4. Een uitgesproken ambitie

(Bank)overvallers uit de Diamantbuurt

Voortdurend achtervolgt de recherche Riff W. (1989), ook al een prominent lid van de Van Wougroep uit De Pijp. Tot zijn weerzin. Toch, in een uitzonderlijk geval komt het ineens goed uit. Dat uitzonderlijke geval doet zich voor in de avond van 23 april 2009, als zijn maatje York M. (1987) net is gearresteerd voor een overval op een juwelier in Woerden, waarover later meer. Drie met een honkbalknuppel gewapende jonge Amsterdamse Marokkanen trekken W. in de Tweede van der Helststraat in De Pijp in een Chrysler Voyager. Hij heeft geluk, want een observatieteam houdt hem op dat moment net in de gaten. De rechercheurs volgen het busje en zetten het in West aan de kant. W. zit, gekneveld met tie-wraps, op de achterbank. Onder een geparkeerde auto vindt de politie een vuurwapen, dat W.’s belagers lijken te hebben weggegooid. W. is zijn Rolex van zesduizend euro kwijt.

Zijn kennelijke ontvoerders worden gearresteerd. Als zij een half jaar later voor de rechtbank komen, bestaat het bewijs in grove trekken uit het hierboven beschrevene, dus dat houdt niet over. De verdachten houden sinds hun arrestatie hun mond. Het verhoor van vermoed slachtoffer W. wordt daarmee cruciaal. Die heeft geen zin het fundament te vormen onder een strafzaak, zo heeft hij al vanaf zijn bevrijding laten blijken. De dan 21-jarige W. doet geen enkele moeite zijn minachting voor de magistraten te verhullen. Hij is te laat, kauwt nadrukkelijk op zijn kauwgom en hangt diep zuchtend onderuit in zijn getuigenbankje. Is W. ontvoerd? Nee, zegt hij de rechters. Hoe hij met geboeide polsen in dat busje van die drie Marokkanen terechtkwam, kan hij zich niet herinneren. ‘Ik ken hem niet, ik ken hem niet en ik ken hem niet,’ leidt W. zijn optreden in. Wat die avond is gebeurd? ‘Ik weet niet. Ineens zat ik in die bus.’ De rechters attenderen hem erop dat hij gegijzeld kan worden als hij als getuige niet vertelt wat hij weet. ‘U kunt me aanhouden. Daar zit ik niet mee. Ik ben hier gekomen om niets te vertellen. Dat is gewoon mijn principe.’ Klopt het dat hij zich vrijwillig heeft laten boeien, zoals namens de verdachten is gezegd? ‘Ik ben toch geen mongool?! Ik ben niet kinky of zo!’ Die verdachten? ‘Die zijn knettergek!’

Zonder W.’s getuigenis ziet de aanklager te weinig bewijs voor ontvoering en moet hij vrijspraak vragen.

Dat Riff W., zeg, onaardig is tegen autoriteiten is voor de politie in zuidelijk Amsterdam niet nieuw.

Met zijn jeugdvriend York M. of in zijn eentje wordt hij al als kind aangehouden en vaak loopt het contact met de politie uit op scheldpartijen. De vroegste aanhoudingen die betrokkenen zich kunnen herinneren, draaiden om een straatroof, in W.’s geval, en de diefstal van een spelcomputer door M. Riff W. wordt gezien als de berekenende, gewiekste van de twee, het leiderstype; York M. staat juist te boek als volstrekt ónberekenbaar. In zijn jeugd maakt Riff W. in politieverhoren geen geheim van zijn ambities, herinneren agenten zich. ‘Wat ik wil worden? Een grote crimineel!’

