14


Thomas schreeuwde. Hij viel. Tollend stortte hij naar beneden, in de grote piramide. Hij sloeg met zijn armen om zich heen, in een poging om zich ergens aan vast te grijpen in zijn val. Vlak naast hem hoorde hij Aton gillen.

"We gaan terug! We gaan terug!"

Thomas kwam op een harde ondergrond terecht. Dat was aarde, onder hem, maar boven...? Voorzichtig tastte hij rond, maar hij voelde en zag geen muren.

"Aton?" Thomas hoorde een kreun en vaag zag hij Aton naast zich op de grond liggen. "Waar zijn we?" fluisterde Thomas.

"In het graf," jammerde Aton. "De ergste plaats op aarde!"

"Vast niet de ergste!" probeerde Thomas opgewekt te zeggen. "Er zijn vast nog wel ergere plekken dan deze hier!"

"Eentje misschien." Aton rilde. "We mogen de goden danken dat we niet in het Meer van Moeris liggen, tussen de krokodillen."

Ergens in het donker klonk een soort geschuifel.

"Wat was dat?"

"Wat was wat?" vroeg Aton.

"Hoorde je dat niet?" Thomas duwde zijn nagels in Atons arm. Hij hoorde het weer, alleen nog harder en dichterbij. "Wat is dat?"

"Ik zie niks," zei Aton. "We hebben licht nodig, een paar fakkels of zo."

Door wat een gang leek te zijn, kwam een roodachtig schijnsel langs de muren in hun richting. Thomas stond snel op. "Kom op, we gaan die kant op."

"Iemand heeft een lichtje voor ons achtergelaten." Aton liep een paar passen en strekte zich uit om een brandende fakkel uit een metalen houder te tillen. Achter hen klonk het geluid van iets zwaars dat over de grond schoof.

Thomas keek nerveus om zich heen. "Dat geluid vind ik echt maar niks. Ik weet niet wat het is... maar wel dat het waardeloos is." Hij pakte ook een fakkel. "Zo kunnen we tenminste iets meer zien."

"Als we in een graf zijn, moeten er schilderingen op de muren staan," zei Aton. Met zijn fakkel omhoog geheven liep hij naar de muur. "O, ja..."

In het vage schijnsel zagen ze tekeningen en kleuren. Mensen met zwarte lijntjes rond hun ogen, woorden en namen in sierschrift en vele regels met plaatjes.

"Kun jij dit lezen?" wilde Thomas weten.

"Het gaat over de goden. Dat is Horus, de valk van de hemel, en daar is Sobek." Aton ademde diep in. "Met de krokodillenkop." 

"Dat moet jaren geduurd hebben, zeg, om alles te schrijven. Daar zou ik echt geen zin in hebben!" 

"Het is juist een eer om een van deze schrijvers te zijn," zei Aton. "Je hebt veel macht en je bent rijk. En je hoeft geen belasting te betalen." 

"O, nou ja, dat is dan een voordeel," gaf Thomas met tegenzin toe. "Als je er rijk mee kunt worden, zit er misschien iets in."

"Het werk van een schrijver is veel meer waard dan geld." Aton wees naar de hiërogliefen. "Hier zijn wijsheid en ideeën opgeschreven." Met zijn vingertoppen raakte hij zacht Thomas' voorhoofd aan. "Ideeën. Die zijn meer waard dan goud en grondstoffen. Nog meer dan water in de woestijn."

Thomas keek weer naar het beeldschrift. Hij dacht aan al het werk en de moeite die erin gestoken waren. Schrijven is zo veel werk..." zuchtte hij. "Zonder schrijvers zou wijsheid net zo zijn als parfum in de lucht: prachtig maar snel verdwenen. Door de tijden heen en over grote afstanden kunnen we dankzij het geschreven woord de gedachten van anderen volgen." Thomas liep achter Aton aan langs de wanden. Aton bekeek de tekentjes soms heel nauwkeurig. "Hier staat iets over de Reis naar het Leven na de Dood. Anoebis weegt het hart van iemand, met de Veer van de Waarheid. Kijk, dat zijn de juryleden op hun tronen. Zij kijken toe en beoordelen of de weegschaal gunstig of ongunstig uitslaat. Oneerlijkheid komt aan het licht. Een zwaar hart is vol bedrog en leugens, dus dan slaat de weegschaal door."

