7


Thomas keerde zich om naar Aton. "Ik kom terug," zei lij.

De angst was meteen terug in Atons bruine ogen. "Laat me niet alleen!" riep hij.

De dwerg gaf een rukje aan Thomas' mouw. "Kijk eens naar je zaklamp," zei hij. "Je energie raakt op." Thomas keek omlaag. Hij kon de lamp nauwelijks nog voelen in zijn hand en het licht werd steeds minder fel. "Je moet nu gaan, Thomas! Echt, nu meteen! Direct, onmiddelijk!" zei de dwerg dwingend. Thomas schudde zijn hoofd en probeerde zijn gedachten p een rijtje te krijgen.

De stem van de Droommeester werd onduidelijker: "Mijn droomcape begint te vervagen, ik moet gaan. Als je nu niet met me meekomt, kan ik je niet meer helpen." Thomas voelde zijn kracht afnemen. Op één plek was de droom al zo dun dat hij zijn slaapkamer erdoorheen zag. Hij spande zich in om beter te kunnen kijken. Ja, daar was zijn kast, het bed, de wanden en de vloerbedekking. Ze bewogen allemaal langzaam, heen en weer wiegend. En toen pas had Thomas door wat er gebeurde. Zijn droom was aan het wegglijden en als hij erin zou blijven, zou ook hij wegglijden. Hij moest binnen een paar seconden naar zijn kamer teruggaan, anders zou hij die kans nooit meer krijgen. Vlak voor zijn gezicht verscheen een scheur, een rafelig gat in de stof, waar hij doorheen kon.

Thomas stak zijn hand uit.

"Gaat u alstublieft niet weg, o grote god Osiris," smeekte Aton.

"Ik ben geen god," zei Thomas ongelukkig. Hij bewoog in de richting van de opening in zijn droom en stopte. Hij keek naar de dwerg en schudde zijn hoofd. "Ik kan het niet. Ik kan niet weggaan."

"O jawel, dat kun je wel!" De dwerg stapte naar voren om Thomas een harde duw in zijn rug te geven.

Precies op dat moment zag Aton de amulet die Thomas om zijn pols had gewonden.

"Mijn ankh!" riep hij. "Je mag mijn ziel niet meenemen! Geef me mijn amulet terug!" Terwijl hij het zei, sprong hij naar voren en greep Thomas' pols. Thomas viel door het gat in zijn droom, rechtstreeks terug in zijn slaapkamer, en in een berg lakens vielen beide jongens eerst op het bed en vervolgens op de grond.

"Thomas!"

"Ssst!" siste Thomas tegen Aton. Ze probeerden op te staan.

"Ik zei niks." Aton keek ongelovig om zich heen. "Is dit jouw huis?"

"Thomas!" werd er weer geroepen, nog dringender en Thomas herkende nu zijn moeders stem. Ze stond voor zijn slaapkamerdeur!

Thomas keek wild rond. "In de kast!" Hij zwaaide de deur van de kast open en duwde Aton erin.

"Thomas, we hebben ons allemaal verslapen." Zijn moeder liep zijn kamer binnen.

"Hmmm, ja," zei Thomas, met zijn hoofd nog in de kast. "Ik was net mijn spullen aan het pakken." Hij pakte een klerenhanger en gooide de deur dicht, draaide zich om en bleef er met zijn rug tegenaan leunen. Op zijn gezicht verscheen een eigenaardige grijns. "Ik kom er zo aan."

"Mooi zo. Het is allemaal je vaders schuld. Hij zei dat hij een vreemde droom had. Hij was een farao in het Oude Egypte..."

Zijn moeder keek naar het shirt dat Thomas in zijn hand had. "Heb je geen ander shirt?"

Thomas keek naar het hangertje en het T-shirt dat eraan hing: er stond een tekening van Frankenstein op. "Jawel, hoor." Hij gooide de hanger en het shirt op zijn bed en greep een T-shirt van het stapeltje schone was dat zijn moeder dagen geleden al op zijn bureau had gelegd. "Kijk, hier. Absoluut, geen probleem, dat lukt," kletste hij als een kip zonder kop.

"Oké, schiet dan maar op. Ik zal een boterham voor je smeren, dan kun je die onderweg opeten." Ze liep naar de gang.

