4


Thomas' mond viel bijna open. Het was onmogelijk... hoe kon de jongen uit zijn droom van de afgelopen nacht nu op de muurschildering staan?

"Wat vind je van hem?"

Thomas viel bijna om van schrik.

Juf Marjan stond achter hem. "Ik ben niet helemaal tevreden over mijn zelfgetekende leerling," zei ze. "Dat gezicht heeft me uren werk gekost en het is nog steeds niet goed. Hij ziet er een beetje vreemd uit..." Ze lachte. "Net alsof hij ergens bang voor is."

"Dat is hij ook," zei Thomas zonder nadenken. "Hij wordt binnenkort vermoord."

"Wat?" Juf Marjan keek naar Thomas' bezorgde gezicht en schudde toen haar hoofd. "Wat heb je toch een grote fantasie, Thomas. Het is maar een plaatje," zei ze, weer lachend.

Het is maar een plaatje... De woorden van juf Marjan speelden de rest van de dag door Thomas' hoofd. Gold voor dromen niet hetzelfde? Waren dat niet gewoon plaatjes in je hoofd? Maar dromen waren meestal een mengelmoes van gebeurtenissen en herinneringen. En in dit geval had hij over de jongen gedroomd vóór hij hem zelfs maar gezien had.

Later die ochtend bladerde Thomas in de projecthoek van zijn klas door de boeken over Egypte. Had hij de jongen hierin gezien? Uiteindelijk vond hij in een van de boeken een plaatje dat leek op de muurschildering. Een Egyptische priester stond een rol papyrus te bestuderen, met een leerling die knielde bij zijn voeten, met een rieten pen, een palet en een potje inkt in zijn hand. Maar deze jongen keek niet met een verschrikte uitdrukking de wereld in. Zijn hoofd was voorover gebogen en zijn ogen waren niet zichtbaar.

"Dat is het plaatje dat ik heb nagetekend op de muur," zei de juf, over zijn schouder leunend. "Misschien had ik de jongen ook maar gewoon zijn hoofd moeten laten bui-gen."

"Nee. Ik vind het leuker om zijn ogen te zien. Het is... échter." Thomas wees naar een hanger die vlak voor de keel van de jongen hing. "Wat heeft hij om zijn nek?"

"Het is een ankh, waarschijnlijk van zilver. 'Ankh' betekende 'spiegel' in het Oude Egypte. Het is een hangertje voor om je nek of om je arm. De vorm had een bepaalde betekenis, die verband hield met je geest of je ziel. Mensen droegen dit soort hangers ter bescherming tegen ongeluk." Juffrouw Marjan bladerde door het boek, tot ze weer een foto tegenkwam.

"Hier zie je de Reis naar het Leven na de Dood, zoals de Egyptenaren dat noemden, waarbij alle mensen verantwoording moet afleggen over wat ze in hun leven gedaan hebben. Op de ene helft van deze weegschaal legt de god met het jakhalshoofd, Anoebis, het hart van de persoon, en op de andere de Veer van de Waarheid. Toth, de god van de wijsheid, schrijft over iedere persoon een soort verslag in zijn boek, terwijl de andere goden een soort jury vormen. Zij zitten boven de weegschaal en de persoon over wie geoordeeld wordt, houdt zijn ankh vast. En hier..." Ze wees Thomas een paar symbolen aan. "Als de ankh als een hiëroglief is geschreven, dan is er een eigen woord voor, een apart tekeningetje. En die tekening symboliseerde leven."

"Leven," herhaalde Thomas. Hij bladerde weer terug naar de schrijfleerling en volgde langzaam met zijn vinger de rand van de ankh. Hij keek op naar zijn lerares. "Heeft uw leerling ook een ankh?"

"Nee," zei juf Marjan bedachtzaam. "Nee, eigenlijk niet."

 

In de pauze at Thomas zijn brood op in het klaslokaal. Hij kreeg het idee om van het aluminiumfolie een ankh te vouwen. Hij draaide een staafje van drie centimeter lang en bond er, op een centimeter van boven, een dwarsliggend staafje aan vast. Aan de bovenkant maakte hij nog een staafje, dat hij rondboog tot een lusje. Aan het lusje bevestigde hij een stuk zwart draad.

