3. Net als in de film

Marteling en afpersing in de Diamantbuurt

Het begint allemaal met een kinderlijk eenvoudig, dubieus maar lucratief handeltje van de broers Abdelmajid (1986) en Mustafa el J. (1989), ook weer opgegroeid in de Diamantbuurt. Zij zijn iets jongere neven van Saïd el J., in de buurt bekend als Slingeraap, die betrokken was bij de fatale ruzie met Anja Joos en eerder vijftien maanden cel had gekregen omdat hij zijn broer met een mes had gestoken. ‘Majid’ en Mustafa kopen van een kennis die bij een tankstation werkt de bankgegevens van klanten. Via internet kopen ze daarmee kaarten voor (dance)feesten, die andere kennissen weer doorverkopen. Een van die kennissen is hun overbuurjongen ‘Michael’. Die steelt in de PC Hooftstraat en in de Bijenkorf ook kleding voor de broers en verkoopt die op de Wallen of in winkelstraten.

Majid el J. heeft contact met jeugdige drugsdealers uit de Bijlmer, die later de beruchte Green Gang vormen. Hij vertelt trots voor zaken naar Curaçao te zijn geweest, waar hij op iemand heeft geschoten. Michael bewaart op zijn kamer diens vuurwapen voor El J., dure horloges, andere gestolen spullen en versnijdingsmiddelen om drugs mee te vermengen. Hij brengt met El J. wapens naar klanten.

Hij is, kortom, een manusje van alles.

Dan beginnen de problemen, begin 2006. Michael krijgt de schuld van een pak verkeersboetes die met een brommer en een auto van de broers El J. zijn verzameld en hem wordt verweten dat hij tijdens de inbraak bij een Turkse drugsdealer in 2006 is herkend door een buurvrouw, waarna de Turk achter Michael en de broers is aangekomen. Abdelmajid zou bij een eerdere inbraak zelf al 17.000 euro uit hetzelfde pand hebben gestolen, dus de Turk is begrijpelijk kwaad. Bovendien zou negenhonderd euro aan nepgeld zijn verdwenen, dat Michael voor de broers in bewaring had.

De broers beginnen Michael, zijn jongere broertje en zijn moeder te bedreigen en eisen genoegdoening, vertelt het slachtoffer als hij op 11 mei 2010 pas na jaren aangifte durft te doen van de stelselmatige terreur die zijn leven ‘tot een hel’ maakt. De broers gooien de ramen in van hun woning op de hoek van de Granaatstraat en de Diamantstraat en beginnen Michael volgens hemzelf en getuigen stelselmatig te martelen als hij niet snel genoeg zijn beweerde schuld inlost. Zijn broertje vertelt hoe Michael ’s winters in de Amstel wordt gegooid en ‘als een hond weer teruggeschopt wordt’ als hij verkleumd probeert op de kant te klimmen. Michael wordt volgens verscheidene getuigen en hemzelf naar de woning van Abdelmajids vriendin gelokt in de Rivierenbuurt, waar hij ‘kleding op moet halen’. Op zolder treft hij El J., diens vriend Oulaid ‘Sousie’ L. en een derde, die hem met een pistool bedreigen, slaan, knevelen en met een heet strijkijzer bewerken. Michael zegt wel twintig keer op diverse locaties met tie-wraps te zijn geboeid en gemarteld. Hij vertelt behalve met een strijkijzer ook met een stroomstootwapen en verhitte messen te zijn bewerkt, met traangas te zijn bespoten en te zijn geschopt en geslagen. Hij zou in een kofferbak zijn vervoerd. Om te voorkomen dat hij vluchtte, zouden zijn afpersers een strijkbout onder zijn voeten hebben gezet. Als hij die zou terugtrekken, zou hij ‘in zijn knie worden geschoten’. Het dieptepunt van de door Michael beschreven martelingen is geïnspireerd op de sleutelscène uit cultklassieker American History X, die de meeste filmliefhebbers de rillingen over de rug zal bezorgen, maar voor Majid kennelijk aanleiding is die na te spelen. Net zoals de hoofdrolspeler uit de film dwingt hij zijn slachtoffer volgens diens aangifte zijn tanden over een stoeprand ‘af te slijpen’ tot daar stukjes afbreken; onder bedreiging met een pistool. Een getuige verklaart dat Abdelmajid hem heeft verteld dat hij weleens iemand met een strijkijzer heeft verbrand en bij diezelfde jongen ‘een keer op zijn hoofd is gaan staan’, zoals bij het tanden slijpen in de film gebeurt.