Hij maakt zijn droom waar. Aan Riff W. en York M. valt op dat zij zowel uitstekende contacten hebben in wat de opsporingsdiensten ‘de Hollandse Netwerken’ noemen, van bekende autochtone criminelen, als met de Marokkanen met wie ze zijn opgegroeid – en vrienden van die Marokkanen. W.’s halfbroer Lucas B. beschouwt de hoofdstedelijke recherche al heel lang als een beroepscrimineel. Een goede jeugdvriend van W. en M., ‘Derk’ van der M., draait zijn hand niet om voor even roekeloze als serieuze misdrijven. In de vroege ochtend van 21 augustus 2009, bijvoorbeeld, schiet hij in een stomme uitgaansruzie een man in zijn borst op het Thorbeckeplein in de Amsterdamse binnenstad – waarvoor het gerechtshof hem in het najaar van 2011 een celstraf van zes jaar oplegt voor poging tot moord. Tijdens een proefverlof schiet hij in de ochtend van 16 februari 2013 stomdronken richting de keuken in het beruchte café An-Cor in de Molukkenstraat in de Indische Buurt – waar hij niemand raakt. Van der M. wordt bovendien met verscheidene nog zwaardere misdrijven in verband gebracht. In onderzoeken naar andere criminelen die later in dit boek aan bod komen, duiken de namen van York M. en Riff W. ook geregeld op in de marge.

Ze weten hun vrienden met zorg te kiezen. Vooral Riff W. wordt daarom als een linking pin beschouwd tussen verschillende criminele groepen.

Op 18 november 2007 wordt het duo, op papier allebei net volwassen, aangehouden wanneer op de Ruysdaelkade, aan de rand van De Pijp, een kennis meermaals in zijn been is geschoten. Zijn scheenbeen is verbrijzeld. Het gebeurt op het stukje kade waar de raambordelen zitten, niet ver van het vaste honk van de groep: café Jong Zuid, voorheen café Jan Steen, met een kennelijke reputatie. De aanleiding blijft mistig: er is een verhaal dat het slachtoffer rond kwart voor zeven in de ochtend letterlijk tegen M. of W. is opgelopen. Het ligt meer voor de hand dat een conflict speelde, maar daarover wil geen van de betrokkenen iets zeggen. M. of W., of allebei, zouden het slachtoffer met tussenpozen van een paar minuten in zijn been hebben geschoten en het wapen in een fietstas hebben achtergelaten. Als de hulpdiensten arriveren, ligt de neergeschoten man op de grond een sigaret te roken. Na zijn arrestatie ontsteekt Riff W. in woede. Tegen een van de agenten tiert hij volgens justitie: ‘Vuil flikkertje, je moet je vuile Indonesische kop houden. Je moet je vuile Indonesische moeder in haar kont neuken. Indonesisch flikkertje.’ De strafzaak over het schieten, en in de marge ook over die beledigingen, sleept zich vanwege een strafvorderlijke kwestie nog steeds voort als dit boek ter perse gaat. De rechtbank had de zaak van tafel geveegd omdat het Openbaar Ministerie zich niet aan afspraken over het verhoren van getuigen had gehouden, maar het gerechtshof heeft bepaald dat justitie W. in die zaak alsnog mag vervolgen. Het slachtoffer wil er niets meer mee te maken hebben en houdt zijn mond.

Een jaar na de schietpartij op de Ruysdaelkade, op 9 november 2008, komt een telg uit een beruchte criminele familie uit De Baarsjes, Amsterdam-West, rond zes uur in de vroege ochtend met een bloedende hoofdwond het politiebureau in de Ferdinand Bolstraat binnenlopen, in De Pijp. Hij heeft behalve die hoofdwond ook een gat in een kies. Hij zegt met een houten balk op zijn hoofd te zijn geslagen door Riff W. en York M., die de politie aanhoudt terwijl ze over de Ferdinand Bolstraat richting de Ceintuurbaan lopen. Riff W. zegt dat het zelfverklaarde slachtoffer juist M. en hem heeft aangevallen en dat hij de houten balk heeft afgeweerd, waardoor die het slachtoffer raakte. Hij vertelt over wat geduw en getrek waardoor de jongen tegen een auto is gevallen. De rechtbank gelooft het slachtoffer, al nemen de rechters ook aan dat hij aanvankelijk achter W. en M. is blijven aanlopen en misschien wel zelf de balk heeft gepakt, waardoor hij medeverantwoordelijk is voor de escalatie van hun kennelijke ruzie. W. en M. krijgen elk een maand celstraf.

