6. ‘Schiet hem, schiet hem!’

De fatale overval op juwelier Fred Hund

Het is die stem. Als op 17 januari 2010 tegen sluitingstijd drie Marokkaans uitziende jongens met bivakmutsen binnenlopen en met vuurwapens dreigen, herkent de uitbater van Surinaams eethuis Ram’s Roti West aan de Jan van Galenstraat in een van hen een oud-bezorger. Zijn houding, zijn postuur, het kan bijna niet anders. Als de jongen begint te praten, staat voor de Hindoestaanse restauranthouder wel vast dat hij de juiste voor ogen heeft. Hij roept zijn naam, de jongen raakt in paniek. De broer van de eigenaar, die ook in de zaak werkt, pakt hem vast, maar moet hem laten gaan als de overvallers hun vuurwapens richten. De broers kennen geen twijfel: de overvallers komen uit de groep van vijftien, twintig jongens die rondhangen in de Bestevaerstraat, de Jan van Galenstraat en de Admiraal de Ruijterweg en die van hangjongeren zijn uitgegroeid tot weinig ontziende criminelen. De Bestevaergroep noemt de politie ze, omdat ze het liefst rond de belwinkel in de Bestevaerstraat hangen.

Als de restauranthouders aangifte hebben gedaan en de ex-werknemer is opgepakt, volgen represailles. Eerst vliegen stenen door de ruit. In de lente volgt weinig minder dan een aanslag. In de nacht van 10 op 11 mei ruikt een van de broers een brandlucht als hij in de keuken voorbereidingen treft voor de volgende dag. Als hij de zaak in loopt, blijkt die vol rook te staan. Tegen de voordeur, de enige uitgang, staat een hevig brandende scooter. De deur heeft inmiddels vlam gevat en de mannen zitten in de val. Een van beiden gooit een kruk door een winkelruit en ze kruipen naar buiten. Ze lijden voor duizenden euro’s schade. De jongen die als eerste wordt aangehouden wijst Ali B. (1992) aan als de hoofddader: de jongste van zeven broers uit de in Bos en Lommer beruchte familie.

De overval op het Surinaamse eethuis is de eerste keer dat de jeugdbende zo duidelijk in beeld komt voor serieuze misdrijven, maar lang niet de laatste. Op 6 mei, een paar dagen voor de brandstichting bij Ram’s Roti, overvallen drie jongens de Etos schuin tegenover het restaurant. Ze arriveren op de brommer en duwen de deur open die een verkoopster net voor de laatste keer wil sluiten. De drie dreigen met hun vuurwapens en vertrekken met geld uit de kassa. Soufiane ‘Sousie’ B. (1992), ook behorend tot de Bestevaergroep, zal zijn betrokkenheid bij die overval uiteindelijk bekennen. Van hem zit waarschijnlijk DNA op de hengsels van een achtergelaten tas. Zijn zaak moet nog voor de rechter komen als dit boek verschijnt.

Op 24 juni 2010 overvallen drie mannen van begin twintig rond tien uur ’s avonds, ook weer tegen sluitingstijd, de Albert Heijn in hetzelfde stukje van de drukke winkelstraat en verbindingsweg. Een klant die wil vluchten om alarm te slaan, wordt door de overvallers bedreigd en met geweld weer de winkel ingetrokken. Uiteindelijk schieten toegesnelde agenten meermaals op de overvallers, maar die ontkomen. Een politieauto botst in de consternatie op een boom. Agenten kunnen een van de daders op straat aanhouden op aanwijzingen van getuigen. In de buurt vindt de recherche twee handschoenen met daarin DNA van Soufiane B., maar dat levert onvoldoende harde verdenking op om hem te kunnen arresteren.

Op 15 augustus overvallen weer drie mannen sigarenzaak Tahir in de Jan Evertsenstraat, een klein stukje verderop in West. Ze schieten, maar raken niemand.

Dan volgen overvallen op juweliers, steeds met een vergelijkbare ‘modus operandi’ ofwel werkwijze. Op 7 september stormen twee mannen met een pistool en een hamer binnen bij juwelier Nusselein aan de Kinkerstraat. Het is voor de juwelier de vijfde overval in zes jaar tijd. De daders bedreigen een passant die de politie wil bellen en vluchten zonder buit. De volgende dag gaat het nog heftiger toe bij juwelier Midyat aan het Hudsonhof, die door drie jongens wordt overvallen. Twee van hen, volgens justitie, Jefferey F. (1992) en zijn leeftijdgenoot Solaiman A., slaan rond kwart over tien in de ochtend de ruit van de voordeur in terwijl de derde buiten op een scooter wacht. Ze kruipen naar binnen en slaan de ruit in de toonbank en enkele vitrines stuk. Eén van beiden schiet meerdere keren op de eigenaar, die de overvallers met een ladder probeert weg te jagen. Het duo vlucht met horloges en sieraden en springt bij de derde jongen op de scooter. Anderhalf uur na de overval arresteert de politie verderop in West F. en A., van wie de eerste twee van de gestolen horloges bij zich heeft onder zijn jas en onder zijn broekband. Eentje zit nog aan een etalagehouder met het prijskaartje erop. In zijn schoen zit glas dat waarschijnlijk uit de stukgeslagen vitrines komt. De rechtbank spreekt ze allebei vrij, maar het gerechtshof veroordeelt Jefferey F. tot vijf jaar celstraf voor de ‘brutale, zeer gewelddadige overval’. A. krijgt een bescheiden straf voor heling. De raadsheren stellen vast dat het ‘louter aan geluk is te danken’ dat de kogels de eigenaar hebben gemist. Hoewel hij amper volwassen is, is F. meermaals veroordeeld voor geweldsdelicten en vermogensmisdrijven. Het beeld van de toekomst van de verdachte ‘stemt tamelijk somber’: hij is in zijn jeugd ernstig verwaarloosd, waardoor zijn ontwikkeling is verstoord, stelt het hof vast. Hij moet de juwelier en zijn vrouw ruim twaalfduizend euro schadevergoeding betalen.