In een slordige vier jaar van terreur wordt Michael naar eigen zeggen, maar ook volgens getuigen, voor ongeveer veertigduizend euro afgeperst. Foto’s in het strafdossier tonen het beschadigde gebit van Michael, waarvan onder meer een hoek van een voortand is afgebroken, en littekens van de brandwonden die El J. en vrienden hem zouden hebben toegebracht met het strijkijzer en andere verhitte voorwerpen – in zijn gezicht, in zijn nek, op zijn borst, zijn buik, zijn handen, zijn bovenbenen en zijn scrotum. De vorm van de strijkbout is soms te herkennen. Er is een letselverklaring over de verbrande voetzolen van Michael.

Als Michael is ondergedoken, richt met name Abdelmajid el J. zich volgens de aangifte op diens broertje. Die moet simkaarten stelen om te voorkomen dat Michael weer wordt gemarteld zodra de broers El J. hem weer hebben gevonden. Ze dreigen Michaels voorhoofd te tatoeëren ‘voor de schande’. Het broertje krijgt te horen dat hij moet zorgen dat Michael ‘snel tevoorschijn komt’. Anders krijgt hij zelf klappen. De moeder krijgt ‘van drie mannen’ te horen dat ze ‘door haar voet wordt geschoten’ als Michael niet opduikt.

Een vriend van de broers El J. klapt in de nazomer van 2009 op de kruising van de Van Woustraat met de Ceintuurbaan in De Pijp met de paarse Renault Mégane cabriolet van de broers op een tegenligger. De vriend rent weg. Michael krijgt de schuld. Abdelmajid brengt de zwaar beschadigde auto, die op naam staat van broer Mustafa, volgens het uiteindelijke strafdossier naar een garage aan de Papaverweg in Amsterdam-Noord. Als ‘een Marokkaans uitziende man en twee negroïde mannen’ de auto komen ophalen, blijkt die nog niet klaar. De Irakees die in de garage aan zijn auto sleutelt en even op de zaak past, vertelt dat de mannen. ‘De Marokkaan’, volgens justitie Abdelmajid, steekt hem vervolgens met een schroevendraaier in zijn nek – en mist maar net zijn slagader. ‘Ik neuk je moeder,’ roept hij. Een van de mannen gooit een baksteen naar het slachtoffer. De eigenaar van de garage krijgt later telefoon. De steekwond van de Irakees ‘is maar een kras’, krijgt hij te horen. Hij mag geen aangifte doen. Dat doet hij ook niet. Het slachtoffer wordt door de vrouw van de garagist gebeld met de mededeling dat hij ‘zijn aangifte maar beter kan intrekken om problemen te voorkomen’ en past zijn aanvankelijk beschuldigende verhaal van net na het incident bij de onderzoeksrechter aan in het voordeel van El J.

Hoewel de broers geen werk hebben, rijden ze in meer dure auto’s rond. Ook in de Porsche Cayenne die op naam staat van (dan nog) een voetballer van eredivisieclub AZ en die vol kogelgaten zit. In het dossier is ook sprake van een Cadillac. Als hij in mei 2009 eens wordt aangehouden in Zuid, zegt Abdelmajid ‘zeven auto’s te hebben staan’. ‘Dat jullie zo je geld willen verdienen. Ik heb wel werk voor jullie,’ voegt hij de agenten toe. ‘Ik hoef nooit meer te werken. Ik heb meer geld in mijn zak dan jullie in een maand verdienen.’