Het duurt niet lang voordat W. weer in beeld komt vanwege grof geweld. Een informant van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE) noemt hem als een van de twee mannen die op 1 oktober 2008 juwelier Lyppens beroven in de PC Hooftstraat. De overvallers komen met bivakmutsen over hun hoofden de zaak binnen en bedreigen de drie medewerkers met een pistool. ‘Overval, liggen, liggen, dit is een overval,’ roepen ze. Ze slaan vitrines stuk waarin exclusieve horloges en sieraden liggen en vluchten met 44 horloges van het peperdure merk IWC, al met al ruim 211.000 euro waard, en zestien sieraden met een gezamenlijke waarde van bijna 86.000 euro. Als ze wegrijden op een scooter, rent een medewerkster nog achter ze aan. Een van de overvallers schiet en raakt haar in haar been. De recherche krijgt de zaak tegen Riff W. uiteindelijk niet rond. Behalve de genoemde tip is er het petje dat in de buurt van de juwelier is aangetroffen met daarin DNA van de door de informant genoemde medeverdachte, maar daarmee houdt het wel zo’n beetje op.

Tegen York M. heeft justitie vervolgens een veel stevigere zaak. Die kiest met drie andere jonge mannen uit de Diamantbuurt de verkeerde juwelier uit voor een overval, in Woerden. Op 14 april 2009 rennen drie van de vier met bedekte gezichten de chique zaak binnen, bedreigen het personeel en dwingen de eigenaar op de grond. M. schopt hem tegen zijn heup en richt een vuurwapen op hem. De twee anderen slaan met mokers vitrines in en laden hun tassen vol, met voor 175.000 euro aan sieraden. Als ze wegrijden op een in een steegje gereedstaande scooter, springt de juwelier in een passerend bestelbusje en laat de bestuurder de achtervolging inzetten. Ook als de drie in de laadbak springen van de bestelwagen waarin de vierde man ze opwacht, blijft het busje ze najagen. Onderweg treffen de achtervolgers een motoragent die ze achter de vluchtauto aan dirigeren. Met collega’s volgt hij de overvallers over de A12. Een agent schiet twee keer op de vluchtauto, maar die stopt niet. Verderop worden de overvallers alsnog aangehouden op de vluchtstrook. York M. heeft een revolver in zijn jaszak. Tijdens zijn proces vertelt hij de rechters dat hij de hele dag thuis zit en zijn school niet heeft afgemaakt. Omdat hij het groepje heeft geleid, met het vuurwapen heeft gedreigd, de juwelier heeft geschopt en al een strafblad heeft waar onder andere diefstallen op staan, krijgt M. de hoogste straf: 3,5 jaar cel, tegen 2,5 jaar voor zijn medeverdachten. De rechtbank gaat ervan uit dat het groepje meerdere overvallen heeft voorbereid. In de woning van een van M.’s medeverdachten lag een lijstje met namen van juweliers verspreid over het land, met daarachter notities gekrabbeld over de buit die daar kennelijk te halen zou zijn.

Op vrijdagochtend 2 oktober 2009 overspeelt ook Riff W. zijn hand, in het World Trade Center aan de Zuidas. In felblauwe overalls en met bivakmutsen over hun hoofden stormen twee met pistolen gewapende overvallers iets voor negen uur de Bank of Tokyo-Mitsubishi binnen, het bescheiden filiaal van Japans grootste bank op de vijfde verdieping van het handelscentrum. Ze weten dat medewerkers op dat moment van de dag net de kluisruimte hebben geopend. Ze dreigen met hun pistolen, dwingen acht bankemployés op de grond en eisen vervolgens van twee van die medewerkers dat ze de kluis openen. Ze gaan ervandoor met 99.000 euro en voor 9000 euro aan Amerikaanse dollars, Japanse Yen en Engelse ponden.

Getuigen zien rond negen uur drie mannen in felblauwe overalls en met bivakmutsen het kantoorgebouw uit rennen, waar een vierde man, zonder bivakmuts maar met een kapje voor zijn mond, bij twee scooters heeft staan wachten. De vier rijden hard weg op twee scooters. Iets noordwaarts in Amsterdam-Zuid stappen drie van de mannen in een Volkswagen Polo, de vierde man rijdt verder op de brommer. Bij het overstappen laat een van de mannen op de Velazquezstraat een koffer vallen, waarvan de inhoud op straat belandt. Samen met een tweede man stopt hij de gevallen spullen in de koffer terug. De politie vindt om kwart voor tien in de ochtend op de plek waar de koffer is gevallen een geldlade van de Bank of Tokyo met zakjes euromunten.

