1. De dubbel-vastgewigde Lux 569012

De Praxisbende uit Oost

Slachtoffers overrompelen met grof geweld. Het is al jaren een krachtige strategie, dus waarom ook niet vandaag? Redouan Boutaka (1980) en Mohamed I. (1981) uit Amsterdam-Oost rammen in de ochtend van 9 juni 2006 met een gestolen Fiat Punto de achtergevel van de ABN Amro aan de Stationsweg in Sliedrecht. Tussen de lamellen door springen ze door de gebroken ruiten naar binnen, een kantoor van de bank in. Zoals beoogd schrikken de bankemployés, net bezig zich voor de werkdag te installeren, zich rot. Een van de medewerkers vlucht het toilet in. De overvallers bonken op de deur. ‘Doe open! Geld! Anders ga ik schieten!’ Minuten later rennen I. en Boutaka de bank uit en springen op de gestolen Aprilla die ze in de buurt hebben klaargezet. Boutaka draagt de tas met acht geldcassettes met daarin 108.565 euro. Na een korte motorrit door het centrum van Sliedrecht bereikt het duo de zwarte Seat Leon waarin Mohamed H. (1981) staat te wachten. Ze gooien de buit in de kofferbak en manen hem te vertrekken. Zelf stappen ze in een twee weken voor de overval gestolen Dodge Ram Van en geven vol gas.

Getuigen omschrijven de beide vluchtauto’s in hun telefoontjes naar alarmnummer 112. Een van die typeringen komt de politie bekend voor. Eind maart is in de Alblasserwaard een zwarte Seat Leon aangehouden, waarin een verdacht gezelschap zat. Het bleken Amsterdammers met een reputatie als overvaller. Ze waren verdwaald, zeiden ze, en lieten zich de snelweg wijzen, maar hun nachtelijke belangstelling voor de omgeving werd niet vergeten. Nu een van de vluchtauto’s weer een zwarte Seat Leon betreft, rukken verscheidene politiewagens uit naar de uitvalswegen richting Amsterdam. Het is de juiste keuze. Op de A15 rijden beide auto’s. De Seat kan snel aan de kant worden gezet met de complete buit van de overval er nog in. De bestuurder van de Dodge maakt het de achtervolgers lastiger. Een dollemansrit eindigt pas op de A16 bij Rotterdam-Kralingen, waar de politie de overvallers klemrijdt.

De Fiat Punto die in de gevel van de bank is achtergelaten, blijkt een maand voor de overval gestolen in Rotterdam. Een speurhond herkent in de auto de geur van Mohamed I. Hij heeft ook schoensporen in de bank achtergelaten en in zijn schoenen zit glas uit de ruit van de bank.

Dat hij de overval heeft gepleegd, bevestigt hij onbedoeld zelf in een gesprek dat hij na 55 dagen complete afzondering voert met zijn eerste twee bezoekers in het Huis van Bewaring, dat met verborgen microfoons wordt opgenomen. Hij vertelt onomwonden over de overval, die ‘twee minuten werk’ had moeten zijn, maar niettemin de mist in is gegaan. Het eerste probleem was Redouan Boutaka, vertelt I. (‘Dat zwervertje met zijn kippenkracht hield die zware tas niet en het duurde lang voordat we bij de auto aankwamen.’) Dan richt zijn toorn zich op hulpje Mohamed H., die geen afstand nam toen de auto’s afzonderlijk vluchtten – wat de achtervolgers tot een keuze zou hebben gedwongen: ‘Gaat die sukkel vlak achter ons rijden.’

In de rechtszaal ontkennen de hoofdverdachten niettemin de overval te hebben gepleegd. Ze zijn die dag alleen wat ‘aan het joyriden’ geweest in die Dodge, waarvan ze wel wisten dat die ruim twee weken tevoren was gestolen. Ze hadden wat zitten blowen en kregen ineens de politie achter zich aan, waarvan ze zo schrokken dat ze op de vlucht sloegen om niet voor autodiefstal te worden gepakt. Medeverdachte Mohamed H. vertelt de rechters dat hij wel wist dat hij iets onwettigs ging doen en erkent dat hij speciaal voor de opdracht een gsm van een van zijn medeverdachten had gekregen, maar zegt dat hij dacht dat zijn vrienden twee zakken wiet in de auto zouden zetten – niet de buit van een bankoverval. Geëmotioneerd houdt hij de rechters voor dat net zijn eerste kind is geboren nu hij in de gevangenis zit. De rechters geloven niets van het verhaal over de wiet, ook omdat Mohamed I. zich in dat afgeluisterde gesprek hogelijk verbaasd toont dat H. bij de recherche dat verhaal over wiet heeft opgehangen, terwijl het om een bankoverval ging.

De rechtbank legt Redouan Boutaka en Mohamed I. na een eis van vijf jaar elk vierenhalf jaar celstraf op. Allebei hebben de midden-twintigers een fors strafblad dat de rechters meetellen. Mohamed I. is eerder veroordeeld voor diefstal en verboden wapenbezit. Hulpje Mohamed H., eveneens eerder veroordeeld, krijgt twee jaar celstraf plus een half jaar voorwaardelijk.

Redouan Boutaka heeft dan al negentien pagina’s aan ‘documentatie’ verzameld, met onder meer inbraken, diefstallen en openlijke geweldpleging.

