Intermezzo: Tiergarten

commonc


Bij elke blik op de kaart van Berlijn valt telkens weer op hoe immens groot het groenoppervlak in het midden van de stad is. Vanaf de 16de eeuw, toen Berlijn nog niet naar het westen was uitgebreid, was dit koninklijk jachtterrein. De Grote Keurvorst Friedrich Wilhelm liet het park uitbreiden met de bekende zichtassen, en de liberale Frederik de Grote stelde het park voor het publiek open. Begin 19de eeuw kreeg het zijn definitieve gestalte door het werk van Peter-Joseph Lennè (common1 pp. 148-149). Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog stond hier haast geen boom meer, want die waren door de Berlijners bijna allemaal gekapt en opgestookt. Toen pootten zij er aardappelen en andere groenten. In maart 1949 plantte burgemeester Ernst Reuter de eerste lindeboom voor de wederopbouw van het park, waarbij men grosso modo de plannen van Lenné volgde.

Tegenwoordig zijn er maar liefst 30 km wandelpaden. Er wonen nog steeds maar weinig mensen maar des te meer genieten Berlijners ervan als ze ‘raus in’t Jrüne’ gaan, vooral ’s zomers, zoals de door de lokale tv gesponsorde hardloopclub die zich hier elk jaar voorbereidt op de marathon van Berlijn.

Siegessäule

Hoog boven de Tiergarten torent een van de bekendste beelden van Berlijn: de Siegessäule. Het gedenkteken werd door Johann Heinrich Strack op 2 september 1873 onthuld ter viering van de Pruisische overwinningen op Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en natuurlijk Frankrijk (1871). De vergulde ornamenten zijn dan ook afkomstig van buitgemaakte Franse kanonlopen. De overwinningsgodin boven op de 67 m hoge zuil werd gemaakt door Friedrich Drake en is bekleed met een kilo bladgoud. Om die reden wordt zij in Berlijn dikwijls ‘Joldelse’ genoemd. Omdat de Siegessäule ruim 30 ton weegt, noemen Berlijners haar ook wel ‘de zwaarste vrouw van Berlijn en de goedkoopste, omdat het maar een paar mark kost om haar te bezoeken’. Oorspronkelijk stond zij voor de Rijksdag, maar Hitler liet haar in 1939 verplaatsen naar de Große Stern omdat zij daar beter in Albert Speers Germania-plannen paste (common1 p. 27). Bovendien werd de voet van de zuil nog 6,5 m verhoogd. Op de vraag waarom zij de engel hoger hadden gezet, antwoordde de Berliner Schnauze tijdens de nazitijd: ‘Dan kan Goebbels haar rok niet optillen.’ Binnen in de zuil leiden 285 treden tot aan de voet van Joldelse. Het mozaïek is van Anton von Werner en stelt de Duitse 19de-eeuwse vrijheidsstrijd voor.

Ten slotte: in de Berlijnse homoscene wordt een tijdschrift uitgegeven onder de titel Siegessäule (common1 pp. 178-180).

common SIEGESSÄULE. Geopend: ma.–do. 9.30–18.30, vr.–zo. 9.30–19 uur, common4 100, 187, 341.

Straße des 17. Juni

De Tiergarten wordt doorsneden door de breedste straat van Berlijn, de Straße des 17. Juni, genoemd naar de dag in 1953 waarop de bevolking in Oost-Berlijn en de DDR in opstand kwam tegen het communistische bewind (zie pp. 29-30). Aan deze straat ligt het Sowjetisches Ehrenmal, dat in 1946 werd gebouwd in de vorm van een brede ereboog. Ook al lag het in West-Berlijn, het werd tot 1990 dag en nacht bewaakt door Sovjetsoldaten die geflankeerd werden door twee T34-tanks. Het marmer dat werd gebruikt, is voor een deel afkomstig uit de nabijgelegen verwoeste Neue Reichskanzlei. Het beeld van de Rotarmist is van de hand van majoor Lev Kerbel, de Russische beeldhouwer die ook verantwoordelijk was voor zulke robuuste werken als het beeld van communistenleider Ernst Thälmann in de Greifswalder Straße en de befaamde kop van Karl Marx in Chemnitz (voorheen Karl-Marx-Stadt).

Op de Straße des 17. Juni wordt ’s zaterdags vanaf ’s ochtends vroeg een rommelmarkt gehouden ter hoogte van het S-Bahn-station Tiergarten.

