14 Acceptatie

 

De koerier vertrok.

Mara drukte haar ineengeklemde handen tegen de rand van haar schrijftafel en wou dat ze hem terug kon roepen. De boodschap die hij naar het kruiersgilde bracht kon heel wel haar dood en de definitieve ondergang van de Acoma tot gevolg hebben. Maar het alternatief was een leven zonder eer, schande over haar voorouders en bezoedeling van de eeuwenoude erecode van haar huis. Ze gunde zich even een moment om zich uit te rekken teneinde de spanning in haar rug te verminderen, en liet toen Nacoya ontbieden om de oude vrouw te vertellen dat ze een formele acceptatie van Minwanabi's uitnodiging had verstuurd.

Nacoya kwam met een grimmig gezicht binnen, een wis teken dat ze de koerier het landgoed had zien verlaten. Haar listigheid was met de jaren niet afgenomen en ze had zelf allang geconcludeerd dat er in de verzegelde houten koker die de koerier bij zich had geen door Jican ondertekende instructies voor de vertegenwoordigers zaten.

'U hebt een hoop voorbereidend werk te doen, Regerend Vrouwe.' De voormalige kindermeid was op en top de eerste adviseur, maar de lange jaren van intimiteit konden met een verandering van ambt niet zomaar worden afgeworpen. Mara hoorde het cynisme in haar stem en begreep dat daar angst achter school: angst om haar meesteres en alle anderen op het Acoma-landgoed wier levens verbonden waren aan haar natami. Het huis van de Minwanabi-heer betreden was hetzelfde als je hoofd in de muil van de sorkat steken. Alleen de allersterkste zou het overleven en de positie van de Acoma in de Raad was nog maar weinig verbeterd sinds de dood van heer Sezu en zijn erfgenaam.

Niettemin gaf Mara haar voornaamste raadgever geen gelegenheid erover te beginnen. Niet langer het onbeproefde meisje uit Lashima's tempel, was ze vastbesloten zich niet te laten intimideren door bedreigingen van de Minwanabi. Paniek kwam Jingu alleen maar ten goede - en misschien viel er, door in te spelen op zijn impulsieve aard, toch nog voordeel voor haar huis te behalen. Ijsberend over de geboende vloer gaf ze haar instructies. 'Zorg voor de voorbereidingen van de reis, Nacoya. Laat de meisjes mijn garderobe inpakken en zeg tegen Papewaio dat hij mijn eregarde samenstelt uit krijgers die zich betrouwbaar hebben betoond, maar zonder dat Keyoke iemand mist in de sleutelposities voor de beveiliging van het landgoed tijdens mijn afwezigheid.' Bij een plank met tekstrollen bleef ze even staan om de dagen te tellen. 'Is Arakasi al terug?'

Er was een week verstreken sinds Bruli en Arakasi allebei het Acoma-landgoed hadden verlaten, de een om zich te verantwoorden tegenover een woedende vader, de ander om het spionnennetwerk van zijn meesteres in stand te houden. Nacoya duwde een scheef hangende haarspeld recht. 'Nog geen uur geleden is hij gearriveerd, meesteres.'

Met een frons van intense concentratie draaide Mara zich om. 'Ik spreek hem wel nadat hij in bad is geweest en zich heeft verfrist. Laat ondertussen Jican komen. Er is nog een hoop te bespreken voordat we vertrekken naar het verjaardagsfeestje van de Krijgsheer.'

De tegenzin waarmee Nacoya haar buiging maakte was onmiskenbaar. 'Uw wil, vrouwe.' Zonder verder een woord stond ze op en vertrok, en alleen gelaten met een paar afwachtende bedienden, staarde Mara naar het middagzonlicht dat de schermen van het werkvertrek bescheen en de decoraties duidelijk liet uitkomen. De kunstenaar had zijn jachttaferelen met meesterlijke levendigheid geschilderd: de doelgerichte gratie van een moordwiek die een snelle prooi uit de lucht plukte. Mara huiverde. Zelf voelde ze zich weinig sterker dan een vogel en ze vroeg zich af of ze ooit nog de kans zou hebben om een opdracht voor zo'n kunstwerk te verstrekken.  

Toen kwam Jican, zijn armen vol met perkamenten en schrijfplanken, en een lange lijst met zaken waarover vóór haar vertrek moest worden beslist. Haar onrust van zich af zettend, concentreerde Mara zich op het werk. Een lastige kwestie was een aantekening in Jicans keurige handschrift waarin hij bezwaar maakte tegen haar wens om Midkemiaanse slaven te kopen die de nieuwe nidraweiden moesten aanleggen, nu de cho-ja's de andere in gebruik hadden genomen. Mara zuchtte en wreef de rimpels uit haar voorhoofd. Ze besloot de koop uit te stellen tot na de verjaardag van de Krijgsheer. Als ze de bijeenkomst op het Minwanabi-landgoed overleefde, had ze nog tijd genoeg om met Jican in discussie te gaan, maar als Jingu van de Minwanabi slaagde in zijn opzet, was de hele kwestie volstrekt irrelevant, want dan zou Ajiki onder voogdij van de Anasati komen te staan of worden vermoord, en was de Acoma ingelijfd dan wel weggevaagd. Rusteloos en geïrriteerd greep Mara naar de volgende lijst. Deze keer zou het een opluchting zijn als Jican klaar was en vertrok. 

 

De middag was omgevlogen tegen de tijd dat Jican afscheid nam van zijn meesteres. Lusteloos riep Mara om gekoeld fruit en sap. Toen stuurde ze haar koerier naar Arakasi en liet een bediende het pas herziene verslag halen waarin het Minwanabi-huishouden nauwkeurig werd beschreven, van het aantal keukenhulpjes tot en met de namen en achtergronden van de concubines.

Arakasi kwam binnen en Mara vroeg meteen: 'Is alles in orde?'

'Meesteres, uw agenten maken het goed. Ik heb echter weinig aan dat verslag toe te voegen, aangezien ik het voordat ik in bad ging al heb bijgewerkt.' Hij hield zijn hoofd schuin, wachtend op de wensen van zijn meesteres. Hij zag er mager en vermoeid uit en Mara gebaarde hem te gaan zitten op de kussens voor de fruitschaal.

Toen Arakasi plaats had genomen, bracht ze hem op de hoogte van de verjaardag van de Krijgsheer die op het landgoed van de Minwanabi zou worden gehouden. 'We zullen ons geen misstap kunnen veroorloven,' besloot ze.  

De spionnenmeester pakte een trosje sa-druiven. Stiller dan gewoonlijk en zonder toneelspel draaide Arakasi de vruchtjes een voor een van hun steeltjes. Toen slaakte hij een zucht. 'Geef mij een plaats in uw erewacht, mijn vrouwe.'  

Mara's adem stokte in haar keel. 'Dat is gevaarlijk.' Met scherpe blik nam ze de spionnenmeester op, in de wetenschap dat diens dorst naar wraak even groot was als die van haarzelf.

'Gevaarlijk is het inderdaad, vrouwe. En lijken zullen er vallen.' Arakasi kneep een druif fijn tussen zijn vingers en het rode sap liep over zijn handpalm. 'Desalniettemin: neem mij mee.'  

Langzaam en zorgvuldig bande Mara alle onzekerheid uit haar hart. Met zwijgende instemming neigde ze haar hoofd, zonder met een woord te reppen over het feit dat Arakasi grote kans liep te worden vermoord in zijn pogingen het leven van zijn meesteres te beschermen. Al kon hij zich ook nog zo goed voor krijger uitgeven, met wapens kon de spionnenmeester niet overweg. Dat hij haar vroeg om met haar mee te mogen, getuigde op zich al van de uitzonderlijke listigheid waarmee de Minwanabi-heer zijn verraad zou smeden. Het ontging haar niet dat Arakasi er, als ze faalde, nog een laatste kans uit wilde persen om zijn grootste wens in vervulling te laten gaan zolangJingu nog binnen zijn bereik was. Voor de cho-ja's en voor alles wat hij had toegevoegd aan de Acoma-verdediging was ze hem dat op zijn minst verschuldigd.  

