3 DE EERSTE KEER IS HET ERGST

 

 

 

Nooit.

Nooit.

Nooit.

Arriane vloog en haar ziel voelde loodzwaar aan. Waarom had ze dit niet zien aankomen? Maar ze hád het ook geweten. Iets in haar ziel had al heel lang gevoeld dat die dag eraan zat te komen – de dag waarop Lucifer Tessriël terug zou roepen.

Maar ze had nooit gedacht dat Tess haar zou vragen haar plekje in de Hemel op te geven en in te ruilen voor de vuren van de Hel!

Haar woede laaide weer op en als reactie daarop kromden en spanden haar vleugels zich.

Als Arriane te lang de vermomming van een sterveling aannam, vergat ze wel eens hoe reusachtig en sterk haar vleugels waren, en hoe verrukkelijk het voelde om ze van haar schouders los te laten – de gevleugelde energie van het genot. Ze had nu eigenlijk hetzelfde zalige gevoel moeten hebben dat ze altijd kreeg als ze door de lucht vloog, maar haar zilveren vleugels herinnerden haar er nu alleen maar heel verdrietig aan wie ze was, en wie haar geliefde was, en dat Tess en zij nooit bij elkaar zouden kunnen zijn.

Nooit.

Ik kan me nog heel goed de eerste keer herinneren dat ik afscheid van je heb genomen, had Tess in de schuur tegen haar gezegd. Ik was toen doodsbang dat ik je nooit meer zou zien.

Arriane herinnerde het zich ook; het was duizenden jaren geleden. Annabelle, Gaby en zij hadden gezweefd in een donkere regenwolk aan de rand van een stad, Kanaän geheten, en gekeken naar een dodelijke feestceremonie onder leiding van een man, ene Abraham, toen plotseling de engel uit het niets was verschenen en voor hen was komen zweven.

‘Wie ben je?’ Gaby was heel vijandig en had de engel met het helrode haar en de kristalblauwe ogen meteen aangesproken. Arriane vond de vleugels van de onbekende engel echter prachtig en vond dat haar lichaam er net zo zacht uitzag als een wolk. Er schoot een bliksemflits langs haar stralende witte huid. Arriane herinnerde zich nog dat ze haar hand naar haar had willen uitsteken en haar had willen aanraken, alsof ze zeker wilde weten of de engel wel echt was.

‘Ik ben Tessriël, jullie voormalige zus in de Hemel.’ De onbekende engel had eerbiedig haar hoofd gebogen. ‘De engel van de donder die over Eurazië trekt.’

Tessriël keek naar Arriane, en ergens ver weg in de krochten van Arrianes ziel herinnerde ze zich deze engel. Haar zus. Ja. Ze hadden elkaar in de Hemel niet goed gekend – Tess had deel uitgemaakt van een andere groep engelen –, maar ze hadden wel altijd een klik gehad. Het onverklaarbare mysterie dat aantrekkingskracht werd genoemd.

‘Ik kom jullie nieuws brengen van jullie broer Roland,’ zei Tessriël tegen Arriane, die een kreet had geslaakt toen ze zijn naam hoorde uitspreken.

‘Roland bevindt zich in het domein van Lucifer,’ zei Gaby bits. ‘Dus jij komt ons nieuws uit de Hel brengen?’

‘Ik breng jullie nieuws…’ Tessriëls stem haperde en Arriane voelde haar hart naar haar uitgaan. Ze had Roland sinds de Val niet meer gezien en ze miste hem vreselijk. Deze engel had een boodschap van hem. Arriane drong zich naar voren en drukte zich tegen Gaby aan, die haar met de witte rand van haar vleugel tegenhield.

‘Ga nu en laat ons met rust,’ beval Gaby. Het was einde verhaal.

Tessriël schudde bedroefd haar hoofd en draaide zich om om te vertrekken. Ze keek nog één keer om naar Arriane, heel even en heel verdrietig. ‘Vaarwel.’

‘Vaarwel!’

