12


"Drie dagen en nachten raasde de storm door het Rode Land. Zwoegend door de woestijn, dicht tegen mijn kameel aan, bad ik tot Sobek, de god van het water. Ik dacht dat ik voor altijd verdwaald was."

Thomas hoorde Atons stem de volgende ochtend al voor hij hem zag zitten, op de trap van de school.

"Dit is niet te geloven!" Thomas liep dwars door het groepje dat zich rond Aton verzameld had. "Wat doe je nou, man? Ik dacht dat je verdwaald was!"

Aton keek op. "Dat was ik ook," grijnsde hij. "Dat ben ik eigenlijk nog steeds."

Thomas greep Atons arm en trok hem weg van de anderen. "Wat is er gisteravond gebeurd?"

"Mevrouw Fortuin gaf me wat te eten. Daarna praatte ze in dat ding dat jullie een telefoon noemen en zei dat jouw moeder gezegd had dat alles goed was met je opa en dat hij in het ziekenhuis moest blijven. Toen vroeg ze of ik wist waar ik heen moest. En ik kon eerlijk zeggen dat ik het wist. Dus ik ging."

"Waarheen?"

"Ik was erg slim," zei Aton trots. "Ik had erover nagedacht. Ik dacht dat ik jouw huis misschien niet kon vinden, dus ging ik naar je opa's huis. Omdat hij er niet was, kon ik meteen zijn spullen bewaken. En..." Hij wapperde met zijn armen. "Ik heb wat kleren van je opa geleend. Die passen beter dan die van jou."

Thomas schudde zijn hoofd. Behalve dat ze er een beetje verkreukeld uitzagen, stonden de kleren Aton niet zo gek. Hij had een van zijn opa's redelijk moderne truien aan over een overhemd, met een ribbroek die hij bovenaan had omgeslagen. Thomas duwde de zakken weer naar de binnenkant van de broek, knoopte het overhemd dicht en probeerde uit te leggen hoe de rits van de broek werkte.

"Is alles goed met je opa?" vroeg Aton.

"Mam heeft vanmorgen naar het ziekenhuis gebeld. Ze zeiden dat het iets beter met hem ging, maar dat hij nog niet had gegeten. Ze gaat straks naar hem toe."

"Mooi zo. Voel jij je nu ook oké?"

Thomas knikte. "Ja... behalve dat ik bang ben dat iemand jou in opa's huis gezien heeft. Als ze de politie bellen, moeten we uitleggen waar je vandaan komt."

"Niemand heeft me gezien, maak je maar niet druk. Ik ben ver bij de ramen vandaan gebleven. Vanmorgen heb ik iets uit een kom gegeten, een dikke, vreemde, grijze massa. Ik hoop dat het voedsel was, want het leek meer op olifantenpoep, maar het smaakte niet verkeerd." "Pap," zei Thomas. "Opa maakt 's avonds altijd pap voor de volgende dag."

Aton lachte naar Thomas. "Dus alles is in orde."

"Ja hoor, túúrlijk," zei Thomas.

"Cool!"

"Ik bedoelde het sarcastisch, 'tuurlijk'," zei Thomas. "Alles is niet in orde en zéker niet cool. Ik weet niet of jij het nog weet..." Hij zweeg even en keek om zich heen, "maar bepaalde mensen hebben jouw ankh en ik weet nog steeds niet hoe we die terug moeten krijgen."

Aton stak zijn hand op. "Geen probleem. Vanmorgen heb ik al met je lerares gesproken. Ik zei dat ik de ankh was kwijtgeraakt. Ze zei dat we meteen aan het begin van de les een grote speurtocht beginnen."

Maar ondanks al het enthousiaste gezoek van iedereen in de klas, kwam de ankh niet tevoorschijn. Thomas zag Eddie en Lisa vrolijk zoeken en hij kon aan hun gezichten zien dat niemand de ankh in de klas zou vinden.

"Misschien is Aton hem in de aula verloren, gisteren tijdens de repetitie?" vroeg Lisa.

Juffrouw Marjan keek strak in Lisa's onschuldige, lachende gezicht. "Het lijkt me een zéér goed idee als die ankh tevoorschijn komt voor de school uitgaat. We beginnen nu met de les, maar straks kunnen een paar van jullie in de aula gaan zoeken."

Aton keek Thomas aan. "De aula. Daar hebben ze hem verstopt."

"We gaan er meteen na de bel heen," antwoordde Thomas. "Dan is er niemand en hebben we alle tijd om te zoeken."