'Ik was van plan om Lujan mee te nemen... maar die kan hier nodig zijn.' Keyoke had inmiddels schoorvoetend toe moeten geven dat Lujan ondanks zijn schurkachtige manier van doen een talentvol officier was. En als Keyoke Ajiki moest verdedigen ... Mara zette die gedachte van haar af en zei: 'Ga naar Pape. Als hij je een officiers pluim durft toe te vertrouwen, kun je hem helpen met het samenstellen van mijn gevolg.' Ze wist een klein glimlachje op te brengen.  

Arakasi maakte een buiging. Zodra hij weg was, klapte ze in haar handen om bedienden en liet hen het dienblad met de gemangelde druif terstond uit haar aanwezigheid verwijderen.

In het afnemende licht keek Mara nog een keer naar het scherm. Het wachten was eindelijk voorbij en de moordwiek schoot op zijn prooi neer. Ondanks de trots, het zelfvertrouwen en de kracht van de Minwanabi moest ze nu zoeken naar een manier om de heer van het huis in zijn eigen domein te verslaan.  

 

Laat in de zomer waren de wegen droog en vol stofwolken, opgeworpen door de karavanen, zodat het reizen onplezierig was. Na de korte mars over land naar Sulan-Qu zetten Mara en haar gevolg van vijftig erewachters de tocht naar het Minwanabi-landgoed voort per boot. De drukte van de stad en de haven wist haar niet te bekoren en de naaktheid van de slaven deed haar het hoofd nauwelijks wenden, zo diep was ze verzonken in gepeins over het netwerk van vijandelijke intriges. Toen ze samen met Nacoya onder het baldakijn plaatsnam op de kussens, bemerkte ze dat ze het niet langer vreemd vond om het huis van haar vader te bestieren. De jaren sinds Lashima's tempel hadden veel veranderingen en groei teweeggebracht - en daarmee voldoende vastberadenheid om haar doodsangst te verbergen. Eenzelfde trots weerspiegelend stelde Keyoke zijn soldaten aan boord op. Toen begon de boots meester met zijn eenvoudige lied, en de slaven wierpen de trossen los en leunden op hun vaarbomen. Rimpelingen vanaf de beschilderde boeg verspreidend dreef het Acoma-vaartuig weg van vertrouwde oevers. De reis stroomopwaarts duurde zes dagen, die Mara grotendeels doorbracht in contemplatie terwijl de slaven voortboomden langs uitgestrekte moddervlaktes en de zure reuk van ondergelopen thyzavelden. Nacoya sliep 's middags, en 's avonds verliet ze de schuilplaats van gaasgordijnen om zich met moederlijke raad te wenden tot de soldaten, die sloegen en mepten naar de stekende insecten die in wolken opstegen van de oevers. Knabbelend van het fruit dat van een parlevinker was gekocht, luisterde Mara naar de stemmen. Ze wist dat de oude vrouw niet verwachtte levend terug te keren. En inderdaad kwam iedere zonsondergang haar dierbaar voor, met de wolken die als weerspiegeld goud over het kalme oppervlak van de rivier gleden terwijl de hemel snel verdonkerde tot nacht.  

Het landgoed van de Minwanabi lag aan een kleine zijrivier van de Gagajin. Badend in het zweet van de vroege ochtendhitte punterden de slaven door de wirwar van langzamer varende handelsboten. Onder de vaardige leiding van de bootsmeester manoeuvreerden ze door een dorp van in erbarmelijke staat verkerende paalwoningen, bewoond door de gezinnen van schelpdierenvissers. Achter het dorp werd de rivier smaller en maakten de ondiepten en zandbanken plaats voor dieper water, dat uitzicht bood op lage heuvels en keurig verzorgde bomenrijen langs de oevers. Toen bereikte de boot wateren die hooguit door de alleroudste Acoma-voorzaten waren bevaren, want de oorsprong van de bloedvete met Jingu's lijn lag zo ver in het verleden dat niemand zich het begin ervan kon herinneren. Hier werd de stroming sneller, doordat de doorvaart smaller was. De boot kwam bijna stil te liggen en de slaven moesten hard ploeteren om vaart te houden. Terwijl Mara haar best deed om een schijn van kalmte op te houden, voer haar boot verder naar een indrukwekkend beschilderde gebedspoort die de hele breedte van de rivier overspande en de grens van het Minwanabi-territorium markeerde.  

Eén van de soldaten kwam naast Mara's kussens staan, maakte een buiging en wees met een gebruinde hand naar het gelaagde bouwwerk dat de gebedspoort bekroonde. 'Hebt u dat gezien? Onder de verf en de versieringen is dit monument gewoon een brug.'

Mara schrok een beetje, want de stem klonk erg bekend. Ze bekeek de man aandachtiger en moest toen glimlachen om de bekwaamheid van haar eigen spionnenmeester. Arakasi was zo goed opgegaan in de gelederen van haar erewacht, dat ze bijna was vergeten dat hij aan boord was.  

Wederom wijzend op de gebedspoort, vervolgde Arakasi: 'Ze zeggen dat de Minwanabi in tijden van oorlog hier boogschutters met vodden en olie stationeert om alle stroomopwaarts varende boten in brand te steken. Een uitstekende verdediging.'  

'Zo traag als we gaan, zou ik denken dat niemand via deze weg het meer van de Minwanabi levend kan bereiken.' Mara wierp een blik achterom naar de schuimende stroming. 'Maar vluchten kunnen we des te sneller.'  

Arakasi schudde het hoofd. 'Kijk eens omlaag, meesteres.'

Leunend over de rand van de boot zag Mara een reusachtige gevlochten kabel tussen de pilaren van de poort, slecht een paar duim onder de ondiepe kiel van de boot. Mochten er zich ongeregeldheden voordoen, dan kon de kabel met een mechanisme in de poorttorens worden opgetrokken zodat er geen vaartuig meer langs kon.  

'Deze verdediging is net zo dodelijk voor vluchtende boten als voor een aanvalsvloot,' zei Arakasi.

'En het zou dus verstandig van me zijn om dat in gedachten te houden?' Mara haakte haar vingers los uit de franjes van haar gewaad en gaf met een beleefd gebaar te kennen dat hij zich kon terugtrekken. 'Bedankt voor de waarschuwing, Arakasi, maar zeg er niets over tegen Nacoya, of ze gaat zo hard staan schreeuwen dat ze de rust van de goden verstoort!'  

Met een kuch om zijn lachen te verbergen stond de spionnenmeester op. 'Ik hoef er niet eens iets over te zeggen. Onze oude moeder ziet 's nachts messen onder haar slaapmat.' Op zachtere toon vervolgde hij: 'Ik heb haar wel zesmaal haar dekens en kussen zien omdraaien, ook al had Papewaio haar beddengoed al gecontroleerd.'

Mara knikte en wuifde hem weg. Nacoya was niet de enige die nachtmerries had. Terwijl de boot verder voer en de schaduw van de 'gebedspoort' over haar heen viel, kreeg ze kippenvel van een windvlaag die even kil was als de adem van Turakamu.  

De geluiden van hun doorvaart weerkaatste tegen stenen funderingen. Toen viel het zonlicht omlaag, verblindend intens na de duisternis. Het uitzicht dat Mara had van achter de gaas sluiers van het baldakijn was totaal onverwacht.  

Het panorama was van adembenemende schoonheid. Gelegen in het dal van een brede vallei, aan de oever van een uitgestrekt meer, verrees het grote huis als een magisch oord uit een sprookje, alle gebouwen volmaakt van ontwerp en kleur. Het middelste bouwwerk was van steen, een onmogelijk oud paleis dat van hoog op een heuvel uitkeek over het meer. Langs de heuvel liepen lage muren omlaag, te midden van terrastuinen en bijgebouwen, waarvan vele met twee of drie verdiepingen. Het landgoed van de Minwanabi was een dorp op zich, een leefgemeenschap van bedienden en soldaten, allen trouw aan Jingu.  

