Shit! Poep van Joep

Op haar eenwieler gaat Merel sloom achter April en haar moeder aan. Ze moet moeite doen haar evenwicht te bewaren en aan gekke capriolen moet ze nu helemaal niet denken. Mislukt, mislukt is het enige wat ze kan denken. Nu zien ze niet wat ik allemaal wél kan.

Bij haar moeder thuis gaan ze achterom de tuin in. Ze zet haar ene wiel tegen de muur van de schuur, en dan hoort ze het geblaf van Joep al. Het maakt Joepie niet uit of ze winnaar of verliezer is, als ze binnenkomt, is hij gewoon blij haar te zien. Ze begraaft haar gezicht in de warme vacht van Joep en ze huilt een paar stiekeme tranen.

Haar moeder heeft wat te drinken ingeschonken. Merel veegt langs haar ogen voor ze het glas van haar moeder aanpakt. Die zegt gelukkig niets. Als haar sap op is, pakt ze de riem en roept: ‘Joepie de poepie!’

Joep sprint onmiddellijk naar de buitendeur.

Hij moet eigenlijk aan de lijn lopen, maar Merel laat hem liever los. Dan heeft hij meer ruimte. Ze zijn nog maar net buiten, of Joep draait al een dikke drol.

‘Ja, het is shit als je niet wint,’ mompelt Merel. Shit, ze heeft de poepzakjes vergeten. Alles vergeet ze vandaag! Ze heeft geen zin om weer naar binnen te gaan. Laat ook maar. Die ene keer… En de drol ligt toch net niet in het stapstuk van de stoep.

Nee, zo heet dat niet. Loopstuk, loopgedeelte, passenplaats. Hè, wat maakt het uit. Zij loopt over het stapstuk van de stoep. Langs de grachten. De brug over. Langs de weg met de dure huizen. Naar het park, maar niet via de jakkiebakkiestraat, waar de hondendrollen aso liggen te liggen. En nog verder.

Ze moet vandaag maar zo gauw mogelijk vergeten. Zwarte Zaterdag van haar bestaan. Wissen, weg ermee.

Joep draaft met haar mee, maar af en toe moet hij even zijn eigen dingen doen. In het park bijvoorbeeld. Of bij het winkelcentrum. Merel weet best dat ze hem daar aan de riem moet doen, maar vandaag lukt het even niet. Hij gaat er iedere keer vandoor en luisteren doet hij alleen als hij zin heeft.

Er zit dus niets anders op dan op het muurtje te wachten tot hij eraan komt. Ja hoor, hij komt altijd weer terug. Deze keer met iets in zijn bek. En met een boze jongen in een witte jas achter hem aan…

Joep heeft duidelijk een keuzeprobleem, ziet Merel. Hij ziet haar, maar hij weet ook dat hij achtervolgd wordt. Even houdt Joep in. Wat zal hij doen? Dan loopt hij Merel straal voorbij en verdwijnt om de hoek. De slagersjongen, die inziet dat hij de hond toch niet kan inhalen, keert om en gaat terug naar de winkel.

Merel komt van het muurtje en loop in de richting waarin Joep is verdwenen. Twee straten verderop komt hij naar haar toe.

‘Brave hond!’ Merel aait hem over zijn kop. Joep laat zijn buit vallen en snuffelt eraan. Het is een worst! Dan kijkt hij haar smekend aan. Er zit een vel om met gaatjes waar Joep zijn tanden erin heeft gezet.

‘Hoe kom je daar nou weer aan? Je weet toch dat je niet mag stelen? Foei! Stoute hond!’

Maar Joep kijkt Merel verwachtingsvol aan. Dan peutert ze aan het vel om het eraf te trekken. Ze bijt er een stuk af en stopt dat in haar eigen mond. De rest geeft ze terug aan Joep.

‘Kom!’ Op de terugweg lopen ze met een omweg om het winkelcentrum heen. Nu is de tweede talentenwedstrijd bijna afgelopen, die voor de mensen van de middelbare school. Wie zou daar winnen? Wie is daar het beste? Was er eigenlijk een krant bij? Dat is dus ook een gemiste kans: ze komt niet in de krant. Ze zou zo graag een keer in de krant staan!