Na al die overvallen, waarvan op zijn minst het beeld ontstaat dat leden van de Bestevaergroep daarachter zitten, begint de recherche op 13 september 2010 onder codenaam 13Peperine een onderzoek naar de bende om te bezien of ze betrokkenheid bij overvallen, inbraken, drugshandel, wangedrag en brandstichting hard kan maken. Er is die vaste ‘modus operandi’ bij de overvallen: twee of drie daders arriveren op een scooter, vaak gekleed in regenpakken, dreigen met vuurwapens waaronder één of meer revolvers en gebruiken snel grof geweld. Hun telefoons hebben ze kort voor de overval uitgezet. De sporen na de voornoemde overvallen worden nog eens zorgvuldig met elkaar vergeleken, het her en der aangetroffen DNA wordt in kaart gebracht en telefoons van enkele vermoede sleutelspelers worden afgeluisterd. Het onderzoeksteam krijgt een stuk of tien, vijftien verdachten in het vizier die in wisselende samenstelling misdrijven lijken te plegen, maar onderling ook een rolverdeling hebben. Zo beheert Imad A., ‘Centje’ voor intimi, boxen in de omgeving van de Admiraal de Ruijterweg waar de groep gestolen of illegaal uit Duitsland geïmporteerde scooters, gestolen spullen, kleding en inbrekersgereedschap opslaat. De jonge mannen verzamelen behalve op hun hangplek voor de belwinkel graag bij een medeverdachte die vanuit de binnenstad bezien in het begin van de Jan van Galenstraat woont – en daar ook een box heeft. De eerder genoemde Ali B. wordt in een tip aan de Criminele Inlichtingeneenheid genoemd als leider van de groep. Hij lijkt aanzien te genieten omdat hij zijn oudere broers achter zich heeft.

Dan gaat het in de buurt nog verder mis. Eerst overvallen twee jonge Marokkaans uitziende mannen met een scooter in de late avond van 6 oktober 2010 sekshuis Asmara aan de Willem de Zwijgerlaan. Een van de mannen belt aan. De bedrijfsleidster kijkt door het raam en besluit niet open te doen. Dan komt een van de mannen aanrennen met ‘een lang, donker voorwerp’ in zijn hand – volgens een andere getuige een vuurwapen. De bedrijfsleidster vlucht naar boven, de mannen slaan een zijruit in en klimmen naar binnen. Ze beroven de bedrijfsleidster, klanten en prostituees van laptops, geld, een tas, een jas, een zonnebril en andere spullen. ‘Motherfucker, give me the money!’ roept een van de jongens tegen een klant, die hem de tachtig tot 130 euro uit zijn broekzakken overhandigt. Het valt de bedrijfsleidster op dat een van de mannen afgetrapte Nike’s draagt die ooit wit waren, met blauwe stiksels. Een getuige ziet dat een van de daders een opvallende, grote, lichte boodschappentas bij zich heeft waarop in heel forse letters het woord TAS staat gedrukt. Een tas van supermarktketen Vomar, blijkt later. VoordeelTAS, staat bij nadere beschouwing op dergelijke tassen.

De volgende morgen komen rond tien voor elf twee mannen op een motorscooter op hoge snelheid aanrijden bij de winkel van juweliersfamilie Hund aan de Jan Evertsenstraat – al vijftig jaar een begrip in de buurt en bezig aan het laatste jaar voordat de twee broers en hun zus gezamenlijk met pensioen willen. De mannen dragen donkere regenkleding – hoewel het droog is –, gezichtsbedekking en motorhelmen. Ze gaan de zaak binnen, waar eentje meteen doorloopt naar achteren, richting het kantoortje. ‘Overval!’ klinkt het. Fred Hund zit achter de computer de administratie te doen, broer Gerard is bezig met een reparatie. Nog voor iemand ook maar iets kan doen, valt een van de overvallers Fred Hund aan, wat leidt tot een worsteling waarin de overvaller zijn rechterschoen verliest: een afgetrapte Nike. Als Gerard te hulp schiet, houdt de tweede overvaller hem onder schot en slaat hem hard in het gezicht, waardoor hij zijn bril verliest en een oogwond oploopt. Fred Hund en de overvaller komen al worstelend op de stoep voor de zaak terecht, waar de tweede overvaller dan al bij de scooter staat. Allebei de daders schoppen en slaan volgens getuigen op Hund in, eentje geeft hem een kopstoot met de helm. ‘Schiet hem, schiet hem!’ roept degene zonder wapen, kennelijk bevreesd dat ze de juwelier niet onder controle krijgen. Dan klinkt een knal en wordt Fred Hund door een kogel rechts in zijn buik geraakt. Hij overlijdt in de ambulance op weg naar het VU-ziekenhuis, 66 jaar oud. De mannen vluchten zonder enige buit op de scooter richting de Admiralengracht.