De recherche krijgt Riff W. en zijn vriend Richard Z. (1976) al snel in beeld als daders. Richard Z. wordt in de middag van 2 oktober aangehouden bij het Van der Valkhotel naast het brugrestaurant over de A4, als hij daar wil wegrijden in de Volkswagen die als vluchtauto is gebruikt. Doordat in die gestolen huurauto een peilbaken zit, kan de recherche die eenvoudig volgen. Z. zegt de auto in de loop van die ochtend in onderpand te hebben gekregen van een kennis aan wie hij een duur horloge heeft verkocht, maar de recherche gelooft hem niet, ook omdat die kennis zegt van niets te weten. De auto is kort na de overval gelokaliseerd in de buurt van de woning van een ex-vriendin van Z. in Haarlem. Een kogel die in de Bank of Tokyo is achtergebleven, is volgens het Nederlands Forensisch Instituut vrijwel zeker doorgeladen geweest in het pistool dat de recherche vindt in die woning, in een vuilniszak met kleding. Op het pistool zit bovendien DNA van Riff W. Een jas die W. geregeld draagt, lijkt te zien op de beelden die een bewakingscamera van het World Trade Center twee dagen voor de overval van een kennelijke voorverkenning heeft gemaakt, toen verdachte figuren op de negende etage passeerden.

Richard Z. en zijn vriendin geven op de dag van de overval bovendien 3100 euro uit in onder meer een schoenenzaak en een parfumerie in Woerden, terwijl hij ook nog 2600 euro bij zich heeft als hij wordt aangehouden. In het hotel wordt de vriendin gepakt met dollars en Engelse ponden in verschillende, ook grotere, coupures. Uit afgeluisterde telefoongesprekken en sms’jes blijkt dat Z. geregeld contact heeft met Riff W. Ze sturen elkaar kort voor Z.’s arrestatie sms’jes over het terugbrengen van de Volkswagen Polo, die Riff W. weer van een kennis heeft geleend.

De toon van die sms’jes geeft een idee over de hiërarchische verhouding tussen de twee. ‘Om 7 uur moet je er zijn,’ sommeert Riff W. zijn gesprekspartner. Als Z. hem bericht dat hij in het hotel zit en hoopt dat het geen lange avond wordt, schrijft W. dat hij ‘geen grapjes moet maken en moet komen’. Als Z. is gearresteerd en dus niet komt opdagen, verhardt W.’s toon en eist hij opheldering over waar Z. blijft en ‘wat dit voor grappen zijn’. ‘Vieze acties hè, dit, ik moet die auto teruggeven.’

In de Volkswagen Polo ligt een routebeschrijving waarop een vingerafdruk zit van Riff W. In de kofferbak vindt de politie een kopie van een strafdossier uit een oude zaak tegen hem.

Dat Richard Z. inmiddels een reputatie geniet als overvaller werkt ook in zijn nadeel. In 2001 heeft hij drie geldlopers, de Ierse pub aan het Marie-Heinekenplein en bowlingcentrum Knijn aan het Scheldeplein overvallen, waarvoor de rechtbank hem negen jaar cel heeft opgelegd en het gerechtshof nog iets meer. Kort na zijn vrijlating was hij alweer betrokken bij een schietpartij op de Houtmankade, waarna de politie hem aantreft in een put waarin hij zich verstopt.

Riff W. wordt behalve van de overval op de bank aan de Zuidas nog verdacht van een nachtelijke inbraak in stoffenhandel De Kniphal aan de Albert Cuypstraat, op 1 juni 2010, en een poging de geldlopers te beroven die daar de volgende ochtend arriveren, maar voor die verdenkingen ziet de rechtbank geen bewijs. De rechters houden hem evenmin verantwoordelijk voor het jachtgeweer dat is gevonden in een berging bij een woning in Amsterdam-West die W. en andere criminelen uit De Pijp volgens justitie gebruiken om spullen op te slaan die van pas komen bij overvallen. Daar zijn ook al eens politie-uniformen gevonden, waarin Riff W. poseerde voor een foto, maar dat terzijde.