De overval op de bank in Sliedrecht krijgt in de media veel aandacht vanwege het toegepaste geweld, maar dat is niet de voornaamste reden waarom deze bankroof interessant is voor de opsporingsdiensten. De recherche werkt dan al jaren aan een groot onderzoek naar bankovervallen in heel Nederland, waarbij steeds twintigers uit Amsterdam-Oost betrokken zijn, onder wie de verdachten die nu zijn gepakt. Inmiddels schrijft een team van de bovenregionale recherche in Zuid-Nederland onder codenaam BRZ-16 zeker 74 overvallen aan de groep toe, waaronder vijftig op banken. Sommige hoofdverdachten lijken al tien jaar bezig, stelt de recherche vast, en in totaal moeten tussen de vijftig en de honderd jonge mannen rollen of rolletjes hebben gespeeld. Redouan Boutaka, ‘Takka’ voor intimi, is een van de hoofdverdachten in de groep.

Hij is al in beeld als hij amper volwassen is.

Justitie verdenkt hem er tijdens een eerder onderzoek al van dat hij vanaf 1 april 1999 tot en met 1 april 2003 met vrienden een criminele organisatie van overvallers vormt. Boutaka is volgens de recherche een van de oprichters en leiders van die groep, aan wie ze dan al een hele trits overvallen in Amsterdam en omgeving toeschrijft, maar ook in Arnhem, Apeldoorn en Hilversum. De rechtbank ziet in die zaak wel volop aanwijzingen dat Boutaka, zijn vriend Saïd Fakir en hun groep zich ‘in wisselende samenstelling hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten’, maar vindt in het strafdossier ‘onvoldoende concrete aanknopingspunten’ dat de groep een zodanig ‘duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband’ vormt dat in juridische zin van een criminele organisatie is te spreken.

De losse dossiers over de reeks overvallen die justitie de verdachten aanwrijft, vinden de rechters ook steeds (nét) te dun.

Zo zien ze uiteindelijk te weinig bewijs dat het Boutaka en zijn vrienden waren die op 19 december 2002 enkele medewerkers van een filiaal van de SNS-bank in Arnhem met een vuurwapen bedreigden en een van die medewerkers op zijn achterhoofd sloegen, om er met negenhonderd euro vandoor te gaan.

Dat Boutaka en twee vrienden in de nacht van 28 op 29 november 2002 een brommer, een auto, een fiets, een hamer, een kogelwerend vest, mutsen en handschoenen en een vuurwapen hebben aangeschaft om een overval mee te plegen: het lijkt er sterk op, maar staat niet op overtuigende wijze vast.

De overval waarbij mannen met een vuurwapen op 3 september 2002 in Hilversum 145.500 en 83.650 euro meenamen uit een filiaal van SNS: het bewijs tegen Boutaka en twee medeverdachten is voor de rechters te gebrekkig.

Evenmin vinden ze dat justitie afdoende heeft aangetoond dat het Boutaka en anderen waren die op 29 mei 2002 een filiaal van ing in Amsterdam hebben overvallen en er met 185.715 euro vandoor zijn gegaan.

Ook het klapstuk in die oude strafzaak tegen Boutaka veegt de rechtbank van tafel: de overval op 8 juni 2001, waarbij juwelier Van Hell in Apeldoorn is beroofd van sieraden ter waarde van een slordige 1,8 miljoen gulden. De daders hebben de juwelier een pistool tegen het hoofd gezet en geroepen: ‘Je moet naar mij luisteren, anders schiet ik je door je poten!’ De overvallers sloegen de juwelier een gebroken kaak en losten enkele schoten die niemand raakten. Hoewel de rechtbank sterk het gevoel heeft dat Boutaka bij de overval betrokken was (hij had die dag steeds met zijn medeverdachten gebeld en had de bij de overval gebruikte motorscooter en een moker in zijn box opgeslagen, waaraan een speurhond zijn geur rook), vindt ze het bewijs ook hier te mager.

Wel krijgt Boutaka anderhalf jaar celstraf voor poging tot doodslag omdat hij op 28 december 2002 in Amsterdam op straat een rivaal van dichtbij heeft beschoten. Mis. Dát de kogel het slachtoffer miste, was ‘een gelukkige omstandigheid die niet te danken is aan de verdachte’, die duidelijk ‘geen respect heeft voor het menselijk leven’, oordeelt de rechtbank. ‘Met name het gemak en de achteloosheid waarmee hij zijn vuurwapen trekt en op een medemens schiet, is schrikbarend en verontrustend.’ Dat Boutaka al eerder is veroordeeld voor misdrijven omtrent vuurwapens en geweld, geeft de rechters te denken. Zoals vaker draagt hij tijdens de schietpartij een kogelwerend vest, dat de rechters samen met zijn Glock-pistool laten vernietigen.

