12 |
Friedrichshain wordt doorsneden door de alles dominerende Karl-Marx-Allee, de magistrale avenue die de trots moest worden (en voor sommigen nog steeds is) van socialistische bouwkunst. Omdat de West-Berlijnse bouwwereld na de Tweede Wereldoorlog naar Amerikaans voorbeeld ‘boomde’, wilden de Oost-Berlijners in de politieke concurrentiestrijd niet achterblijven. Aan bouwmateriaal was geen gebrek, want de bouwvakkers gebruikten materiaal van bouwruïnes dat met veel ‘Aufbau-optimisme’ steen voor steen werd afgeklopt. In weinig wijken was dat optimisme zo groot als in Friedrichshain, dat overigens van 1933 tot 1945 Horst-Wessel-Stadt had geheten. Inmiddels is dit de wijk waar ‘Jong Berlijn’ zich thuisvoelt, zoals de generatiegenoten van hun ouders en grootouders dat voelden in respectievelijk Prenzlauer Berg in de jaren negentig en in Kreuzberg dertig à veertig jaar geleden. Rondom de Boxhagener Platz leven retro- en neopunks, kunstenaars, modeontwerpers, studenten en backpackers in de creatieve chaos van hun eigen postindustriële subcultuur.
Aan de overzijde van de Spree ligt Kreuzberg, de jarenlange schrik van het West-Duitse establishment: toen er voor het eerst sprake van was dat Berlijn hoofdstad van Duitsland zou kunnen worden, sloeg Max Streibl, minister-president van Beieren, de schrik om het hart: ‘Wanneer jullie Berlijn kiezen, dan overkomt ons Kreuzberg!’ De anarchistische Kreuzbergse mix van punkers en skinheads, geëngageerde milieufreaks, welgestelde yuppies en excentrieke kunstenaars naast een van oorsprong proletarische bevolking van eigenwijze ras-Berlijners, Turken en Koerden, slaagt er keer op keer in de pers te halen. Weliswaar is Berlijn geen Kreuzberg, maar zonder Kreuzberg is Berlijn Berlijn niet. En wie wil weten hoe dat anarchistische Kreuzberg er twintig jaar geleden uitzag, kan het best een kijkje gaan nemen in Friedrichshain – bijvoorbeeld de Rigaer Straße – waar er net zo hard op los gekraakt wordt en met graffiti wordt gespoten als vroeger in Kreuzberg.
Overigens hebben de twee wijken meer met elkaar gemeen, want sinds de stedelijke herindeling van Berlijn in januari 2001, waarbij de voormalige zestien Bezirke werden teruggebracht tot twaalf, vormen ze één nieuw Bezirk: Friedrichshain-Kreuzberg.
Karl-marx-Allee
Op 3 februari 1952, drie jaar na de stichting van de DDR, legde minister-president Otto Grotewohl de eerste steen in Oost-Berlijn voor de bouw van een grote allee die 2,3 km in oostelijke richting van de Alexanderplatz liep. De voormalige Große Frankfurter Allee werd vernoemd naar en opgedragen aan Jozef Stalin. Er was plaats zat, na alle bombardementen, en dus werd de Stalinallee zes rijbanen breed en voorzien van ruim uitgevallen trottoirs. In het Westen deed men de neoclassicistische ontwerpen met zuilen, bogen en mozaïeken af als typisch stalinistische suikertaartenarchitectuur. Niettemin waren de drieduizend woningen langs deze allee alleszins redelijk naar de maatstaven van die tijd: ze hadden een oppervlak van gemiddeld 75 m2, er lag parket en er waren een badkamer en gescheiden toilet, lift, vuilstortkoker en een onontkoombare conciërge, die alles zag en hoorde. De eerste bewoners waren ‘helden van de arbeid’, ‘Trümmerfrauen’ (de naoorlogse puinruimsters), arbeiders die aan de bouw hadden meegeholpen en partijfunctionarissen. Tezamen met het verlengde, de Frankfurter Allee, is de straat 