Behalve de schoen zijn de overvallers in de winkel ook een deel van een revolver verloren en een opvallende, grote, lichte boodschappentas waarop in heel forse letters het woord TAS staat gedrukt. Een tas van supermarktketen Vomar.

Het grootschalige rechercheteam dat zich op de zaak stort, werkt nauw samen met de collega’s die sinds enkele weken onderzoek doen naar de Bestevaergroep. Een afgeluisterd gesprek in een Huis van Bewaring bevestigt het vermoeden dat leden van de jeugdbende bij de dodelijke overval betrokken zijn geweest. Het telefoontje wordt gevoerd vanuit het Huis van Bewaring waar Solaiman A. zijn proces afwacht over de overval op juwelier Midyat aan het Hudsonhof. Op 15 oktober, ruim een week na de overval, vertelt een medegedetineerde van A. een kennis in dat getapte gesprek dat hij vastzit met een van de overvallers van Midyat en dat ‘de andere’ bij Hund met hetzelfde wapen heeft geschoten. ‘Met het gun waarmee is geknald bij 156 is ook die man neergeknald. (…) Ik weet precies who, een nerd.’ De spreker noch Solaiman A. wil de recherche vertellen wat in dat afgeluisterde telefoontje is bedoeld, maar A. zegt in een eveneens afgeluisterd gesprek met zijn moeder en zusjes: ‘Diegene heeft een moord gepleegd. Denk je niet dat hij mij vermoordt als ik hem verraad?’ Als hij ‘zelf wat verkeerd zegt’, kan hij ‘gelijk twee jaar gevangenisstraf krijgen voor medeplichtigheid’, legt A. uit.

In het onderzoek worstelt de recherche met de vele uiteenlopende getuigenverklaringen. Vrijwel iedereen heeft het over twee Marokkaans uitziende jongens of jonge mannen en de beschreven aanrij- en vluchtroute komt veelal overeen, maar de getuigen geven heel verschillende signalementen van de overvallers en zijn het oneens over wie van de twee heeft geschoten. Op het in de familiezaak achtergebleven onderdeel van de revolver zit wel DNA, maar dat is van Fred Hund, die kennelijk geprobeerd heeft het wapen uit de handen van de overvaller te trekken. De handvatten van de tas en de sportschoen zijn interessanter. Daarop zitten verschillende DNA-profielen van een man. Dat DNA komt echter niet voor in de databank.

Op 15 maart 2011 probeert een groepje mannen met geweld in te breken in een pand aan de Admiraal de Ruijterweg. Zo gooien ze met stukken stoeptegel. De politie houdt drie mannen aan, onder wie de eerder genoemde Soufiane B. en Ahmed el F., een ander prominent lid van de Bestevaergroep. Op spullen die na de inbraakpoging zijn aangetroffen kan DNA zitten, dus de recherche vraagt de verdachten DNA af te staan. Soufiane B. stemt in. Een blunder. Zijn DNA matcht niet met de sporen die na de mislukte inbraak zijn achtergebleven, maar dat kan de recherche weinig meer schelen als het wél overeen blijkt te komen met het DNA dat op de schoen en de tas is gevonden na de overval die Hund het leven kostte.

Soufiane B. is vanaf dan het middelpunt van het onderzoek naar de zaak Hund; waarin de recherche op zoek gaat naar extra bewijs tegen hem én via hem hoopt alsnog de tweede dader te achterhalen. De gsm van B. wordt afgeluisterd, zijn internetadres wordt getapt en hij wordt geregeld geobserveerd. Hij lijkt met andere leden van de Bestevaergroep, onder wie Ahmed el F., Luciano Z. (1993), Jamal B. (1993) en Imad A. (1993) voortdurend in de weer met voorbereidingen voor overvallen buiten Amsterdam. Kennelijk heeft de fatale overval op Hund niet zo veel indruk gemaakt op zijn buurtgenoten dat ze van overvallen afzien, al kiezen ze nu steeds doelwitten een eind(je) buiten de stad. Op de computers en smartphones in zijn ouderlijk huis blijkt B. tegen de tachtig keer sites van juweliers te bezoeken; om vervolgens te meten hoe ver de winkel van het dichtstbijzijnde politiebureau ligt en hoe het zit met de uitvalswegen.