Aton kwam voorzichtig uit de kast en keek verbijsterd rond in Thomas' slaapkamer. In één oogopslag zag hij stapels kleren, boeken, tijdschriften, cd's, bandjes, modellen van ruimteschepen en vliegtuigen, schoenen, spelletjes, een rugzak en, in de hoek, een grote sporttas waar voetbalkleren uit puilden.

"De priesters hebben tegen ons gelogen," zei Aton. "Dit is niet het leven na de dood zoals zij zeggen. Het land van de goden zou vredig zijn, met groene weilanden, stromende rivieren en allemaal fonteinen."

"Nou..." Thomas zocht haastig naar zijn broek en twee dezelfde sokken. "Dit is niet precies het leven na de dood. Het is meer... eh... het leven vóór de dood."

Aton stapte voorzichtig over een stapel stripboeken. "Waarom liggen al je spullen op de grond?"

"Je lijkt mijn moeder wel," antwoordde Thomas, zijn veters strikkend.

"Waarom heb je zoveel kleren? Waarom zijn je kleren zo dik? Is de winter hier zo koud?"

"De zomer ook," zei Thomas. "Luister, je moet niet zoveel vragen stellen. Ik moet nu naar school en heb geen idee wat ik met jou moet doen. Je zult vandaag in mijn kamer moeten blijven. Blijf maar in de kast zitten tot mijn ouders naar hun werk zijn, dan kun je er wel uit komen."

Hij keek naar de korte, linnen rok die Aton aan had en trok een paar laden open. "Je moet wel wat anders aantrekken, voor het geval dat iemand je ziet." Hij hield een sweatshirt, een trainingsbroek en een paar sandalen omhoog. "Doe dit maar aan."

"THOMAS! OPSCHIETEN NOU!"

Thomas sprong in paniek op: het was Laura's stem, vlak bij zijn deur.

"Niet binnenkomen!" schreeuwde hij, maar het was te laat.

De deur zwaaide open en daar stond zijn zus. "Mam zegt dat..." Midden in de zin zweeg ze en ze wees toen als in een vertraagde filmopname met een blauwe nagel naar Aton. "Wie is dat in vredesnaam?" vroeg ze ijzig.

"Ga mijn kamer uit!" schreeuwde Thomas.

Laura hief haar handen op. "Rustig aan, computermuis. Ik moest zorgen dat je op zou schieten."

"Nou, dan kun je in het vervolg eerst wel eens kloppen!" Thomas zocht naar woorden. "Aton was... was... bezig om zijn Egyptische kostuum uit te proberen voor school."

"Ik heb hem helemaal niet binnen horen komen." Laura liep weer naar de gang.

"Omdat ik hem door de voordeur binnen heb gelaten. Niet dat jij daar wat mee te maken hebt. Zeg maar tegen mam dat we zo beneden komen," riep hij haar achterna.

Thomas draaide zich om naar Aton. "Ik dacht dat je hier wel kon blijven, maar nu Laura je gezien heeft, zul je mee moeten naar school."

"School?" zei Aton verbaasd. "Ik had niet durven hopen dat er school zou zijn in het land van de goden."

"Voor de honderdste keer: dit is niet het land van de goden!" Thomas ging op de rand van zijn bed zitten. Hoe kon hij iemand uit het Oude Egypte voorbereiden op het moderne leven, in - hij keek op zijn horloge - één minuut?

"Weet je iets over natuurkunde?" vroeg hij aan Aton.

"Hoe dingen werken?"

"Een beetje. Natuurkundigen zijn erg slim, dus ik snap niet alles."

"Ik ook niet. Maar er zijn nu veel meer dingen door natuurkunde, of dankzij de uitvindingen. Zoals..." Thomas probeerde iets te bedenken dat de Oude Egyptenaren ook gebruikten. "Zoals een zaag, om hout mee te zagen. Begrijp je?"

Aton knikte langzaam.

"Wij zijn wat verder dan jullie, dus hebben we al meer dingen uitgevonden. Oké? Alles wat je vandaag hoort en ziet, is gewoon natuurkunde. Nogal ver doorgevoerde natuurkunde. En... nou ja, later probeer ik wel uit te leggen hoe alles werkt."

Thomas keek naar de boeken op de boekenplank en greep er een. "Buiten is het een enorme herrie. Er zijn karren zonder paarden, honderden karren. Ze hebben verschillende vormen en sommige zijn erg groot. En ze maken dus veel herrie. Kijk."