 

Maar het was geen vaarwel geweest. Toen ze jaren later in haar eentje door het ondiepe water van een aardse rivier liep, kwam ze de roodharige engel weer tegen.

‘Tessriël?’

Tessriël keek op van de rivier, waar ze zich aan het baden was. Ze was naakt, haar hagelwitte vleugels scheerden vlak over het wateroppervlak en haar lange rode haar sliertte nat over haar rug.

‘Ben jij het?’ fluisterde Tessriël. ‘Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien.’

Toen de engel uit de rivier omhoogkwam, werd de aanblik van haar sterfelijke gedaante Arriane te veel, dus keek ze opgewonden en gegeneerd de andere kant op. Ze hoorde het geruis van vleugels die uit het water kwamen, voelde een warme bries langs zich heen strijken en toen, een tel later, heerlijke lippen die zich op de hare drukten. Natte armen en natte vleugels overspoelden haar.

‘Wat doe je nou?’ Arriane knipperde verbaasd met haar ogen en Tess maakte zich van haar los. Haar lippen tintelden van een onverwacht verlangen.

‘Ik kus je. Ik heb mezelf beloofd dat ik dat zou doen als ik je ooit weer zou zien.’

‘En als ik nu wegga en weer terugkom,’ vroeg Arriane zich hardop af, ‘zou je me dan opnieuw zo kussen?’

Tessriël knikte en glimlachte van oor tot oor.

‘Vaarwel,’ fluisterde Arriane, en ze sloot haar ogen. Toen ze ze weer opendeed, zei ze: ‘Hallo.’

En weer kuste Tessriël haar.

En nog een keer.

Op een donker fjord ten noorden van Noorwegen… op een schip dat naar Indië vertrok… op een stoffige woestijnvlakte in Perzië… of tijdens een regenbui in een regenwoud – toen de wereld ongecompliceerd en jong was en de twee gevallen engelen nog niet de richting in waren geslagen die zij uiteindelijk in zouden slaan, namen Arriane en Tessriël altijd afscheid van elkaar om elkaar weer gedag te kunnen zeggen, gingen ze van de ene kus over op de andere.

 

Arriane had zich nog nooit zo ver verwijderd gevoeld van de lippen van de demon van wie ze hield. Ze passeerde een paar reigers in de lucht. Het was een koppel, maar zíj kon niet samen zijn met haar geliefde. Vanwege oude bondgenootschappen die zij geen van beiden wilden opgeven. Ze werd er helemaal gek van. Ze moest ergens naartoe waar ze eenzaam kon zijn, ergens ver weg, waar haar hart in alle rust verdriet kon voelen.

Ze vloog over de laaggelegen weiden van het dal onder haar en haar zicht werd vertroebeld door tranen. Ze wilde niet bij Tess weg, maar ze wist niet hoe snel ze moest vertrekken. Al snel had ze de zuivelboerderij in het kleine groene dal, waar ze zoveel van was gaan houden, achter zich gelaten.

Houden van. Wat was dat eigenlijk?

Daniël en Lucinda schenen dat te weten. Er waren momenten geweest waarop Arriane gedacht had dat ze naar een bewuste beleving van de liefde toe was gedanst: tedere, vluchtige momenten, in een kus met Tess verklonken, als beide zielen zichzelf volledig verloren. Konden ze zo maar voor altijd blijven en in een toestand van langdurige zaligheid tegen zichzelf liegen.

Misschien hoorde dat wel bij de liefde: dat je tegen jezelf loog.

Nee. De wereld drukte zwaar op hen en bij daglicht wist Arriane dat wat zij voor Tess voelde tegelijk wel en geen liefde was. Het was alles, en het was onmogelijk.

Dat was de reden waarom ze zo’n soort afscheid, het akelige afscheid, al een keer eerder hadden meegemaakt.