Terwijl dat onderzoek goed en wel op gang komt, is er binnen de groep een schietpartij. Op 24 mei 2011 komt Ali B. rond half tien ’s avonds op een snorfiets aan op de Marcantilaan, waar Jamal B. en Ahmed el F. rondhangen. ‘Ik knal jullie neer!’ hoort een getuige hem roepen. Boven aan het trapje naar kinderdagverblijf Kidtopia geeft hij Ahmed el F. een kopstoot en een paar klappen in zijn gezicht, zo is op camerabeelden te zien. Hij haalt een pistool uit zijn zak, laadt het door en schiet op de grond naast El F. Hij loopt het trapje weer af en wijst met zijn wapen naar Jamal B., die hij vervolgens met de kolf van het pistool op zijn hoofd slaat, waardoor B. op de grond valt. ‘Ik maak je dood!’ hoort een tweede getuige, terwijl Ali B. zijn wapen op Jamal B. richt. Dan loopt hij het trapje weer op, schiet nogmaals naast Ahmed el F. op de grond en richt zijn wapen op diens hoofd, waarna het incident voorbij is.

Als Ali B. door een arrestatieteam is opgehaald, klaagt justitie hem ook aan voor de detailhandel in cocaïne samen met zijn broer, het bezit van een beetje cocaïne en twee inbraken. De cocaïnehandel is eenvoudig vastgelegd met afluisterapparatuur die in Ali B.’s Volkswagen Polo is geplaatst voor het onderzoek 13Peperine. Te horen is hoe (nachtelijke) afspraken worden gemaakt verspreid over de stad, waar klanten instappen voor ‘een hele’ of ‘een halve’, et cetera. In korte gesprekjes klagen klanten soms over de bescheiden inhoud van de envelopjes of de kwaliteit van de cocaïne (‘Heb je nog steeds die vieze kauwgum?’), maar er lijkt niettemin sprake van een bloeiende handel. B.’s advocaat Tom Hardonk ziet in die hele schietpartij geen bedreiging, zoals justitie, vooral omdat de vermoede slachtoffers zich nooit bedreigd hebben gevoeld. Het was een spelletje. ‘De hele scène op 24 mei 2011 was gespeeld. Het was het wilde westen in Amsterdam, Scarface op de Marcantilaan.’ Voor de andere beschuldigingen ziet Hardonk evenmin bewijs.

De rechtbank ziet op de camerabeelden geen gespeelde, maar echte agressie, twee schoten, een kopstoot en harde klappen. De handel in cocaïne en de diefstallen acht ze ook bewezen: anderhalf jaar cel. Het Amsterdamse gerechtshof maakt daar zelfs dertig maanden cel van.

Laat in de avond van 28 juni 2011 rijdt een kennis, met zijn 36 jaar de enige oudere van de verdachten, Soufiane B. en twee vrienden naar Krommenie. Achter in zijn Volkswagen Caddy staat een gestolen scooter, die de drie 19-jarige jongens stallen aan de achterkant van juwelier Van Zaanen in de Zuiderhoofdstraat. Onderweg wordt het busje gefilmd door bewakingscamera’s van een benzinestation in Oostzaan, waar het gezelschap tankt. Terwijl de bestuurder afrekent, stapt een jongen voor uit de bus om de achterdeur goed te sluiten. Via hun afgeluisterde telefoons is hun conversatie te volgen: de deur zit niet helemaal dicht, zegt de kennelijk achterin zittende B. tegen een medeverdachte. In Krommenie wordt het busje eveneens gefilmd tijdens de middernachtelijke exercitie.

De volgende ochtend belt een vrouwelijke klant rond tien uur aan bij de juwelier. Voordat die open kan doen, komen drie jongens aanlopen die alledrie een doek voor hun mond doen. Twee hebben een pistool in de hand. De vrouw hoort een klik. Kennelijk laadt een van de jongens zijn wapen door. Ze rent weg, een bloemenzaak in. De overvallers lijken niet te weten dat Van Zaanen na een recente overval op een collega net een sluis heeft geïnstalleerd, waardoor klanten niet zomaar kunnen binnenlopen. Als de juwelier de verdachte types voor zijn deur ziet, houdt hij de deur dicht. De mannen vluchten de steeg naast de juwelier in en rijden weg op de genoemde scooter. Die wordt later verderop in het dorp teruggevonden. Verfresten in de Volkswagen Caddy blijken van die scooter afkomstig, op het motorblok van de scooter zit lak van het busje. Voor een professionele overvallersbende zijn de verdachten nogal slordig, blijkt maar weer. Soufiane B. zoekt na de overval in zijn ouderlijke woning in Bos en Lommer op internet volop naar nieuwsberichten over de overval – en laat zo een boel digitale sporen na die de recherche achteraf goed kan gebruiken.

Dat googlen breekt hem zoals gezegd vaker op. Op 7 en 8 juli, ruim een week na de mislukte overval in Krommenie, zoekt hij vanuit de bovenwoning van zijn ouders op de pc en op zijn iPhone naar in totaal 78 (achtenzeventig!) juweliers, zo stelt het politieteam uiteindelijk vast. In sommige gevallen ziet de recherche ook dat hij daadwerkelijk op pad gaat om, kennelijk, de kansen in te schatten op een succesvolle overval. Met zijn vriend Ahmed el F. reist hij op 7 juli per openbaar vervoer naar Honselersdijk en Wateringen, naar respectievelijk de juweliers Bakker en Nottet, waar ze ook kort als ‘klanten’ naar binnengaan. Voor andere voorverkenningen leent B. auto’s van familieleden.

