Scherven brengen geluk

Merel telt de dagen tot de talentenjacht gaat beginnen. Nog zeven dagen, precies over een week is het zover! Ze zit samen met haar moeder aan de tafel in de achterkamer. Gekleurde kratten staan verspreid door de kamer en overal om hen heen – op tafel, op de bank, zelfs op de grond – liggen lappen stof in allerlei kleuren, glimmende en bonte lappen door elkaar, maar ook gekleurd band, gekke knopen, glimmende lovertjes en andere versieringen. Ze zijn samen een kostuum voor Merels optreden aan het maken. Dat wil zeggen: haar moeder, die lerares handvaardigheid is, naait en Merel draagt de ideeën aan en naait de versieringen erop, al kan ze niet zo netjes werken als haar moeder.

Als Lori de kamer binnen komt, moet ze lachen: ‘Jullie maken er een slagveld van!’

Merel en haar moeder kijken op.

‘Waarvan?’ zegt Merel.

En haar moeder vraagt: ‘Vind je?’

Ineens begint Merel iets te begrijpen. ‘Mam,’ vraagt ze als Lori de kamer weer uit is. ‘Lijk jij op mij?’

‘Jij lijkt op mij,’ verbetert haar moeder haar.

‘En papa had daar last van.’ Merel stelt het nuchter vast.

Haar moeder veegt een pluk haar achter haar oren. ‘Ach schatje, houdt dat jou nog bezig?’

De ruzie van haar ouders is nu ruim een week geleden, en ja, Merel piekert nog steeds.

Haar moeder stopt de naaimachine en kijkt Merel aan. ‘Ja, papa had daar last van.’

‘Lori lacht erom.’

‘Gelukkig wel!’

‘Papa heeft ook last van mij.’

‘Zo moet je dat niet zeggen! Omdat hij zo anders in elkaar zit dan wij, zoekt hij naar manieren om ermee om te kunnen gaan. Je vader houdt erg van orde en regelmaat. Weet je wat er in de heen-en-weermap zat?’

Merel veert op. ‘O ja, dat is ook zo! Heen-en-weerlijstjes. Ik heb ze samen met papa gemaakt. Toch best handig, hè, mam. Er staat precies op wat ik mee moet nemen als ik naar jou ga, en we hebben ook lijstjes voor hier gemaakt: één voor op de koelkast en één voor op mijn kamer, dan kan ik altijd kijken of ik alles bij me heb.’

‘Ja, heel handig! Als je vergeetachtig bent, is het goed om met lijstjes te werken.’

Merel knikt. ‘Het werkt vast goed.’

‘Maar je moet niet te veel bezig zijn met wat je allemaal níét kan, Merel. Kijk eens wat je allemaal wel kan.’ En Merels moeder wijst op de kraag waar Merel mee bezig is. Ze naait er knopen en lovertjes op. ‘Dat je dat doet, dat je dat kan! Ik ben heel trots op jou!’

‘Ja?’ Merel wordt er helemaal warm van. En volgende week, dan zal ze eens wat laten zien! Dan zal iedereen trots op haar zijn, óók haar vader!

‘Ik kan best lang achter elkaar iets doen, hè,’ gaat Merel dan verder.

‘Ja, best wel! Je zit al een uur bij mij aan tafel!’

‘Ook computeren kan ik heel lang volhouden, msn’en en hyven en zo.’

‘Nou meid!’

‘Maar van sommige dingen heb ik gauw genoeg,’ zucht Merel.

Haar moeder schiet in de lach. Ze laat de machine nog even snorren, knipt de draad af en houdt het felgekleurde shirt omhoog. ‘Nou, de mouwen zitten eraan. Nu alleen de kraag nog. Pas hem eens even!’

Als Merel haar hoofd door de hals steekt, vraagt ze: ‘En die medicijnen, dat hoeft niet, hè?’

‘Als jij niet wilt, beginnen we daar niet aan. O, ga eens in de spiegel kijken! Hij is nu al mooi!’

Merel ziet zichzelf in een vrolijk overhemd dat bestaat uit allerlei verschillende lapjes en felle kleurtjes, versierd met glimmende bandjes, lovertjes, knoopjes en kleine pompoentjes.

‘Prachtig!’ Merel doet er een zwarte legging bij aan en haar gebloemde gympen, en April heeft beloofd haar te schminken. Ze wordt een echte clown! En straks gaat ze oefenen met haar kleren aan, dan ziet het er al heel echt uit.

Merel oefent het hele weekend en elk vrij moment in de week erna, en is nog steeds niet helemaal tevreden.

Nog vijf dagen. Nog vier. De zenuwen lopen behoorlijk op. Nog drie dagen. Ze blijft dingen veranderen in haar act. Het moet lukken!

Nog twee dagen. Het is bijna niet uit te houden op school. Ze zit regelmatig op de gang te werken, maar dat is geen straf voor Merel. Juf Nienke heeft ook nog een keer met Merel gepraat.