"Zoals bij Lisa en Eddie," zei Thomas. "Ze doen alsof ze aardig zijn, maar ze zijn gemeen vanbinnen."

"Lisa en Eddie," herhaalde Aton. "Zij zijn net als krokodillen: met brede, lachende monden die onschuldige mensen en dieren bedriegen. Maar vergeet niet: wie in het donker handelt, zal in het donker blijven."

Weer hoorde Thomas het vreemde geluid. Hij keek naar de tunnel. Bewoog daar iets, net achter het licht van hun fakkels? Hij voelde een rilling langs zijn ruggengraat. Een erg grote fantasie, had juf Marjan tegen zijn ouders gezegd, op de ouderavond . Té groot.

Hij draaide dapper zijn hoofd terug en liep verder met Aton. "Waarom zouden we omlaag lopen, denk je?"

"Alle tunnels lopen toch schuin?" zei Aton.

Meteen bij de volgende stap was de gang een stuk lager. Aton struikelde en bleef staan. Recht voor hen zagen ze de openingen van twee verschillende tunnels. Thomas kneep zijn ogen samen om iets te kunnen zien in het donker. De gang aan de rechterkant leek droger, de muurschilderingen nieuwer en schoner. "Welke moeten we hebben?" vroeg hij.

"Ik heb geen idee. Ze zien er volgens mij allebei precies hetzelfde uit."

"Nee..." begon Thomas. "Die rechter is beter..." Thomas zweeg en stelde zijn ogen scherp. Hij keek van links naar rechts. Nu zagen de gangen er ineens hetzelfde uit. "Hé, ik dacht..."

"Wat?" 

"Niks. Laten we maar doorlopen. Dit is een rotplek."

Ze namen de rechtertunnel en liepen en liepen.

"We zullen zo wel een hiëroglief tegenkomen, ergens op een muur, over waar we zijn." Hij hield zijn fakkel omhoog en het licht scheen op een woord van mooie, gekrulde letters. "Dit..." begon Aton. Hij zweeg en met een trillende vinger volgde hij de lijntjes. Thomas zag een uil, een gevlochten touw...

"E-M..." Aton spelde het woord. "Emseh." Atons stem klonk alsof zijn keel werd dichtgeknepen.

"Gaat het?" vroeg Thomas.

Aton prikte met zijn vinger in de lucht, naar de plaatjes. ,,Er staat... er staat..."

"Wat?" riep Thomas geërgerd uit. Met zijn fakkel nog dichter bij de muur, bekeek hij het schrift. Een schrapend, zwaar geluid klonk, heel dichtbij, op de grond.

"Ah!" Aton schreeuwde in doodsangst, recht in Thomas' oor.

"Wat? Wat?" Thomas keek in paniek om zich heen en volgde Atons wijzende hand. Vlak voor hun voeten zag hij een lage, logge vorm. En twee doffe, rode puntjes in het donker. "Wat is dat?" Hij schudde aan Atons arm. ,Wat is dat?"

"Nu snap ik het..." zei Aton gespannen. "De tunnels, de geluiden..." Hij stotterde van angst. "We zijn in de d...d...doolhof... in de doolhof met de krokodillen."

 

Thomas greep Aton stevig bij zijn arm en begon te rennen. "In een doolhof moet je toch altijd links aanhouden?"

"Ik dacht dat je steeds rechtsaf moest!"

In de opening voor hen lag een krokodil.

"O, shit. Er zijn er twee. Die kant op!"