Merel fantaseert wat er geschreven zou worden als zij wel had gewonnen. Ze ziet de krantenkop al voor zich: ‘Talentvolle Merel (12) legt de zaal plat’. Of: ‘Iedereen onder de indruk van talent Merel’.

Ze voelt de kop van Joep tegen haar hand duwen. ‘Ach ja, jij bent ook maar een heel gewoon hondje, hè,’ zegt ze.

Zijn die er wel, speciale honden? Ja, natuurlijk! Blindengeleidehonden, drugshonden, honden die bij aardbevingen naar slachtoffers speuren. Nee, Joep heeft beslist geen speciaal talent. Merel zucht. ‘Die moeten er ook zijn, hoor, gewone honden en gewone mensen.’ Maar waarom moet uitgerekend zíj gewoon zijn?

Merel wordt moe van het lopen. Joep ook, hij sjokt braaf naast haar. Als ze uiteindelijk bij haar in de straat terug zijn, sleept ze met haar voeten. Joep thuisbrengen, haar fiets mee en dan naar haar vader. Op de bank voor de tv. En als Bram daar zit, jaagt ze hem lekker weg.

Ze gaat het huis via de voordeur in en dan ruikt ze het eigenlijk zelf al. Maar haar moeder heeft het gezien: ‘Stop! Je hebt poep aan je schoen!’

Merel kijkt achterom. Een duidelijk ruikbaar spoor loopt van de voordeur naar de kamer. Shit! Poep van Joep!

Haar moeder beveelt: ‘Schoenen uit!’ Een tel later komt ze aanzetten met vaatdoekjes en keukenpapier. Die drukt ze Merel in handen. ‘Schoonmaken!’

Merel zucht. ‘Moet dat echt? Ik kan er toch niets aan doen dat ik poep onder mijn schoen heb?’

‘Ja, dat moet. Geef je schoen maar hier, die maak ik wel schoon.’

De veroorzaker van de ellende slobbert onschuldig zijn waterbak leeg en zoekt daarna zijn mand op. Als Merel hem na het schoonmaken een laatste aai geeft, droomt hij al. Joep trappelt met zijn poten en jankt zachtjes. Waar zou hij van dromen? Van worst? Of van honden met een speciaal talent?

 

Het gevoel van mislukking overheerst ook nog haar zondag. Merel is naar Marijn toe gegaan voor wat afleiding. Ze zitten samen op haar kamer.

Marijn kijkt Merel aan. ‘Wat gaan we doen? Zeg jij het maar.’

Merel wijst naar de computer. ‘Zullen we eens opzoeken of we op breakdance kunnen?’

‘We?’ reageert Marijn onmiddellijk. ‘Ik zit al op schaatsen en gitaarles.’

‘En ik op musicalklas. Maar daarom kan ik toch óók nog wel op breakdance gaan? Ik vond ze super gisteren, dat wil ik ook. Misschien ben ik daar wél goed in.’

‘Je hoeft toch niet per se goed te zijn? Gewoon iets doen omdat het leuk is, kan ook hoor!’ zegt Marijn eigenwijs. Ondertussen heeft ze de computer opgestart.

Even later hebben ze een paar sites gevonden van dansscholen die breakdancelessen geven.

‘Ahh!’ roept Merel teleurgesteld. ‘Ze zijn allemaal al begonnen, die cursussen. Maar ik ga toch vragen of ik mag. Dan kies ik voor de dansschool van Marloes, die doet daar stijldansen.’

Marijn huivert. ‘Dat lijkt me niks, dan moet je met een jongen dansen.’

‘Juist leuk!’ vindt Merel. ‘Ik kan natuurlijk ook op stijldansen.’

‘Ik vind jongens maar stom.’

‘Sómmige zijn stom, zoals Rob!’

‘Wie vind jij leuk dan?’

Merel controleert haar nagels even. Dat heeft ze April wel zien doen als ze over jongens praat, een mooi gebaar vindt ze dat. ‘Nou, Ali misschien wel…’

‘Nooit wat van gemerkt!’ roept Marijn uit.

‘Hoeft toch ook niet? En Jordi is eigenlijk ook wel grappig…’

‘Die is groep 7!’ Marijn is alweer verbaasd.