Het beeld dat Boutaka als jongvolwassene met weinig anders bezig is dan met geweldsmisdrijven, lijkt te worden bevestigd door een tweede, wat overzichtelijker zaak waarin het Amsterdamse gerechtshof hem in oktober 2004 veroordeelt tot tweeënhalf jaar celstraf. Hij heeft op 23 maart 2003 samen met vrienden een kennis gegijzeld, mishandeld en bestolen. Boutaka is dan naar eigen zeggen kwaad op het slachtoffer omdat de jongen zijn zus heeft beledigd. Met drie vrienden lokt hij de jongen met een smoes een auto in. Boutaka en een vriend gaan aan weerszijden van het slachtoffer op de achterbank zitten, de auto rijdt naar een afgelegen plek in de buurt van Valkenswaard. Onderweg wordt de jongen aanhoudend geslagen en bedreigd. Hij krijgt stompen tegen zijn hoofd, wordt met een balpen in zijn gezicht geprikt en krijgt een vuurwapen te zien. ‘Als het aan mij had gelegen, zou ik je knieschijven eraf knallen. Eén verkeerde move en ik maak je af,’ krijgt het slachtoffer naar eigen zeggen te horen, in een verklaring die de rechtbank betrouwbaar vindt. En: ‘Je gaat slapen jongen. Ik ga je gezicht verkankeren. Als je aangifte doet bij de politie, ga je dood.’ De vier pakken zijn telefoon, jas en schoenen af. Aan het einde van de rit wordt hij zodanig geslagen en geschopt dat het volgens het gerechtshof ‘een toeval mag heten dat hij er zonder ernstig letsel vanaf is gekomen’. Gijzeling, poging tot zware mishandeling en diefstal, stelt het gerechtshof vast.

Met al die oudere zaken voor de geest waarin Boutaka voor de zwaarste verdenkingen de dans ontspringt en alleen voor de overzichtelijkere dossiers is veroordeeld, is de Amsterdamse recherche erop gebrand hem en de zeer forse, in samenstelling variërende groep om hem heen nog eens een serieuze slag toe te brengen. Dat de groep kennelijk zo weldoordacht en professioneel opereert dat ze steeds zo weinig sporen achterlaat dat politie, justitie en, vooral ook, rechters onvoldoende bewijsmateriaal zien, blijft een probleem. Tot een blunder aan het licht komt die juist vanwege die verdere zorgvuldigheid moeilijk is te begrijpen.

Op woensdagmorgen 26 mei 2004 overvallen drie mannen even voor negen uur een vestiging van ABN Amro in winkelcentrum De Burcht in Breda. Twee slaan met een forse voorhamer een raam in aan de zijkant van het bankgebouw en rennen, met bivakmutsen over het hoofd, naar binnen terwijl de derde op de uitkijk staat. Het duo overrompelt de medewerkers die zich daar klaarmaken voor de dag. De overvallers grissen het geld weg dat de bankemployés aan het tellen zijn, rennen weer naar buiten en vluchten op een scooter die de politie een uur later verderop in de stad terugvindt in een brandgang. Het eerste sporenonderzoek, ook met speurhonden, levert niet onmiddellijk resultaat op, maar de recherche slaat wel aan op de manier waarop de overvallers te werk zijn gegaan: hun ‘modus operandi’, in politietermen.

Al zo vaak is de recherche geconfronteerd met (bank)overvallers die nét voor openingstijd toeslaan als de kluis openstaat, geld weggrissen en op een buiten gereedstaande motor of brommer vluchten. Soms zwaaien de daders met een vuurwapen, soms is dat vanwege de schrik van de bankmedewerkers niet eens nodig. Geregeld komen ze weg met geldcassettes waarin tienduizenden euro’s zitten, geregeld ook moeten ze zonder buit vluchten als een bankmedewerker bijvoorbeeld nog snel de kluis heeft kunnen dichtgooien. Ze maken op de brommer of motor een wilde rit door nauwe poortjes en brandgangen om (politie)auto’s het achtervolgen onmogelijk te maken, waarna ze verderop overstappen in een vluchtauto waarin de chauffeur wacht. De brommers of motoren die de daders na overvallen in de buurt achterlaten, zijn opvallend vaak gestolen in Amsterdam en omgeving en blijken heel kort voor de overval in de buurt neergezet. Opvallend vaak ook is een Fiat Punto onder de vluchtmiddelen.

De Bredase recherche draagt het onderzoek over aan de bovenregionale recherche in zuidelijk Nederland, waarin zes politieregio’s samenwerken. Die formeert het eerdergenoemde onderzoeksteam BRZ-16 om te bezien welke andere recente overvallen aan de hand van deze specifieke werkwijze mogelijk aan dezelfde dadergroep zijn te koppelen. In september 2004 beginnen de rechercheurs oude, onopgeloste zaken uit het hele land bij de Bredase zaak te zoeken om de overeenkomsten en verschillen in het verloop van de overvallen te analyseren. Ze werken daarbij nauw samen met de Amsterdamse recherche.

Dat leidt in eerste instantie tot een ruwe schifting, vertelt teamleider Jan van de Ven achteraf in Het Parool. ‘Bij het uitrechercheren vielen al snel een paar oude zaken af. Een reeks overvallen op geldtransporten van waardevervoerder Brink’s, bijvoorbeeld. Die leken eerst wel gelijkenissen te vertonen met de bankovervallen, maar waren eigenlijk toch heel anders. Er bleven achttien bankovervallen over, die in 2003 en 2004 in heel Nederland waren gepleegd.’

Als Van de Vens team nog aan het inventariseren is, worden tussen september 2004 en januari 2005 weer verscheidene banken beroofd op de bekende manier. De totale buit bedraagt dan inmiddels meer dan een miljoen euro.