5 km lang. Pronkstukken zijn de Karl-Marx-Bibliothek (althans wat daarvan over is), de torens bij de Frankfurter Tor (ter hoogte van nummer 130) en Haus Berlin en Haus des Kindes aan de Strausberger Platz 1 en 19. (Let hier vooral eens op de bouwkundige details in de hal en hoe weinig respect de nieuwe westerse bedrijven daarvoor hebben.) In 1961, ruimschoots na de destalinisatie in de Sovjet-Unie, werd het standbeeld van Stalin in een ‘Nacht-und-Nebel-Aktion’ verwijderd en werd de allee herdoopt in Karl-Marx-Allee. Daarvoor echter, in juni 1953, drie maanden na Stalins dood, waren het uitgerekend de arbeiders van dit prestige-object geweest die als eersten in opstand kwamen tegen de zogenaamde ‘freiwillige Normerhöhung’ die neerkwam op minder loon voor meer werk (zie p. 30). De Karl-Marx-Allee, in West-Berlijn weleens aangeduid als ‘Rue de Blamage’, was tevens de straat waar de DDR-leiding jaarlijks op 7 oktober de militaire parade afnam van de Nationale Volksarmee. Inmiddels staat de straat op de monumentenlijst.
Friedrichshain en Kreuzberg
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
Omgeving Karl-Marx-Allee
Ernst-Thälmann-Park
Als je tram 2, 3, of 4 in noordoostelijke richting neemt vanaf de Alexanderplatz, kom je via de Greifswalder Straße langs het Ernst-Thälmann-Park. Het is een typisch Oost-Berlijnse volkswijk waar de meest in het oog springende verandering sinds de afgelopen tien jaar de graffiti vormen op het pompeuze beeld van Ernst Thälmann (1886–1944), de communistische tegenspeler van Hitler aan het begin van de jaren dertig. Na de machtsovername werd hij door de nazi’s gearresteerd en in 1944 in Buchenwald vermoord. In DDR-tijden was Thälmann een van de iconen van de communisten. Het beeld staat er sinds 1986, toen de honderdste geboortedag van de communistenleider werd herdacht. Het is gemaakt door majoor Lev Kerbel, de Russische beeldhouwer die ook verantwoordelijk was voor zulke robuuste werken als het Sowjetische Ehrenmal in de Tiergarten en de befaamde kop van Karl Marx in Chemnitz (voorheen Karl-Marx-Stadt).
Volkspark Friedrichshain
Ten noorden van de Karl-Marx-Allee en de
kilometerslange Landsberger Allee ligt een van de grootste parken
in het centrum van de stad. Het Berlijns gemeentebestuur besloot in
1840 tot het aanleggen van dit recreatiepark midden in de
dichtbebouwde arbeiderswijken van oostelijk Berlijn naar aanleiding
van het honderdjarig jubileum van de troonsbestijging van Frederik
de Grote. Ook dit park werd aangelegd door Peter-Joseph Lenné
( pp. 148-149). Ludwig Hoffmann was in
1913 verantwoordelijk voor de Märchenbrunnen, een neobarok
bouwwerk met beelden van Georg Wrba en Ignatius Taschner, en vooral
tegen zonsondergang en al meer dan honderd jaar
Schwulentreffpunkt (ontmoetingsplaats voor
homoseksuelen).
In de Tweede Wereldoorlog werd het park zwaar getroffen en daarna opnieuw aangelegd, waarbij verhogingen ontstonden als gevolg van het gebruik van puin (Trümmerberge). In het midden van het park bevindt zich een opgehoopte berg puin met daarin de resten van een Flak-Turm (afweergeschut uit de Tweede Wereldoorlog). De heuvel wordt ook wel aangeduid als ‘Mont Klamott’ (een ironisch chique verfransing van het Duitse Klamottenberg, dat puinhoop ten gevolge van oorlogsomstandigheden betekent). Tot begin jaren negentig ‘sierde’ een reusachtige Lenin de zuidelijke toegang tot het park.