De rechtbank ziet wél voldoende bewijs om Riff W. en Richard Z. op 15 september 2011 forse straffen op te leggen voor de hoofdzaak in hun proces: de overval op The Bank of Tokyo, plus heling van een in maart gestolen Volkswagen Golf waarop ze in mei valse kentekenplaten hebben laten aanbrengen in de Spy Shop aan de Moezelhavenweg in het westelijk havengebied van Amsterdam. Riff W. heeft volgens de rechtbank ook misdaadopbrengsten witgewassen. Hij is niet bekend bij de Belastingdienst, heeft nooit een uitkering gehad, maar huurt wel geregeld auto’s, ook voor duizenden euro’s, betaalt forse boetes, gaat met zijn vriendin op vakantie naar Parijs en met vrienden naar Barcelona, en zegt in afgeluisterde gesprekken voortdurend tegen vrienden dat hij ‘lam is’ of ‘gaat zuipen’. Als hij wordt gearresteerd voor de overvallen draagt hij een Rolex die meer dan vijfduizend euro waard is. Dat hij op grote voet kan leven van winsten in het casino, gelooft de rechtbank niet. ‘Het is een feit van algemene bekendheid dat het spelen van roulette op de lange termijn tot meer verlies dan winst leidt.’

Aanklager Rob Kloos eist zeven en negen jaar celstraf voor W. en Z., de rechtbank veroordeelt ze tot elk zeven jaar celstraf voor de ‘professioneel voorbereide’ overval op The Bank of Tokyo. Richard Z. verwijten de rechters dat hij net vrij was na zijn langdurige celstraf voor eerdere overvallen en dat hij veel criminele vrienden heeft met wie hij misdrijven pleegt. Zowel tegen Richard Z. als Riff W. bereidt justitie nog een strafzaak voor over het lidmaatschap van een criminele organisatie, maar die is van de overvalzaak afgesplitst omdat het onderzoek dan nog loopt. Van Riff W. stellen de rechters vast dat die ‘ondanks zijn jeugdige leeftijd diep is geworteld in het criminele circuit van Amsterdam’. Op zijn strafblad staan dan al tientallen antecedenten, waaronder veroordelingen voor ernstige misdrijven. W. en Z. moeten de bank een schadevergoeding van 52.376 betalen en een bankemployé een vergoeding van ruim 2500 euro. Het gerechtshof neemt het oordeel van de rechtbank over de bewezen misdrijven over, maar stelt de straffen naar beneden bij, naar elk vijf jaar celstraf. Een in detentie flink afgevallen Riff W. trekt na zijn vrijlating weer bij zijn moeder in, op zijn oude stek in De Pijp, en wordt al snel weer gezien met oude vrienden uit zijn vertrouwde entourage – onder wie twee broers die ervan worden verdacht dat ze voor het groepje een stash in Amsterdam-West beheren: de opslagplaats waar eerder dat jachtgeweer en politiekleding waren gevonden.

Richard Z. blijft na zijn celstraf niet lang op vrije voeten. Op 3 juni 2010 trekt hij, kennelijk ingeschakeld door een kennis die daar een conflict heeft over het gebruik van een jachthaven, met een knokploegje naar Zaandam. Het slachtoffer beschrijft hoe hij rond half twee in de middag ‘een grote kale Amsterdammer (volgens de rechtbank Richard Z.), een Bulgaarse man en vier of vijf Turken’ het haventerrein op ziet komen. De Amsterdammer pakt zijn telefoon af, gooit die op de grond, grijpt hem bij de keel en drukt een revolver tegen zijn wang. Hij laat hem even los en vraagt aan de kennis wat de bedoeling is. ‘Hij moet opsodemieteren, hij moet wegwezen,’ luidt diens boodschap. De grote kale Amsterdammer pakt het slachtoffer weer vast en zegt hem ‘op te rotten’. ‘Anders krijg je met de Turkse maffia te maken.’

Het slachtoffer en een getuige vertellen de politie dat Z. het slachtoffer zo schopt en slaat dat hij knock-out gaat, waarna het slaan en schoppen doorgaat, maar dat acht de rechtbank later niet bewezen. Wel dat Z., zwaaiend met een pistool, roept: ‘Wij zijn nu eigenaar. Nu van het terrein af!’