Voorafgaand aan enkele nieuwe overvallen is soms een auto uit Amsterdam gesignaleerd, waarvan de inzittenden volgens getuigen opvallende belangstelling voor de bank hadden. Die auto blijkt op naam te staan van de vader van een twintiger uit Amsterdam-Oost die eerder is veroordeeld voor bankovervallen. Hij is net vrij na een celstraf van zeven jaar.

In januari 2005 controleert een agent in Papendrecht een auto waarin vier jonge mannen zitten – midden in de nacht, vlak bij een bank. Het zijn de veroordeelde zoon en drie vrienden die bij de Amsterdamse politie ook al bekendstaan als overvallers. Twee weken na het nachtelijke verkennen wordt de Papendrechtse bank op de bekende wijze beroofd.

Teamleider Van de Ven: ‘Met alle informatie die we tot dan hadden vergaard, was dit wel heel toevallig. We hadden onze vier eerste verdachten.’ Zijn rechercheteam vraagt en krijgt toestemming het onderzoek te verlengen. Tussen maart en september 2005 houdt het de vier met allerlei technische en tactische middelen in de gaten. Hun telefoons worden afgeluisterd. Onder de auto op naam van de vader plaatst het team een baken – dat vervolgens bewijst dat ze vrijwel elke nacht op pad gaan en dan vaak langere tijd bij een bank geparkeerd staan, die maanden later wordt overvallen. Dan is de auto overigens niet ter plaatse. De specialisten van de recherche plaatsen ook een microfoontje in de auto om rechtstreeks gesprekken te kunnen opnemen.

Zo is te horen dat de verkenners bespreken dat ‘propjes zijn gelegd die niet zijn gevallen’.

Gedurende het verdere onderzoek blijkt dat de groepjes verkenners geregeld propjes of takjes leggen tegen de klep van de koker waarin waardetransporteurs het geld afstorten – zodat tijdens latere observaties voor de bende een patroon zichtbaar wordt waarin de geldtransporten plaatsvinden.

Ook in die periode van nader onderzoek vinden weer een stuk of tien bankovervallen plaats, weer volgens het bekende patroon. Toch, daarbij zijn de vier verdachten juist níét in de buurt. Wel worden ze zowel overdag als ’s nachts gesignaleerd in de omgeving van banken en alles wijst erop dat ze die weer aan het ‘afleggen’ zijn, zoals het observeren in recherchejargon heet. Na enige weken of maanden is er dan weer een overval.

Van de Amsterdamse recherche verneemt het onderzoeksteam dat de verdachten deel uitmaken van een groep van vijftig tot honderd ‘Noord-Afrikaanse’ twintigers uit Oost die al tijden voor problemen zorgen. Aardig wat leden hebben inmiddels een staat van dienst opgebouwd in de misdaad. Ze lijken heel snel te zijn doorgegroeid van lastige straatjongeren tot serieuze criminelen. ‘Maar terwijl de vier door ons in beeld gebrachte verdachten tot de opdrachtgevers voor de overvallen leken te behoren, kwamen de uitvoerders maar niet in ons zicht,’ zegt onderzoeksleider Van de Ven. ‘Het clubje dat wij zagen was toch relatief klein, terwijl we wisten dat er nog handlangers waren die we niet zagen. Onze verdachten waren eind twintig, terwijl getuigen bij de daadwerkelijke overvallen jongens hadden gezien van hooguit begín twintig.’

Aan de werkwijze van de overvallers zijn het onderzoeksteam intussen nog meer kenmerken opgevallen. Zo kiezen de daders vrijwel altijd banken die binnen vijf kilometer van een snelweg liggen en in de buurt van een park of een wijk met nauwe steegjes, waar ze ongezien hun kans kunnen afwachten en na de overval op de bekende manier kunnen vluchten. Al maanden voor de overval hebben ze de uitverkoren bank steeds geobserveerd, dan een tijd niet meer en vervolgens in de weken en dagen ervoor nog zeker één keer. De benodigde scooters en auto’s zijn vaak ook maanden tevoren gestolen.

Illustratief is de overval op een bank in het Friese Burgum op 14 juli 2005. De daders rijden met hun 62.000 euro buit in een fuik die de Friese politie na het overvalalarm heeft gezet. Ze blijken drie Amsterdammers uit de groep uit Oost te zijn. Al in december 2004 is in het politiesysteem melding gemaakt van een middernachtelijke verkenning door verdachte personen die bij de bank zelfs van alles hebben opgemeten. Kennelijk was de overval al ten minste een halfjaar in voorbereiding.

Tegen die achtergrond van geduld en zorgvuldigheid is het des te opmerkelijker dat de groep zich uiteindelijk toch laat pakken. Een wel heel knullige stommiteit levert het onderzoek de doorbraak op en wordt de bende fataal. Bij het vergelijken van de sporen van de tientallen overvallen die het onderzoeksteam voorzichtig aan de groep toeschrijft, keert een opmerkelijk detail terug. De daders hebben na hun overval steeds de voorhamer achtergelaten waarmee ze een ruit van de bank hadden ingeslagen. De grote en zware mokers zijn kennelijk ongewenste ballast tijdens het vluchten. Het blijkt steeds om hetzelfde, bijzondere type voorhamer te gaan: de ‘dubbel-vastgewigde’ moker van het type 569012, gemaakt door de gereedschappenfirma Lux Werkzeuge uit het Duitse Wermelskirchen. Met een hamerkop van vier kilo en een steel van een kleine tachtig centimeter – handzaam maar imposant.