Op 8 juli 2011 begint hij met verschillende mededaders juwelier De Boer in de Dorpsstraat van Bleiswijk ‘af te leggen’, eveneens in de buurt van Den Haag. Hij zoekt op internet naar de plattegrond van Bleiswijk en naar de politiebureaus dicht in de buurt van de winkel. Met zijn iPhone zoekt hij bovendien naar de website van de juwelier, naar de openingstijden. Via Google Maps lijkt hij vluchtroutes uit te stippelen. Hij plant via de website van de NS de treinreis van station Amsterdam-Sloterdijk naar Bleiswijk. Een observatieteam van de recherche ziet op 9 juli twee mannen langs de juwelier lopen. Het lijkt er sterk op dat ze die observeren. Even later stappen ze in de Volkswagen Passat van Soufianes vader. Een observant herkent hem als de bestuurder. Als hij de daarop volgende dagen weer het internet heeft afgestruind op zoek naar informatie over overvallen, de handelwijze van de politie daarbij en meer informatie over de juwelier in Bleiswijk, neemt hij op 12 juli voor een kennelijke tweede voorverkenning met een medeverdachte het openbaar vervoer naar Bleiswijk. Als de recherche merkt dat B. en een medeverdachte op 16 juli 2011 tegelijkertijd hun telefoons uitzetten, stuurt ze een observatieteam én een arrestatieteam naar Bleiswijk om een nieuwe overval te voorkomen. Juwelier De Boer houdt op verzoek zijn zaak nog even dicht.

Soufiane B. en drie medeverdachten lopen herhaaldelijk langs de juwelier en rijden er nog eens voorbij, maar vinden het nog niet het moment. Op de weg terug naar Amsterdam rijdt het arrestatieteam de jongens klem. In de auto liggen vier telefoons waarvan de batterijen zijn verwijderd. De iPhone van B. staat op vliegtuigmodus – om afluisteren en volgen onmogelijk te maken, zo interpreteert de recherche. In de auto liggen ook een wapenstok, verscheidene jassen, een petje en gereedschap: allemaal spullen die bij een overval bruikbaar zijn, oordeelt justitie. Het navigatiesysteem staat ingesteld op het adres van de juwelier.

Dat de mannen afgezien van die wapenstok geen wapens bij zich hebben, verbaast de recherche enigszins. Soufiane B. ziet daarin na de arrestatie een goede kans vrijuit te gaan, blijkt als hij in het cellencomplex naar zijn medeverdachten roept dat ‘alles goed komt’ zolang ‘niemand takkie doet’: praat. Medeverdachte Ahmed el F. benadrukt in zijn verhoor dat ‘ze niets hebben aangetroffen, geen messen of vuurwapens’.

Als B. met zijn medeverdachten is gearresteerd, belandt het onderzoek naar volgens justitie door hem gepleegde overvallen in een cruciale fase. De tijd tikt weg nu B. in voorarrest zit, maar nog altijd heeft het rechercheteam onvoldoende aanwijzingen, laat staan bewijzen, over de identiteit van de tweede overvaller in de zaak-Hund. Onder meer op grond van zijn telefoongedrag en de contacten die hij op belangrijke momenten heeft met Soufiane B. heeft de recherche een sterk idee dat een bekende uit de Bestevaergroep de tweede overvaller kan zijn geweest van zowel seksclub Asmara als juwelier Hund – maar op een sterk idee is geen strafzaak te bouwen, zeker niet als technisch bewijs ontbreekt. Als diegene wordt verhoord over de verdenking dat hij met de geruchtmakende overvallen van doen heeft, ontkent hij dat stellig.

Zo komt Soufiane B. eind 2012, na twee jaar rechercheonderzoek, als enige verdachte van de overval op Hund voor de rechter, al is hij wel in het gezelschap van de genoemde medeverdachten van het voorbereiden van de overvallen medio 2011. Gezeten voor vele nabestaanden hoort B. vooral zwijgend aan hoe de rechtbank het dossier doorneemt over de overval op Hund, met daarin de beklemmende getuigenissen over de laatste minuten van de juwelier. Behoorlijk wat winkeliers, hun klanten en passanten hebben bij de recherche beschreven hoe Hund steeds verder in de verdrukking raakte tijdens de worsteling met de twee overvallers. Na de aansporing te schieten klonk ineens die knal en viel Hund neer op het fietspad. De rechtbank loopt de bewijzen door die justitie tegen B. ziet, waaronder vanzelfsprekend de stille getuigen in de vorm van de tas en de schoen met het DNA, maar ook het gegeven dat B. in de maanden voor de overval meermaals de twee websites van de familie Hund heeft bezocht (www.hundjuwelier.nl en www.mooisieraad.nl). Het lijkt hoogst verdacht dat een man met een vergelijkbare schoen en tas de avond voor de overval op de juwelier volgens de recherche ook betrokken was bij de overval op de seksclub om de hoek. Glassplinters die in de daar verloren schoen zaten, vertonen volgens deskundigen sterke gelijkenissen met glas uit een raam van het bordeel dat de overvallers hadden ingeslagen – al is dat glas pas heel veel later gevonden. De gastvrouw van de erotische massagesalon vertelde de recherche niet alleen hoe een van de overvallers die ‘afgetrapte Nikes’ droeg die leken op de bij Hund gevonden schoen, maar ook dat hij een opvallend grote neus had die ‘hoog in het gezicht begint en aan de onderkant rond is’. De rechtbank observeert de neus van de verdachte aandachtig en trekt zich even terug voor beraad. ‘De rechtbank wil een oordeel geven over de neus die we hier zien,’ zegt rechtbankvoorzitter Hanneke Lommen-van Alphen plechtig, na terugkeer uit de raadkamer. ‘We zien dat het een grote neus is; dat die hoog in het gezicht begint en aan de onderkant rond is.’