Wat een schitterend stadje, dacht Mara. En even voelde ze een steek van jaloezie omdat zo'n bittere vijand in zulk een pracht en glorie mocht wonen. Zelfs in de heetste maanden werd het huis verkoeld door de zachte bries vanaf het meer, waar een kleine vloot van oranje-met -zwarte vletten viste met sleeplijnen, opdat de Heer van de Minwanabi vanavond van verse koa's kon genieten. Terwijl de slaven hun vaarbomen verruilden voor riemen om de boot over het water voort te bewegen, kwam er een somberder gedachte bij Mara op. De vallei was een flessenhals: makkelijk te verdedigen en nog makkelijker te verzegelen. Als het giftige urnblad dat insecten verslond door ze te lokken met zoete geuren, sloot de ligging van deze vallei iedere kans op een snelle, onopgemerkte aftocht uit.  

Ook Papewaio had dit in de gaten, want hij liet zijn krijgers hun positie innemen toen er een ander vaartuig naderde. Op de grote, snel in het zicht drijvende boot stonden twaalf Minwanabi-boogschutters met aan het hoofd een wachtleider. Die salueerde en beduidde hun de riemen te richten. 'Wie komt naar Minwanabi-grond?' riep hij toen de boten dichter bij elkaar kwamen.  

'De Vrouwe van de Acoma,' riep Papewaio terug.

De officier van de Minwanabi salueerde. 'Ga verder, Vrouwe van de Acoma.' Hij gebaarde naar zijn eigen contingent roeiers en de Minwanabi-boot hervatte de patrouille.  

Arakasi wees op drie andere patrouilleboten. 'Ze hebben overal op het meer boogschuttercompagnieën zitten.'

Er was duidelijk geen ontsnapping mogelijk uit het huis van de Minwanabi-heer. Het was of triomferen of sterven. Mara weerstond de neiging haar vochtig wordende handpalmen af te vegen aan haar gewaad. 'Laten we maar zo snel mogelijk naar het huis gaan, Pape.'  

Papewaio gebaarde naar de kapitein en de slaven roeiden voort.

 

De boot liep aan de kade en het Minwanabi-landgoed bleek van dichtbij net zo mooi als het er vanaf het water had uitgezien. Alle gebouwen waren verfijnd beschilderd in pasteltinten over het gebruikelijke wit. Aan de dakbalken hingen vrolijk gekleurde wimpels en lantarens met heldere, bonte kappen te zwieren in de milde wind en overal klonk het zachte geluid van windorgels. Langs de grindpaden tussen de gebouwen stonden goed verzorgde struiken en bloeiende planten. Mara verwachtte dat de binnentuin in het grote huis weelderiger zou zijn dan ze ooit had gezien.  

De Acoma-roeiers streken de riemen en een van hen wierp een lijn naar een arbeider op de kade, waar een welkomstcomité van notabelen stond te wachten. Vooraan stond Desio, de oudste Minwanabi-zoon, gekroond met de oranje-zwarte hoofdtooi ten teken van zijn rang als erfgenaam van het huis. Bedienden in livrei vingen de andere lijnen op en de boot bonsde zachtjes tegen het paalwerk. Terwijl de Minwanabi-huiswacht in de houding ging staan, schreed Desio naar Mara's draagkoets, die door haar slaven al naar de kade werd gebracht.  

De Minwanabi-erfgenaam knikte stijfjes, een slap aftreksel van een buiging dat grensde aan het beledigende. 'Uit naam van mijn vader heet ik u welkom op ons feest ter ere van de Krijgsheer, Vrouwe van de Acoma.'

Mara deed geen moeite om de gaasgordijnen van haar draagkoets op te tillen. Nadat ze de vette plooien van Desio's gezicht had bestudeerd en weinig intelligentie in zijn leigrijze ogen had aangetroffen, beantwoordde ze zijn groet met een even geringe neiging van het hoofd. Een uiterst lang moment werd er niets gezegd, tot Desio gedwongen was Mara's hogere rang te erkennen. 'Gaat het u goed, vrouwe Mara?'

Met een klein hoofdknikje zei Mara: 'Het gaat mij goed, Desio. Het doet de Acoma deugd heer Almecho te eren. Zeg je vader dat ik hem erkentelijk ben voor deze ontvangst.'

Desio, in zijn trots gekrenkt omdat hij zijn mindere status had moeten toegeven tegenover een meisje dat door het gaas heen gezien weinig meer leek dan een kind, hief zijn kin op. 'De receptie voor het begroetingsbanket begint een uur na de middag. Onze bedienden brengen u naar uw verblijf.'  

'Dus de bedienden houden de eer van de Minwanabi hoog?' zei Mara met een vriendelijke glimlach. 'Daar zal ik aan denken als ik de heer uw vader begroet.'

Desio werd rood. Om een einde te maken aan de pijnlijke stilte, stapte een wachtleider van de Minwanabi naar voren. 'Mijn vrouwe, als u mij toestaat, breng ik uw soldaten naar de plek die voor hen is gereserveerd.'

'Helemaal niet!' zei Mara tegen Desio. 'Volgens de traditie mag ik vijftig soldaten meenemen voor mijn persoonlijke bescherming. Als uw vader dat niet wil, vertrek ik onmiddellijk en dan mag hij aan de Krijgsheer uitleggen waarom ik er niet ben. Onder dergelijke omstandigheden zal de Acoma niet het enige grote huis zijn dat voor de eer bedankt.'  

'Er komen zoveel families om Almecho te eren.' Desio onderdrukte een kwaadaardige grijns. 'Als we de eregarde van iedere heer en vrouwe moesten onderbrengen in de huis kazerne, zat het landgoed stampvol als een krijgskamp, dat moet u kunnen begrijpen. Almecho is gesteld op rust. Om hem hulde te betonen blijven alle soldaten aan het hoofd van de vallei, waar ons hoofdgarnizoen is gevestigd.' Futloos schokschouderend voegde Desio eraan toe: 'Niemand wordt hiervan vrijgesteld. Iedereen wordt gelijk behandeld.'  

'Dan staat uw vader dus met zijn eer in voor onze veiligheid?' vroeg Nacoya zonder aarzelen.

Desio neigde zijn hoofd. 'Uiteraard.'

Om in deze situatie een dergelijke concessie van zijn gasten te verkrijgen, werd er van de gastheer verwacht dat hij zich persoonlijk garant stelde dat er niets met zijn gasten zou gebeuren. Mocht er desondanks een bezoeker ten prooi vallen aan geweld, dan kon heer Jingu van de Minwanabi zijn eer alleen nog maar herstellen door zich van het leven te benemen.  

De erfgenaam van de Minwanabi-mantel wendde zich tot een bediende. 'Breng de vrouwe, haar eerste adviseur, een paar dienstmeisjes en haar lijfwacht naar de kamers die voor de Acoma in gereedheid zijn gebracht.' Hij knipte met zijn vingers naar een officier met een oranje pluim. 'Slagleider Shimizu en een ontvangstcomité van krijgers zullen ervoor zorgen dat uw soldaten comfortabel worden ondergebracht in de kazerne van het hoofdgarnizoen.'  

Mara was geschokt en woedend, en toch niet helemaal verrast dat de Minwanabi kans hadden gezien haar te scheiden van haar erewacht. Niettemin nam ze zich voor geen rel te schoppen, vooral niet omdat een groot aantal van de aanwezige huisbedienden onder de loshangende mouwen van hun livrei de littekens vertoonden van oude veldslagen. Nee, met pure mankracht kon de Acoma hier niet winnen, alleen met slinksheid - als het al mogelijk was om dit festijn te overleven. Met een berustende blik koos Mara Papewaio als haar lijfwacht. Toen volgden zij, Nacoya en de beste krijger uit haar gevolg gehoorzaam de bediende naar de aan de Acoma toegewezen kamers.  