Dit type voorhamer blijkt in Nederland alleen bij de doe-het-zelfketen Praxis te koop.

Aangezien de dadergroep uit Amsterdam-Oost komt, gaan de rechercheurs eerst maar eens langs bij de Praxis aan de Molukkenstraat in de Indische Buurt. Juist die vestiging blijkt opmerkelijk veel Lux-voorhamers te verkopen. Op de camerabeelden van het afrekenen van die voorhamers zijn in twaalf gevallen jonge mannen van Noord-Afrikaanse afkomst te zien. Mannen die aardig aan de signalementen van de onderzochte groep voldoen, of, zoals rechercheurs dat uitdrukken: aan het daderprofiel. Vervolgens kunnen Amsterdamse rechercheurs diverse personen op die beelden identificeren. Het blijken inderdaad ‘bekenden van de politie’ uit Oost die zijn te koppelen aan de verdachte groep. In het najaar van 2005 krijgt het onderzoeksteam zo steeds meer verdachten in beeld. Vanaf mei 2005 zijn enkele verdachten inmiddels ook in het Brabantse Schijndel gesignaleerd, in de buurt van de bank. Het onderzoeksteam houdt kantoor in Den Bosch, dus dat treft. Van de Ven: ‘Wij konden vrij snel aanrijden als we beweging merkten en konden de verdachten lange tijd observeren als ze zich ophielden bij de bank. We hebben meerdere keren, compleet met een observatieteam en arrestatieteam in vol ornaat, klaargelegen voor een overval die we verwachtten, maar die bleef uit.’ Dan komt nog een extra eigenaardigheid in het opereren van de bende aan het licht. Plukjes leden plegen meerdere overvallen tegelijkertijd. Van de Ven: ‘Op enig moment lagen we met z’n allen klaar in Schijndel, maar werden in Sliedrecht en Voorburg vrijwel tegelijkertijd overvallen gepleegd. Hetzelfde gebeurde die veertiende juli toen die overval in Friesland plaatsvond. Lagen wij weer met z’n allen bij de verkeerde bank.’

Na die overval in Sliedrecht worden, zoals eerder beschreven, Redouan Boutaka, Mohamed I. en Mohamed H. gepakt. In Voorburg hebben andere al langer bekende verdachten weer verkend en zijn het weer twee jonge mannen van Noord-Afrikaanse komaf die aan de achterzijde de bank binnendringen na een ruit te hebben stukgeslagen. Ze ontsnappen op een scooter met 198.000 euro. Wel laten ze dat vaste visitekaartje achter: zo’n Duitse moker van de Praxis. Het onderzoeksteam besluit de beelden van vier kopers van de Praxis-voorhamers te tonen in het televisieprogramma Opsporing Verzocht, op 19 september. Aan de hand van de reacties van kijkers, ook via Meld Misdaad Anoniem, kan het team drie kopers identificeren.

Een week na die uitzending, op 26 september, pakt een politiemacht van zo’n slordige negentig man, onder wie arrestatieteams, vijf van de hoofdverdachten van 25 tot 29 jaar op, op acht adressen in Amsterdam, vooral in Oost. In een woning in de Pretoriusstraat ligt onder een bed een moker en vindt de recherche plattegronden van plaatsen waar overvallen hebben plaatsgevonden. Dagen later wordt de zesde en een week later nog de zevende en de achtste hoofdverdachte gearresteerd – ook twintigers.

De val van de bende blijft nog lang een geliefd gespreksthema in de Praxis, vertelt een winkelbediende Het Parool. ‘Pas toen de recherche hier geweest was, beseften we hoe vaak we die hamers hadden verkocht – veel vaker dan andere vestigingen. Sindsdien gaven we steeds een seintje aan de kassa’s als weer iemand met een voorhamer onderweg was. Klanten beginnen er steeds over en moeten lachen.’

Als de rechtbank in Den Bosch het proces tegen een reeks hoofdverdachten in de zomer van 2007 behandelt, liggen tientallen dossiers op tafel over overvallen of voorbereidingen daartoe in Schijndel, Barneveld, Wageningen, Rotterdam, Geleen, Almere, Wezep, Wateringen, Papendrecht, Zaandam, Berkel en Rodenrijs, Lelystad, Boxtel, Voorburg, Reuver, Sliedrecht, Rijen en nog een reeks andere plaatsen. De rechters achten na drie dagen uitvoerige bespreking van de dossiers bewezen dat zeker negen verdachten, allemaal twintigers, ruim twee jaar lang een criminele organisatie hebben gevormd die op grote schaal bankovervallen pleegde of die voorbereidde. De leden van de groep hadden de taken nauwkeurig verdeeld, stellen de rechters vast. Verkenners observeerden al maanden voor de overval de uitverkoren bank en de wijde omgeving meerdere malen, doorgaans in auto’s. Een groepje kocht de mokers waarmee de ruiten moesten worden ingeslagen. Er is een ploegje dat brommers, motoren en auto’s stal waarmee de uiteindelijke overvallers moesten vluchten enzovoorts.

