Ruzie

De talentenjacht is 25 september, dus Merel heeft nog alle tijd zich voor te bereiden. Dat is maar goed ook, want het jongleren heeft ze niet bijgehouden, dus de ballen buitelen over de grond en de kegels kletteren alle kanten op. Maar ze vindt het wel weer leuk en kan ineens niet meer bedenken waarom ze er voor de zomer genoeg van had. En dan moet ze het liedje nog uit haar hoofd leren, wat niet echt haar favoriete bezigheid is, maar dit gaat wel veel sneller dan de woordjes voor dictee en topo.

Ja, ze heeft echt veel huiswerk nu ze in groep 8 zit. Bram vindt het belachelijk weinig wat ze moet doen, maar daar is Merel het niet mee eens. Het is veel! En ze vergeet best vaak haar huiswerk te maken. Vergeten is gemakkelijker dan eraan denken…

Is dat de reden dat juf Nienke haar ouders wil spreken? Of gaat het om haar gedrag? Er is een kennismakingsavond op school geweest voor de ouders: dan komen ze allemaal naar de klas en vertelt juf Nienke over de lessen, ze laat de mappen en de boeken en het weekrooster zien, ze legt uit welke regels in de klas gelden en welke projecten de komende tijd worden gedaan. Overal in de klas hangt werk van hen en alles is mooi opgeruimd. Behalve misschien Merels vak, maar daar komt niemand behalve zijzelf!

Toen heeft juf Nienke tegen Merels ouders, die nog altijd samen naar rapportgesprekken en avonden op school gaan, gezegd dat ze met hen over Merel wilde praten. Als Merel ergens een hekel aan heeft, is het dat er een ‘gesprek’ over haar moet komen. Want dat betekent meestal nieuwe, strengere regels.

Die middag gaat Merel naar huis, en haar ouders naar haar school. Tot haar stomme verbazing komen ze samen terug.

Haar moeder gaat op het randje van de leren bank zitten, terwijl haar vader koffie maakt. Ze voelt zich niet erg op haar gemak in het huis van Merels vader. Merel begint over school – heeft mama dit gezien en weet mama dat wel? – maar haar moeder luistert niet. Haar blik dwaalt rusteloos rond.

Merel weet natuurlijk best dat haar ouders nooit weer bij elkaar zullen komen: allebei hebben ze een nieuw huis en een nieuw leven. Maar altijd als Merel ze samen ziet, roept dat die wens op. Mijn ouders praten met elkaar! Zullen ze toch… weer… ooit…? Meestal is de conclusie: nee, honderd procent kans van niet. Maar misschien is het deze keer anders? Ze willen in ieder geval samen met haar praten, anders kwamen ze nu niet met zijn drieën bij elkaar.

Daar is haar vader weer met koffie en een glas sap voor Merel. Ze praten nog even over andere dingen: over het werk, over het weer, zelfs over de nieuwe baby.

Dan heeft Merel er genoeg van. ‘Wat zei juf Nienke?’

Twee paar ogen kijken elkaar een moment aan en daarna kijken haar ouders allebei naar Merel. Haar vader wil zijn mond opendoen, maar Merels moeder is net iets sneller: ‘Nee! Het voelt niet goed! Ik wil het niet.’

Haar vader reageert onmiddellijk: ‘Wacht even! We zouden Merels mening vragen!’

‘Nee, dat hoeft niet, want het gebeurt toch niet, ik ben het er níét mee eens.’

‘Als het nou beter is voor Merel?’

Haar moeder lacht spottend. ‘Het is beter voor juf Nienke, bedoel je. Het is níét beter voor Merel!’

‘Hoe weet je dat? We kunnen het toch een tijdje proberen?’

‘Ik wil het niet, het gebeurt niet!’ De stem van haar moeder klinkt heel beslist.

Merel kijkt met open mond van de een naar de ander. Waar hebben ze het over? De sfeer is ineens vijandig geworden. Het is weer zover: ze hebben een van hun niet-met-elkaar-eens-ruzies, Merel vindt het vreselijk.

‘Stop!’ roept ze. ‘Mag ik weten waarover jullie ruzie maken?’

‘We maken geen ruzie,’ zeggen ze eerst nog allebei.

‘Waar gaat dit over, dan?’ stelt Merel haar vraag een beetje anders.

‘Over jou,’ zegt haar vader.

‘Níét over Merel!’ zegt haar moeder met een gezicht dat uitdrukt: ‘hoe dom kun je zijn?!’ Ze verklaart, meer aan Merels vader dan aan Merel: ‘Het gaat over hoe wij met haar om willen gaan, en ik wil geen testcircus aan haar lijf!’

Hè? Merel snapt er niets van.

Haar vader trekt zijn gezicht: ‘daar gaan we weer, er valt met jou niet te praten’.

Nou, dat schiet lekker op! Merel kijkt van de een naar de ander.

‘Als jullie nou eens gewoon zeggen wat er aan de hand is…?’