Behalve Michael duiken meer slachtoffers op die volgens justitie door vooral ‘Majid’ zijn afgeperst. Een man die El J. heeft geholpen met de onderhuur van een woning, wat verkeerd is afgelopen, moet in de lente van 2010 onder ernstige bedreiging duizenden euro’s betalen. Hij durft niet meer naar huis, zijn familie wordt lastiggevallen. Zijn moeder krijgt van Abdelmajid te horen dat hij haar zoon zal doodmaken, haar deur zal intrappen en haar ramen zal ingooien als hij niet snel zijn geld krijgt. Als de politie hem opbelt over dit verhaal, zegt El J. dat hij zijn schuldenaar nog wel een keer ‘zal vinden en meetrekken naar de deurwaarder’. Als het slachtoffer een celstraf van een jaar uitzit, volgens hem vanwege misdrijven die hij in opdracht van El J. heeft gepleegd, wordt hij naar eigen zeggen in de gevangenis afgeperst door een medegedetineerde die eist dat hij El J. betaalt.

Een jonge man die net als Michael namaak-Nikes voor El J. heeft verkocht, maar te weinig heeft verdiend, doet eind mei 2010 aangifte van mishandeling en bedreiging in een auto door Abdelmajid en een vriend (‘Ik breng je naar de kelder en daar ga ik je martelen.’). Vriend Peter van Abdelmajid wordt veroordeeld omdat hij in januari 2009 in opdracht van El J. een stiefbroer van Michael met een vuurwapen heeft bedreigd. Met een jerrycan benzine in de hand dreigde hij diens huis in brand te steken als hij niet zevenduizend euro gaf – terwijl het slachtoffer met een gebroken been moeilijk kon vluchten.

Abdelmajid wordt op 23 juni 2010 aangehouden. Hij ontkent de meeste aantijgingen aan zijn adres. Hij erkent dat de ruiten van Michaels woning zijn ingegooid, maar zegt tegen de politie dat ‘die dertig keer per maand worden ingeslagen’ en dat Michaels moeder hem ten onrechte de schuld geeft. Dat hij in gestolen kleding handelt, ontkent hij ook. ‘Ze hebben al tien keer een inval gedaan bij mijn moeder, in één jaar, maar nooit kleding of schoenen gevonden.’ ‘Mike’ heeft een schuld, zegt El J., omdat hij verantwoordelijk is voor de boetes met de brommer en de auto van Mustafa.

Op 8 juli 2011 komt Abdelmajid voor de rechter voor het meer dan vier jaar lang met extreem geweld afpersen van buurjongen Michael, het afpersen van twee anderen, het in de nek steken van de sleutelaar in de garage en het witwassen van misdaadgeld. Officier van justitie Eveline Smit spreekt van het ‘afschuwelijk in de tang nemen’ van Michael. ‘Uit het dossier komt een afschrikwekkend beeld naar voren. De verdachte heeft er blijk van gegeven voor niets of niemand terug te deinzen en heeft zijn slachtoffer op sadistische wijze opgejaagd, zwaar mishandeld en afgeperst.’ Bij de andere afpersingen volgde El J. volgens haar dezelfde werkwijze. Steeds was sprake van een al dan niet fictieve schuld en begon ‘het dreigen en opjagen’. Zijn levensstijl, die hem sinds zijn dertiende in aanraking met justitie bracht, duidt volgens deskundigen op ‘een antisociale tendens’ en ‘parasitair gedrag’.

Toch zijn de deskundigen het, zoals vaker, niet over de psyche en aard van Abdelmajid eens. Hij heeft zich in het verleden al vaker sterk getoond in het bespelen van hulpverleners. Een hulpverlener heeft namens Abdelmajid in de aanloop naar de strafzaak betoogd dat diens beweerde slachtoffer Michael nu eenmaal een schuld bij hem had door alle boetes. Toen aanklaagster Smit Abdelmajids geestesvermogens liet onderzoeken, oordeelden de deskundigen dat hij eigenlijk een heel aardige jongen is met een grote behoefte aan aandacht. De rechtbank heeft hem op grond van het gruweldossier vol beweerd maffiagedrag ‘ambtshalve’ toch maar naar het Pieter Baan Centrum gestuurd, maar hij is vervroegd teruggestuurd naar het Huis van Bewaring omdat hij niet wilde meewerken. Op de zitting moet de rechtbank vaststellen dat het ene rapport het beeld schetst van ‘een naïeve, kwetsbare, beïnvloedbare jongeman’ en zelfs spreekt van ‘een beleefde, vriendelijke idealist’, terwijl een ander rapport juist rept van ‘een kille, gewelddadige manipulatieve machthebber’ met psychopathische en sadistische trekken. Smit ziet onvoldoende aanknopingspunten om tbs te eisen en kiest voor een langdurige celstraf. Ze eist tien jaar cel.

