Windkracht Merel

Vrijdagmiddag uit school spreekt Merel met niemand af, ook al vragen Marijn en Janieke allebei of ze komt spelen. Nee, ze wil oefenen!

Onderweg van school naar het grachtenhuis van haar vader loopt ze de supermarkt binnen om een zak drop te kopen. Ze aarzelt als ze haar hand uitsteekt. Welke zal ze kiezen? Muntdrop? Engelse drop? Ook lekker… Nee, ze heeft zin in zoute drop, ze voelt het in haar buik.

Thuis op haar kamer schuift ze het kleed en de stoel weer aan de kant, propt haar mond vol drop en zet de muziek lekker hard aan. Het raam doet ze dicht vanwege de buren die in de tuin zitten.

‘Goed van jou, Merel, dat je daaraan denkt!’ zegt ze met volle mond tegen zichzelf omdat er niemand anders is die dat kan zeggen. Pas nu ziet Merel dat recht onder haar raam Tjarda op een luie stoel ligt te lezen – de vrijdag is háár vrije dag. Ze doet het raam weer open en buigt voorover. Heel duidelijk ziet ze Tjarda’s dikke buik. Een moment blijft Merel ernaar kijken. In die buik groeit haar halfzusje of –broertje, ze weten nog niet wat het wordt. Ze vindt het zo’n gek idee! Haar eigen vader is de vader, Tjarda is natuurlijk de moeder, Jeppe en Joost zijn dan halfbroertjes van de baby – en Bram en zij ook, maar dan anders. Eh… zij is een halfzusje natuurlijk. Gek en raar, en om je te schamen dat je vader straks achter een kinderwagen gaat lopen! En aan hen is niets gevraagd. Ineens was er de mededeling: ‘Jullie krijgen een broertje of zusje!’ Haar vader was van haar en van Bram, die wilde ze helemaal niet delen met zo’n huilebalk. Want dat werd het natuurlijk!

Ze weet het nog goed. Ze waren met zijn drieën naar de film geweest en na afloop naar McDonald’s gegaan. Dat had hen al moeten waarschuwen, hun vader ging nooit met hen naar de McDonald’s. Bram was woedend: ‘Als je denkt dat we nu staan te juichen en te klappen, heb je het goed mis. Pure omkoperij! Eerst slijmen en dan een slechtnieuwsgesprek.’

Ja, Bram kan later zó de politiek in, zoals haar vader altijd zegt. Die praat in onbegrijpelijke taal. Alleen moet hij zijn emoties dan nog wat in de hand leren houden.

‘Maar Bram!’ had haar vader zich verdedigd. ‘Het is goed nieuws!’

‘Voor jou misschien,’ had Bram gemompeld.

Merel was alleen maar onder de indruk: van Brams woede en van haar vaders teleurgestelde gezicht, en ja, ook wel van het nieuws zelf, natuurlijk. Maar langzamerhand is ze gewend geraakt aan het idee: in december wordt de baby geboren.

‘Joehoe! Tjarda!’ zwaait ze.

Er komt een verschrikte kreet terug: ‘Niet zo ver uit het raam hangen!’ Als Merel een stap naar achteren doet, steekt Tjarda haar duim op en ze zwaait vrolijk. Dan gaat het raam voor de tweede keer dicht.

Nou, kom op! Oefenen! Merel loopt bij het dichte raam vandaan en begint te dansen. Steeds opnieuw laat ze de muziek beginnen. De muziek blijft hetzelfde, de dans verandert. Naar voren, halve draai, terug. Een zwaai met haar armen, en dan weer naar het publiek draaien. Een sprong, een val, een spagaat. Haar lijf voelt lekker soepel. Op de circusschool zeiden ze wel eens dat ze van elastiek was. Merel probeert van losse pasjes één geheel te maken.

Er wordt op haar deur gebonsd en Bram stormt binnen: ‘Wat een klere-herrie heb jij! Kan het niet wat zachter? Ik ben huiswerk aan het maken!’

Merel staart hem aan. Dan loopt ze naar de muziekinstallatie, draait aan de volumeknop en vraagt: ‘Wat zei je?’

Het is de brom-Bram die voor Merel staat. ‘Ik ben voor school aan het werk! Ik kan alles door de muur heen horen! Ik kan me niet meer concentreren, zo’n herrie maak jij! Kun je nu nooit eens aan een ander denken?’ Bram doet vreselijk opgewonden en Merel kan hem alleen maar aanstaren.