East Side Gallery
Vanaf de Frankfurter Tor loopt de Warschauer Straße door een tamelijk desolate, maar daarom niet minder karakteristieke Oost-Berlijnse wijk. Tussen de Ostbahnhof en de Oberbaumbrücke staat aan de Mühlenstraße, die parallel loopt aan de Spree, nog 1200 meter van de Muur overeind waarop 118 kunstenaars uit 21 landen aan de oostzijde in 1989–1990 hun artistieke interpretatie hebben gegeven van de politieke ontwikkelingen. Sinds 1992 staat dit stuk Muur op de Monumentenlijst. Het bekendste is de broederkus van Brezjnev en Honecker. De Russische tekst bij de afbeelding van Dmitri Vroebel betekent: ‘God, help mij in deze dodelijke liefde te overleven.’ Voor de festiviteiten ter viering van ‘Twintig jaar na de val van de Muur’ werd de East Side Gallery in april 2009 gerenoveerd, wat – het is tenslotte Berlijn – weer met de nodige controverses gepaard ging. De Muur was sterk vervallen, er zaten gaten van Muurspechten/souvenirjagers en graffitispuiters in en de afbeeldingen waren sterk verweerd. Met hogedrukspuiten en cement werd dit stuk van de Muur opgelapt, zodat die er op 9 november 2009 weer piekfijn, met natuurlijk alweer verse afbeeldingen erop, bijlag.
Tegenover dit laatste stuk Muur ligt de futuristisch ogende O2 World evenementen- en muziekhal met plaats voor 17.000 mensen, die in september 2008 werd geopend met een optreden van metalband Metallica. De muziekarena doorstond het concert probleemloos.
’s Zomers is hier ook het Oststrand, een relaxte plek voor mooie mensen om langs de Spree net te doen alsof je aan een zeestrand bent en er te zien en gezien te worden. Met cocktailbars, massagemogelijkheden, strandvoetbal enzovoort.
RAW tempel e.V.
Weer zo’n typisch Berlijns postindustrieel fenomeen is de RAW tempel e.V. aan de Revaler Straße. Het is sinds 1998 een openbare vereniging met een honderdtal leden. Hoofddoel van de vereniging is het aanbieden van sociaal-culturele bezigheden, zoals acrobatiek, beeldhouwen, schilderen, muziek en theater. Het is tevens een werkplaats met een fotostudio, een plek om instrumenten en installaties te bouwen en presentaties en performances te organiseren of kinderen te laten oefenen in een circus. Het complex ligt op een deel van het terrein van de stilgelegde Reichsbahnausbesserungswerk Franz Stenzer (vandaar de afkorting RAW). Er worden ook concerten en party’s georganiseerd.
Fashionhain
Het deel van Friedrichshain ten noordoosten van U- en S-Bahnstation Warschauer Straße, rond de Simon-Dach-Straße, de Kopernikusstraße, de Gubener Straße en de Boxhagener Straße geldt in 2009 als de meest trendy wijk in Berlijn op het gebied van mode. Men koketteert er met de naam Fashionhain. Nu de grote internationale modemerken panden hebben verworven in Mitte en Prenzlauer Berg, is dit de plek waar de creatievelingen samenklonteren en aan het werk zijn gegaan om hun generatiegenoten en ouderen ‘von Kopf bis Fuß’ van de modernste kledij te voorzien. Van streetwear tot puristisch chic, van designermode tot klassiek met onconventionele details in zaken als Visby, Lena Wolf, Episoda, Kickback (sportschoenen) en cultism. berlin. De modezaken in deze wijk organiseren regelmatig gemeenschappelijke evenementen, zoals een lange shoppingnacht (zie www.fashionhain.de).
De hier ook actief opererende Trendmaffia organiseert elke eerste zondag van de maand op het terrein van RAW e.V. de zogenaamde Friedrichshainer Kreativmarkt, waaraan de modezaken nadrukkelijk deelnemen.