De telefoon van Richard Z. wordt in die periode afgeluisterd in een ander onderzoek. Uit gesprekken in de ochtend is op te maken dat hij met zijn kennelijke opdrachtgever spreekt over een verkenning. Hij heeft bij de werf twee auto’s zien staan en concludeert dat op de jachtwerf twee mannen aanwezig zijn en dat het rustig is. Z. overlegt met de opdrachtgever terwijl hij met diens auto ‘de jongens’ ophaalt. Na het incident belt de opdrachtgever met Z. om te zeggen dat de politie met honden op het terrein is en dat Z. daar weg moet blijven. Vijf dagen na het gebeurde belt een medeverdachte van Z. met een kennis die hij in het afgeluisterde gesprek vertelt dat hij ‘er in is gegaan met die Turken met machinegeweren’ en dat de twee aanwezigen op de werf ‘allebei een pistool aan hun mond hebben gehad’ en dat ze ‘binnen vijf minuten weg waren’.

De rechtbank rekent het Z. zwaar aan dat hij zich mengt in een zakelijk conflict waarmee hij niets te maken heeft en legt hem achttien maanden celstraf op waarvan een halfjaar voorwaardelijk.

Op vrijdagavond 27 september 2012 wordt vervolgens een garagebedrijf aan de Sloterweg overvallen, op de rand van Amsterdam-West vlak bij Badhoevedorp. Door de openstaande schuifdeur komt een man met een witte pet binnenstormen. Hij stompt de garagist in zijn kantoortje in zijn gezicht en schopt hem tegen zijn benen, roepend: ‘Geld, geld, geef me geld!’ Hij dreigt zijn slachtoffer dood te maken, bijt hem in zijn oor, pakt hem bij zijn keel en graait in zijn broekzakken. Het slachtoffer valt uiteindelijk in de showroom op de grond tussen twee auto’s en verliest tijdens een worsteling zijn prijzige Rolex. De dader neemt hem in een wurggreep en grist het horloge onder een van de auto’s vandaan. Als de man zich, groggy, kan losrukken en wegrent om alarm te slaan in een naastgelegen restaurant, vlucht zijn belager op een fiets die later 150 meter verderop wordt teruggevonden met een nog brandend achterlicht. Op de handvatten van de fiets zit het DNA van... Richard Z. Het slachtoffer herkent hem vervolgens ook van foto’s en pikt de zijne uit de reeks met foto’s van nog tien anderen. Als Z. op 21 februari 2013 wordt aangehouden in zijn woning in Amsterdam-Zuidoost vindt de recherche in de slaapkamer een zogeheten growbox (een tentje met warmtelampen en luchtfilters) waarin vijftig hennepplanten van ongeveer een meter hoog groeien.

Namens Z. voert zijn advocaat tijdens de rechtszaak aan dat de gevonden fiets weliswaar van hem en zijn vriendin was, maar dat die kort voor de overval was gestolen. Het signalement dat het slachtoffer heeft gegeven pas precies bij een man die de politie kort na de overval in de buurt van de garage had aangehouden en die snel weer is losgelaten, maar niet bij het uiterlijk van Z., vindt de raadsman. De fotoconfrontatie waarbij het slachtoffer Z. heeft herkend, deugt volgens hem niet en aan de inbeslagname van de hennepplanten kleven ook allerlei gebreken.

De rechtbank schuift al die verweren terzijde en stelt vast dat het Z. wel degelijk de overvaller moet zijn geweest. Een getuige zag hem die fiets tegen zijn woning zetten en weglopen en daarop is voldoende DNA aangetroffen om hem te kunnen identificeren, hoewel hij volgens het slachtoffer handschoenen droeg tijdens de overval. Dat behalve de verdachte ook diens vriendin en een hulpverlener van een stichting die Z. helpt reïntegreren zeggen dat de fiets was gestolen, maakt op de rechters geen indruk omdat zij dat allebei alleen van Z. hebben gehoord. De rechters veroordelen hem tot de straf die de officier van justitie heeft geëist: anderhalf jaar cel – plus die voorwaardelijke straf voor het leiden van die knokploeg in Zaandam die nog openstaat. Bovendien moet Z. zijn slachtoffer een schadevergoeding van ruim vijfduizend euro betalen, vooral voor de verdwenen Rolex.