‘Voor school aan het werk…? Op vrijdagmiddag…?!’ Die is gek!

‘Toevallig wel,’ klinkt het uit de mond van haar broer.

Merel begint te lachen. ‘Het weekend is begonnen hoor, tijd voor vrije tijd!’

‘Ik mag toch zeker zelf weten wat ik op vrijdagmiddag doe. Als ik straks klaar ben, hoef ik het hele weekend lekker niets meer te doen.’

Merel kijkt hem aan zonder precies te begrijpen wat hij bedoelt. ‘Ik oefen voor de talentenjacht.’

‘Dat hoeft niet zó hard.’

‘Wat weet jij daar nou van? Jij kunt niet eens dansen!’

‘Je hoeft niet te kunnen dansen om te weten dat harde muziek aso is.’

‘Ik ben niet aso!’

‘Met zulke muziek wel, ik tril achter mijn bureau vandaan!’

‘Je overdrijft weer vreselijk!’

‘En jij ook! Met je stomme talentenjacht! Mens, je kunt niet eens dansen! Je denkt dat je veel kunt, maar jouw zogenaamde talenten stellen heus niet zo veel voor. O ja, toch wel, je hebt een talent voor overlast veroorzaken.’

Wat zegt hij nou allemaal?! Dat kan Merel niet hebben. ‘Pap!’ begint ze te gillen. ‘Bram doet flauw!’

Bram grijnst. ‘Die is niet thuis.’ Dan voegt hij er nog aan toe: ‘Dat jij in zo’n zwijnenstal kunt leven!’ Om snel achter de deur van zijn eigen saaie, want opgeruimde, kamer te verdwijnen.

Merel stampt naar beneden. ‘Tjarda! Tjarda! Kom eens!’

Maar die blijft in haar luie stoel zitten. Het duurt even voor Tjarda begrijpt wat er allemaal mis is. Ze zucht. ‘Dat is niet aardig van Bram om dat allemaal te zeggen. Maar Merel, als ik het goed begrijp, had Bram last van je muziek terwijl hij huiswerk aan het maken was.’

‘Dat is toch niet normaal, dat die jongen op vrijdagmiddag huiswerk zit te maken?’

‘Ach, Mereltje, iedereen zit anders in elkaar. Weet je, doe de muziek toch maar wat zachter of zet de koptelefoon op. ’

En Merel stampt weer naar boven. Niemand begrijpt hoe het is om met een broer als Bram te moeten leven! Altijd heeft hij wat op haar aan te merken! Toch gaat de volumeknop wat minder ver open als ze doorgaat met oefenen.

 

Na het eten gaan Bram en zij weer naar het andere huis, dit weekend zijn ze bij hun moeder. In de heen-en-weermap staat dat Merel topo moet leren voor maandag. Of ze Merel helpen herinneren. En het uitgeknipte artikel over de talentenwedstrijd zit erin.

Joep ligt in zijn mand in de achterkamer. Als eerste gaat Merel naar de hond, die haar kwispelstaartend begroet. Merel geeft hem een kus op zijn kop.

‘Jakkes, vies kind!’ is Brams commentaar.

‘Weet je wát vies is?’ is Merels snelle weerwoord. ‘Een toetsenbord van de computer, dáár zitten heel veel bacteriën op!’

Hun moeder, Lori en April zitten tv te kijken. Even, heel even, voelt Merel diep vanbinnen een piepklein steekje jaloezie. April kan wel altijd bij haar moeder blijven wonen, die hoeft niet heen-en-weer. Bram en zij komen erbij zitten, maar Merel praat er gewoon doorheen. Ze heeft altijd zo veel te vertellen.

‘Mam! Zeg dat Merel haar mond moet houden!’ roept Bram uit. ‘Dat kind kletst aan één stuk door.’ En even later, als Merel verdergaat met haar verhaal: ‘Mam, wanneer leer je Merel rekening te houden met anderen?’

Met afschuw kijkt Merel naar haar broer. Ze krijgt overal kriebel. Ze gaat zich eens lekker uitgebreid krabben! Daar heeft ze ruimte voor nodig, en armen die alle kanten op reiken.

Maar dan zegt Bram: ‘Mam! Laat dat kind normaal doen!’