Dean Reed – der rote Elvis
Op 23 januari 2003 vond er een ontmoeting plaats in restaurant Guy aan de Jägerstraße in Berlin-Mitte tussen twee onwaarschijnlijke eters: filmacteur en regisseur Tom Hanks en de laatste partijchef van de DDR, Egon Krenz. Waarover spraken zij, vroeg iedereen zich af.
Krenz, die even verlof had van de 6,5 jaar gevangenisstraf die hij op dat moment uitzat omdat hij schuldig was bevonden aan de dood van vluchtelingen bij de Berlijnse Muur, bleek een kennis te zijn geweest van de Amerikaanse cowboy, zanger en acteur Dean Reed (1938–1986), en daar wilde Hanks meer van weten, want de Amerikaanse acteur liep al enige tijd met het idee een film te maken over Reed.
In het voormalige Oostblok hoef je niemand te vragen wie Dean Reed is, in West-Europa is hij nagenoeg onbekend.
De in Denver geboren Reed was als een middelmatige protestzanger in de jaren zestig populair geworden in de Verenigde Staten en in Italië, waar hij speelde in een aantal B- en C-films en spaghettiwesterns. In 1971 trad hij op in Chili op de dag dat Salvador Allende daar als president werd ingezworen, en zong verder in diverse Zuid-Amerikaanse steden en in Moskou en andere communistische landen.
Steevast protesteerde hij tegen de oorlog in Vietnam, Amerikaanse kernproeven en Amerikaanse bemoeienissen in Zuid-Amerika. Dat maakte hem reuzepopulair in het Oostblok, vooral bij de machthebbers.
In 1972 vestigde hij zich vrijwillig in de DDR. Vanaf dat moment ontbrak hij op geen enkel vredesfestival dat de communisten organiseerden of anti-Amerikaanse demonstratie en fungeerde daarmee als ideaal excuus voor de kameraden in de SED om aan te tonen dat het met de kunsten en vredeswil wel snor zat in de DDR en dat de echte oorlogshitsers in het Westen zaten. De Amerikanen moesten niets meer van hem hebben. Voor de zekerheid behield Reed overigens wel zijn Amerikaanse staatsburgerschap, zodat hij af en toe in West-Berlijn wat inkopen kon doen of op vakantie kon gaan naar de Verenigde Staten. Hij identificeerde zich echter zozeer met het DDR-bewind dat hij vanaf 1976 onder de naam ‘Victor’ als informant ging werken voor het ministerie van Staatsveiligheid. Inmiddels was hij getrouwd en de daaropvolgende jaren niet meer van de podia en televisies in heel Oost-Europa weg te slaan. Het leverde hem bijnamen als ‘der Rote Elvis’ op.
Wat meervoudig Oscarwinnaar Tom Hanks vooral interesseerde tijdens zijn lunch met Egon Krenz, was de manier waarop Dean uiteindelijk aan zijn einde is gekomen: verdronken, zonder verwondingen aan of alcohol in zijn lijf, op 13 juni 1986 in de Zeuthener See bij Berlijn. Was het zelfmoord of een duistere actie van de Stasi?
Wat Krenz, die Reed kende maar van Hanks nog nooit gehoord had, hierover wist, wilde Hanks na afloop van de lunch niet vertellen. Misschien is het in een toekomstige film van Hanks te zien. Die wil hij zelf regisseren en hij wil zelf de hoofdrol van de ‘rode cowboy’ spelen.
Bahnhof Warschauer Straße
Dit station bestaat uit twee delen: het uit 1884 daterende S-Bahnstation en het uit 1902 stammende hooggelegen U-Bahnstation, de terminus van de oudste metrolijn (U1) van Berlijn. In 1961, toen hier de Muur liep, was het station niet meer met de U1 verbonden. Pas na restauratie van de Oberbaumbrücke in 1995 werd het weer op de lijn aangesloten.