Ze schoten een andere tunnel in. Thomas probeerde na te denken. "Misschien moeten we zigzaggend rennen. Ik heb wel eens gelezen dat ze dan in de war raken."

"Nee! Ik weet hoe je het beste van een krokodil weg kunt rennen!" riep Aton hijgend.

"Hoe?"

"Zo snel mogelijk!" zei Aton. "Egyptisch geintje," voegde hij eraan toe. Hij sprong weg voor Thomas' slaande hand.

Thomas stopte plotseling. "Wacht even. Laten we nou eens goed nadenken... volgens mij is het links." Hij herinnerde zich hoe hij met zijn ouders en Laura een keer in een doolhof was. Laura had volgehouden dat ze elke keer linksaf moesten. "Laura zei dat de enige manier om uit een doolhof te komen, is door steeds linksaf te gaan."

"Laura?" zei Aton.

"Laura!" gilde Thomas, toen hij zijn zus in de tunnel zag rennen.

"Thomas, wat doe jij hier nou?" Ze keek haar broer verbaasd aan. "En wat doe ik hier eigenlijk?"

"Shitterdeshit!" riep Thomas. "Wat is er aan de hand?"

"Ik weet het niet," zei Aton. "Ze was niet in de aula."

"Ik was bij Bar en Radslag." Laura raakte de muur aan. "Waar zijn we eigenlijk?"

"Hoe kan zij hier nou gekomen zijn?" vroeg Thomas.

"Ik weet het!" riep Aton uit. "Dat komt doordat je haar naam zei! Je vertelde toch dat dat in je speciale dromen gebeurde? Nou, je zei een paar seconden geleden haar naam! En nu is ze hier."

"Maar waar was ze dan eerst? En waar zou ze nu moeten zijn, waar ze dus niet is?"

"Het is erg vreemd," gaf Aton toe. "Haar vriendinnen hebben waarschijnlijk geen idee waar ze is gebleven."

"Jeez, wat is dit?!" hoorden ze een stem zeggen in het donker. "Wat een rare boel hier!"

"Zeg dat wel!"

Thomas draaide zich op zijn hielen om. Barbara en Radslag stonden nu naast Laura.

"Wat een superlocatie voor je band, Aton," zei Radslag, bewonderend rondkijkend. Ze gleed met haar hand over de muur. "Ze lijken net echt joh, die muurschilderingen."

"Dat is zeker waar," zei Aton. In de verte hoorden ze het geschraap van nagels over de vloer. Aton keek zenuwachtig achter zich. "Laat de waarheid je een waarachtiger illusie lijken dan je hopelijk ooit te weten komt," zei hij raadselachtig.

"Huh?" zei Laura.

"Laten we hopen dat er hier ergens een broeierig, ondergronds moeras is waar die krokodillen graag in liggen," fluisterde Aton tegen Thomas. "Ik weet echter dat ze gelokt worden door het geluid van mensenstemmen."

"Echt een waanzinnige plek hier!" zei Barbara. "Nogal funky." Ze keek langs Aton. "Wauw! Die twee krokodillen [ijken wel levend!"

Thomas en Aton keken elkaar aan. Toen schreeuwde Thomas: "Dit komt niet door mij! Ik regel dit niet! Jíj doet het!"

"Echt niet!" riep Aton terug.

"Wel! Je zegt net dat die beesten op stemmen afkomen en daar heb je ze al! En denk eens na: sinds we hier zijn, is alles gebeurd waar jij aan dacht! We vielen in de piramide en toen bedacht jij dat het alleen erger kon zijn in de doolhof met de krokodillen. En hop, daar zijn we, in de doolhof! Je zei dat we licht nodig hadden. Hopla: fakkels. Ik dacht dat de tunnels verschillend waren en jij zei dat ze hetzelfde waren en daarna keek ik weer en toen waren ze ook echt hetzelfde! Zie je wel! Jij doet het!"

Aton schudde zijn hoofd.