De ‘min of meer vaste werkwijze van de dadergroep’ herkent de rechtbank duidelijk in het omvangrijke dossier, schrijft ze in haar vonnis. Stap 1: ‘De dadergroep voerde meerdere voorverkenningen uit van de te overvallen bank en de vluchtwegen.’ Stap 2: ‘In een aantal gevallen werden takjes of propjes geplaatst voor het bepalen van het tijdstip van het arriveren van het geldtransport.’ Stap 3: ‘Er werden in dezelfde winkel in Amsterdam mokers gekocht die gebruikt werden voor het inslaan van ruiten van de te overvallen bank.’ Stap 4: ‘Bromfietsen of scooters werden gestolen in Amsterdam.’ Stap 5: ‘In de nacht voor de overval werden een bromfiets of scooter en een moker gestald onder een afdekzeil in de buurt van een te overvallen bank.’ Stap 6: ‘Op de dag van de overval kwamen twee leden van de dadergroep in donkere kleding met de bromfiets of scooter naar de bank rijden en bij de bank aangekomen sloeg een van de daders met de moker ruiten van de bank stuk of poogde dat te doen om aldus in de bank te geraken.’ Stap 7: ‘Na de (poging tot een) overval lieten de twee daders uit de dadergroep de gebruikte moker achter op de plaats van het delict en reden vervolgens met de gestolen bromfiets of scooter weg, lieten die op korte afstand van de bank achter en vluchtten verder in een gereedstaande auto die ook gestolen was.’

De rechtbank ziet zo precies de veelbesproken ‘modus operandi’, inclusief de vaststelling van het rechercheteam dat de taakverdeling kennelijk zo ‘volstrekt helder’ was dat de leden van de groep tijdens de overval zelf niet met elkaar belden – wat vanzelfsprekend grote risico’s zou hebben opgeleverd omdat telefoons kunnen worden uitgepeild. Vanwege de professionele organisatie was het volgens de rechters niet nodig dat alle leden van de bende deelnamen aan de uiteindelijke overval om toch te kunnen worden bestraft.

De negen hoofdverdachten krijgen straffen van drieënhalf jaar tot 101 dagen – al heeft justitie straffen tot zeven jaar geëist. Onder de negen is ook weer Mohamed I., die boven op zijn straf van vierenhalf jaar cel voor de overval in Sliedrecht nog 22 maanden krijgt voor, vooral, het lidmaatschap van de criminele organisatie, waarvoor hij vele voorverkenningen heeft gedaan.

Andere verdachten die aan ‘de Praxisbende’ zijn te linken krijgen in losse strafzaken nog bescheiden straffen. Zo zijn het uiteindelijk Redouan Boutaka en Mohamed I. die de zwaarste veroordelingen hebben opgelopen – ondanks al die vrijspraken voor Boutaka in andere zaken.

Mohamed I. wordt na zijn dubbele celstraf al vrij snel opnieuw gearresteerd. Weer voor een overval die hij volgens de recherche met een kennis uit Amsterdam-Oost heeft gepleegd, dit keer op de Sligro aan de Van der Madeweg in Duivendrecht. Het is weer een geruchtmakende zaak. Twee mannen komen op 25 juni 2012 rond half twee in de middag de horecagroothandel binnen en dreigen met een vuurwapen. Ze dwingen twee personeelsleden de kluisruimte te openen en naar binnen te gaan. De één valt, de ander wordt op de knieën gedwongen, waarna de overvallers de medewerkers nogmaals minutenlang bedreigen en er vandoor gaan met een boodschappentas met minstens 85.000 euro uit de kluis. Eerst vluchten ze op een brommer richting Duivendrecht, waar ze overstappen in een uit Bloemendaal gestolen auto die de recherche terugvindt in de Watergraafsmeer. Als de politie op haar website bewakingsbeelden heeft getoond van de overvallers en flyers heeft verspreid in de buurt waar zij het laatst zijn gezien, komen verscheidene tips binnen over hun identiteit. Een arrestatieteam overmeestert eerst I.’s medeverdachte in zijn woning in Amsterdam-Oost, waarna de politie na een korte achtervolging twee weken later ook hemzelf kan arresteren in het Oosterpark, in dezelfde buurt.

De medeverdachte zegt bij de politie vervolgens schoon schip te willen maken. Hij bekent de overval en noemt Mohamed I. als zijn mededader. Die zou met het idee voor de overval zijn gekomen en hebben gezegd dat ‘iemand daar binnen’ zou helpen, waardoor geen (vuurwapen)geweld nodig zou zijn. In de rechtszaal blijft de medeverdachte bij zijn verhaal als hij als getuige wordt verhoord, maar hij weigert verdere vragen te beantwoorden omdat ‘praten’ in het milieu niet wordt gewaardeerd. Dat is een probleem voor justitie, want als een verdachte geen gebruik kan maken van zijn recht een getuige die hem beschuldigt te ondervragen, moet behoorlijk wat extra bewijs de doorslag geven. Aanklaagster Jacobien Vreekamp ziet dat bewijs volop. I. lijkt volgens haar op de gewapende man op de camerabeelden; een kennis heeft hem genoemd in afgeluisterde telefoongesprekken; onafhankelijke getuigen herkennen hem én hij is gevlucht toen de politie hem wilde aanhouden. Hij heeft kort na de overval een Audi A2 gekocht, dus had kennelijk ineens veel geld. Bovendien wordt hij genoemd in een als betrouwbaar bestempelde tip aan de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE), zeg de geheime dienst van de recherche – al is zo’n tip geen zelfstandig bewijs. Ten slotte heeft hij de verdenking volgens de officier van justitie ‘niet weerlegd’.