Hij hield zijn kunstwerkje omhoog en bekeek het nauwkeurig. Het leek best echt. Thomas draaide het ding rond en rond en zag hoe het door het opgewonden draad weer terugdraaide toen hij het losliet. Het folie glinsterde in het licht. Ik zou hem om moeten doen, dacht Thomas. Misschien beschermt het me wel tegen de Pestkoppen.

Opeens stak Thomas zijn vrije hand uit en stopte de draaiende ankh. Een paar seconden bleef hij ernaar kijken, toen deed hij hem voorzichtig in zijn zak en liep snel naar de gang. De aula was leeg, de deur kraakte zachtjes. Thomas glipte naar binnen en ging naar de leerling die juffrouw Marjan geschilderd had. Hij zat daar rustig in het stoffige zand, met het roodachtige penseel stevig in zijn hand.

"Kijk," fluisterde Thomas. "Hier heb je een ankh. Ter bescherming." Met een stukje plakband plakte Thomas de amulet onder de kin van de jongen.

 

Na de pauze zette juf Marjan iedereen hard aan het werk voor de decorstukken van het Egyptische toneelstuk. "Het masker voor Toetanchamon doen we later," zei ze. "Ik wil hem van gips maken. Vandaag wil ik dat de grote piramide afkomt. Aan de slag, allemaal."

Juffrouw Marjan had vellen bruin papier uitgedeeld, die op stukken papyrus moesten lijken. Thomas schreef en tekende er weer hiërogliefen op. Hij mengde de verf in plastic bekers en begon de ruimte tussen de getekende lijntjes voorzichtig in te kleuren.

Eddie en Lisa zaten vlak bij hem. Ze waren stukken karton op een houten frame aan het nieten, voor de onderkant van de piramide. Vicky, Ellen en Inez waren met de driehoek bezig die er bovenop moest.

"Thomas," riep Vicky. "Kun je ons hier even mee helpen?"

Thomas zette zijn penseel in een potje water en hielp Vicky met het bij elkaar houden van de vier zijden, terwijl Inez en Ellen ze met lijm aan elkaar plakten. Ze bekeken hun werk trots.

"Het ziet er goed uit," zei Thomas.

"We moeten de lijnen nog trekken," zei Ellen. "Alles moest eerst goed aan elkaar zitten, anders zouden die lijnen niet kloppen in de hoeken."

Thomas ging weer terug naar zijn papieren, op de tafel onder het raam.

Eddie en Lisa zaten gemeen te lachen.

"Daar hebben we Thomasje, het sukkeltje," grinnikte Eddie.

Thomas keek naar het papier. Twee plastic bekers waren omgevallen en de verf was over zijn letters uitgelopen.

"O nee!" riep Thomas.

"O Thomas, jongen toch," zei de juf. "Niet weer, hè?"

"Maar..."

"Het geeft niet," zei juf Marjan nogal streng. "Ruim het nou maar zo goed mogelijk op." Ze schudde onopvallend haar hoofd toen ze wegliep.

Thomas voelde kwaadheid en schaamte in zich opkomen. Hij knipperde snel met zijn ogen om de tranen tegen te houden. Het was niet eerlijk. Hij wist zeker dat het deze keer niet zijn schuld was. Eddie en Lisa hadden het gedaan, maar je mocht niet klikken.

En je kreeg ook nooit de kans om wraak te nemen. Het was nu zelfs verboden om iets tegen ze te zéggen. Juf Marjan had iemand het woord 'Pestkoppen' horen roepen, op het plein, en ze had meteen alle soorten scheldnamen verboden. Als ze je wel iets gemeens hoorde zeggen, werd je naar het schoolhoofd gestuurd.

Thomas keek naar de rommel op zijn tafel. Zoals gewoonlijk maakte de paniek hem trager. Hij kon niet bedenken wat hij moest doen. Hulpeloos staarde hij naar de verf die nog steeds verder over het papier uitliep.