Advocaat Rogier Schmidt vindt dat het Openbaar Ministerie het recht heeft verspeeld zijn cliënt te vervolgen omdat sprake is van ‘willekeur’ nu medeverdachten vrijuit lijken te gaan en de politie slachtoffers in verhoren ‘bewust heeft gestuurd’ op zoek naar belastende verklaringen tegen El J. Voor de afpersingen, de poging tot doodslag en het witwassen ziet de raadsman bovendien te weinig bewijs, vooral omdat de aangiftes en verklaringen volgens hem onbetrouwbaar zijn en als bedreigend ervaren teksten geen bedreigingen waren. De verklaringen van het belangrijkste slachtoffer, de buurjongen, moeten volgens hem terzijde worden geschoven omdat diens relaas ‘volstrekt onwaarschijnlijk en onaannemelijk’ is. ‘Hij geeft in de verhoren onsamenhangende antwoorden en verklaart vaag, ongedetailleerd en ongeloofwaardig over de mishandelingen.’ De politie heeft hem ‘gestuurd’ in het beschuldigen van zijn cliënt. Schmidt heeft ook de foto’s van wonden en littekens in het dossier gezien, maar gaat ervan uit dat een ander verantwoordelijk is voor het letsel, maar dat het slachtoffer hem ‘uit de wind houdt’. Van een vergelijkbare werkwijze bij de diverse afpersingen is volgens Schmidt juist géén sprake. ‘Het afpersen ging steeds op een compleet andere manier.’

Zelf erkent Abdelmajid el J. dat Michael een goede vriend van hem was, maar dat die veel schulden bij hem heeft. Zijn ‘laatste woord’ houdt hij kort: ‘Ik hoop dat de rechtbank inziet dat ik onschuldig ben.’

Dat ziet de rechtbank niet in, blijkt twee weken later. Ze acht poging tot doodslag op de sleutelaar bewezen, afpersing van de twee anderen en afpersing, zware mishandeling en bedreiging van overbuurjongen Michael. De rechters spreken in hun vonnis van ‘extreem gewelddadige afpersingspraktijken’ en ‘sadistische activiteiten’. El J. heeft zich ‘als de koning van de Diamantbuurt gedragen’ en is in de buurt alom bekend geworden als ‘gevaarlijk’ en ‘iemand die geen gevoel heeft’. Doordat slachtoffers niet naar de politie durfden te stappen heeft hij ‘jarenlang en stelselmatig’ gezinnen uit de buurt kunnen ‘terroriseren’. Dat hij ‘na een ware klopjacht’ buurjongen Michael heeft ‘gemarteld’, heeft bij het slachtoffer ‘ernstige psychische schade veroorzaakt en zal ook vele jaren later nog diepe sporen nalaten’. El J. is ‘planmatig’ en ‘zeer berekenend te werk gegaan’ bij het afpersen van zijn slachtoffers. Het oordeel van de klinisch psycholoog die in El J. een ‘faalangstige, kwetsbare, snel geëmotioneerde man’ zag van wie de onderzoeker zich afvraagt of hij ‘niet te goed van vertrouwen is en zich te gemakkelijk door anderen laat imponeren’, schuift de rechtbank terzijde. Wel weegt ze de observaties van het Pieter Baan Centrum mee, waar deskundigen vaststelden dat hij ondanks zijn consequente weigering aan onderzoeken mee te werken, enkele groepsgenoten om zich heen had die ‘blijk gaven van een zekere gedienstigheid aan de verdachte’. Zij zien in El J.’s levenswandel ‘parasitair gedrag’, waarbij mogelijk sprake is van psychopathie. Ze vragen zich af of sprake is van sadisme.