Dat was een paar honderd jaar na de Val geweest. Arriane had eindelijk haar keuze bepaald. Ze was teruggegaan naar de vlakten van de Hemel en had na een tijdje vrede gesloten met de Troon. Van haar vleugels schitterde een prachtige, fluorescerende zilverkleur – het teken dat ze weer was opgenomen –, en Arriane wilde ze dolgraag aan haar geliefde laten zien. Ze vond Tessriël onder de waterval bij de Amazone, daar waar ze hadden afgesproken.

‘Kijk eens wat ik gedaan heb…’

‘Wát heb je gedaan?’

De vleugels van Arriane mochten dan een gloednieuwe zilveren glans vertonen, maar die van Tessriël waren ook gekleurd – met oogverblindend, opzichtig goud.

‘Je hebt me nooit verteld dat je overwoog om…’ Arrianes stem stierf weg.

‘Jij hebt het mij anders ook nooit verteld.’ De tranen sprongen Tess in de ogen, maar zodra ze die wegveegde keek ze boos.

‘Maar waaróm in vredesnaam?’ vroeg Arriane. ‘Waarom kies je voor hem?’

‘Jouw keuze is toch net zo goed aanvechtbaar als de mijne? Jouw meester is alleen maar een autoriteit omdat jij dat zegt.’

‘Maar híj is in elk geval goed, en dat kunnen we van jouw meester niet zeggen!’

‘Goed, kwaad. Dat zijn maar woorden, Arriane. Wie kan daar nu van op aan?’

‘Hoe… hoe kan ik nu nog van je houden?’ fluisterde Arriane.

‘Heel eenvoudig,’ zei Tess, en ze schudde verdrietig met haar hoofd. ‘Niet.’

 

Roland had hen weer samengebracht. Arriane wilde nu bijna dat hij dat niet had gedaan. Maar in die tijd had ze Tess harder nodig gehad dan ze ooit zou hebben toegegeven. Roland regelde dat ze in Jeruzalem even een moment met z’n tweeën konden zijn, na wat Cams huwelijk met Lilith had moeten zijn.

Dat huwelijk had geen doorgang gevonden.

Maar Arriane en Tessriël hadden elkaar wel gezien. Zodra ze elkaar zagen, verdween hun ruzie in weer een kus waar maar geen einde aan leek te komen.

‘We moeten vrij zijn, zodat we allebei onafhankelijk van elkaar onszelf kunnen zijn,’ had Tessriël tegen haar gezegd, ‘maar we zullen nooit zo sterk en stevig zijn als wanneer we samen zijn.’

‘Wees voorzichtig,’ zei Roland altijd als zij ervandoor ging om bij Tess te kunnen zijn. En dat was Arriane ook. Ze waren nog nooit betrapt. De engelen hadden nooit lucht gekregen van Arrianes geheime verhouding met een van de naaste demonen van Lucifer. Ze was met heel veel dingen voorzichtig geweest, behalve met de bestemming van haar hart.

Ze had gewoon nooit gedacht dat Tessriël haar zou dwingen te kiezen.

Maar nu was het dan toch zover, en er was maar één keuze mogelijk.

Dit afscheid moest definitief zijn.

 

Arriane kreeg geen adem. De tranen stroomden nu over haar wangen en ze vloog blindelings door, zonder te weten waar ze naartoe ging.

Zou ze haar vriendin ooit weer zien?

Een scherpe pijn leek haar hart te doorboren en zich tot in haar botten door te dringen. Wat gebeurde er allemaal? Toen ondermijnde een duister voorgevoel haar ziel en schreeuwde Arriane het uit van angst.

Ze greep naar haar hart, maar dit ging verder dan alleen maar hartenpijn.

Er was iets helemaal mis.

Tess.

Halverwege haar vlucht over de bergen van Noord-Italië maakte Arriane een draai om van richting te veranderen. Haar vleugels trilden, haar hart haperde en ze wist nog maar één ding en dat was dat ze terug moest naar de melkveeboerderij. Dat gaf haar intuïtie als geliefde haar in, en langzaam verspreidde zich een vaag besef door haar brein…

Tot ze het echt absoluut zeker wist…

Er was iets gebeurd…

Iets heel ergs.