Ze beginnen allebei tegelijk te praten. Dan ziet Merel vanuit haar ooghoek Bram de kamer binnenkomen. Merel ziet zijn verraste gezicht en zegt: ‘Hier wordt gepraat, ik weet alleen nog niet waarover.’

‘Wat doe jij hier?’ vraagt Bram aan zijn moeder.

‘Met Merel praten, dus als je ons even alleen wilt laten?’

Bram zoekt oogcontact met zijn vader, die zegt: ‘Ga maar even naar je kamer.’

Eindelijk zijn ze in staat een begrijpelijk verhaal te vertellen. Haar moeder begint: ‘Juf Nienke vindt dat je erg onrustig bent in de klas. Snel afgeleid, je werk is vaak niet af, je roept dingen zonder je beurt af te wachten, je reageert eigenlijk op alles wat er in de klas gebeurt.’

Haar vader zegt: ‘Je kunt er ook voor kiezen om niet te reageren.’

‘Je bent een beetje druk,’ gaat haar moeder verder. ‘Ze vroeg zich af of je niet geholpen bent met medicijnen. Daar word je rustiger van.’

Merel kijkt van de een naar de ander. Medicijnen? Daar heeft ze wel eens over gehoord. Ineens hoort ze in haar hoofd iets anders: haar tantes die afgelopen zomer op de verjaardag van haar oma tegen elkaar zeiden: ‘Ik dacht dat alleen jongens ADHD hadden.’ Merel hoorde het per ongeluk.

‘Heb ik ADHD?’ vraagt ze daarom snel.

‘Misschien, misschien, juf Nienke zei…’ begint haar vader, maar haar moeder valt hem in de rede: ‘Doet dat er iets toe als je dat weet? Je bent zoals je bent en je bent goed zoals je bent. Dat moet iedereen maar accepteren. Juf Nienke moet er maar mee leren omgaan!’

‘Maar Karina,’ begint haar vader. ‘Juf Nienke heeft nog meer kinderen in de klas. En wij…’

‘Nee, ik wil er niet eens over praten,’ valt Merels moeder hem in de rede. ‘Ik blijf bij wat ik op school ook zei: die neiging tegenwoordig om maar etiketjes op kinderen te willen plakken, vind ik abnormaal.’

Hè? Etiketjes plakken? Op haar? Merel begrijpt er steeds minder van.

Haar moeder ratelt verder: ‘Testen? Vermoeden van? En dan? Medicijnen? Niemand kan tegenwoordig meer iets van een kind hebben. Sterker nog, kinderen moeten zich netjes en aangepast gedragen! Ik was vroeger ook een kwek en een rommelkont. Ben ik nog steeds een beetje. En is er iets mis met mij? Zo ben ik! Ik accepteer mijn kind zoals zij is. Merel mag zichzelf zijn. Ik wil géén etiketjes opplakken en zeker geen chemische rommel in mijn kind stoppen.’

‘Maar juf Nienke zei,’ probeert haar vader, ‘dat ze er beter van gaat presteren, ze heeft het gevoel dat er niet uitkomt wat erin zit. Het is voor Merel prettiger als we wat meer rust creëren, het is voor iedereen prettiger. Medicijnen zijn maar een hulpmiddel…’

Merels moeder staat op. ‘Troep is het! Dat lees jij toch ook in de kranten, Freek.’

‘Ga zitten! We zouden met Merel praten.’

Daar lijkt het niet erg op, denkt Merel. Haar ouders praten over haar hoofd heen, letterlijk ook, nu haar moeder is gaan staan en strijdvaardig om zich heen kijkt terwijl ze zegt: ‘Ik geef geen toestemming!’

‘Ga alsjeblieft zitten!’ zegt haar vader opnieuw. Zijn stem klinkt geïrriteerd. ‘En dat andere punt… Ik ben het met juf Nienke eens! Wat meer structuur is goed voor een kind. We kunnen in ieder geval proberen wat meer structuur aan te brengen…’

‘We? We? Is dat verkapte kritiek?’ Merels moeder gaat zitten, maar het lijkt erop of ze elk moment weer op kan springen.

Nu besluit Merel dat het tijd wordt in te grijpen, ze heeft al zó lang niets gezegd.

‘Ja hallo! Mag ik nu ook even? Misschien wil ik helemaal geen medicijnen!’

Ze zegt het zomaar, zonder nadenken. Ze weet één ding: deze ruzie moet ophouden! Het helpt. Zowel haar vader als haar moeder zwijgen. Ze nemen allebei een slok koffie en Merel gaat door: ‘Ik vind alles goed zoals het is!’

‘Echt, Merel?’ Haar vader kijkt haar onderzoekend aan. ‘Want hoe is het nu voor jou om in twee huizen te wonen?’

Merel haalt haar schouders op. ‘Gewoon, goed.’

‘Niet onrustig?’