Over de hier 150 m brede Spree ligt de Oberbaumbrücke, die Friedrichshain en Kreuzberg met elkaar verbindt. Van 1961 tot 1993 was de brug gesloten voor doorgaand verkeer en een van de luguberste contactpunten tussen Oost en West: een brug die niet verbond, maar scheidde. Architect Otto Stahn ontwierp in 1896 een stenen brug voor spoor en gemotoriseerd verkeer en had zich laten inspireren door middeleeuwse verdedigingswerken in de mark Brandenburg. Aan weerszijden van de brug verrezen 32 m hoge torens. Spoedig nam het stadsverkeer via de 160 m lange brug op drie niveaus zijn beloop: onder de bogen het scheepvaartverkeer, boven over de straatweg het personen- en goederenverkeer, trams en voetgangers, en vanaf 1902 de Hochbahn. In maart 1945 werd de brug op bevel van Hitler opgeblazen. De aangerichte schade werd slechts gebrekkig hersteld, omdat de sectorengrens precies door de rivier liep. Op 13 augustus 1961 werd de brug met prikkeldraad, Spaanse ruiters en andere versperringen door Oost-Duitse grenswachten afgesloten. De metrolijnen stopten aan de oever bij respectievelijk Warschauer Straße en Schlesisches Tor. Pas 11 jaar later mochten West-Berlijners voor het eerst te voet via deze brug op familiebezoek in Oost-Berlijn.
Na de val van de Muur werd al vrij snel begonnen met de restauratiewerkzaamheden, waarbij het middendeel werd hersteld op aanwijzingen van de Spaanse architect Santiago Calatrava. In 1995 ging de brug weer open voor verkeer en metro.
Molecule Man
Ten zuiden van de brug kun je in het water de reusachtige aluminiumsculptuur Molecule Man zien van de Amerikaanse kunstenaar Jonathan Borofsky. Het 30 m hoge beeld van drie, met talloze gaatjes geperforeerde figuren die over het water lijken te lopen en elkaar begroeten, staat er sinds 1997 en stelt de grens voor tussen de drie Bezirke Treptow, Kreuzberg en Friedrichshain.
Voor Kreuzberg, tot 1990 het bolwerk van de alternatieve scene, betekende de val van de Muur al snel dat de wijk niet meer in de periferie van een ommuurd eiland lag – waar het isolement eigenzinnig handelen leek te rechtvaardigen –, maar midden in de toekomstige hoofdstad van een verenigd Duitsland. Plotseling had men er tienduizenden buren bij gekregen die weleens wilden weten wat er waar was van alle verhalen. En de ‘autonomen’, verslaafden, daklozen, alternatieven en alcoholisten hadden het rijk al lang niet meer voor zich alleen: een op de drie inwoners van Kreuzberg staat geboekt als ‘buitenlander’, en van hen zijn drie van de vijf van Turks-Koerdische afkomst. Dat verklaart waarom hier de beste Döner kebab (Turks-Duits voor Nederlandse shoarma) is te krijgen. Een op de zes Kreuzbergers geniet een of andere sociale uitkering. Maar behalve de incidentele relletjes leeft men hier vooral zeer intensief en in een buitengewoon bonte samenleving.
Normannenstraße: Erich Mielkes hoofdkantoor
De bestormers van de Stasi-centrale in Berlijn – in november 1989 – zullen weinig oog hebben gehad voor de kleinburgerlijke truttigheid van dit door hen zo gehate gebouw, waar 176 km archief werd bewaard van de eigen burgers – inclusief potjes met geurlappen waarmee dissidente elementen konden worden getraceerd. Na al die jaren is er binnen niets veranderd, alleen zijn de Stasi-documenten vervangen door een tentoonstelling. Hier kun je dus een kijkje nemen in de centrale van een van de meest perverse onderdrukkingsapparaten in Europa van na de Tweede Wereldoorlog.