Atons ogen werden groot toen hij naar de plaatjes en de woorden in het boek keek. Hij raakte de bladzijde aan en wreef over het papier. "Wat is dit voor inkt?"

"Speciale inkt," antwoordde Thomas.

Aton volgde met zijn vinger de vorm van enkele letters. "Wat staat er?"

Thomas boog voorover en las het voor: "Moderne wegen zijn nu zo vol verkeer dat de mensen in de grote steden tijdens het spitsuur langzamer vooruitkomen dan de mensen in de Middeleeuwen met hun paard-en-wagens." Hij fronste zijn voorhoofd. "Dat wist ik niet."

Aton keek naar de pagina en weer naar Thomas. "Kun je die symbolen zo snel lezen?"

"Lezen is niet zo'n probleem," zei Thomas. "Het probleem is die symbolen schrijven."

"Bij mij ook. Malik, de schrijfleraar, zei tegen me dat ik de slechtste leerling was die hij ooit gehad had." Thomas grijnsde. Waar had hij dat eerder gehoord? "Kom op. Doe die kleren aan, dan gaan we."

 

,Mam," zei Thomas toen hij de keuken in liep, "Aton is hier. Hij kwam al vroeg langs." 

"O, hallo... eh... Aton," zei Thomas' moeder. Ze gaf Thomas zijn boterham. Tegen Laura, die haar best deed om onopvallend naar buiten te glippen, zei ze: "Moet je echt zoveel oogschaduw op naar school, Laura? Dat vind ik niet goed."

Thomas' vader trok een paar tissues uit een doos die op et aanrecht stond en duwde ze in Laura's hand. "Verwijder de verboden oogschaduw vóór het verlaten van dit land," gaf hij haar als instructie.

"Jullie zijn allebei zo ontzettend saai!" klaagde Laura lid, voorzichtig haar ogen deppend. Ze gooide de tissues in de afvalbak en liep met grote stappen naar buiten. Saai!"

"Schiet op, loop met haar mee, jongens." Thomas' vader knipoogde. "Maar probeer niet te dicht in haar buurt te men."

Bij de hoofdstraat aangekomen, glipte Laura in een bushokje, haalde haar make-upspiegel tevoorschijn en bracht haar paarse oogschaduw opnieuw aan.

Aton stopte en keek naar haar. "Jouw zus is een buitengewone godin," zei hij tegen Thomas.

Laura draaide zich om. "Wat zei je?" vroeg ze achterdochtig.

"Dat je erg mooi bent," antwoordde Aton ernstig. "Zelfs koningin Nefertiti had niet zulke schitterende kleuren."

"Wat?"

Aton knikte met een serieus gezicht. "De veren van de vogels in de bossen verbleken bij de schoonheid van jouw uitstraling."

"Huh?" Laura's wangen werden rood.

"Stay cool, man," mompelde Thomas.

Aton keek omhoog naar de bewolkte lucht. "Ik heb het niet warm, nee."

"Het heeft niets te maken met de warmte. Het betekent..." Thomas aarzelde. Wat betekende 'cool' eigenlijk? "Ik kan je beter een paar dingen leren die je kunt zeggen wanneer iemand tegen je praat. Allereerst, als iemand zegt 'hoe gaat 't?' dan zeg je 'cool, man' en als je echt aardig wilt doen, sla je die persoon daarbij op zijn rug."

Aton keek weer naar de lucht. "Toch is het nu al koel."

"Dat maakt niet uit. Het heeft gewoon niets met het weer te maken."

"Dus koel is niet het tegenovergestelde van warm, en of iets nu gaat of niet, je zegt dat het niet warm is." Aton sprak langzaam. "Jouw taal is erg vreemd."

"Onze taal is..." Thomas stopte met praten toen iets hem te binnen schoot. "Hoe komt het eigenlijk dat jij mijn taal spreekt, Aton?"

"Ik spreek niet in jouw taal. Jij spreekt in de mijne."

"Nee. Dat kan ik niet."

"Maar ik begrijp wat je zegt. Tenminste, ik herken sommige woorden. De meeste dingen die je zegt, lijken nergens op te slaan. Het is erg verwarrend. Nou ja, het is beter om hier te zijn dan in die grafkamer." Hij lachte vrolijk.