Het grote huis van de Minwanabi was eeuwenoud, door de voortreffelijke ligging in de vallei gered van de brandstichtingen en plunderingen uit vergeten overvallen en obscure oorlogen. Het vierkante gebouw, gelegen rond een binnentuin zoals die in de meeste Tsuranese huizen kon worden aangetroffen, was in de loop der jaren vele malen verbouwd, gewijzigd, vergroot en onderverdeeld. Door de gestage toevoeging van nieuwe vleugels was het hart van het Minwanabi-Iandgoed gedurende de eeuwen uitgegroeid tot een doolhof van gangen, binnentuinen en met elkaar in verbinding staande gebouwen waar maar weinig orde in te onderscheiden viel. Terwijl Papewaio haar uit de draagkoets hielp, besefte Mara met ontzetting dat ze door bedienden van en naar haar kamers zou moeten worden gebracht, aangezien ze in zo'n complex gebouw onmogelijk de weg kon vinden.  

De gangen waren krom en bochtig en alle binnentuinen leken op elkaar. Mara hoorde mompelende stemmen door half geopende schermen, sommige van bekende notabelen van het keizerrijk, doch de meeste waren haar vreemd. Toen leken ze de stemmen achter zich te laten en daalde er een stilte neer als voor het toeslaan van een roofdier in het oerwoud. Tegen de tijd dat de bediende het scherm naar haar kamers openschoof, wist Mara dat Jingu moord in de zin had. Waarom zouden ze haar anders hebben geplaatst in een donker hoekje van zijn huis, waar ze in vrijwel totale afzondering zat?  

De bediende glimlachte, maakte een buiging en zei dat er dienstmeisjes tot haar beschikking stonden als de Vrouwe van de Acoma of haar eerste adviseur hulp beliefden bij het baden of aankleden.  

'Mijn eigen bedienden volstaan,' zei Mara bits. Juist hier wilde ze geen vreemden in haar nabijheid. Zodra de dragers alle bagage hadden neergezet, klikte ze het scherm dicht. Papewaio had geen aansporing nodig om te beginnen aan een snel doch grondig onderzoek van de beide kamers. Nacoya scheen echter geheel van haar stuk. Toen besefte Mara ineens dat, afgezien van die ene korte tocht toen Mara de Anasati-zoon een verlovingsaanzoek had gedaan, de oude kindermeid waarschijnlijk haar hele lange leven nog nooit van het Acoma-landgoed af was geweest.

Haar herinneringen aan Lano verleenden Mara het inzicht tot handelen. Zodra Papewaio had bepaald dat de kamers veilig waren, liet ze hem wacht houden bij de deur. Nacoya keek haar meesteres aan. 'Als Jingu met zijn leven borg staat voor de veiligheid van zijn gasten, mogen we denk ik wel verwachten dat er een wapenstilstand van kracht is.'  

Mara schudde haar hoofd. 'Ik denk dat je wens je scherpe ogen hebben vertroebeld, oude moeder. Jingu staat met zijn leven borg voor het uitblijven van geweldplegingen door zijn mensen en door andere gasten, maar dat is alles. Hij garandeert niets met betrekking tot "ongelukjes".'  

Voor ze door angst zou worden overmand, gelastte ze Nacoya het bad in gereedheid te brengen en haar te verzorgen en aan te kleden voor het banket en haar eerste persoonlijke confrontatie met de Heer van de Minwanabi.

 

In tegenstelling tot de grote zaal van de Anasati, waar het donker en bedompt was en muf rook naar oude boenwas, was de zaal van de Minwanabi ruim en licht. Mara bleef even staan in de galerijachtige ingang om alles in zich op te nemen alvorens zich te voegen bij de gasten die zich beneden als bontgevederde vogels verzamelden. De immense ruimte was gebouwd in een natuurlijke holte op de top van de heuvel, met de ingang en het podium aan weerszijden van de verzonken vloer. Tussen de balken van het hoge plafond was door openstaande schermen de hemel te zien. Langs de bovenrand van de zaal liepen verscheidene kleine observatiegalerijen, uitzicht biedend op de vloer beneden en, via deuren naar balkons buiten, eveneens op het omringende landschap. De middelste dakbalk rustte op stenen pilaren en op de vloer kabbelde een beekje door een bedding van kiezels langs bloeiende bomen, tegelmozaïeken en een kleine vijver aan de voet van het podium. Ergens in het verleden moesten de Minwanabi een architect en een kunstenaar van ongehoorde vaardigheid in dienst hebben gehad. Sindsdien was het peil sterk gedaald, want de meest opzichtige, smakeloze kleding van alle werd gedragen door de heer en vrouwe op de verhoging. Mara kromp ineen toen ze de groen-met-oranje japon van Jingu's echtgenote zag. Ze kon wel huilen bij de gedachte dat alle omringende schoonheid werd verspild aan een vijand als Jingu.  

'De goden mogen dit huis dan hebben gezegend met uitzonderlijke weelde,' mompelde Nacoya, 'maar ze hebben weinig ruimte overgelaten voor gezond verstand, zou ik zeggen. Hoeveel insecten komen er wel niet binnen door die dakramen, om nog maar te zwijgen van stof, vuil en regen.'

Met een lankmoedige glimlach keek Mara haar oude kindermeid aan. 'Zou jij een slangennest willen bemoederen? Trouwens, de Minwanabi zullen het dak vast wel goed afsluiten bij slecht weer. Jingu's vrouw is veel te zwaar opgemaakt om zich zomaar nat te laten regenen.'

Nacoya mompelde iets over dat haar ogen niet meer zo best waren en dat ook eigenlijk nooit waren geweest, ook niet toen ze nog jong was. Geruststellend klopte Mara haar raadsvrouwe op de hand. Toen begon ze, schitterend in een met zaadparels bestikte japon, haar haren met groene strikken opgestoken, aan de afdaling naar de vloer. Papewaio volgde in gala-wapenrusting en al begeleidde hij zijn meesteres en haar eerste adviseur naar een sociaal treffen, de waakzaamheid waarvan hij blijk gaf hoorde eerder thuis op het slagveld. In de meeste opzichten waren Tsuranese staatsbijeenkomsten gevaarlijker. Onder de maniertjes en de mooie kleren schuilden heftige ambities, en door het onophoudelijk wisselen der bondgenootschappen binnen het Spel van de Raad kon iedere aanwezige heer binnen een ommezien van een vriend een vijand worden. Slechts weinigen zouden aarzelen om de Acoma kwaad te berokkenen als hun eigen positie daardoor sterker zou worden. En op Minwanabi-terrein zouden anderen, die normaal niet met Mara's huis in onmin leefden, kunnen meewaaien met de heersende politieke wind.

Met haar eenvoudige smaak was Mara niet onder de indruk van groot vertoon van rijkdom. Haar ingetogen manier van kleden versterkte de indruk die ze bij de heren en vrouwen rondom haar reeds had gewekt. De meesten zagen haar als een jong en onervaren meisje dat haar huis door een huwelijk had ondergebracht bij de machtiger Anasati. Maar nu Buntokapi was overleden, was zij weer vogelvrij. Mara liet dit misverstand maar voor wat het was. Het verhoogde haar kansen om her en der wat nuttige informatie op te pikken uit losse opmerkingen.  

Aangekomen bij de voet van de verhoging besteeg ze de trap om de Minwanabi-heer te begroeten. Onderwijl keek ze naar de gezichten van haar gelijken en lette goed op wie er met wie stond te praten. Haar tempelopleiding kwam haar nu goed van pas om haar evenwichtigheid te bewaren. Ze reageerde beleefd als mensen haar groetten, maar liet zich niet in slaap sussen door een vriendelijke glimlach en hartelijke woorden.