Merel hoort de bezorgde klank in de stem van haar vader. ‘Nee hoor,’ stelt ze hem gerust. ‘Alleen soms dat ik mijn tas in moet pakken en dat ik dan dingen vergeet, dat is soms lastig.’

‘Het kán anders…’ begint hij dan voorzichtig.

‘Ik wil niet anders,’ zegt Merel gauw. ‘Als ik langer bij jou woon, moet ik mama meer missen, en als ik vaker bij mama woon, mis ik jou zo.’

Het blijft stil. Merel kijkt van de een naar de ander en ziet dat haar moeder even langs de buitenkant van haar oog wrijft en ze ziet ook hoe haar vader een paar keer achter elkaar de laatste slok koffie opdrinkt.

‘Ach meisje…’ zegt haar moeder.

‘Nou,’ zegt haar vader als hij zijn kopje eindelijk neerzet. ‘Juf Nienke zei dat we er maar eens over moesten nadenken. Laten we dat alle drie doen.’

Einde discussie? Gelukkig!

Haar moeder staat op. ‘Dan ga ik maar.’

Merel haalt opgelucht adem. ‘Dag mam,’ zegt ze tegen haar moeder, die haar een kus geeft.

Het was vast de bedoeling dat de deur naar de gang achter hen dicht werd getrokken, maar hij blijft op een kier openstaan. Merel hoort hun stemmen vanuit de gang.

Haar vader (op een heel neutrale toon): ‘Als Merel ooit op één adres komt te wonen, lijkt het me het beste als ze hier woont.’

Haar moeder (spottend): ‘Waarom? Lekker rustig met een baby en twee kleine jongetjes.’

Haar vader (hartstochtelijk): ‘Ik vind echt dat meer regels en meer structuur goed zouden zijn voor Merel.’

Haar moeder (zeer beheerst): ‘En jij zegt dus nu eigenlijk dat ik die niet kan bieden?’

Haar vader (ongeduldig): ‘Kijk toch eens eerlijk naar je eigen huishouding, Karina! Ik ken je langer dan vandaag.’

Haar moeder (kattig): ‘En kijk jij eens naar je hoeveelheid geduld, dat is ook wat waard.’

Haar vader (geërgerd): ‘Ik ben het er niet mee eens als Merel de hele week bij jou zou wonen.’

Haar moeder (boos): ‘En ik ben het er niet mee eens als Merel de hele week bij jóú zou wonen.’

Haar vader (kortaf): ‘Nou, dat is duidelijk, hier komen we niet zo gemakkelijk uit.’

Haar moeder (lacherig): ‘Zijn we het tenminste nog over één ding eens.’

De voordeur klapt dicht, wat klinkt als een slotzin. Merel heeft haar knieën opgetrokken en zit als een ineengedoken vogeltje op de bank, terwijl allerlei vragen onrustig door haar hoofd fladderen. Moet zij kiezen waar ze wil wonen? Hebben anderen zo veel last van haar? Is zij misschien de oorzaak van hun scheiding?

Ze knijpt haar lippen op elkaar en haar vuisten duwen in de bank. Haar vader komt binnen en gaat naast haar zitten, terwijl hij haar handen in zijn handen neemt. ‘Mereltje…’ Hij maakt haar vuist los en streelt haar vingers.

‘Zijn jullie om mij gescheiden?’ Ineens staan er tranen in haar ogen en ze hoort zelf hoe bibberig haar stem klinkt.

Haar vader tilt met zijn vingers haar gezicht op, zodat zij hem wel aan moet kijken. ‘Nee! Mama en ik zijn gescheiden omdat we niet goed bij elkaar passen. We waren niet gelukkig met elkaar. Dat had met veel dingen te maken, maar niet met jou.’ Hij veegt langs haar wang, waar een traan biggelt.

‘Maar jullie hebben wel vaak ruzie omdat jullie het niet eens zijn over mij.’

‘Liefje, het gaat steeds over hoe wij met je omgaan. Het gaat dus over mama en mij, onthoud dat goed. We hou-den allebei erg veel van je, van jou en van Bram en dat blijft zo.’

‘Hoor ik mijn naam?’ Bram staat in de kamer en kijkt nieuwsgierig naar het verdriet van zijn zusje. ‘Is mama weer weg?’

‘Ja.’ Hun vader kijkt op zijn horloge en staat op. ‘Ik moet de jongens halen, we hebben het er nog wel over.’

Merel blijft op de bank zitten. Alles om haar heen voelt zwaar, alsof de kamer op haar drukt en er te weinig zuurstof is. Ze heeft het gevoel dat dat niet gauw over zal gaan.

‘Waarover moeten jullie het nog hebben?’ vraagt Bram.

Merel vertelt wat er is gebeurd. Wat Bram dan doet, is erg on-Brams. Hij gaat zonder iets te zeggen naast Merel zitten, slaat een arm om haar heen en drukt haar stevig tegen zich aan. Met zijn andere hand pakt hij de afstandsbediening en zet hij de tv aan.