Schloss Bellevue

In 1786 voltooide Philipp Michael Bouman het barokke Schloss Bellevue, dat als zomerresidentie was bedoeld voor August Ferdinand van Pruisen, de jongste broer van Frederik de Grote. Het interieur is ontworpen door Carl Gotthard Langhans. Tijdens de Republiek van Weimar deed het gebouw dienst als museum en tijdens de nazi-jaren fungeerde het als gastenverblijf voor hooggeplaatst bezoek. In 1959 was het paleis geheel gerenoveerd en van nationaalsocialistische ornamentiek ontdaan. Vanaf dat jaar doet het dienst als ambtswoning van de Bondspresident. Op 1 januari 1994 nam de toen nog dienstdoende president Richard von Weizsäcker er met een kleine staf zijn intrek, om daarmee een signaal te geven dat er vaart gezet diende te worden achter de verhuizing van de regering van Bonn naar Berlijn.

De erfenis van Peter-Joseph Lennè

Verantwoordelijk voor veel groen in en om Berlijn is de landschapsarchitect Peter-Joseph Lennè (1789–1866). Duitsland was zwaar gehavend uit de Dertigjarige Oorlog tevoorschijn gekomen. Hierdoor maakten de Duitsers pas laat kennis met de barok en beleefde die er maar een korte bloeiperiode. Ze maakte al snel plaats voor het rococo. Baroktuinen, zoals die in Versailles en Schönbrunn, kenmerken zich door een verhouding van 3:4 of 3:5, een zwaar aangezette hoofdas, ruimten die direct op het gebouw aansluiten, eenvoudige krullen en versieringselementen die zich uitsluitend op de kruispunten van de assen bevinden. Bij rococotuinen, zoals oorspronkelijk die van Sanssouci en Charlottenburg, valt de hoofdas in drie of meer gelijkwaardige delen uiteen, waardoor de broderievlakken de meest fantastische vormen kunnen aannemen. Dat alles sluit dan weer aan bij de zeer ingewikkelde krullen (hèt kenmerk van het rococo). Bij dit soort tuinen draait alles om de versiering.

Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw was het met de gekunsteldheid gedaan en veroverde de landschapstuin vanuit Engeland geleidelijk het vasteland van Europa. In 1816 kreeg Lennè opdracht naar Potsdam te komen om er als ‘tuiningenieur’ te komen werken. In 1822 bracht hij een bezoek aan Engeland, waar John Nash en Humphrey Repton op dezelfde manier samenwerkten als hij later met Schinkel zou doen. In datzelfde jaar nog werd hij er benoemd tot ‘königlicher Gartendirektor’.

Lennè was een groot liefhebber van de landschapstuin. Zijn motto was immers ‘Gottes Natur, mein Meister’. Uitgangspunt was nu dikwijls het rivierlandschap bij de Theems met zijn dode takken en meanders. Vijvers deden denken aan rivieren met eilandjes erin, het gazon in het midden lag iets lager en werd omzoomd door loofbomen, en het huis of landgoed lag wat hoger.

In de romantische tijden waarin Lennè leefde, werden tal van tuinen omgevormd tot grootse Engelse landschapstuinen. Ontwerpen van hem zijn de Tiergarten en de tuinen van Charlottenburg (zie pp. 181-182), die van Babelsberg, Niederschönhausen en Hasenheide. Zijn mooiste werken zijn de tuin van Schloss Sanssouci, het Park Glienicke (zijn eerste opdracht in Brandenburg), de Marly-Garten in het Park Sanssouci en het Pfaueninsel in de Havel.

Ten slotte voor de echte liefhebber: in het chique Dahlem liggen een schitterende Botanische Tuin (met 20.000 plantensoorten uit alle hoeken van de wereld en mooie oude kassen) en een bijbehorend museum.

common BOTANISCHE TUIN. Geopend: mrt., okt. 9–18, apr., aug. 9–20, mei–jul. 9–21, sep. 9–19 nov.–jan. 9–16, feb. 9–17 uur. MUSEUM. Geopend: dag. 10–18 uur, internet www.bgbm.org/bgbm en www.bgbm.fu-berlin.de/bgbm, common2 Botanischer Garten, common3 Dahlem Dorf, common4 101, 148, 183, x83.