"Jawél!" hield Thomas vol. "Jij zei Laura's naam en die van haar BearBoyz-vriendinnetjes en tsjakka!"

"Bearb..." herhaalde Aton.

"Nee! Niet d..." Thomas sloeg zijn hand voor Atons mond. "Niet zeggen!" Hij hield zijn hand op toen Aton zijn mond weer opendeed. "Zelfs niet aan denken. Denk in 's hemelsnaam aan iets anders. Doet er niet toe wat!"

"Ik kan er niets aan doen, ik denk steeds aan krokodillen!" zei Aton wanhopig. Hij gaf een schreeuw en sloeg beide handen voor zijn mond. "O nee! Ik zei het weer!" Hij kreunde en kneep zijn ogen stijf dicht. "Een meer, een moeras. Krokodillen, ga alsjeblieft in het moeras!"

Er klonk gespetter achter hen. De grootste krokodil sloeg met zijn staart op een groot, slijmerig meer.

"Dat is echt gaaf!" zei Barbara. Ze deed een paar stappen naar voren, ging op haar hurken zitten en strekte haar hand uit. "Wat schattig!"

"O - o," zei Thomas.

"Kom dan, jochie." Barbara roerde in het groene water. "Kom maar, dan krabbel ik je achter je oren."

Het grote reptiel bewoog langzaam vooruit. Zijn enorme kaken gingen van elkaar.

"Bedenk iets!" siste Thomas. "Snel!"

"Wat dan?"

"Een muilkorf!"

"Wat is een muilkorf?" vroeg Aton.

"Een soort kooi voor over zijn bek."

"Zoiets?"

"Goed zo," zei Thomas opgelucht. "Bedenk er nog een."

"Nee!" riep Thomas uit. De grote krokodil had nu twee muilkorven om. "Voor die andere!"

"Sorry," zei Aton.

De muilkorven maakten de krokodillen in de war. Ze begonnen achteruit te lopen, met hun kop heen en weer schuddend.

"Hé," zei Thomas. "Weet je nog dat je in het begin zei dat Lisa en Eddie net krokodillen zijn? En... en..." Thomas' stem klonk hoog van de opwinding. "Je zei ook dat zulke mensen in het donker moeten blijven. Dus..." Thomas pakte de fakkel uit Aton zijn hand en trok hem verder de tunnel in. "Laten we weggaan en kijken wat er gebeurt. Ik denk dat die krokodillen in het donker achterblijven."

"Je bedoelt toch niet dat die krokodillen eigenlijk Eddie en Lisa zijn?" vroeg Aton.

Thomas knikte. "Ja... nee..." Hij schudde nu zijn hoofd. "Ik weet het niet. Kom op," zei hij tegen zijn zus en haar vriendinnen. "We moeten opschieten."

Hij keerde zich om naar Aton. "Bedenk een droge, schone ruimte met een paar banken, waar we kunnen zitten."

De banken zagen er wat vreemd uit, maar in ieder geval konden ze even uitrusten.

"Hoe gebeurt dit allemaal?" vroeg Aton. "Ik heb nog nooit zo'n droom gehad."

"Je ankh." Thomas wees naar Atons nek. "Ik zei toch dat de Droommeester bang was dat je hem zou aanraken? Hij had dus gelijk toen hij zei dat het een verbinding was met de Droomwereld. En nu wordt alles echt wat je bedenkt. Door die ankh wordt je fantasie werkelijkheid. Net zoals in een droom. Misschien kun je hem beter afdoen, tot we bedacht hebben wat we moeten doen."

Aton deed zijn armen omhoog om de ketting te pakken Thomas stak snel zijn hand uit om hem tegen te houden "Jij kunt er beter van afblijven. Ik doe het wel."

Voorzichtig maakte hij de knoop los. Net toen hij hel koordje af wilde doen, leunde Laura naar voren.

"Hé, dat is mooi," zei ze. "Mag ik hem eens om?" Ze greep de amulet en knoopte het koord snel om haar nek. "Staat-ie?" vroeg ze aan haar vriendinnen.

