Met zonder kegels

En dan is ze er eindelijk helemaal klaar voor! Na een nacht waarin ze voor haar gevoel uren wakker heeft gelegen en in haar hoofd eindeloos heeft liggen repeteren, en wel drie keer is gaan plassen, heeft Merel met veel moeite een boterham naar binnen gewerkt. Direct na het ontbijt zoekt ze haar spullen bij elkaar.

‘Mijn broek! Tjarda, is mijn legging gewassen?’

‘Ligt in de kast!

‘Mijn ballen! Pap, Joost en Jeppe zijn er met mijn ballen vandoor!’

‘Freek is er niet, die is met de jongens mee naar het voetbalveld. Zoek nog maar eens goed, ze liggen vast ergens.’

‘Maar ze hebben er gisteren mee gespeeld!’

‘Ja, ik weet het. Maar ik ruim altijd samen met hen hun speelgoed weer op. Heb je in hun kast gekeken?’

Inderdaad, daar liggen ze. Maar dan: ‘Mijn shirt! Mijn kostuum ligt nog bij mama!’

‘Ga maar ophalen, je hebt nog alle tijd.’ Tjarda blijft erg kalm onder Merels geraas.

Merel fietst direct naar het andere huis, waar April op de bank hangt. Dat komt mooi uit, want ze moet nog iets met haar afspreken.

‘Ik ga wel met je mee, goed?’ stelt April voor. ‘Ik ga je dáár opmaken en zal je persoonlijke kalmeringscoach zijn. Hoe laat zal ik je ophalen?’

‘Het begint om half twee. We moeten er een uur van tevoren zijn.’

‘Dan al? Ik kom wel om kwart voor één.’

‘Nee! Doe maar kwart over twaalf. Waar is mama?’

‘Boodschappen doen.’

‘O, oké, nou, tot straks dan.’

April in de buurt te hebben lijkt Merel heerlijk, de zenuwen stromen nu al overvloedig door haar lijf. Niet alleen haar buik is slachtoffer, het kriebelt ook overal! Weet je wat, denkt ze als ze weer thuis is, er moet ook nog een zak drop in mijn tas.

Met een boodschap doen kun je weer een kwartier vullen. En dan duurt het nog eeuwen voor het tijd is om te gaan. Gelukkig is de tweeling vroeg thuis, met een spelletje is ze weer een kwartier verder. Merel staat veel te vroeg op de uitkijk om te zien of April er al aan komt. Zodra die er is, wil Merel weg, naar het theater.

‘Je komt niet te laat, hè?!’ roept ze naar haar vader.

Die lacht. ‘Tuurlijk niet! Heel veel succes!’

Op haar eenwieler trekt ze veel bekijks. Ze gaat er gekke capriolen door uithalen, pas als April zegt: ’Straks breek je een been!’ fietst Merel rustiger verder.

Bij de schouwburg kijkt ze naar de andere kinderen die aankomen. Er zijn twee wedstrijden vanmiddag, dit zijn alleen de kinderen van de basisschool. Merel is dus een van de oudsten. Zou dat een voordeel zijn of een nadeel? Ze worden bij de deuren opgevangen door iemand die hun de kleedkamers wijst.

‘Moet die mee naar binnen?’ Er wordt op Merels fiets gewezen.

Ze houdt hem steviger vast. ‘Hij hoort bij mijn optreden.’

In de kleedruimte zetten ze hun spullen neer, en Merel doet meteen een graai in de zak drop. April doet haar na. Eerst verkleedt Merel zich en daarna beginnen ze met schminken. Moeilijk, hoor, een tijd stilzitten, maar het resultaat is prachtig.

‘Wie volgt?’ vraagt April en een paar meisjes kijken haar verbaasd aan. Dan roepen ze snel: ‘Ik! Ik!’

Dus is April nog een tijdje bezig met opmaken. Ze lijkt het wel leuk te vinden, ziet Merel. Zij gaat intussen op de gang nog even oefenen met jongleren, maar dat gaat niet zo super, de ballen rollen alle kanten op. Overal is het programma aangeplakt: er zijn vooral danseressen, muzikanten en popzangertjes. Merel is als vierde aan de beurt. Op het laatst weet ze niet meer hoe ze de tijd door moet komen, en kletst ze wat met April en een paar meiden, die duidelijk onder de indruk zijn van Merels grote zus met haar hippe kleren en haar uitbundig opgemaakte gezicht.

Dan is het toch eindelijk tijd! Iemand heeft hun de zijgang gewezen waar ze hun beurt moeten afwachten. Nu gaan haar ouders en Marijn in de zaal zitten. Misschien zouden Janieke en Marloes ook nog komen kijken. De kriebels in haar buik nemen in heftigheid toe.

Achter het podium is het donker, maar je ziet wel spullen liggen: een tafel, kabels, kisten, een rek voor kleren. Je moet er absoluut stil zijn, want vanuit de zaal hoor je alles wat hier wordt gezegd. Sommige kinderen hebben daar hun spullen klaargezet, Merel houdt alles in haar hand.

Alles? Merel kijkt verschrikt naar haar handen. ‘April!’ gilt ze gedempt. ‘Mijn kegels!’

April is met Merel meegegaan de gang op, het bevalt haar kennelijk wel, de rol van grote zus te midden van al die zenuwachtige kinderen. Maar nu kijkt ze Merel wanhopig aan: ‘Nee, hè?!’ Ze draait zich om. ‘Ik ga zoeken! Blijf staan waar je staat en verroer je niet!’

‘Ik had ze net nog!’ zegt Merel tegen haar verdwijnende rug.