Thomas schudde zijn hoofd. "Geloof me nou maar, er zijn van die dingen die je hóórt te zeggen. Ze betekenen niet altijd wat ze betekenen, het is een soort... een uitdrukking of zo, of eh... hoe je met je vrienden praat. Jij had vast ook wel van die dingen als je met je vrienden praatte?"

"Ah!" zei Aton. "Ik begrijp het. Bij ons zeggen leerlingen bijvoorbeeld tegen elkaar: 'En de waterbuffels zullen met de krokodillen in het graan dansen, onder de maan van de oogst'."

Het bleef even stil.

"En wat betekent dat precies?" vroeg Thomas na een paar seconden.

"Nou, dat een persoon liegt of zit te overdrijven." Aton keek naar Thomas. "Ik heb er niet eerder over nagedacht, maar taal is eigenlijk nogal eigenaardig. Er is een andere populaire uitdrukking, die we vaak gebruiken: 'De duur van het leven van een man in de woestijn hangt af van de hoeveelheid water in zijn kameel'."

"Echt?" antwoordde Thomas beleefd. "Wij zeggen de dingen meestal met één woord. Als je twijfelt, zeg je cool'."

"Kwoel," herhaalde Aton.

"Nee, zo: cool." "Oee?" zei Aton.

"Nog een keer. C-O-O-L," spelde Thomas. "Maar het is Engels, dus dan zeg je het met een lange oe."

Aton keek hem verbaasd aan. "Dus je schrijft het met een c en je zegt een k? En dan geen twee o's maar een oe. Waarom schrijf je dan niet K-O-E-L als je het zo zegt? Jouw taal is echt vreemd. In onze taal is het een symbool: een mandje."

"Tja, jouw manier van schrijven is een stuk logischer dan die van ons," zei Thomas. "Je zegt bijvoorbeeld 'kado', maar je wilt niet weten hoe wij het spellen: c-a-d-e-a-u. De hele manier van schrijven met letters is een bende geworden. Je kunt er het beste niet over nadenken en het gewoon doen." Hij lachte bemoedigend naar Aton. "Probeer het nog eens. Cool."

"Caul?" probeerde Aton voorzichtig.

"Coooool."

"Coo-el," herhaalde Aton.

"Goed! En dan moet je tegelijkertijd met je hoofd schudden."

Aton deed zijn hoofd wild op en neer.

"Nee, meer ontspannen, zo'n beetje naar de zijkant. En je moet proberen er relaxed bij te staan terwijl je dat doet." Thomas stak zijn handen in zijn zakken, trok zijn schouders op en leunde tegen de buitenkant van het bushokje. "Zoiets."

Aton deed Thomas zorgvuldig na. Hij hing tegen een lantaarnpaal en bewoog zijn hoofd langzaam van links naar rechts.

"Cool." Het kwam er trots uit. "Coooool. Coooo-el." "Perfect!" zei Thomas.

Laura keek over haar schouder. "Wat zijn jullie in godsnaam aan het doen?"

Thomas en Aton gingen meteen rechtop staan. "Niks," zeiden ze tegelijk.

"Kom op dan!" zei Laura ongeduldig, terwijl ze haar spiegel weer omhoog hield en haar ogen bestudeerde. "Ik ga niet de hele dag op jullie zitten wachten."

Aton haalde verbaasd zijn wenkbrauwen op en Thomas trok een raar gezicht.

"We hebben nog een uitdrukking," zei Aton even later. Ze liepen een paar meter achter Laura. "'Bij de muren van de tempels janken de katten'."

"En dat betekent...?"

Aton keek Thomas onschuldig aan. "Dat betekent dat de katten zitten te janken bij de tempels."

Thomas staarde Aton aan. "Huh?"

Aton begon te lachen. "Ik maakte een geintje. Egyptische humor, haha!"

"O ja," zei Thomas.

Aton lachte nog harder. Hij wees naar Thomas. "Die kop van jou! Wat een leuk gezicht!"

In de verte zag Thomas de kruising en de oversteekplaats. Nu moest hij bedenken hoe hij Aton de school in kon krijgen. Hij keek even opzij naar Aton, die nog steeds liep te grinniken. Thomas probeerde ook te glimlachen, maar het lukte niet. Een van de favoriete uitdrukkingen van zijn vader schoot door zijn hoofd: 'Dit is niet om te lachen'.