‘Weet ik. En ik vind ze niet écht leuk. Gewoon een beetje.’ Snel gaat Merel op een ander onderwerp over. ‘Zullen we SimCity?’

Maar al snel hebben ze er genoeg van. Dat wil zeggen, Merel heeft behoefte aan iets dóén.

‘Wát dan?’ vraagt Marijn.

Merel denkt even na en stelt voor: ‘De oude supersoaker van Bram ophalen en die vullen met chocolademelk en dan mensen nat spuiten.’

‘Jakkes, nee!’ Marijn schudt haar hoofd.

‘Winegums in de magnetron opwarmen dan.’

‘Huh?’

‘Kijken wat er gebeurt.’

Weer schudt Marijn het hoofd. ‘Dat doe je maar bij jou thuis.’

‘Oké dan. Zullen we in de schuur gaan kijken waar we iets mee kunnen uithalen?’

‘Goed.’ Marijn sluit de computer af en samen gaan ze naar beneden.

De schuur van Marijns ouders ligt vol spullen. Er ligt ook veel gereedschap, ziet Merel. Ze pakt een tube plamuur. ‘Hiermee kun je gaten vullen… een sleutelgat bijvoorbeeld?!’

‘En van die kleine spijkertjes?’ vraagt Marijn. ‘Die blijven zo leuk op hun kop liggen. Goed voor een lekke band.’

‘Nee, dat hebben we laatst ook al gedaan, weet je nog? Daar fietst iedereen met een grote boog omheen.’ Dan pakt Merel nog een tube van de plank. ‘Superlijm!’

Met hun tubes gaan ze op stap. Het eerste sleutelgat is natuurlijk van de schuurdeur van Marijn. Daarna lopen ze door de steeg en terwijl de een op de uitkijk staat, behandelt de ander nog een paar deuren. Een straat verderop schieten ze ook een steeg in, maar nu wisselen ze van taak. Zodra er iemand aankomt, rennen ze weg, om weer een andere steeg uit te kiezen. In de nieuwbouwwijk waar Marijn woont zijn genoeg stegen en losse schuurtjes. En genoeg verstopplekken om te kijken of er al iemand aankomt die zijn schuurdeur van het slot wil halen.

Maar er kómt niemand die zijn schuurdeur van het slot wil halen. Niet binnen de tijdsduur van Merels geduld. Hun witte handen, want dat spul blijft ook aan hun vingers kleven, maken ze schoon in een plas water en dan lopen ze richting winkelcentrum, waar alleen de snackbar open is. Ze kopen allebei een ijsje, dat ze buiten op een muurtje opeten. Het wisselgeld heeft Merel in haar zak gestopt. Als het ijs op is, haalt Merel een euro te voorschijn.

‘Ik weet wat,’ zegt ze. Ze pakt ook de tube lijm.

Even later springt ze van het muurtje en loopt weer in de richting van de snackbar. Vlak voor de deur laat ze haar fietssleutel vallen. Snel bukt ze om hem op te rapen. De euro heeft ze al ingesmeerd met lijm, en die laat ze achter op de stoep.

Blijft dat wel plakken? Nou, het is inderdaad superlijm! Terwijl ze weer op het muurtje gaat zitten, ziet ze hoe mensen vergeefs bukken om de munt op te rapen. Merel en Marijn lachen om de uitdrukking op hun gezicht als ze merken dat de euro vastzit. Sommigen blijven echt even peuteren om hem los te krijgen, of beginnen met hun schoenen te trappen. Tegen een platte munt!

Het is heerlijk om wat rond te slenteren: een beetje vervelen, een beetje om zich heen kijken, een beetje om die mensen lachen. De zon schijnt lekker, het is een mooie nazomerdag. Maar na een tijdje hebben ze er toch weer genoeg van, hoewel de zondagmiddag nog niet om is.

‘Tijd om naar huis te gaan’ beslist Marijn.

‘Wat gaan we doen?’ vraagt Merel.

‘Naar jouw huis?’ stelt Marijn voor. ‘Dan verzinnen we daar wel wat.’

‘Oké.’

Ze beginnen te lopen. Dan vraagt Marijn: ‘Naar welk huis gaan we eigenlijk?’