Jingu van de Minwanabi bezag haar nadering met de hongerige blik van een jaguna. Toen Mara boven aan de trap kwam, zag Mara hem het gesprek met zijn adviseur afbreken. Ze aarzelde even, want dit was de eerste keer dat ze de oudste vijand van haar familie in het gezicht keek. De Heer van de Minwanabi was een corpulent man. Het was duidelijk dat hij sinds zijn jeugd geen wapenrusting meer had gedragen, maar zijn ogen fonkelden nog steeds listig en kwaadaardig. Rond zijn polsen droeg hij paarlenkettingen, en de schelpornamenten die rond zijn kraag bungelden glommen van het zweet dat langs zijn hals stroomde. De buiging die hij ter begroeting maakte was net iets minder diep dan aan een Regerend Vrouwe verschuldigd was. 'Mijn Vrouwe van de Acoma,' zei hij, zijn stem even gezwollen en zalvend als zijn voorkomen, 'het doet ons zulk een deugd dat u bent gekomen om met ons de Krijgsheer te eren.'  

Zich er scherp van bewust dat de ogen van alle edelen in de zaal op haar waren gericht om te zien hoe ze op deze kleinering zou reageren, antwoordde Mara op gelijke wijze, haar buiging te ondiep en te kort. 'Wij danken de Heer van de Minwanabi voor zijn vriendelijke uitnodiging.'

Geïrriteerd door Mara's evenwichtige houding wenkte Jingu iemand op het podium naar voren. 'Er is hier iemand die u, naar ik meen, al kent.' Zijn lippen krulden zich in een verwachtingsvolle grijns.

De Vrouwe van de Acoma vertoonde geen reactie bij het zien van de vrouw die door Jingu naar voren was geroepen. Arakasi had haar al gewaarschuwd dat Teani deel uitmaakte van het Minwanabi-huishouden. Maar het feit dat Buntokapi's voormalige minnares tot Jingu's binnenste kring had weten door te dringen deed Mara een ogenblik aarzelen. Deze vrouw was misschien slimmer dan ze had gedacht. Ze was duidelijk een gunstelinge, gehuld als ze was in zeldzame zijde en juwelen, een ketting van hoogst zeldzaam metaal rond haar slanke hals. Maar sieraden en schoonheid konden de lelijkheid van haar karakter niet geheel verbergen. In de fraaie ogen waarmee ze Mara aankeek, brandde een ijzingwekkend intense haat. Mara wist dat ze zich door het erkennen van een vrouw van Teani's status onnodig hoffelijk zou betonen. Bovendien kon het worden uitgelegd als een erkenning van zwakheid. Daarom richtte Mara zich uitsluitend tot Jingu. 'Mijn adviseur en ik zijn zojuist gearriveerd na een lange en vermoeiende reis. Wil mijn heer ons wellicht onze plaatsen wijzen, opdat we enige verfrissingen kunnen gebruiken voordat het banket en de festiviteiten beginnen?'  

Met een dikke vinger herschikte Jingu de franjes aan zijn kostuum. Vervolgens liet hij iets koels te drinken brengen en terwijl hij wachtte tot de bedienden hem hadden ingeschonken, streelde hij afwezig Teani's arm, hetgeen door zijn vrouw werd genegeerd. Toen het voor iedereen zonneklaar was dat hij pas aan de wensen van zijn Acoma-gasten tegemoet zou komen nadat zijn eigen verlangens waren vervuld, knikte hij naar een bediende. 'Breng vrouwe Mara en haar bedienden naar de derde tafel van achteren, bij de ingang naar de keukens, zodat haar gezelschap des te sneller kan worden bediend.' Zijn dikke buik schudde van het lachen om zijn eigen vindingrijkheid.  

Een vrouwe van rang zou deze onbeschaamdheid wel vernederend genoeg hebben gevonden, maar voor Teani was het niet voldoende. Nijdig omdat Mara haar had genegeerd zei ze: 'U zou haar bij de slaven moeten zetten, mijn heer. Iedereen weet immers dat het aanzien van de Acoma berust op de welwillendheid van de Anasati en dat zelfs heer Tecuma's bescherming tanende is na de dood van zijn zoon.'

Deze belediging was te groot om onopgemerkt voorbij te laten gaan. Zich nog steeds niet verwaardigend om Teani direct aan te spreken, beet Mara nadrukkelijk in het aas dat Jingu haar voorhield. Met een blik als van steen keek ze hem recht in zijn dikke, lachende gezicht. 'Mijn heer van de Minwanabi, iedereen weet van uw... ruimhartigheid, maar het leek me dat zelfs u er weinig heil in zou zien de afdankertjes van een andere man te onderhouden.'

Jingu legde zijn arm rond Teani's schouders en drukte haar slanke lijf tegen het zijne. 'U vergist zich in de omstandigheden, vrouwe Mara. Deze vrouw is door geen enkele man verworpen, zij was alleen een maîtresse die haar vorige meester heeft overleefd. Ik zeg het u maar een keer. Teani is een gewaardeerd lid van mijn huishouden.'

'Uiteraard,' zei Mara met een niet noemenswaardige buiging ter verontschuldiging. 'Gezien uw alom bekende smaak zal ze u beslist goed dienen, Jingu. Ook wijlen mijn echtgenoot had niets te klagen,' - heel even wierp ze Teani een blik toe - 'maar Buntokapi was dan ook wat grof in zijn voorkeuren.'  

Teani's ogen schoten vonken. Het feit dat Mara geen enkele moeite nam om direct op haar belediging te reageren maakte de courtisane furieus. De Heer van de Minwanabi was geenszins in zijn nopjes. Deze kleine pseudo-maagd uit Lashima's tempel toonde zich allerminst overdonderd door de kleinerende behandeling. Ze had zelfs stand weten te houden tijdens deze eerste woordenwisseling. En aangezien zijn huisknecht al bij haar stond om de Acoma en haar gevolg naar hun plaatsen te brengen, restte Jingu geen andere fatsoenlijke mogelijkheid dan haar te laten gaan.  

De festiviteiten verstreken langzaam voor Mara. Het eten, de muzikanten en de danseressen waren allemaal van de hoogste kwaliteit, maar aan de tafel bij de keuken was het heet, lawaaierig en druk door het voortdurend langs lopen van bedienden. Nacoya werd misselijk van de hitte en de kookluchtjes en ruim voordat de eerste gang van het banket was opgediend, maakte Papewaio al een gespannen indruk. Door het onophoudelijke voorbijgaan van vreemden van en naar de keuken bleef hij scherp op zijn hoede, vooral omdat er op elk dienblad wel dingen lagen die in geoefende handen wapens waren. Hij had Mara's opmerking over 'ongelukjes' ook gehoord en al was het niet erg waarschijnlijk dat de Heer van de Minwanabi in alle openheid een moord zou laten plegen, Teani's giftige blik liet Mara geen moment los. De hele maaltijd bleef de eerste slagleider van de Acoma daarom uiterst waakzaam. Toen het nagerecht van zeldzame ijssoorten ten slotte werd afgeruimd, legde Papewaio even een hand op de schouder van zijn meesteres. 'Vrouwe, ik stel voor dat u zich voor het donker in uw kamers terugtrekt. De gangen zijn ons vreemd en als u wacht tot het de Minwanabi behaagt, hebben de bedienden die hij stuurt om u te brengen misschien wel andere instructies.'  

Mara keerde terug van een lange periode van geconcentreerd nadenken. Haar haar was keurig gekapt en ze maakte een wakkere indruk, maar onder haar ogen zaten donkere kringen van vermoeidheid. 'We moeten een manier zien te vinden om bericht te sturen naar de kazerne, zodat Arakasi weet in welke kamer hij een boodschap moet achterlaten als dat nodig mocht zijn.'  

'We kunnen niets doen zonder ontdekking te riskeren, vrouwe,' antwoordde Papewaio grimmig. 'Vertrouw op Arakasi. Zijn agenten kunnen zonder gevaar contact met hem opnemen en als het nodig is weet hij u wel te vinden.'  