In het proces waarin Riff W. en Richard Z. voor met name de overval op The Bank of Tokyo worden veroordeeld, zit ook hun oudere criminele compagnon Frank Iesberts (1967) in de verdachtenbanken, ook uit De Pijp. ‘Pukkel’, noemen vrienden en kennissen hem. De reden dat hun zaken tegelijkertijd zijn aangebracht, vervalt tijdens de eerste procesdag: de verdenking dat het trio onderdeel is van een gestructureerde criminele organisatie die gewapende overvallen, inbraken en gijzelingen pleegt en de buit witwast, zal zoals gezegd pas later worden behandeld. Niettemin zet de rechtbank ook Iesberts’ proces gelijktijdig door. Voor hem geldt volgens officier van justitie Rob Kloos net zoals voor diens medeverdachten dat hij ‘niets anders doet’ dan kraken en roven, zegt hij bij aanvang van de zaak. Iesberts onderscheidt zich volgens bekenden wel van zijn medeverdachten in die zin dat híj als een meer klassieke Amsterdamse boef wordt beschouwd. De cokeverslaafde ‘veelpleger’ pleegt serieuze misdrijven in georganiseerd verband of wordt met zware wapens gepakt, om kort daarop weer voor een stomme inbraak in het vizier te komen – en roekeloos op de vlucht te slaan. Hij kan woest zijn om een arrestatie, maar zich toch ook wel weer dankbaar tonen als hij in zijn ogen respectvol is behandeld. Net zoals Riff W. en Richard Z. staat Iesberts in de Top 600 van gewelddadige Amsterdamse criminelen – al is die lijst van oneer eigenlijk bedoeld om de jongere criminelen van straat te krijgen.

Iesberts aanvankelijke aanklacht leest als een evenwichtige afspiegeling van zijn leven: een stomme inbraak; een leidende rol bij een overval; lidmaatschap van een criminele organisatie.

Het begint op 17 maart 2010, als een donkere en een blanke man inbreken in het pand van de Protestantse Diaconie aan de Nieuwe Keizersgracht in de binnenstad. Ze slaan twee ruiten in aan de zijkant van het gebouw en stelen een kluis, waarin achteraf overigens maar vijftig euro aan kleingeld en inloggegevens voor internetbankieren blijken te zitten. Als ze naar buiten komen, heeft de blanke man een zwarte tas bij zich. Een motoragent ziet hem weglopen en gaat hem achterna. Hij laat in een parkje de tas vallen en vlucht metrostation Waterlooplein in, waar hij ontkomt aan de politiemensen die inmiddels te voet achter hem aan zitten door zich door een toegangspoortje te gooien (zwartrijders weten dat die bij erg stevige druk opengaan) en de metrobuis in te rennen – wat met de rail onder hoogspanning een linke ontsnapping is. De recherche herkent Iesberts van de bewakingsbeelden uit het metrostation als de inbreker.

Een tweede zaak is al even lullig.

Iesberts is in beeld gekomen in een onderzoek naar een kennis en wordt afgeluisterd. Op grond van hetgeen hij ‘over de tap’ bespreekt, besluit de officier van justitie hem te laten volgen. Terwijl een observatieteam hen in de gaten houdt, rijden Iesberts en twee anderen op 31 maart 2010 naar Roelof­arendsveen. Na de omgeving verkend te hebben wandelen twee van de drie doodgemoedereerd een kantoor binnen waar later een geldkistje met ongeveer 450 euro blijkt te zijn gestolen. Als de recherche het trio aanhoudt, hebben de mannen samen 458,67 euro bij zich. Diefstal in vereniging, luidt de voor de hand liggende aanklacht.

De zaak waar het voornamelijk om draait, is van een andere orde. In de ochtend van 23 december 2010, vlak voor Kerst als in de winkels veel geld omgaat, lopen twee medewerkers van de Albert Heijn aan het Amsterdamse Koningsplein rond kwart voor elf met ieder twee koffers waarin geldcilinders van de kassa’s zitten, die ze moeten afstorten. In totaal zit in de koffers een kleine 52.000 euro aan bankbiljetten plus een sealbag met voor 346 euro aan waardezegels, krantencoupons en uitbetaalde staatsloten. Een man loopt op de twee af en prikt met een lang mes een van beiden in haar zij. ‘Geld, geld!’ Hij stopt de koffers in een grote tas en loopt daarmee weg. ‘Als je me achterna komt, vermoord ik je!’

