangesloten,’ zei Tess woedend, terwijl ze Arrianes handen tegen de grond drukte, ‘zal hij je accepteren. Dan zal hij onze liefde accepteren.’

Arriane schudde haar hoofd en dook onder haar vriendin in elkaar. Ze was bang voor wat Tess hierna zou doen, maar ze moest de waarheid spreken.

‘Het is een truc.’

‘Hou je mond.’

‘Een truc om me daarheen te krijgen. Weer een ziel erbij, dat is het enige waar het hem om te doen is.’ Arriane verzette zich tegen de houdgreep waarin haar vriendin haar vasthield, tegen haar eigen loodzware vleugels, waar elke keer dat ze tegen die van Tess kwamen vonkjes vanaf sprongen. ‘Lucifer is een koopman,’ riep ze boven het kabaal van hun vechtpartij uit, ‘die alleen maar tot na zonsondergang op de markt blijft om nog één aankoop te kunnen doen. Zodra ik me bij jou heb aangesloten…’

Tess bleef stokstijf staan, met haar roodaangelopen gezicht vlak boven dat van Arriane. Ze liet Arrianes haar los, en bevrijdde haar uit haar benarde positie. Ze legde een hand tegen Arrianes wang. ‘Wil je er alsjeblieft over nadenken?’

Er ging zo veel vuur in Tess’ blauwe blik schuil dat Arrianes hart ervan smolt.

‘Ik kan me nog heel goed de eerste keer herinneren dat ik afscheid van je heb genomen,’ fluisterde Tess. ‘Ik was toen doodsbang dat ik je nooit meer zou zien.’

Arriane rilde. ‘O, Tessriël.’

Aan één laatste kus kon ze toch geen weerstand bieden? Toen ze haar hoofd naar Tess ophief, wier hele gezicht veranderde, was de ruzie als sneeuw voor de zon verdwenen. De liefde stroomde weer toe en vulde de ruimte tussen hun lichamen tot er helemaal geen ruimte meer over was. Ze vlochten hun vingers door elkaars haar, verstrengelden hun armen en benen en hielden elkaar heel stevig vast. Toen hun lippen elkaar vonden, stond Arrianes hele lichaam meteen in vuur en vlam van de gedwarsboomde hartstocht. Ze dronk haar liefde met volle teugen in en wilde dat ze zich nooit meer uit deze omhelzing hoefde los te maken, want ze wist dat als die voorbij was…

Dat het dan met hén ook afgelopen was.

Haar ogen gingen open en ze keek in het vredige gezicht van haar grote liefde. Arriane kon Tess nooit echt als een demon beschouwen. Nooit.

 

Ze zou zich haar herinneren zoals ze nu was.

Zonder het zich te realiseren hadden haar lippen zich losgemaakt van die van Tess. Haar hart voelde zwaar, drukkend en verdrietig.

Ze ging langzaam rechtop zitten en kwam toen overeind. ‘Ik… ik kan niet met je mee.’

Tess kneep haar ogen tot spleetjes en haar stem werd schrikbarend kil, zoals wel gebeurde als haar trots gekrenkt was. Ze stond niet op van de grond. ‘Je bent een gevallen engel, Arriane. Het wordt hoog tijd dat je je dat eens realiseert en dat je van je altaar stapt.’

‘Zo’n soort gevallen engel ben ik niet.’ Ik ben niet zoals jij. ‘Ik ben gevallen omdat ik in de liefde geloof.’

‘Dat lieg je! Je bent gevallen doordat Daniël jou en mij en verder iedereen heeft meegesleurd in zijn val.’

Arriane kromp ineen. ‘Voor Daniëls soort liefde hoeft in elk geval niet één iemand haar ware aard te verloochenen.’

‘Weet je dat wel zeker?’

De vraag bleef in de lucht hangen. Arriane liep naar de trog die tegen de achterwand stond en deed voer en een emmer water uit de put in de bakken van de paarden. Ze hoorde Tess zuchten.

‘Ik geloof in waar Daniël voor staat,’ zei Arriane. ‘Ik geloof in Lucinda.’

‘Dat zie je alweer verkeerd. Je bent aan hen toegewezen. Je móét wel voor hen zorgen, anders komen die idioten van de Weegschaal je halen.’

‘Maar dat betekent nog niet dat ik er niet in geloof! Ik zal Lucinda en Daniël nooit opgeven.’

‘Maar ons geef je wel op?’ Tess huilde inmiddels. Ze zat midden in de schuur en veegde haar tranen af met een modderige zakdoek. ‘Morgen is het Valentijnsdag, Arriane.’

‘Dat weet ik. We hebben afgesproken dat we naar het Valentijnsfeest zouden vliegen, waar Lucinda, Daniël en alle anderen dan ook zijn.’ Arrianes stem klonk onvast. ‘We zouden het leuk hebben.’

‘Leuk? Je vindt het leuk om te doen alsof ik niet jouw geliefde ben en jij niet de mijne? Om te doen alsof we zoeken naar iets wat we allang met elkaar delen?’ vroeg Tess minachtend.

Arriane reageerde niet. Tess had gelijk. Hun situatie was afschuwelijk.

Tess stond eindelijk ook op en ging dicht bij Arriane staan. Ze nam de emmer uit Arrianes handen en zette hem op de grond. Ze legde een hand tegen Arrianes wang. ‘Laat Luce en Daniël hun Valentijnsdag maar vieren. En laten wij hem op onze manier vieren. Vier de ware liefde door een convenant met me te sluiten. Kom met me mee, Arriane. We zouden zo gelukkig kunnen zijn samen – als we tenminste écht samen zijn.’

Arriane slikte de angst weg die in haar keel omhoogkwam. ‘Ik hou van je, maar ik kan niet terugkomen op mijn beloftes.’

Ze maakte zich van Tess los. Arriane liet haar ogen razendsnel over Tess gaan om zich alles aan haar tot in de kleinste details te kunnen herinneren: de manier waarop haar rode haar langzaam in de wind opwaaide, haar bleke blote voeten in het ruwe stro, haar uitgestoken hand, de tranen die in haar helderblauwe ogen sprongen.

Zelfs de spectaculaire gouden gloed van haar vleugels.

Dit zou de laatste keer zijn dat ze elkaar zagen. Dit zou hun laatste afscheid zijn.