Inmiddels waren de bedienden de zaal aan het ontruimen voor een acrobatenvoorstelling en omdat Mara zich door het slepen met tafels niet verstaanbaar kon maken, knikte ze slechts. Ze klopte Nacoya op de arm en stond op om zich te verontschuldigen bij de Heer van de Minwanabi. De hoofdpijn die haar teisterde was echt genoeg en aangezien de Krijgsheer niet voor de volgende ochtend zijn opwachting zou maken, zou haar vertrek geen aanstoot geven. Bovendien bevestigde ze daarmee de indruk dat ze jong en onervaren was en alle gevoel voor subtiliteit miste, en als ze de gasten in die waan kon laten, won ze misschien enig respijt om op adem te komen en een verdedigingstactiek uit te denken. De Minwanabi zou er grote moeite mee hebben zijn snode plannen te vervolmaken onder de ogen van zoveel rivalen die op zoek waren naar een gelegenheid om van hem te profiteren.  

Mara stuurde de bediende die de tafel afruimde naar de verhoging om de heer van haar vertrek op de hoogte te brengen. Tegen de tijd dat het nieuws ter plaatse was en het dikke gezicht van de grote heer door een zelfvoldane grijns werd gespleten, was de tafel waaraan de Acoma had gegeten al verlaten. Zwelgend in deze kleine triomf merkte Jingu niet dat ook Teani was verdwenen.

 

De blauwe zijden sjaal rond Teani's haar fladderde achter haar aan. Met grote haast liep ze door een van de kleinere gangen van het grote huis, zonder de tijd te nemen het over haar schouders vallende rossige haar opnieuw op te binden. De kamer van slagleider Shimizu lag aan de andere kant van de volgende binnentuin en ze hoefde niet meer voorzichtig te zijn. De enige die ze hier rond dit uur kon tegenkomen, was de slaaf die de olielampen aanstak. Met een geheimzinnige glimlach glipte Teani door het laatste scherm. Deze avond was die slaaf laat, druk als hij het had met het verzorgen van Jingu's gasten. Die oude jaguna kon erg vrekkig zijn als het ging om het welzijn van zijn staf. Naar de mening van de grote heer ging politiek altijd voor, een trekje waar zijn officieren lang niet altijd blij mee waren.

In de gouden glans van het maanlicht dat in de binnen tuin viel, bleef Teani staan om de kraag van haar gewaad los te maken. Ze zette de hals ver genoeg open om een uitdagende hoeveelheid van haar borsten te ontbloten en liet haar witte tanden flitsen in een glimlach. Vannacht zou die kleine magere Acoma-teef sterven, als ze het handig aanpakte. Wat zou het heerlijk zijn om haar te horen gillen.

Aan de andere kant van de tuin stond het scherm van Shimizu's kamer op een kier. Daarachter brandde licht dat een vervormde schaduw wierp van een man die met een fles op zijn kussens zat.

Hij zit weer te drinken, dacht Teani vol walging, en alleen maar omdat ze langer in de grote zaal was gebleven, vruchteloos pogend Jingu zover te krijgen dat hij zijn plannen voor Mara's executie zou herzien. De concubine wilde dat genoegen voor zichzelf. Het feit dat haar heer die taak niet aan haar wilde overlaten, liet Teani geen andere keus dan hem slimmer af te zijn.

Haar haren over haar nu bijna blote schouders werpend liep de concubine verder naar het openstaande scherm. Ze ging zo stil naar binnen dat de donkerharige man haar eerst niet eens opmerkte. Teani benutte dat ogenblik om hem te bestuderen.

Shimizu, eerste slagleider van de Minwanabi, stond bij zijn medesoldaten bekend als een man met een verregaande trouw; rotsvaste overtuigingen en een openhartige persoonlijkheid. Zijn snelle reflexen en zijn bijkans feilloze inzicht op het slagveld hadden hem al vroeg promotie bezorgd. Zijn gezicht was nog jong voor iemand met zijn positie, ongetekend, op de tijdens de uitoefening van zijn vak opgelopen littekens na. Zijn enige slechte eigenschap was zijn lichtgeraaktheid, waardoor hij zonder waarschuwing soms enorm uit zijn slof kon schieten. Zijn ogen waren half gesloten, zijn stemming moeilijk te peilen, behalve wanneer hij had gedronken. In de nukkig naar voren gestoken onderlip las Teani frustratie - van het norse, explosieve soort dat mannen hebben die door hun geliefde zijn vergeten. Teani feliciteerde zichzelf met het feit dat ze deze man zo keurig om haar vinger had weten te winden. Hij was een idioot, wist ze, van binnen ziek van verlangen naar haar lichaam, emotioneel nog zo onvolwassen dat hij begeerte verwarde met liefde. En aan het zweet dat glom op zijn gespierde borst zag Teani dat ze Shimizu kon laten doen wat ze wou, als een werktuig dat geheel op haar was afgestemd - zoals zoveel anderen waren geweest, mannen en vrouwen.

Behalve Mara. De Vrouwe van de Acoma had zich niet door haar laten vangen.

Teani riep haar meest uitnodigende glimlach te voorschijn en stak van achteren een hand uit naar de bezwete huid van Shimizu's schouder. Hij schrok verschrikkelijk en zijn hand greep naar het zwaard dat hij altijd binnen handbereik hield. Suizend kwam de kling uit de schede en met een dodelijke zwaai op haar af, tot Shimizu met een schok zijn geliefde herkende. De rand trof zachte zijde en hield stil, op een haar na verwondend.

'Vrouw!' Shimizu's gezicht werd bleek, toen rood van woede, enerzijds omdat ze zo laat was en anderzijds omdat ze zo stiekem was binnengekomen. Toen hij zijn evenwicht hervond, zag hij een rare glans in haar ogen. Haar lippen stonden een beetje open, alsof het zwaard een te omhelzen minnaar was geweest. Haar tepels waren stijf en ze hijgde, opgewonden door de tinteling van het vlijmscherpe zwaard op haar huid. Het zien van haar perverse genoegens was enigszins ontgoochelend en met duidelijk vertoon van walging borg hij zijn wapen op. 'Je bent gek, vrouw, ziek in je hoofd. Ik had je wel dood kunnen steken.'

Maar de woede en de walging bleven niet lang. Toen Teani haar gezicht ophief en haar borsten stevig tegen zijn hemd drukte, schoot Shimizu's hoofd hunkerend omlaag en drukte hij zijn lippen vurig op haar vlees, dat heet was van de lichte aanraking met de dood. Ze had hem ontrafeld als een kluwen. Iedere streling deed hem smelten tot op het merg. Niet in staat zijn vreugde om haar komst te onderdrukken, greep Shimizu met zijn vingers naar de lusjes die haar japon dichthielden. 'Kun je blijven, mijn liefste? Zeg me dat Jingu het druk heeft met zijn gasten en dat je vannacht niet terug hoeft naar zijn bed.'

Teani liet haar tong over zijn oor glijden en blies haar hete adem in zijn hals. 'Jingu verwacht me niet terug in zijn kamer,' loog ze. Toen, wachtend tot zijn vingers wat aanhoudender aan haar kleren trokken, duwde ze hem weg. 'Maar ik kan vannacht niet blijven.'

Shimizu fronste zijn wenkbrauwen, zijn ogen plots hard in het licht van de olielamp. 'Waarom niet? Heb je soms ergens iemand die je beter bevalt?'

Lachend liet Teani hem nog even spartelen voordat ze haar gewaad van haar schouders liet glijden en haar prachtige borsten ontblootte. Shimizu deed zijn best om streng te blijven, maar zijn aandacht was duidelijk elders. 'Ik hou van geen ander, mijn prachtige krijger.' Ze zei het met net genoeg sarcasme in haar stem om hem een beetje in twijfel te laten. 'Het zijn staatsaangelegenheden die mij vannacht bij je vandaan houden. Dus wil je de tijd die we hebben verspillen of ga je...' En ze kreunde, zacht bijtend toen hij haar woorden onderbrak met zijn lippen. Maar deze keer hield ze zich opzettelijk in om zijn gedachten niet te ver af te leiden.