Vicky keek op en hield even haar adem in.

"O Thomas!" Ze pakte een stuk papier van de keukenrol en rende naar zijn tafel, waar ze het papier over de verf-vlek legde. "Zo, dat neemt het een beetje op." Ze lachte naar Thomas. "Thuis gooi ik bijna elke dag mijn melk om. Ik weet dus precies hoe ik dat handig op kan ruimen!"

Thomas keek haar dankbaar aan. "Ik denk dat die twee het gedaan hebben." Hij keek in de richting van Eddie en Lisa, die aan het werk waren met een hamer en ondertussen met elkaar kletsten.

"De Pestkoppen?" Vicky vormde de woorden geluidloos.

Thomas knikte.

"Trek je er maar niks van aan," zei Vicky. "Ze worden vast een keer teruggepakt. Iemand neemt ze ooit wel te grazen."

 

Na schooltijd stond Thomas' opa op zijn bekende plek, leunend op het hek om het plein.

"Geloof jij in dromen?" vroeg Thomas meteen.

Zijn opa herhaalde de vraag. "Of ik in dromen geloof?"

Hij dacht even na. "Ja! Ik denk het wel. Eigenlijk zijn er zelfs dagen dat ik nergens anders in geloof."

Dat was een van de dingen die Thomas zo tof vond van zijn opa: hij gaf tenminste gewoon antwoord als je hem wat vroeg. De meeste antwoorden van volwassenen op moeilijke vragen begonnen met "onder bepaalde omstandigheden", of ze voegden er iets aan toe: "maar aan de andere kant..."

Thomas vertelde zijn opa tijdens de wandeling naar huis over zijn vreemde droom van de nacht ervoor.

Bij huis aangekomen, haalde zijn opa een sleutel uit zijn zak en opende de voordeur. "Je weet wat de beroemde uitvinder Einstein gezegd heeft: 'Fantasie is alles'." Zijn opa tikte Thomas zacht op zijn hoofd. "En daar heb jij een grote voorraad van, hierboven."

"Ja..." zuchtte Thomas somber, terwijl hij meeliep naar de keuken. "Maar het is daar ook nogal een puinhoop. Het klopt allemaal niet. En hoe harder ik mijn best doe om de boel in mijn hoofd op een rijtje te krijgen, hoe meer het in de war raakt."

Zijn opa lachte. "Doe dan ook niet zo hard je best! Nee, echt," zei hij, omdat Thomas een gek gezicht naar hem trok. "Einstein heeft op school nooit een voldoende gehaald voor wiskunde." Hij schonk twee glazen sinaasappelsap in en pakte de koektrommel.

Thomas haalde het zand uit zijn zak en liet het voorzichtig door zijn vingers stromen, waarna het op de keukentafel viel.

Zijn opa trok een wenkbrauw op. "Nou zeg, dat is wel heel vreemd," zei hij zacht, terwijl hij het zand met zijn lange, sterke vingers aanraakte. "De laatste keer dat ik zulk zand gevoeld heb, was in de woestijn."

Na even zoeken vond hij een leeg lucifersdoosje, waar hij het zand tot en met het laatste korreltje in veegde. "Morgen moet je me vertellen of je die droom opnieuw hebt gehad, goed?"

 

Maar het duurde nog een paar nachten voor de Droommeester weer verscheen.

Thomas lag in zijn bed te wachten tot hij in slaap zou vallen en bekeek zoals gewoonlijk het spinnenweb op zijn Star Wars-poster aan het plafond. Hij bestudeerde de lijntjes. Vroeger dacht hij dat het kokospalmen waren. Dat kwam natuurlijk door de glimmende, groene bladeren en de bruine kokosnoten. Op de een of andere manier was Thomas helemaal niet verbaasd dat hij nu kokosnoten zag groeien op zijn poster. Hij deed zijn hoofd achterover, om ze beter te kunnen zien.

"Je krijgt spleetogen als je zo ligt te staren."

Thomas keek opzij. Naast hem op het kussen zat de Droommeester.