De rechters maken een duidelijke keuze. ‘Naar het oordeel van de rechtbank sluit het beeld van de kille, gewelddadige, manipulatieve machthebber beter aan bij de feiten dan het beeld van de beleefde en kwetsbare idealist.’ Omdat hij weigert mee te werken aan diepgravend onderzoek, acht de rechtbank El J. volledig toerekeningsvatbaar. Hoewel ze het witwassen niet meeneemt in haar vonnis, neemt de rechtbank de strafeis van aanklaagster Smit over: de dan 25-jarige El J. krijgt tien jaar celstraf.

Omdat Michael langdurig is afgeperst, bedreigd en daarbij ‘is verminkt met onder meer hete messen en een strijkijzer en is mishandeld met elektroshocks en traangas’, moet El J. hem achtduizend euro schadevergoeding betalen, als voorschot op een eventuele latere vordering in een civiele procedure.

In hoger beroep neemt het gerechtshof het oordeel van de rechtbank goeddeels over, ook over de ‘mensonterende martelingen’ van buurjongen Michael. De raadsheren stellen vast dat El J. (vanaf zijn dertiende) al eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder een poging tot afpersing. Omdat de verdachte nog betrekkelijk jong is, rechters in vergelijkbare zaken lager straften en de strafzaak in Het Parool heeft gestaan, stelt het hof zijn straf naar beneden bij van tien naar zeven jaar cel.

Terwijl Abdelmajid zijn slachtoffers nog afperst, wordt zijn broer Mustafa in het voorjaar van 2009 verdacht van betrokkenheid bij een gewelddadige overval in de Watergraafsmeer, in oostelijk Amsterdam. Juwelier Jack Waterman en zijn vrouw worden daar in de nacht van 22 op 23 maart tegen kwart voor vier beroofd in hun woning aan de Pekelharingstraat. Ineens staan drie in zwart geklede mannen met bivakmutsen en handschoenen in hun slaapkamer, die zijn binnengedrongen via een opengebroken balkondeur. Ze hebben een uitklapbare ladder tegen het balkon gezet. Ze schreeuwen om geld en juwelen (‘Waar zijn de diamanten, waar is het geld?!’), dreigen met een vuurwapen, schoppen en slaan de juwelier, steken hem met een schroevendraaier in zijn nek en binden zijn vrouw vast met een riem. Ze vluchten met 135 sieraden, een horloge en geld. Waterman blijft dood achter op bed. Hij is tijdens de woningoverval aan hartfalen overleden en kan niet meer worden gereanimeerd.

Surveillerende agenten zien weinig later, rond vier uur in de ochtend, terwijl mevrouw Waterman 112 belt, op de A9 een grijze Skoda hard en slingerend rijden. Op de A2 richting Utrecht laat de bestuurder drie mannen uit de auto springen, die wegrennen. Als de auto verderop aan de kant wordt gezet, zit Khalid B. uit Amsterdam-West achter het stuur, telg uit een lokaal beruchte familie. Op zijn broek zitten bloedsporen waarvan het Nederlands Forensisch Instituut vaststelt dat het Watermans bloed betreft. In de auto ligt behalve een breekijzer, een bivakmuts, handschoenen en ander inbrekersgereedschap een schroevendraaier met Watermans bloed eraan, plus een cd waarop de vingerafdrukken van Winston P. zitten – een tweede verdachte. De telefoon die op de bijrijdersstoel van de auto is achtergebleven, is volgens officier van justitie Machiel Woudman ook van hem. Als derde verdachte komt iets later Mustafa el J. in beeld. Een prepaid telefoon die volgens verscheidene getuigen de zijne is, heeft kort voor de overval met de gsm van Khalid B. gebeld, nadat met die telefoon een dag eerder al een sms aan B. is gestuurd. In de week rond de overval heeft de telefoon zo’n 25 keer contact met die van B. Tijdens en vlak na de overval straalt de prepaid telefoon zendmasten aan bij Watermans woning. Met de telefoon is voor de overval geregeld met leden van de familie El J. gebeld. De gsm straalt dan een mast aan in de Diamantbuurt, in de buurt van de woning van El J. Alledrie de verdachten hebben een strafblad met diefstallen en aanverwante misdrijven. Allemaal zwijgen ze over de zaak.