Zijn handen werden ruw op haar als zijde zo gladde huid en zijn stem werd eisend. 'Waarom ben je dan zo lang weggebleven?'

Met gepaste irritatie wierp ze haar goudglanzende haar over haar schouders. 'Wat ben jij wantrouwig. Ben je soms bang dat jouw zwaard niet genoeg is om een vrouw te plezieren?' Ze maakte zich van hem los, zowel om te plagen als om hem een beter zicht op haar halfnaakte lichaam te verschaffen.

Opnieuw fronsend greep Shimizu haar bij de schouders, maar nu liet Teani zich boterzacht tegen hem aan vleien. Vaardig gleden haar vingers door de insnijding van zijn gewaad. Hij verstijfde van gespannen opwinding toen ze met haar nagel langs de binnenkant van zijn dij schraapte.

'En zo'n machtig zwaard,' murmelde ze, haar ogen half geloken, met getuite lippen glimlachend. 'Mijn heer van de Minwanabi heeft me opgehouden met langdradige instructies. Het schijnt dat hij de Acoma-teef dood wil zien en dat ik degene ben die het vuile werk mag opknappen.'

Ondanks dat haar handen hun doel hadden gevonden en streelden waar hij dat het liefste had, trok Shirnïzu zich terug. Meteen wist Teani dat ze te snel was geweest, of zich misschien had vergist in de manier waarop ze het bracht. Onmiddellijk bukte ze zich, met haar haren langs zijn dijen strijkend terwijl ze hem plaagde met haar tong.  

Het duurde even voordat Shimizu reageerde, toen drukten zijn handen op haar rug en klonk zijn stem dromerig boven haar: 'Toch is het vreemd, mijn liefste, dat mijn heer zulke instructies heeft gegeven.'  

Teani kwam overeind en begon de riemen van zijn sandalen los te maken, waarbij ze haar harde tepels langs zijn knieholtes liet glijden zodat zijn opwinding nog groter werd. 'Waarom is dat zo vreemd?' vroeg ze terloops.

'Omdat mijn heer me gisteren vertelde dat het Acoma-meisje moest sterven, maar dat hij haar eerst mentaal wilde breken. Haar doodsbang maken, zei hij, door haar bedienden en volgelingen een voor een te doden zodat ze helemaal alleen is als hij toeslaat.' Shimizu zweeg plotseling en bloosde toen hij besefte dat hij te loslippig was geworden. Hij sloeg een vuist in haar roodgouden haar en trok Teani weg bij de sandaal die ze aan het losmaken was. 'Volgens mij lieg je, vrouw. Jij gaat Mara helemaal niet vermoorden, jij gaat vannacht paren met een ander.'

Teani's ogen fonkelden, deels van opwinding, want geweld hitste haar op, maar ook omdat mannen zo lachwekkend voorspelbaar waren. Ze ontkende zijn beschuldiging niet, maar tartte hem verder door te zeggen: 'Waarom denk je dat ik lieg?'

Shimizu greep haar polsen en trok haar ruw tegen zich aan. 'Ik zeg dat jij liegt omdat mijn orders voor morgennacht luiden om een valse inbraak op touw te zetten en ervoor te zorgen dat Papewaio, slagleider van de Acoma, dood bij Mara op de drempel ligt. Dus waarom zou mijn heer van de Minwanabi, zonder deze orders in te trekken, jou vertellen om dat meisje vannacht aan Turakamu te geven?'

Heet geworden van zijn behandeling en ontspannener door het belachelijke gemak waarmee ze zijn ego zodanig had geprikkeld dat hij zijn geheime opdracht eruit had geflapt, hief Teani uitdagend haar kin op. 'Hoe moet ik nou weten wat er in het hoofd van een groot man omgaat?' Ze keek hem aan om zich ervan te vergewissen dat zijn honger nog steeds woedde. 'Mijn liefste, je kunt niet meer helder denken van jaloezie. Zullen we het op een akkoordje gooien om je gevoelens te sussen? Ik blijf vannacht hier bij jou en zeg Minwanabi dat ik Mara van de Acoma niet met mijn mes heb kunnen bereiken. Maar in ruil daarvoor moet jij mijn eer herstellen door morgen tegelijk met Papewaio ook het meisje te doden.'

Shimizu zei niets, maar trok Teani tegen zich aan. Zijn vingers gingen onrustig tekeer om haar uit het gewaad te werken. Ze had er niets onder aan en door de koortsachtige manier waarop hij zijn eigen hemd en gewaad uittrok, wist de concubine dat ze hem had. De gerichtheid waarmee hij te werk ging zei genoeg. Morgen zou hij doen wat ze van hem verlangde, om er zeker van te zijn dat zij van hem was en: van hem alleen, zolang de nacht duurde. Toen hij haar besteeg, dacht hij alleen aan liefde, maar de mooie courtisane met wie hij paarde reageerde met koelbloedige bedrevenheid, met als enig doel dat Mara, Vrouwe van de Acoma, morgen zou sterven met een mes in haar hart.

 

Na een lange, rusteloze nacht werd Mara moe wakker. Haar dienstmeisjes voelden haar gespannenheid aan. Zwijgend haalden ze haar kleren en vlochten ze zijden linten in haar haren terwijl Nacoya mopperde zoals ze 's morgens vroeg altijd deed. Te onrustig om te wachten op de maaltijd van de Minwanabi-huisstaf, liet Mara Papewaio opschieten met zijn dagelijkse ritueel van het scherpen van zijn zwaard en stelde toen voor te gaan wandelen langs het meer. Dit bracht haar eerste adviseur tot een wrang stilzwijgen.

Maar zolang Mara niet precies wist in hoeverre ze gevaar liep, weigerde ze een vast patroon aan te houden. Voordat ze zich onder de gasten had kunnen begeven om te zien welke bondgenootschappen sterk waren en welke verzwakten, kon ze onmogelijk inschatten hoe machtig de Heer van de Minwanabi was geworden.

 

Mara ademde diep in en probeerde te genieten van de frisse lucht en het schitterende zonlicht op het water. De wind joeg rimpels over de zandbanken en de vissersboten dobberden aan hun trossen, wachtend op mannen die de riemen ter hand wilden nemen. Toch bood de kalmte van het meer geen soelaas. Zich ervan gewaar dat Nacoya niet zo kwiek voorts tapte als ze van haar gewend was, stelde Mara ten slotte voor terug te gaan naar het grote huis.

'Dat is zeer verstandig, meesteres,' sprak Nacoya op een toon die zei dat een vrouwe niet behoorde te wandelen waar de zijden strikken van haar sandalen door zand en dauw konden worden bezoedeld. Maar de berisping van de oude vrouw miste kracht. Haar ogen stonden triest en in haar hart was een grote leegte nu ze zich zo ver van het Acoma-landgoed bevond. Toen ze omkeerden naar het paleiselijke huis van de Heer van de Minwanabi, met de tuinen, de banieren en de moorddadige verzameling gasten, nam Papewaio haar bij de arm en ondersteunde haar zonder permissie te vragen.  