In de middag treft de politie in de Karel du Jardinstraat in De Pijp, bij een school vlak bij Iesberts’ woning, in een afvalcontainer drie grote zwarte tassen. In twee daarvan zitten blauwe koffers en in één ook een sealbag. In de derde tas zitten grijze kokers. Op de hengsels van een van de tassen zit Iesberts’ DNA. Kort daarvoor heeft Iesberts contant 2000 euro aan openstaande huur voor een auto betaald met 50-eurobiljetten; ’s middags koopt hij voor meer dan 1000 euro kleding en rekent af met onder meer zeventig biljetten van 5 euro. In zijn woning ligt 8000 euro aan contanten, gesorteerd in bundels van 20-eurobiljetten; 50-eurobiljetten en 100-eurobiljetten.

Officier van justitie Rob Kloos kan niet bewijzen dat Iesberts de man was die de overval op de Albert Heijn heeft gepleegd, maar is ervan overtuigd dat hij daarbij wel betrokken was, bijvoorbeeld als bedenker. Hij lijkt met zijn auto naar een pand te zijn gereden waar de buit onder zijn leiding is verdeeld tussen hem en twee andere, hijgende en gehaaste mannen; een belangrijk deel van die buit is vlak bij zijn woning gevonden en hij heeft kort na de overval ineens met duizenden euro’s lopen strooien terwijl hij officieel leeft van een uitkering van goed 700 euro in de maand.

De rechtbank oordeelt dat inderdaad niet vaststaat dat Iesberts de overvaller is, maar wel dat hij nauw bij de overval betrokken is geweest en die zo ‘heeft medegepleegd’. Het geld waarover hij beschikte kan niet anders dan van een misdrijf afkomstig zijn en heeft Iesberts dus witgewassen. De rechters stellen vast dat Iesberts ‘zich op professionele wijze in het criminele circuit begeeft’, zich omringt met criminelen en al vaker voor vermogensdelicten is veroordeeld, ook tot een lange straf. ‘Het lijkt erop dat de verdachte door het plegen van misdrijven in overwegende mate in zijn levensonderhoud voorziet.’ Ze leggen Iesberts vijf jaar celstraf op, drie jaar minder dan aanklager Kloos heeft geëist.

Het gerechtshof spreekt Iesberts in hoger beroep alsnog vrij van betrokkenheid bij de overval en geeft hem alleen een klein strafje voor de inbraak en diefstal.

Die zaak loopt nog in cassatie als Frank Iesberts, eenmaal op vrije voeten, een tijdje uit beeld verdwijnt. Tot de nacht van donderdag 13 op vrijdag 14 juni 2013. Hij heeft dan kennelijk een afspraak op een afgelegen plek in de buurt van de Amstelveense Kalfjeslaan. Omwonenden melden dat ze rond middernacht schoten hebben gehoord en agenten vinden hulzen, maar zien verder niets bijzonders. Pas de volgende ochtend rond half zeven vindt een voorbijganger Iesberts dood naast een heg iets verderop bij De Aanloop, naast sportpark Het Loopveld. Hij is 45 geworden. De recherche gaat uit van een liquidatie. Zijn advocaat Sander Janssen deelt zijn droefenis op Twitter, waar hij zijn cliënt omschrijft als ‘een karakteristieke Amsterdammer’. ‘Ik ben geschokt door zijn gewelddadige dood en wacht het onderzoek af.’

Dat onderzoek loopt nog altijd als dit boek naar de drukker gaat, maar verloopt moeizaam. Het lijkt erop dat Iesberts bij de Kalfjeslaan een eerste keer is beschoten, maar heeft kunnen wegrennen, waarna pakweg honderd meter verderop de fatale schoten zijn gelost. Een mogelijke getuige die Iesberts kort voor zijn dood nog zou hebben gezien, verblijft in het buitenland. Als in opsporingsprogramma’s oproepen zijn gedaan komen wel wat tips binnen en vindt de recherche uiteindelijk de zwarte snorfiets met opvallende rode schokdempers waarop Iesberts van huis was vertrokken, maar tot een doorbraak in het onderzoek leidt dat niet. Iesberts lijkt overigens niet op die snorfiets naar de Kalfjeslaan te zijn gereden. Hij is rond kwart over tien, half elf in een auto gestapt in de omgeving van de Scheldestraat en het Europaplein in de Rivierenbuurt, waar hij voor het laatst in leven is gezien.