Hun proces spitst zich toe op een opmerkelijk dispuut: de vraag of Watermans dood de overvallers wel kan worden aangerekend. De juwelier had in de dagen voor zijn dood over benauwdheid en pijn in zijn linkerschouder geklaagd. De patholoog-anatoom en de neuropatholoog die zijn lichaam onderzochten, stelden vast dat hij waarschijnlijk enige uren voor de wilde beroving een hartinfarct had gehad. Die kan mede door tijdens de overval opgelopen ernstig nekletsel fataal zijn geweest. Een deskundige spreekt van ‘een bizarre combinatie van mogelijke doodsoorzaken’.

Aanklager Woudman is er niettemin van overtuigd dat de drie verdachten de ‘zorgvuldig voorbereide, brutale overval op de weerloze slachtoffers’ hebben gepleegd en dat de beroving Waterman het leven kostte. Tegen alledrie eist hij voor het medeplegen van de overval tien jaar celstraf. De advocaten benadrukken dat een oorzakelijk verband tussen de roof en het overlijden van het slachtoffer niet is aan te tonen. Advocaat Gerald Roethof van Mustafa el J. zegt bovendien geen bewijs te zien dat zijn cliënt bij de overval een rol heeft gespeeld.

De rechtbank is het met raadsman Roethof eens: het dossier bevat onvoldoende bewijs om Mustafa el J. voor het medeplegen van de overval te veroordelen, laat staan verantwoordelijk te houden voor Watermans dood. El J. krijgt zevenduizend euro schadevergoeding voor de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.

Op 3 februari 2011 komt Mustafa el J. vrijwillig en op eigen houtje naar de rechtbank. Als zijn broer Abdelmajid alweer ruim een half jaar vast zit en voor een inleidende zitting in de afpersingszaak voor de rechters komt, intimideert Mustafa officier van justitie Eveline Smit door vanaf de publieke tribune opnamen van haar te maken met zijn mobiele telefoon. Parketwachten dwingen hem die te wissen. Hij bedreigt ze.

Vijf dagen daarna belandt ook Mustafa weer in de cel. Op 8 februari 2011 heeft hij op de hoek van de Diamantstraat en de Jozef Israëlskade een afspraak met een Marokkaanse kennis die nog duizend euro van hem tegoed heeft. Als die arriveert, springt El J. achter een muurtje vandaan, richt een wapen op zijn schuldeiser en roept: ‘Wil je geld? Hier heb je geld!’ Hij schiet. Het slachtoffer rent weg richting de Van Woustraat, El J. rent achter hem aan en haalt nog tweemaal de trekker over, gillend dat hij hem zal doodmaken. Het slachtoffer komt in paniek het politiebureau aan de Ferdinand Bolstraat binnen en meldt dat Mustafa hem heeft beschoten. Later trekt hij die aantijging in. In de nacht na het schieten wordt Mustafa in de binnenstad gearresteerd door een arrestatieteam. Het wapen waarmee El J. heeft geschoten blijkt slechts een alarmpistool met losse flodders.

In de weken voorafgaand aan het schietincident blijkt El J. zijn ex en haar ouders stelselmatig te hebben bedreigd, zodanig dat het meisje zich genoodzaakt voelde onder te duiken. Ze durft niet met de politie te praten, maar de recherche vindt in haar telefoons e-mails en pingberichten waarin hij haar grof bejegent. Hij kondigt aan op haar ‘te gaan loeren bij haar school; bij haar werk; voor haar deur’, dreigt haar zo te zullen mishandelen dat haar ouders ‘haar niet meer zullen herkennen in het ziekenhuis’; voorspelt dat hij haar moeder zal doodschieten enzovoorts. El J. verschijnt ook op haar school. Volgens justitie steekt hij ook haar scooter in brand en vernielt hij de ruiten van de auto van haar moeder, maar voor die laatste twee aantijgingen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs. Voor de rest van de beschuldigingen wel. De rechtbank acht bovendien bewezen dat El J. op 3 februari in de rechtbank de parketwachten heeft bedreigd. Ze rekent het El J. zwaar aan dat hij op jonge leeftijd ‘veelvuldig met justitie in aanraking is geweest, ook voor geweldsdelicten’ en legt hem vijftien maanden celstraf op. Bovendien moet hij een oude, toentertijd voorwaardelijk opgelegde straf van drie maanden uitzitten.