Op de tweede zittingsdag geven de weduwe, zoons en broer van Hund de rechtbank in emotionele slachtofferverklaringen een inkijkje in het ongeloof en de ontreddering nadat hun geliefde is doodgeschoten ‘voor een paar rotcenten’ – en hun levens instortten. ‘Dit kon toch niet waar zijn, we zouden samen oud worden,’ zegt weduwe Tine Hund, die haar man memoreert als een warm mens, een knuffelbeer en een familieman die blij was met het leven en de kunst verstond zijn zegeningen te tellen. ‘Hij is niet aangereden of overleden door een ziekte, maar doodgeschoten. Walgelijk.’

Broer Gerard beschrijft de paniek toen zijn broer voor zijn ogen werd omgebracht en het schuldgevoel omdat hij de overval wél overleefde. ‘Het was niet alleen het einde van het leven van mijn broer, maar ook het einde aan het vertrouwen dat we hadden in de mensen om ons heen.’

De nabestaanden hebben moeite zich niet tot de verdachte te richten, maar zich te beperken tot de gevolgen van de overval voor hen, zoals de wet voorschrijft. Zoon Alfred: ‘Voor die jongens was hij een man die in de weg stond naar die paar centen, maar wij hebben geen vader meer, geen broer, geen echtgenoot.’ Zoon Rico moest zijn vader in het ziekenhuis identificeren. Toen Hunds lichaam eenmaal was vrijgegeven, ontbrak zijn haardos en moest de familie zich scharen om een man die niet meer zichzelf leek. Rico’s kinderen stelden een vraag die hij niet kon beantwoorden: ‘Waarom is opa doodgeschoten, hij was toch lief?’ Dat de juweliers op het punt stonden hun zaak te sluiten en van hun pensioen te genieten, maakt het misdrijf extra wrang.

In haar requisitoir eist officier van justitie Jolien Ang achttien jaar celstraf voor de dan 20-jarige Soufiane B. Ze acht bewezen dat B. en zijn mededader Hund ‘in koelen bloede’ hebben doodgeschoten. ‘Slechts uit geldelijk gewin hebben de daders de juwelier uit hun buurt overvallen, die altijd de deur had openstaan voor iedereen, jong en oud. De buurt heeft geschokt gereageerd op de fatale overval. Heel Amsterdam en heel Nederland waren verbijsterd.’ De officier stelt een retorische vraag. ‘Is ook verdachte B. geschrokken van zijn daad? Nee, hij ging onverminderd door. Buiten Amsterdam, omdat het hem daar kennelijk te heet werd onder de voeten, heeft hij met zijn mededaders nieuwe overvallen gepland.’ Ang noemt de overval op Hund ‘het tragische dieptepunt’ in de lange reeks overvallen in Amsterdam-West in die periode. In de andere zaken die nu op zijn aanklacht staan – de overval op de seksclub en de voorbereidingen voor overvallen op een juwelier in Krommenie en drie juweliers in de regio Den Haag – was B. steeds ‘de organisator’ en mogelijk ‘de aanjager’. Aanklaagster Ang: ‘Het wordt de verdachte zeer zwaar aangerekend dat hij, nadat het leven van Hund welbewust was opgeofferd, uit zelfzucht door is gegaan met het plegen van gewapende overvallen. Hij is alleen gestopt doordat hij is aangehouden.’

Dat het niet vaststaat of B. de juwelier heeft doodgeschoten of zijn mededader, maakt voor de strafeis niet uit. De twee daders opereerden immers gezamenlijk. De één riep tijdens de worsteling ‘Schiet hem! Schiet hem!’ tegen de ander. Mede doordat B. zich op zijn zwijgrecht beroept, loopt zijn mededader volgens het Openbaar Ministerie nog vrij rond. Dat hij pas achttien was tijdens de overval en geen strafblad heeft, vindt Ang geen reden de strafeis te matigen. Dat hij net onbewogen de emotionele slachtofferverklaringen heeft aangehoord die de familie heeft voorgelezen, bevestigt de aanklaagster in haar visie dat Soufiane B. al op zijn zeer jonge leeftijd een gewetenloze crimineel is. ‘Hij toont geen spijt. Geen spoor van emotie. Een lange celstraf brengt helaas Fred Hund niet terug en maakt het leed niet ongedaan, maar het is wel een signaal.’