Het ruikt er nog steeds naar oude mannen en goedkope sigaren. De poetsvrouwen met bloemetjesschorten lopen nog even gewichtig met sleutelbossen rond als vroeger, en op het bureau van Stasi-chef Mielke staat een massief telefoontoestel dat zelfs zou misstaan in een James Bondfilm van veertig jaar geleden. Ook de rest van het interieur aan de Normannenstraße maakt een buitengewoon treurige, kleinburgerlijke indruk: goedkoop meubilair, ouderwetse brandkasten en roterende kaartenbakken, dubbele eiken deuren en linoleum met parketmotief. In een hoekje een weinig luxueus keukentje en een badkamer uit een jarenzestigreclamefolder. Gelukkig wordt in de diverse vertrekken de geschiedenis van de onderdrukking en bevrijding van de DDR goed gedocumenteerd uit de doeken gedaan. Daaronder een aantal bloedstollende gevallen van vluchtpogingen en politieke oppositie die eindigden met de dood van het slachtoffer. Bovendien zijn er wat observatieattributen te zien (zoals een camera in een gieter en een deur van een Trabant met een aantal infraroodkijkers), maar ze maken de indruk twintig jaar geleden door leden van een elektrotechnische hobbyclub met een soldeerapparaat in elkaar te zijn gezet. Niettemin was al dat gesnuffel behoorlijk succesvol, al lag dat waarschijnlijk meer aan de kwaliteit van de snuffelaars en de manier waarop al die Inofficiële Medewerkers onder druk werden gezet om over het doen en laten van hun medeburgers te berichten. Maar alles tezamen, én het idee dat dit jarenlang het hoofdkwartier van de Snuffelstaat was, maken de reis naar dit deel van Berlijn de moeite waard.
Mielke, die gehate chef van een reusachtig leger inlichtingenofficiers en verklikkers, die op het eind de onvergetelijke woorden: ‘Aber ich liebe doch alle... alle Menschen’ sprak, werd uiteindelijk toch nog tot zes jaar gevangenis veroordeeld voor de moord op de politieagenten Paul Anlauf en Franz Link op de Bülowplatz (nu Rosa-Luxemburg-Platz) in 1931 (zie p. 87). Hij werd om gezondheidsredenen echter snel vrijgelaten en overleed in mei 2000 op 92-jarige leeftijd in een Berlijns bejaardentehuis. Van zijn imperium bleven ten slotte alleen het leed over dat het zoveel burgers had aangedaan, en de waarschuwing aan volgende generaties.
FORSCHUNGS- UND GEDENKSTÄTTE NORMANNENSTRAßE
(ASTAK), Ruschestraße 103/Haus 1, Lichtenberg. geopend: ma.–vr.
11–18, za., zo. en feestdag. 14–18 uur, internet www.stasimuseum.de,
Magdalenenstraße,
256,
5, 6, 7,
17.
Het U-Bahn-station Schlesisches Tor werd tot het herstel van de Oberbaumbrücke niet altijd even vleiend het eindpunt van de Oriënt-Expres (U1) genoemd. Het stationsgebouw dateert van 1901 en werd gebouwd door Hans Grisebach en Georg Dinklage. De Hochbahn die hier loopt en waarvoor voor een aantal stations een prijsvraag werd uitgeschreven, werd aangelegd door de firma Siemens & Halske. Die prijsvraag verklaart de grote onderlinge verschillen tussen bijvoorbeeld dit historistisch-conservatieve gebouw en weelderiger, enigszins Jugendstilachtige stations als de Görlitzer Bahnhof en Kottbusser Tor (‘Kotti’).
Op de hoek van de Schlesische Straße en de Falckensteinstraße ligt een nogal massief woonblok waar boven op de ronde hoek de tekst ‘Bonjour Tristesse’ is aangebracht. Het blok, gebouwd in 1982–1983, is een ontwerp van de Portugese architect Álvaro Siza Viera (die onder anderen ook de grote toren aan de noordzijde van het Centre Céramique in Maastricht bouwde). De tekst boven op het gebouw is overigens aangebracht door een onbekende graffitispuiter.
Tussen Eisenbahnstraße en Pücklerstraße liggen de volkse, overdekte Markthallen. Van de veertien markthallen die het stadsbestuur hier in 1891 liet bouwen, zijn er nog drie over. Er heersen een aangename sfeer en drukte en er worden zeer exotische ingrediënten voor ‘streekgerechten’ aangeboden.