Intussen is burgemeester Eberhard van der Laan procedures begonnen om de drie gezinnen uit de Diamantbuurt te zetten die in de Diamantstraat en de Granaatstraat al jaren voor ongekende overlast zorgen, onder wie de familie van Abdelmajid en Mustafa el J. Hun moeder maakt zich daar heel kwaad over, net zoals over de artikelen die Het Parool aan haar zoons heeft gewijd. Dat licht ze graag toe in een persoonlijk gesprek.

Het klopt dat haar oudste zoon Abdelmajid net tien jaar cel heeft gekregen voor het jaren met zeer veel geweld afpersen van slachtoffers, onder wie de overbuurjongen, wiens gezin Van der Laan overigens ook weg wil hebben uit de buurt. Het klopt ook dat haar andere zoon Mustafa vast zit, onder meer omdat hij op een man zou hebben geschoten. Het klopt ook dat tegen Mustafa eerder tien jaar cel is geëist voor betrokkenheid bij die fatale woningoverval, maar in die zaak is hij vrijgesproken. Wat volgens moeder El J. níét klopt aan alle beweringen van politie, burgemeester en woningcorporatie Stadgenoot, is dat haar gezin in de buurt voor stelselmatige terreur zorgt, die een huisuitzetting legitimeert. ‘Abdelmajid woont al lang niet meer thuis en de buren missen Mustafa juist,’ zegt zijn moeder. ‘Ze vragen me op straat steeds waar hij is.’ Ze toont de resultaten van haar handtekeningenactie: 44 buren tekenden een verklaring dat ze het oneens zijn met de beslissing van Stadgenoot het gezin uit de buurt te zetten. Het gezin veroorzaakt geen overlast, zo is in de verklaring te lezen, en stelt zich juist ‘correct en sociaal op’. Dat de politie en Stadgenoot nu weer beweren dat haar zoons kennelijk hun huissleutels hebben afgegeven waardoor vrienden veelvuldig seks konden hebben, drugs konden gebruiken en gestolen spullen konden opslaan op de zolders van haar buren, heeft haar tot een nieuwe petitie aangezet. Drie buren hebben hun handtekening gezet onder de verklaring dat ze nooit hebben gezegd dat Mustafa indirect verantwoordelijk moet zijn voor het wederrechtelijke gebruik van de zolders. Aangezien de politie niet één gezinslid op de kwestie heeft aangesproken, beschouwt het gezin het als niet meer dan kwaadspraak.

Advocaat Gerald Roethof valt de moeder bij. ‘Het beeld dat van moeder en haar zoons wordt geschetst, klopt niet. Men pleegt geen wederhoor en roept maar wat. Zeker van Mustafa kan op basis van zijn strafblad niet worden gezegd dat hij is uitgegroeid tot een zware crimineel, zoals de burgemeester en de politie beweren. Mustafa heeft één keer vijf maanden gekregen voor inbraak, poging tot inbraak en het verwensen van een ambtenaar in functie. Nu zit hij vast voor dat schieten. Hij ontkent de dader te zijn, maar vaststaat dat met losse flodders is geschoten, dus dat is hooguit bedreiging.’ Stadgenoot eist dat het gezin zo snel mogelijk uit de buurt vertrekt en heeft ‘een betaalbare vijfkamerwoning’ in West aangeboden, maar die wijst moeder El J. af. Ze verzorgt elke dag haar zieke schoonmoeder in de Diamantbuurt. Haar drie minderjarige dochters zitten in Zuid en Oost op school en willen hun vriendinnen in de buurt niet kwijt. Dat Mustafa van Stadgenoot na zijn detentie onder geen beding meer bij de familie in huis mag wonen, vindt zijn moeder ook onrechtvaardig. ‘Zelf vindt hij het overigens best als Stadgenoot hem een goed ander huis geeft,’ zegt raadsman Roethof. ‘Maar hij vindt het onterecht dat men hem de buurt uit wil jagen omdat hij problemen zou geven.’ Volgens de raadsman heeft Stadgenoot ‘geen zaak’ tegen het gezin. ‘Op mijn brieven aan politie, burgemeester en Stadgenoot is niet eens gereageerd,’ klaagt hij.