De rechtbank neemt de strafeis over, net zoals goeddeels de motivering van de officier van justitie. Ze acht ook bewezen dat B. de avond voor de overval op Hund seksclub Asmara heeft overvallen en dat hij overvallen (mee) heeft voorbereid op de juweliers in Krommenie en Bleiswijk. De rechters lijken het tempo waarin B. en consorten overvallen voorbereidden en pleegden, nauwelijks te kunnen bevatten. Kennelijk voelen B. en zijn entourage zich onaantastbaar en hebben ze niet of nauwelijks last van hun geweten. ‘Nog geen twaalf uur na deze gewelddadige overval op Asmara heeft de verdachte besloten opnieuw een gewapende overval te plegen. Op klaarlichte dag, terwijl er veel mensen op straat waren. (...) De rechtbank acht het schokkend dat de verdachte, louter voor financieel gewin, gewapend met een geladen vuurwapen naar een juwelierszaak is gegaan om deze te beroven en dat hij en zijn mededader Fred Hund hebben neergeschoten, teneinde zo te kunnen ontkomen,’ leest rechtbankvoorzitter Lommen-van Alphen uit het vonnis voor. ‘Dat een winkelier op klaarlichte dag in koelen bloede op straat wordt neergeschoten heeft behalve het onbeschrijflijk verdriet bij de nabestaanden ook veel gevoelens van onveiligheid en ontreddering bij de omstanders teweeggebracht. Ondanks dat door zijn toedoen een onschuldige winkelier is komen te overlijden, is de verdachte gewoon doorgegaan met zijn dagelijks leven alsof er niets gebeurd was. Hij lijkt geen enkele spijt of wroeging te hebben over wat hij heeft aangericht. Sterker nog: na verloop van tijd is hij wederom overvallen gaan plannen en mededaders gaan benaderen.’ Dat de rechtbank bewijs ziet voor B.’s betrokkenheid bij minder overvallen dan officier van justitie Jolien Ang, maakt ‘gezien de ernst van en de veelheid aan gepleegde misdrijven’ niet uit, hij krijgt achttien jaar celstraf: ‘De jonge leeftijd van de verdachte en het gegeven dat hij geen strafblad heeft, maken dat niet anders.’

Weduwe Tine Hund hoort het vonnis te midden van haar familie aan op de publieke tribune van de rechtbank. Ze is zeer te spreken over het oordeel van de rechtbank. ‘Ik ben heel blij met deze uitspraak. Het is vooral fantastisch dat de rechtbank zwaar heeft laten meewegen dat deze jongen gewoon is doorgegaan met overvallen nadat hij mijn man had doodgeschoten. Deze man heeft geen gevoel, denk ik. Ik vind hem respectloos.’ B. is tegen zijn zin naar de rechtbank gebracht om zijn vonnis aan te horen. De weduwe: ‘Als er pauze was tijdens de zittingen, knipoogde hij steeds naar zijn familie of vrienden op de publieke tribune. Dat heb ik hem zó kwalijk genomen. Toen hij net had gehoord dat hij achttien jaar cel krijgt, deed-ie dat niet meer.’ De weduwe krijgt ‘haar man hier niet mee terug’, maar het vonnis helpt wellicht bij de verwerking. ‘Elke dag word ik geconfronteerd met het feit dat mijn man er niet meer is. Ik heb heel fijne kinderen, maar ik wil toch niet altijd op ze leunen. Dan ben ik degene die alleen thuis zit, waar anderen nog steun om zich heen hebben.’

Voor het voorbereiden van de overval in Bleiswijk krijgen B.’s drie jonge medeverdachten zestien maanden cel. In hoger beroep kiest de aanvankelijk zo zwijgzame B. een andere strategie, die hij heeft uitgestippeld met zijn nieuwe advocaat Bénédicte Ficq. Hij wil nu wel praten en komt zelfs met bekentenisjes, maar niet over de hoofdzaak. ‘Ik heb wel overvallen gepleegd, maar niet op deze juwelier,’ zegt B. Het klopt dat hij de website van de familie Hund meermaals heeft bezocht, maar met de daar gevonden informatie heeft hij alleen ‘vrienden getipt’. B. was naar eigen zeggen immers ‘het sukkeltje van de groep’ en had het gevoel dat hij zich moest bewijzen. ‘Maar ik ben daar niet geweest.’ Wie zijn vrienden zijn aan wie hij die tip dan heeft doorgespeeld, wil B. niet zeggen. ‘Iedereen schiet tegenwoordig.’

Hij geeft nu wel toe dat hij de Etos heeft overvallen – een zaak die in het hoger beroep niet meer op de aanklacht staat. Dat was ook om zich te bewijzen. ‘Daarna wist ik zeker, dit is niks voor mij. Ik wil dit niet doen.’ Op aanraden van zijn vorige advocaat heeft B. bij de recherche en de rechtbank gezwegen. ‘Ik wilde niet zwijgen, ik wilde andere overvallen bekennen maar raakte in paniek.’ Dit keer reageert B. wel als de familie ook het hof heeft verteld welke verwoestende invloed de dood van Hund op hun levens had. ‘Verschrikkelijk om te horen. Ik heb het niet gedaan, maar ik vind het verschrikkelijk om te horen.’