"Te gek!" zei Barbara.

"Absoluut," zei Radslag.

Aton sprak heel langzaam en duidelijk. "Alsjeblieft, Geef hem terug."

Thomas hield zijn adem in. Zijn zus keek van de een naar de ander.

"O, oké. Als je er zo moeilijk over doet." Terwijl ze hel koord weer losmaakte, raakten haar vingers het zilver van de amulet. "Was je hier met je band aan het oefenen?"

"Nee," zei Aton.

"Nee!" riep Thomas.

"Maar ik hoor muziek," zei Laura, met de amulet nog steeds tussen haar vingers.

"Echt niet," zei Thomas. "Geef die amulet nou terug."

"Weet je het zeker?" Laura hield haar hoofd scheef. Er klonk duidelijk een uithaal van een elektrische gitaar. "Het klinkt als de nieuwe cd van de BearBoyz."

"Ja, ik weet het zeker," zei Thomas gejaagd. "Kom op! GEEF ATON ZIJN AMULET TERUG!"

"Ik ben bang dat het te laat is," zei Aton.

Laura keek met wijdopen ogen naar het einde van de gang. "Zien jullie wat ik zie?"

Declan, de zanger van de BearBoyz, die een kuifje én een pony leek te hebben, kwam swingend naar hen toe open, kwijlerig zingend in een microfoon.

"Ik geloof dat we nu in Laura's droom zitten," zei Aton droog.

Thomas liet zich tegen de muur zakken.

"Mijn droom?" vroeg Laura. "Is dit mijn droom?"

"Dit is geen droom meer," zuchtte Thomas. "Dit is een nachtmerrie."

"Cool! Als dit mijn droom is," ging Laura verder, "dan kan ik net zo goed alles wensen." Ze knipte met haar vingers. "Muziek, graag!" zei ze. "En een beetje hard!"

De herrie uit acht speakers van 20.000 watt trilde tegen ie muren. Ergens in de verte hoorde Thomas het gejank van een krokodil.

"Oké dan! En Declan heeft een achtergrondkoortje nodig." Ze keek naar haar vriendinnen. "En dat zijn wij!"

Toen Thomas plotseling drie meiden in neon-gele minirokjes met superstrakke, zwarte topjes zag verschijnen, sprong hij op. Hij rende naar Laura en trok de ankh van haar nek.

Nu had hij hem. De Ankh van Aton. In zijn eigen hand, met alle macht die erbij hoorde. Hij sloot zijn beide handpalmen om het zilver en voelde de straling ervan door zijn lichaam trekken. Als een wichelroede leek het kruisje rond te draaien in zijn eigen energie. Het werd sterker en sterker, macht werd vermenigvuldigd met meer macht. Wat hij ook maar wilde, hij kon het krijgen. Hij kon een wereld scheppen, zijn dromen waar maken.

"Ik wacht uw orders af, meester," zei een stem naast hem.

Thomas keek. Het verbaasde hem eigenlijk niet dat er een Jedi uit Star Wars stond. Thomas knipperde een paar keer, kneep zijn ogen dicht en deed ze een paar seconden later een voor een weer open.

Prinses Leia gaf hem haar lichtzwaard. "Kom, Obi-Thomas Kenobi. We hebben weinig tijd," zei ze.

"Tijd." Thomas herhaalde het woord. De krachtige straal trilde in zijn hand. Een flikkerend wit licht van pure energie sneed door de lucht. Thomas voelde de macht in zijn lijf. Hij had alles. Hij was onoverwinnelijk. Maar... alleen als hij de ankh had.

Thomas keek naar de zilveren amulet in zijn hand. Hij had hem nodig, maar het kruisje was niet van hem.

Het was van Aton. Het was de kracht van zijn leven. Zijn ziel. Hij móést hem teruggeven.

Langzaam sloten Thomas' vingers zich weer om de amulet.