Verderop in de Muskauerstraße vechten welgestelde academici met dikwijls een links studentenverleden om een chique woning met fraai gestuukte façades in een proletarische buurt. De prijzen van onroerend goed zijn inmiddels ook hier tot astronomische hoogte gestegen. De ware armlastige kunstenaar is inmiddels allang naar Prenzlauer Berg vertrokken en vandaar naar Friedrichshain of nog verder oostwaarts.
Künstlerhaus Bethanien
Dit bakstenen gebouw uit 1847 aan de Mariannenplatz was oorspronkelijk een ziekenhuis bij een kerk. In de jaren zestig waren er plannen om het complex te slopen en in 1970 ging het dicht. Hiertegen werd fel geprotesteerd. In 1974 werd het opnieuw in gebruik genomen als Künstlerhaus Bethanien. Uit nagenoeg alle landen kunnen jonge kunstenaars hier proberen een weg naar de gevestigde kunst te vinden. Niet altijd zonder succes, zoals de Nederlandse schilder Ronald de Bloeme heeft bewezen (zie p. 79).
KÜNSTLERHAUS BETHANIEN. Tentoonstellingen: wo.–zo. 14–19
uur. Inlichtingen: ma.–do. 9–17 en vr. 9–15.30 uur.
Op de Mariannenplatz staat een beeldengroep van spuitende brandweermannen van de hand van Kurt Mühlenhaupt. ‘Maler der Menschenliebe’ luidt Mühlenhaupts erenaam. ‘Weil ick die kleenen Leute male. Mit ihren krummen Beenen, ihren roten Nasen und abstehenden Ohren. Det is allet Liebe zum Geschöpf. Die kleenen Leute, det sind meine Freunde,’ zei hij in een interview in de Berliner Zeitung.
Westelijk Kreuzberg
In de westelijke punt van Kreuzberg, in de driehoek die gevormd wordt door Yorckstraße, Großbeerenstraße en Hagelbergerstraße, ligt Riehmers Hofgarten, een voorbeeldig gerestaureerd wooncomplex uit 1892, genoemd naar een van de architecten, August Riehmer. Het complex bestaat uit 27 samenhangende percelen met in totaal 220 woningen, gebouwd als tegenhangers van de terzelfder tijd overal verrijzende huurkazernes.
Even zuidelijker ligt het Viktoriapark met het Befreiungsmonument van Schinkel uit 1821. Gevierd werd de overwinning op Napoleon (1815). Aan het ijzeren kruis boven op het monument heeft de heuvel (en ook de wijk) zijn naam te danken: Kreuzberg.
Schwules Museum
Aan de Mehringdamm 61 is het Schwules Museum gehuisvest met een permanente tentoonstelling over de geschiedenis, kunst en cultuur van de homoseksualiteit in Berlijn. Het museum, met diverse wisselende tentoonstellingen, beschikt over omvangrijk documentatiemateriaal en een indrukwekkende bibliotheek.
SCHWULES MUSEUM. Geopend: wo.–ma.
14–18, za. tot 19 uur, internet www.schwulesmuseum.de,
Mehringdamm,
119, 140.
Luftbrückendenkmal
Bij de Platz der Luftbrücke staat het Luftbrückendenkmal van Eduard Ludwig uit 1951, ter herinnering aan de luchtbrug uit 1948–1949, dat de drie luchtcorridors symboliseert. De Berliner Schnauze doopte het monument ‘die Hungerharke’.
Het 1230 m lange hoofdgebouw van het nabijgelegen vliegveld Tempelhof werd door een epigoon van Albert Speer, Ernst Sagebiel, in 1941 aangelegd. Toen was dit het grootste vliegveld van Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog werd het vooral als militair vliegveld gebruikt door de Amerikanen, die er in 1993 vertrokken. Als burgervliegveld werd het te klein en moest het plaatsmaken voor vliegveld Tegel. Het werd nog enige tijd gebruikt als vliegveld voor de snelle zakenman en deed zelfs al eens dienst als decor voor een musical, maar eind 2008 ging het vliegveld definitief dicht.