‘Ik wil wel rustig doen, juf,’ heeft Merel uitgelegd, ‘en ik wil heus niet aldoor dingen hardop zeggen, maar het gebeurt gewoon. Ik zeg iets, en dan pas bedenk ik: O nee, ik mag niet zomaar wat roepen. Stom hè? En weet je, juf, het is een racebaan in mijn hoofd, allemaal woorden en gedachten die om het hardst elkaar achterna zitten, en dan kan ik ondertussen niet goed werken.’

Juf Nienke legt haar handen op de onrustige vingers van Merel die aan haar kleren frunniken. ‘En probeer eens om het te oefenen: eerst denken, dan doen. Eerst tot tien tellen, dan boos worden. Denk je dat je dat kan?’

Merel weet het niet, maar wil het wel proberen. Ze hebben ook afgesproken dat de juf af en toe een ansichtkaart op haar tafel legt. Daarop staat de zee met een prachtige zonsondergang. Die kaart op tafel betekent: nu echt even niets zeggen! De tijd dat Merel niets mag zeggen, wil de juf dan steeds langer maken. Verder mag Merel zelf naar de gang gaan als ze niet afgeleid wil worden.

Tot slot zegt juf Nienke: ‘En Merel, ik zal eens informeren naar een wiebelkussen om op te zitten. Dan kan je bewegen zonder dat iemand er last van heeft.’

Het lijkt Merel wel wat. ‘Zo zoeken we naar manieren om met mij om te gaan, hè, juf?’ zegt ze, en eindelijk kijkt de juf eens lief om wat Merel zegt.

In de pauzes moet ze zich dan wel even flink kunnen uitleven. Ze bedenkt de wildste spelletjes voor op het schoolplein. Vaak de jongens tegen de meiden, en iedereen doet graag mee als Merel weer iets verzint.

Vrijdagmiddag, nog één dag. Tjarda heeft Merel nadrukkelijk gevraagd rustig te doen, ze is moe, ze heeft een onrustige buik, zei ze. Joost en Jeppe zitten met de garage te spelen en pakken elkaar voortdurend autootjes af.

‘Ik heb ook een onrustige buik!’ Merel grijpt met twee handen naar haar buik en klapt dubbel.

Tjarda lacht. ‘Maar jouw buik is om een heel andere reden onrustig. Dat is morgenmiddag gelukkig al over! Maar nu even geen lawaai, daarvan is er al genoeg.’ Ze wijst naar de tweeling.

Merel probeert het echt. Ze gaat msn’en, dat kan ze heel goed een poos uithouden, maar vanmiddag niet. Ze staat steeds op en loopt door het huis om iets van haar kamer te pakken, om iets te drinken te pakken, om een ruzie van Joost en Jeppe bij te leggen. Als ze weer bij de koelkast staat, vraagt Tjarda: ‘Merel, wat doe je? Je hebt net al iets te drinken genomen.’

‘Eh?’ Merel moet even nadenken. Wat zou ze ook alweer doen? Ze moest iets opschrijven! ‘Ik zoek pen en papier.’

‘Dat ligt niet daar!’

‘O, nee,’ zegt Merel beduusd.

Jeppe en Joost lachen haar uit. Domme Merel!

‘Waarom ga je niet even naar Marijn?’ stelt Tjarda voor.

Dat is een goed idee. Merel trekt haar jas aan en vertrekt.

‘Wat gaan we doen?’ vraagt Marijn zodra Merel binnen is.

‘Deze opeten.’ Merel haalt een zak gemengde drop vanonder haar jas tevoorschijn. Ze nemen limonade mee naar boven.

‘Ik dacht dat jij geen geld meer had,’ zegt Marijn als ze op haar kamer zitten. ‘Je moest je vader toch betalen voor dat ruitje?’

‘Ik heb wat extra van mijn moeder gekregen,’ vertelt Merel. ‘Die vond het zo sneu dat ik niks meer had.’

Als de dropjes op zijn, moeten ze weer bedenken wat ze gaan doen. ‘Ik weet wat!’ zegt Merel. ‘Nieuwe drop kopen. Van jouw geld.’

Marijn wrijft over haar buik. ‘Nee, niet nog meer!’

‘Heb jij ook een onrustige buik?’ vraag Merel meelevend.

Marijn kijkt haar met niet-begrijpende ogen aan. ‘Sorry?’

Na haar uitleg heeft ze een nieuw voorstel: ‘Gaan we naar de stad babyspullen kijken en vast iets kopen voor de baby?’

Dat wil Marijn wel, maar halverwege hun weg naar de stad krijgt Merel een beter idee: ‘We gaan het theater vast verkennen!’

‘Mag dat zomaar?’

‘Ik weet niet, we gaan gewoon kijken. En anders zeggen we toch dat we jouw vader zoeken?’

Marijns vader werkt als technicus in het theater. Merel heeft geen flauw idee wat hij precies doet, maar het kan handig zijn. Ze slaan een andere straat in en lopen door naar het theater.

Met een zelfverzekerde blik duwt Merel de grote deur open. Net als toen met haar vader geeft die mee. Ze laat Marijn voorgaan: ‘Mevrouw!’