Raadsman Anis Boumanjal hamert erop dat de rechtbank de beschuldigingen door de medeverdachte niet mag meetellen als die niet nader kan worden ondervraagd. Dan blijft er volgens hem geen deugdelijk bewijs over. De rechtbank is dat met de advocaat eens en spreekt I. vrij. In hoger beroep vraagt de advocaat-generaal ook namens justitie vrijspraak. Het gerechtshof neemt die vordering over. Mohamed I. is en blijft weer vrij man.

Zijn vertrouwde misdaadcompagnon Redouan Boutaka gaat na zijn detentie evenmin rustige jaren tegemoet. Hij stort zich onmiddellijk weer in de criminaliteit en alles wijst erop dat hij nóg verder verhardt. Hij wordt in het milieu geregeld genoemd in verband met liquidaties – ook als schutter, in liefst vijf gevallen – maar wordt daar nooit voor gearresteerd. Op 22 april 2012 huurt hij in de middag met bekenden een auto in de Van Ostadestraat in De Pijp, waarna hij rond negen uur ’s avonds om de hoek zijn vaste vriendengroep ontmoet in de kelder van The Shisha Lounge, een berucht waterpijpcafé aan de Van Woustraat. Zoals zo vaak draagt ‘Takka’ niet alleen een peperduur horloge (voor de liefhebber: een Audemars Piguet van het type Royal Oak Offshore Monte Napoleone, met een nieuwwaarde van dertig- tot veertigduizend euro), maar ook een kogelwerend vest en een wapen. Dat helpt hem niet als even na tien uur in de avond twee mannen de zaak binnen lopen. De grotere, negroïde man blijft boven om daar de overige klanten in bedwang te houden terwijl de kleinste en tengerste van de twee meteen de kelder in loopt, recht op Boutaka af. Hij schiet hem met een wapen met een opvallend lange loop met meerdere kogels neer te midden van zijn vrienden. De politie arriveert in een grimmige panieksfeer. Een agent die Boutaka wil proberen te reanimeren, wordt weggetrokken. Hij raakt in gevecht met de vrienden. De politie vormt een linie en wordt door de vriendengroep met meubilair, waterpijpen en glaswerk bekogeld. Ambulancebroeders moeten vervolgens vaststellen dat Boutaka is overleden.

Van het tienhoofdige gezelschap rond Boutaka blijken acht leden antecedenten te hebben vanwege geweldsdelicten en zeven (ook) vanwege vermogensmisdrijven.

De daders vluchten in een auto over de Stadhouderskade. Het milieu en de recherche gaan ervan uit dat Rida Bennajem (1991) de schutter is. Over hem later meer. Voor Boutaka komt al op zijn eenendertigste een eind aan het gangsterleventje waarmee hij nog zo had gedweept in de videoclip bij de hit ‘Baas’ van rapper Ali B., een jeugdvriend.

Een andere jeugdvriend van Boutaka, Saïd Fakir (1978), wordt in de nacht van 9 op 10 november 2013 door een passant dood gevonden op de Korte Papaverweg in Amsterdam-Noord. Hij is geliquideerd met zeker vijf kogels in hoofd, nek en borst, vierendertig jaar oud. Ook hij heeft zijn hele volwassen leven in het criminele milieu gesleten.

Op zijn achttiende, in de nacht van 13 op 14 september 1997, schiet Fakir met een vriend twee portiers neer die hun de toegang hebben geweigerd tot een club aan het Thorbeckeplein in de Amsterdamse binnenstad. De portiers overleven de schietpartij, al raakt één invalide. Fakir wordt pas een tijdje later gepakt en krijgt zijn eerste celstraf van vijf jaar. Als hij weer vrij is, komt hij geregeld in beeld in overvalzaken, maar daarvoor wordt hij niet veroordeeld. Vervolgens speelt hij een bijrol in een grote strafzaak rond een dubbele liquidatie op 2 januari 2004 in een appartement in de Brentanostraat in Amsterdam-Zuidoost. Slachtoffers zijn de 34-jarige Colombiaanse drugshandelaar Diego Ortiz Rodrigez en diens 17-jarige Nicaraguaanse vriendin Alejandra Saenz Silva. Fakir, een kennis van het slachtoffer, moet volgens de recherche enigerlei rol hebben gespeeld in het ingewikkelde conflict dat het stel fataal is geworden, maar duidelijk wordt die rol niet. Uiteindelijk krijgt Fakir vooral vijf jaar cel voor zijn rol in een mislukte drugsdeal die ook onderdeel is van het lijvige dossier, en voor het bezit van een vuurwapen. Ook na het uitzitten van die straf blijft Fakir in de onderwereld actief.