April blijft een tijdje weg. Merel luistert naar de openingstoespraak van de theaterdirecteur. Flarden van haar liedje flitsen intussen door haar hoofd. ‘Kom op, April!’ fluistert ze een paar keer. Een jongetje van een jaar of acht moet als eerste op voor zijn liedje. Hij heeft een mooi, maar dun stemmetje. O, daar is ze weer!

‘Hoe krijg je het voor elkaar?’ sist April.

‘Héb je ze?’

‘Ik zie ze nergens!’

‘Echt wel! Ik ga zelf kijken!’

April pakt haar bij de mouw, maar Merel laat zich niet tegenhouden. De tweede deelneemster speelt saxofoon, het kan nog wel. Even denken, waar heeft ze net staan oefenen?

Ze rent heen en weer en heeft geen tijd meer voor zenuwen. Ze kijkt in de kleedkamer waar een tv hangt met beelden van wat er op het toneel gebeurt. Een paar meisjes zijn aan het dansen. Merel is na hen aan de beurt. Ze blijft zoeken tot ze de gillende stem van April achter zich hoort: ‘Jij moet zo op!’

Ze staat stokstijf stil en kijkt naar haar handen, die leeg zijn. Ze doet haar handpalmen omhoog en vraagt: ‘Waar heb ik mijn andere spullen gelaten?’

April wijst. ‘Die heb je ergens achter de coulissen op een tafel gelegd. Weet je nog? Snel, je moet al bijna op!’

Terwijl Merel zich laat meetrekken door April, hoort ze het applaus dat de danseressen krijgen. Haar hoofd is ineens vreselijk leeg. Hoe was haar act ook alweer? De danseressen rennen langs haar heen, dus nu moet zij. Roept April haar nog iets na? Haar voet blijft haken achter een snoer dat daar zomaar in het donker over de grond kruipt en ze moet een paar grote passen doen om haar evenwicht te bewaren. Dan staat ze al bijna in het midden van het podium, met dezelfde verblindende lichtbundels op haar gezicht als gistermiddag. Het lachen hoort ze wel, maar ze ziet niets. Waar zouden haar ouders zitten? Ze doet een paar passen naar voren en tuurt de zaal in. Opnieuw gelach. Daar moet Merel zelf om lachen, ze heeft contact met haar publiek! Zij lacht, het publiek lacht. Maar zien doet ze ze niet. ‘Hai!’ zegt ze tegen het oogverblindende licht.

Uit de zaal klinkt: ‘Halloooo!’

‘Ik zou wat doen, maar ik ben even vergeten wat.’ Opnieuw lachen. Dit is leuk! ‘Ik ben ook vergeten mijn spullen mee te nemen. Is dat erg? Ja, eigenlijk wel, hè? Zo kan ik niet laten zien wat ik kan. Wacht, ik haal ze, niet weggaan hoor, ik ben zo terug.’

Merel rent naar de zijkant van het toneel waar April met haar fiets en diabolo staat. Ze pakt alleen de fiets aan, springt erop, en fietst een rondje, zwaaiend naar haar publiek. De lichtbundels volgen haar. Grappig, zeg!

‘Nog even wat ophalen!’ roept Merel in het voorbijgaan. Ze haalt haar diabolo en doet wat ze later zou doen: ze gooit de diabolo op en vangt hem weer met het touw, terwijl ze rondjes blijft fietsen.

‘Ik word er duizelig van!’ Ze roept maar wat. Ze is totaal vergeten in welke volgorde ze wat zou doen. Ze tolt met haar hoofd, doet net alsof ze er bijna af valt. In een razend tempo fiets ze nog een rondje: ‘Nu m’n kegels! O nee, die zijn echt kwijt. Ik doe gewoon mét zonder kegels.’ En de zogenaamde kegels gaan de lucht in. ‘Nu m’n ballen nog, dan kan m’n act beginnen!’

April staat in de coulissen met drie ballen in plaats van vier. Hoe kan dat? Geen tijd om dáárover na te denken. In een opwelling zegt ze tegen haar publiek: ‘Ik mis een bal! Wie heeft een appel of een sinaasappel voor mij?’

Er wordt zowaar een appel naar haar toe gegooid. Merel vangt hem terwijl ze er ook nog in slaagt op haar fiets te blijven zitten. Pff, dat ging net goed. Dan vraagt Merel met een lief stemmetje of de muziek aan mag, en begint haar act eigenlijk pas echt.

Ze zingt haar lied over de droevige clown die zich in zijn eentje in de ring van het circus moet vermaken en zich eenzaam voelt. Het is lastig jongleren met drie ballen en een appel, het gaat dan ook niet helemaal goed. Eén keer moet ze zelfs van haar fiets stappen, maar wat ze ook doet, het publiek vindt het grappig, want er klinkt iedere keer toch weer een lachsalvo. En dan is het zomaar weer voorbij. Merel fietst weg zonder te buigen, maar April stuurt haar terug. ‘Buigen!’

Haastig keert Merel om, en als ze dan midden op het toneel een buiging wil maken, valt ze van de fiets. Geeft niet, ze laat de fiets ook zogenaamd buigen. Wat gebeurt er nu? Er komt een klein meisje het podium op gelopen met een ballon in haar hand, zo’n gele met een enorme smiley erop. Merel heeft ze beneden in de hal ook zien hangen.

‘Is die voor mij?’

Het meisje knikt. Ze maakt een buiginkje als Merel de ballon aanpakt en het publiek laat een vertederd ‘Ahhh’ horen. Dan maakt Merel dat ze wegkomt, naar de veilige duisternis van de coulissen. ‘Wat heb ik gedaan?’ fluistert ze tegen April.

‘Er een andere act van gemaakt. Best grappig.’