Merel werpt een blik op de vrouw achter de kassa en groet haar. Er staat nu niemand om de kaartjes te controleren, wat heel logisch is, en er is ook niemand om hen tegen te houden. Ze lopen de ruime hal in, waar een grote zwarte vloer zich voor hen uitstrekt. In die vloer is een grijs lijnenspel aangebracht, die je kunt volgen als je wilt. Dan kom je bijvoorbeeld bij de garderobe, of bij een van de balies waar je koffie en thee kunt kopen of bij de grote zaal. Merel gaat wel eens met haar moeder, Lori en April naar een voorstelling, ze kent de weg een beetje.

‘In welke zaal is het?’ vraagt Marijn.

‘Dat weet ik eigenlijk niet.’ Merel weet wel dat er drie zalen zijn, voor de andere twee moet je de trap hebben.

Overal zijn mensen aan het werk om de ruimtes te versieren. Ook een jarig theater heeft recht op slingers. Merel vraagt op goed geluk aan een van hen: ‘In welke zaal is de talentenjacht morgenmiddag?’

‘Boven! De Torenzaal.’

Dan loopt ze met Marijn achter zich aan de trap op. Boven kunnen ze zó doorlopen de zaal in. Het is er donker, Merels ogen moeten even aan het duister wennen. Ze horen geluiden uit de richting van het podium komen.

‘Kom mee!’ Merel trekt Marijn verder mee naar voren. Het is een soort gang waar ze doorlopen: links is de muur, maar rechts van hen is de aflopende tribune, en uiteindelijk komen ze voor in de zaal uit, waar de rij met stoelen het laagst is, op een meter of twee van het podium vandaan. Vol ontzag kijken Merel en Marijn in het rond. Op het podium zijn mensen bezig met de spots die in stellages boven het podium hangen en er wordt een zwarte vloer uitgerold.

Merel knijpt Marijn in de arm. ‘Hier sta ik morgen!’ Ze kijkt naar boven, naar de oplopende rijen met stoelen. Hoeveel mensen kunnen in deze zaal? Heel veel, dat ziet ze wel. Haar onrustige buik, een beetje afgeleid door de drop, wordt er weer helemaal wakker door!

Ze schrikt op als er iemand voor hen staat. De man in de zwarte kleren zegt: ‘Hé Marijn, Merel, wat doen jullie hier?’

‘Ha pap!’ Marijn kijkt opgelucht.

‘Gewoon even kijken,’ zegt Merel. ‘Ik doe morgen mee met de talentenjacht.’

‘O, dat is leuk! Wat ga je doen?’

‘Ik ben een clown, ik doe een circuslied.’

Marijns vader kijkt om zich heen. ‘Kom maar mee, dan mogen jullie even op het podium kijken.’

Wauw, dat is super! Apetrots loopt Merel achter Marijn en haar vader aan en via de zijkant beklimmen ze het podium.

‘Pas op de rommel,’ waarschuwt hij. ‘Voorzichtig over alles heen stappen.’

Ze lopen naar het midden en Merel laat die enorme ruimte op zich afkomen. De lucht lijkt vol zenuwen, hoe meer ze ervan inademt, hoe onrustiger haar buik. Tjeetje…

‘Hoeveel mensen kunnen daar zitten?’ Merel wijst naar de tribune.

‘Zo’n honderdvijftig mensen.’

‘En wat zijn jullie aan het doen?’

‘De dansvoorstelling van vanavond voorbereiden.’

Lichten floepen ineens aan, en dan ziet ze niets meer van de stoelen. Ze doet een paar passen naar achteren om het spotlicht te ontwijken en struikelt over iets. Ze valt achterover en haar benen schieten omhoog. Krakend hoort ze iets breken!

‘O nee! Merel!’ roept Marijn van schrik. Ze steekt haar hand uit en samen met haar vader trekt ze Merel omhoog. Merel wrijft over haar zere stuitje, terwijl ze probeert te zien wat ze gebroken heeft. Maar de bundel licht van zonet weerkaatst nog in haar ogen en maakt dat ze allemaal zwarte vlekken ziet, waardoor ze niet goed kan kijken.

‘Wat is dat?’ vraagt ze dus maar. En ze voegt er bijna automatisch aan toe: ‘Wij zijn verzekerd.’ Want dat weet ze nu! Zou ze hier óók een deel van zelf moeten betalen? Dan kan ze nóg langer naar haar zakgeld fluiten… Weet je wat, dit gaat ze mooi via haar moeder regelen, die heeft vast ook een verzekering.

‘Dat is mooi.’ Marijns vader raapt het glas van de gebroken lamp op. ‘Zeer gedaan?’

‘Valt wel mee, hoor,’ zegt Merel flink.

‘Nou, ga dan maar gauw weer naar huis, meiden, voor er nog meer ongelukken gebeuren. Dit was gewoon een bedrijfsongevalletje, en denk maar zo, Merel: scherven brengen geluk.’

Met een vrolijk gevoel springt Merel het podium af. Yes! Morgen! Morgen staat ze weer hier!