Het is April die het voor Merel opneemt. ‘Zeg, Brammetje, vind jij het eigenlijk normaal dat je aldoor aan je moeder vraagt of je zusje normaal kan doen? Wie is hier eigenlijk normaal?’

‘Nou, jij in ieder geval niet!’ valt Bram nijdig uit.

‘Hè jongens, doe eens gezellig!’ maant Lori.

En hun moeder roept uit: ‘En nu allemaal stil! Merel ook! Ik kan de tv niet verstaan.’

Het is een enorme opluchting als Bram naar de computer verdwijnt. Maar hij is nog wel in de kamer. Bij hun vader en Tjarda is een aparte computerkamer – opgeruimd staat netjes – maar hier staat alles op een kluitje. Op Bram na vindt Merel haar moeders huis wel gezellig, iedereen bij elkaar en met al die mooie dingen. Ze buigt zich opzij om aan de zachte blaadjes van kunstzijde te voelen: die bloemen lijken net echt, maar zijn door haar moeder zelf gemaakt, net als de schilderijen aan de muur, de vazen en beelden van keramiek in de vensterbank, en het kleed over de bank.

Merel heeft geen zin meer in tv-kijken. Wat ze wel precies wil gaan doen, weet ze nog niet, ze zal eens in de kast kijken. Misschien een spelletje. Of knutselen. Of met haar spelcomputer. Of misschien op haar kamer verder met de talentenjacht. Misschien moet ze toch iets anders verzinnen. Of wacht – ze gaat op zoek naar haar jongleerspullen!

Als ze opspringt, stoot ze een vaas om. Gelukkig niet een eigengemaakte, die zijn breekbaar, maar één met echte bloemen erin en water, dat nu over de vloer klotst. Oeps! Gelukkig gebeurt dit niet bij haar vader, die wordt altijd zo gauw boos om dit soort ongelukjes. Hier is het alleen Bram die haar vanuit de achterkamer een dodelijke blik toewerpt.

Merel holt naar de keuken voor een dweil.

‘Mam,’ zegt ze, terwijl ze het water opdweilt, ‘mogen Bram en ik niet om en om bij jullie wonen? Bram hier als ik bij papa ben en daarna andersom?’

Haar moeder glimlacht vermoeid – en richt haar blik weer op de tv.

‘Wie zwijgt stemt toe,’ helpt April niemand in het bijzonder herinneren, maar Merel weet het wel: dit is onbespreekbaar. Ze heeft het vaker gevraagd. Al kunnen ze elkaars bloed soms wel drinken, broers en zussen blijven bij elkaar.

Als het water is opgedweild is, zegt Merel: ‘Hé, ik heb ineens zin om te verven.’

Merels moeder kijkt op: ‘Leuk, Merel! Dat heb je een tijd niet gedaan. Dit is zo afgelopen, dan kom ik bij je zitten.’ Dat doen ze vaker samen, verven of knutselen, maar voor Merel goed en wel bezig is, heeft ze al niet veel zin meer.

‘Spelletje doen, mam?’ vraagt ze.

Die zucht. ‘Jammer! Nou, goed, maar eerst opruimen!’

Ook het spelletje houdt ze na een kwartier voor gezien. ‘Ik heb geen zin meer. Zullen we stoppen?’

Haar moeder vraagt als ze de pionnetjes in de doos schuiven: ‘Zeg Merel, waar is eigenlijk dat nieuwe T-shirt gebleven, met die streepjes? Dat heb ik al een tijd niet gezien.’

Dat is het shirt dat verbrand is! Was dat nieuw? Merel doet of ze diep nadenkt. ‘Ligt hij niet in de kast? Ik ga wel even kijken.’

Ze holt naar boven – en weer terug. ‘Hij is waarschijnlijk bij papa in de was gegaan!’

Daarna probeert Merel toch nog een keer de tv, maar het is eigenlijk veel gezelliger om wat te kletsen. April denkt daar nu anders over. Die zet het geluid harder en snauwt: ‘Mens! Ga wat doen!’

O ja! Ze zou voor de talentenjacht gaan oefenen. Merel rent de kamer door om naar boven te gaan, maar halverwege de trap rent ze weer terug, om in een snelle beweging haar tas mee te grissen. ‘Ik ben boven, hoor!’ zegt ze.

Ze hoort het haar moeder nog net zeggen voor ze de kamer uit is: ‘Het is weer windkracht Merel.’