Alle drie de gezinnen worden tegen hun zin en soms na uitvoerige procedures uiteindelijk ondergebracht in woningen elders in de stad. De familie El J. is in het voorjaar van 2012 de laatste die verhuist.

Mustafa blijft weer niet lang aaneengesloten op vrije voeten. Op 6 mei 2013 doet zijn vriendin aangifte van mishandeling door hem. Ze vertelt dat ze die nacht rond één uur bij hem in de auto is gestapt in Amsterdam-Zuidoost. Mustafa wil meteen haar telefoon zien. Hij rukt die uit haar handen. ‘Zo, die krijg je niet meer terug, die gaat de gracht in.’ Al rijdende doorzoekt hij volgens de vriendin de telefoon, om haar vervolgens ‘uit het niets een stoot te geven’ op haar linkeroog. Als Mustafa de Ringweg A10 oprijdt richting West, geeft hij haar volgens haar nog meer klappen in haar gezicht, ‘zowel met de vuist als de vlakke hand’, net zo lang tot ze in Osdorp belanden. De aangifte: ‘Ik was bang dat Mustafa mij dood zou slaan. Toen wij op een gegeven moment bij (de winkelstraat) Tussenmeer reden, zag ik mijn kans uit de auto te komen aangezien Mustafa hier niet meer zo hard reed.’

Twee surveillerende agenten treffen de vrouw even na half één op straat, met een bult op haar linkerwang en een kras boven haar lip. Na zijn arrestatie zegt El J. dat hij zijn vriendin heeft opgehaald en ‘een duwslag heeft gegeven op haar gezicht, ter hoogte van haar lip’ en dat zij later door een aanrijding met haar kin op het dashboard is gevallen. Zijn advocaat doet later in de rechtbank een beroep op noodweer omdat de vriendin volgens hem als eerste heeft geslagen, maar daarvoor zien de rechters geen enkel bewijs in het dossier.

De rechtbank veroordeelt El J. niet tot de werkstraf van 120 uur die de officier van justitie vordert, maar tot zestig uur, waarvan twintig uur voorwaardelijk. Hij moet zich melden bij de Reclassering en deelnemen aan gedragstherapie als de hulpverleners dat nodig vinden. Bovendien moet hij met zijn vriendin in relatietherapie en moet hij zodra daar plaats is in een woonvoorziening gaan wonen en daar aan een dagprogramma deelnemen. Hij moet ook de aanwijzingen van uitkeringsinstanties opvolgen.

De uitspraak bevat een nog curieuzer onderdeel: de vrijspraak voor het witwassen van de Rolex en de duizend euro aan contanten die bij El J. in beslag zijn genomen en die volgens justitie niet anders dan van misdrijven afkomstig kunnen zijn. Hij heeft immers geen legale inkomsten. De rechtbank stelt vast dat er weliswaar ‘een vermoeden van witwassen is’, maar dat het klopt dat El J. na de zaak-Waterman een schadevergoeding van zevenduizend euro heeft ontvangen waarmee hij, zoals hij zelf zegt, de Rolex kan hebben betaald en waarvan hij nog duizend euro over kan hebben gehad. Justitie had dat scenario of andere eventuele legale inkomsten beter moeten onderzoeken, vinden de rechters. Nu dat niet is gebeurd, krijgt de verdachte het voordeel van de twijfel.