Justitie eist opnieuw achttien jaar celstraf voor B., die volgens advocaat-generaal Paul Everaars nu alleen maar ‘berekenend’ spreekt en kleine bekentenissen doet om onder de zaak-Hund uit te komen. Hij toont zich ‘verbijsterd’ over de ‘onvoorwaardelijke steun’ die B. en zijn medeverdachten kregen vanuit hun sociale omgeving, inclusief hun ouders. ‘De weigerachtigheid te verklaren wordt ook nog aangemoedigd door familie en zelfs door de moeders van een aantal verdachten. Het is zeer de vraag wie ze als ze weer op vrije voeten komen, gaat beletten weer ernstige misdrijven te plegen.’

Het gerechtshof is milder dan de rechtbank en justitie en kiest voor vijftien jaar celstraf. Het spreekt B. vrij van de overval op de seksclub en de overval in Bleiswijk. Ze kan aan het dossier wel ‘enige aanwijzingen ontlenen’ voor ‘de veronderstelling dat de verdachte bij de overval op de massagesalon betrokken was’, maar ziet geen ‘ondubbelzinnig bewijs’. Dat in zijn schoen glassplinters zaten die zeer waarschijnlijk uit de stukgeslagen ruit van het sekshuis komen, is zo’n aanwijzing, maar aangezien dat glas van die ruit niet alleen binnen lag, maar ook buiten op de stoep, kan B. daar ook als toevallige passant doorheen zijn gelopen. Zijn medeverdachten worden ook vrijgesproken. Het gerechtshof is het met Peter Plasman, de advocaat van Ahmed el F., eens dat niet vaststaat dat de verdachten de juwelier in Bleiswijk hadden willen overvallen toen ze in die auto werden klemgereden. Het kon ook om een verkenning zijn gegaan. Dat die auto (en die verdachten) ook bij de eventueel geplande overval betrokken zouden zijn, blijkt niet uit het strafdossier, oordeelt het hof met Plasman. Advocaat Ficq gaat namens Soufiane B. in cassatie omdat ze vindt dat B. ten onrechte voor de fatale overval op Hund is veroordeeld.

Zo kent ook de zaak-Hund alleen maar verliezers. Ter illustratie: alle overvallen die in het strafdossier voorkomen, zijn zonder grote buit gebleven. Tegenover de gebroken levens staat een habbekrats aan misdaadwinst.

Dat hun vriend Soufiane B. is gearresteerd omdat hij volgens justitie die fatale overval op Hund mee heeft gepleegd, is voor zijn vrienden geen reden zich gedeisd te houden. Op 8 oktober 2012 klimmen Ali B., Imad A., Ahmed el F. en hun vriend Ahmed A. (1994) door een geforceerd slaapkamerraam een woning aan het Karel Doormanplein in, met daaraan vast café De Fluiter. Een getuige ziet ze door het raam klimmen, surveillerende agenten kunnen de verdachten aanhouden als ze in een auto vluchten. Een van de verdachten heeft de zojuist gestolen sleutel van een Mercedes in zijn onderbroek, maar verder liggen geen gestolen spullen in de auto. In de kelderbox van Imad A., waarvan de recherche al langer aanneemt dat die gebruikt wordt als ‘stash’ om spullen in te verbergen, vindt de recherche bij een doorzoeking wél uit het huis en het café gestolen tassen van chique merken, telefoons, televisies, een laptop en een fotocamera en een boel flessen (sterke) drank. Ook staat er een gestolen brommer en ligt er een rugtas met daarin een pistoolmitrailleur met munitie. De verdachten moeten hebben ingebroken, de spullen naar de box hebben gebracht en terug zijn gegaan om te kijken of er nog meer te halen was of dat ze sporen moesten uitwissen. DNA van Imad A. zit op een drankblikje dat in het café is achtergebleven. De rechtbank veroordeelt alle verdachten, maar legt vanwege hun jeugdige leeftijd betrekkelijk milde straffen op. Imad A. krijgt een jaar celstraf waarvan de helft voorwaardelijk plus een taakstraf van 200 uur. Ali B. krijgt 155 dagen cel, Ahmed el F. 141 dagen en Ahmed A. 99 dagen.

Op 14 november 2013 wordt Ali B. gearresteerd als hij in Arnhem met twee anderen is gezien in een gestolen Volkswagen Golf GTI met valse kentekenplaten. In tassen op de achterbank vindt de politie twee machinepistolen, waarvan één is doorgeladen, een pistool, twee breekijzers, een vuisthamer, donkere kleding, handschoenen en een pet. Justitie klaagt ze aan voor het voorbereiden van een zwaar misdrijf, zoals een liquidatie of een overval. Advocaat Willem van Vliet van Ali B. zegt de verdenking ‘heel onduidelijk’ te vinden. ‘Hij zit met die jongens in een auto waarin die wapens worden aangetroffen. Daar laat justitie dan meerdere scenario’s op los, variërend van een plan voor een liquidatie tot het voorbereiden van een overval. Die wapens zaten in gesloten tassen die op de achterbank stonden, waar mijn cliënt niet bij kon. Er zijn geen sporen die erop wijzen dat hij de wapens in handen heeft gehad.’ De strafzaak moet nog worden behandeld als dit boek naar de drukker gaat.