Kort voor zijn dood wordt hij weer vervolgd voor betrokkenheid bij een reeks plofkraken, samen met een groep andere Amsterdamse Marokkanen. De groep probeert volgens de recherche op 7 april 2012 met gas de pinautomaten op te blazen van een Rabobank in De Goorn, vlak bij Hoorn. Met een gestolen Audi zouden ze de deur naar de kluisruimte hebben geramd, maar ook zo kwamen ze niet bij de buit. Leden van de bende zouden op 21 oktober opnieuw een mislukte poging tot een plofkraak hebben gedaan, in ’t Harde, op de Veluwe. In het Brabantse Eersel richtten dezelfde daders volgens justitie op Kerstavond vervolgens weer slechts schade aan, bij een filiaal van ABN Amro, waarna ze naar België vluchtten. Een van Fakirs medeverdachten krijgt eind 2013 twee jaar celstraf. Fakirs zaak wordt uitgesteld omdat zijn dossier pas op het allerlaatste moment compleet is. Hij is bij die beslissing niet aanwezig, want hij weigert naar de rechtbank te komen omdat hij geen zin heeft en zichzelf onschuldig acht, zo laat zijn advocaat de rechters weten. Op 6 december staat zijn zaak alsnog op de rol, maar dan hoeft het niet meer. Dat Fakir met veel verschillende criminelen in verband wordt gebracht, bemoeilijkt de zoektocht van de recherche naar de achtergronden van zijn liquidatie.

Als de zogeheten Praxisbende goeddeels is opgerold en banken zich beter zijn gaan beveiligen, schakelen jonge criminelen uit de Indische Buurt en aangrenzende wijken in Oost vanaf 2008, 2009 over op een andere strategie. Voortaan kiezen ze in de regio rond de stad voornamelijk supermarkten als doelwit en in een nog ruimere ring, vaak diep in andere provincies, juweliers. Ze gebruiken weer gestolen of ‘grijs’ uit Duitsland geïmporteerde motorscooters. Gaandeweg beginnen ze ook ‘plofkraken’ op geldautomaten te plegen. Die overvallen buiten de stad zijn doorgaans weer goed voorbereid, waarschijnlijk onder meer in koffiehuis BamBam in de Javastraat, dat op 13 december 2012 wordt dichtgetimmerd na een politie-inval. Tussendoor plegen prominenten uit de groep overigens ook ogenschijnlijk impulsief eenvoudige straatroven zoals via ‘de Italiaanse methode’: met twee jongens op een scooter naast een auto stoppen waarin een vrouw voor bijvoorbeeld een stoplicht wacht. Het portier aan de bijrijderskant opentrekken of de autoruit daar inslaan, de tas weggrissen van de bijrijdersstoel en wegscheuren.

Het wijkteam Balistraat in de Indische Buurt stelt voor de politie-informatiedienst Ipol een Top 12 op van beruchte jonge criminelen uit de wijk, de kern van een groep van naar schatting wel honderd jongens en jonge mannen die in wisselende gelegenheidsgroepjes hun overvallen plegen. Waar de slimmere jongens uit de Top 12 hun best doen een laag profiel aan te nemen, voelen anderen zich duidelijk onaantastbaar. Kort nadat in Eindhoven een juwelier voor tonnen is beroofd, vermoedelijk door leden van de Top 12, schampert een van de jongens op straat dat een agent maar lekker een boete moet uitschrijven als hij dat zo graag wil. ‘Drie ton in anderhalve minuut!’ roept hij.

Yassin A. behoort tot het beruchte dozijn, Omar B. en Younes G., de slungel die zichzelf door zijn waggelende loopje verraadt – de voeten naar buiten gericht, de knieën wat naar binnen. G. wordt na een overval in Alkmaar op de vlucht in zijn been geschoten. Als hij het Medisch Centrum Alkmaar verlaat, proberen vrienden hem te bevrijden – wat mislukt. Die overval in Alkmaar pleegt Younes G. samen met Bilal Oulad l’Hadj, die ook in de Top 12 staat.

Op zaterdagnacht 29 oktober 2011 is die laatste geen dader, maar slachtoffer. Met drie vrienden rijdt hij rond half vijf in een Seat Leon over de Albert Cuypstraat in De Pijp, waar ze wat Ajaxhooligans passeren die na een lange uitgaansavond rond nachtkroeg Pino’s Place hangen – beter bekend als De Nachtzuster. De beruchte hooligan Rick Halman wordt naar eigen zeggen ‘bijna aangereden’. De auto stopt, bijrijder Oulad l’Hadj draait zijn raampje naar beneden, volgens getuigen om vriendelijk te vragen of ze mogen passeren. Halman steekt zijn hoofd door het raampje en beklaagt zich. Hoewel er ‘geen ruzieachtige sfeer hangt’, vindt hij het gezelschap in de auto gespannen, zal hij de rechtbank later zeggen. Ineens denkt hij een revolver te zien bij Oulad l’Hadj. Halman pakt het doorgeladen pistool dat hij altijd in zijn broekband draagt en schiet. Drie kogels raken Oulad l’Hadj in zijn borst en rug. De bestuurder geeft gas, Halman blijft op de auto schieten tot zijn wapen ‘klikt’. De Seat rijdt hard naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Oost, waar zijn vrienden Oulad l’Hadj uit de auto zetten en vluchten. Hij overlijdt vrijwel meteen in het ziekenhuis. De rechtbank legt Halman zestien jaar celstraf op voor het doodschieten van Bilal Oulad l’Hadj om de ‘ogenschijnlijk futiele aanleiding’, de poging tot doodslag op de drie andere inzittenden van de auto en het bezit van een pistoolmitrailleur die is gevonden in een van drugs en wapens vergeven onderduikadres van Ajaxhooligans waar Halman geregeld heeft verbleven en waar hij ‘de baby-uzi’ heeft vastgehad.