De receptie ter verwelkoming van Krijgsheer Almecho begon halverwege de ochtend, al zou de hoogwaardigheidsbekleder die daarmee werd geëerd waarschijnlijk pas in de middag arriveren. Toen Mara de grote zaal betrad waren de meeste edellieden al bijeen, gepluimd, behangen meyjuwelen en gretig van ambitie. Het Spel van de Raad doordrong alle aspecten van het Tsuranese leven, doch het meeste nog de extravagante staatsaangelegenheden. De gasten mochten dan wandelen onder de franjes van baldakijnen, voortreffelijk bereide schotels eten en verhalen met een hoog voorouderlijk gehalte uitwisselen of soms zelfs een weddenschap of een handeltje afsluiten, maar alle aanwezige heren hielden hun gelijken scherp in de gaten om te zien wie er bij wie in de gunst probeerde te komen en in het bijzonder wie zich in stilte terugtrok of, nog veelzeggender, geheel en al afwezig was. Samen met alle anderen lette Mara op de gezichten en de huiskleuren, zich ervan bewust dat ook zij in de gaten werd gehouden. De Heer van de Techtalt en zijn zoon knikten haar amper zichtbaar toe, wat aangaf dat velen afwachtten tot de positie van de Acoma was gestabiliseerd voordat ze zich openlijk met haar vertoonden. Handig deed ze de hele kwestie af als iets onbeduidends door Nacoya mee te nemen naar een tafel en een bediende opdracht te geven een lichte maaltijd te brengen. Wel zorgde ze ervoor alleen dingen te bestellen die ze bij andere gasten op tafel had gezien, en toen het voedsel kwam, lieten ze het zich goed smaken, alsof hun eetlust geenszins door zenuwen was aangetast. Papewaio zag het en zou hebben geglimlacht als het protocol hem daar niet van zou hebben weerhouden. Zelfs voor dergelijke subtiele nuances had Mara dus kennelijk oog - alleen door haar het ontbijt te onthouden kon de zenuwachtige Nacoya ertoe worden aangezet om onder zulke hoge druk een maaltijd tot zich te nemen. Deze daad miste zijn uitwerking niet op de gasten die toekeken. Een paar knikten vol heimelijke bewondering en anderen fluisterden achter hun hand. Weer anderen waren zich totaal onbewust van de Acoma-aangelegenheden, daar zij bezig waren met het smeden van hun eigen plannen.  

Mara hoorde de Heer van de Xacatecas diep in zijn keel lachen. Hij had iets gezegd waarvan de derde zoon van de Ling bleek ineenkromp. De telgen van de Xosai schenen overal te zijn waar men keek en de uit het noorden afkomstige vrouw van de Kaschatecas flirtte schaamteloos met de eerste adviseur van de Chilapaningo. Deze hoogwaardigheidsbekleder stond zo stijf als gelooide nidrahuid. Zeer waarschijnlijk stierf hij duizend doden onder haar aandacht, maar ze sprak zo vlug en hield zijn mouw zo stevig vast dat hij zich niet kon excuseren.

De grote verscheidenheid aan kledingsstijlen en huiskleuren opmerkend, speurde Mara de menigte af. Ze bracht de gasten onder in twee categorieën: bondgenoten of zij die niet sterk genoeg waren om haar te tarten, en zij die een dreiging vormden dan wel wraak op haar wilden nemen. Aangezien de Minwanabi een van de Vijf Grote Families van Tsuranuanni was, hadden alle machtige huizen in het keizerrijk een afgevaardigde gestuurd. Zo zag Mara de Keda, de Tonmargu en de Oaxatucan, elk met hun eigen kring van vleiers. Mindere heren bleven op afstand of dongen naar gunsten. De paarse hoofdtooi van de Ekamchi-heer helde over naar diens eerste adviseur en de rode gewaden van de Inrodaka vloekten met de kledij van twee bedienden wier livrei Mara niet herkende. Na alle aanwezige gasten te hebben bekeken, kreeg Mara het ineens koud. Nergens zag ze een rood-met-geel hemd.  

Alsof ze haar onbehagen voelde, duwde Nacoya de restanten van haar maaltijd van zich af. 'Ik zie de Heer van de Anasati nergens,' zei ze met klem. 'Als de goden hem geen vertraging hebben bezorgd, mijn dochter, verkeren uw zoontje en u in groot gevaar.'

Nacoya hoefde niet verder uit te weiden: het ontbreken van een prominente familie was van politieke betekenis en een van de onbeduidender aspecten daarvan was dat Tecuma's eed om de Acoma omwille van Ajiki te beschermen alleen van kracht was wanneer hij of zijn oudste zoon aanwezig was. Zonder bescherming van de Anasati beschikte Mara over slechts vijftig krijgers, die bovendien buiten haar bereik waren ondergebracht. Nu kreeg de koele begroeting van de Techtalt een nieuwe betekenis, want het leek erop dat Buntokapi, door de Krijgsheer te beledigen, de naam Anasati meer schade had berokkend dan Mara had verwacht. Haar woede nam dienovereenkomstig toe. De Heer van de Minwanabi dacht zeker dat hij sterk genoeg was om de Acoma uit te wissen en de oorlog te winnen die zou uitbreken wanneer Tecuma zijn leger zou sturen om Ajiki's titel te verdedigen.

'U had deze uitnodiging nooit moeten aannemen,' fluisterde Nacoya.

Mara maakte fel een ontkennend gebaar. Zelfs het feit dat er nu twee huizen ernstig in gevaar waren, kon niets afdoen aan haar vastbeslotenheid. Ze zou overleven, de nederlaag doen omslaan in een zege als het lot haar de geschikte wapenen zou leveren. Maar het ontbreken van een bondgenoot op wie ze had gerekend, baarde haar zoveel zorgen dat het haar ontging dat Teani laat op de receptie verscheen en dat er telkens als ze een blik in Mara's richting wierp een heimelijke, zelfingenomen uitdrukking op haar gezicht verscheen. En ook stond de Vrouwe van de Acoma niet snel genoeg op van haar tafel om de Heer van de Ekamchi te ontlopen, die kwaadaardig grijnzend naast haar opdook.

'Goedendag, Vrouwe van de Acoma. Wat een verrassing dat u niet een van uw nieuwe cho-ja-krijgers hebt meegebracht om op uw gezondheid te letten.'

Stijfjes maakte Mara een buiging. De dikkerd toonde een onkarakteristieke brutaliteit. 'Ik geniet een stralende gezondheid, Heer van de Ekamchi. En bescherming heb ik genoeg, met Papewaio aan mijn zij.'

De Heer van de Ekamchi trok een grimas, want hij had goede reden zich de onverschrokkenheid van de eerste slagleider van de Acoma te herinneren. Toch was er iets dat hem door deed zetten, wat voor Mara een teken was dat hij meer wist van verschuivende bondgenootschappen dan zij. Zonder het te weten haar vader imiterend koos ze voor doortastendheid en bracht de kwestie zelf ter sprake voordat dat onder minder gunstige omstandigheden kon gebeuren. 'Wellicht hebt u de laatste tijd nog met Tecuma van de Anasati gesproken?'

'Ach!' Even was de Heer van de Ekamchi overdonderd, maar in zijn ogen fonkelde triomf toen hij zijn evenwicht hervond. 'Het spijt me u te moeten vertellen dat onze gastheer, de Heer van de Minwanabi, Tecuma van de Anasati niet heeft uitgenodigd voor dit feest. Hij wilde de Krijgsheer liever niet herinneren aan de onaangename, zeg maar kleinerende uitlatingen die aan het adres van deze waardige man zijn gedaan door de zoon die zich door het huwelijk met de Acoma heeft verbonden.'

'Buntokapi is in ere gestorven,' zei Mara op bijtende toon. 'U verlaagt uzelf door kwaad te spreken van de doden.' Het was een waarschuwing en een uiting van twijfel omtrent de Ekamchi-eer als het onderwerp niet met rust werd gelaten.

Met een hatelijkheid van zijn kant trok de heer die haar had beledigd zich terug. 'Maar Tecuma had toch niet kunnen komen, ook al waren de omstandigheden anders geweest. Hij heeft het druk, zo heb ik gehoord, aangezien zijn rijkste handelskaravaan is aangevallen, waarbij de bewakers tot de laatste man zijn gedood. Hij is al zijn goederen en ook nog tweehonderd krijgers kwijtgeraakt aan een hoogst gevaarlijke dievenbende.' De Ekamchi-heer glimlachte, want hij wist net zo goed als Mara dat zo'n slachting nooit kon worden aangericht door een groep verschoppelingen. Eén van de grote huizen had een brutale zet tegen de Anasati gedaan en van die grote huizen was er maar een die was verwikkeld in een bloedvete met de Acoma, het huis dat Tecuma als bondgenoot had weten te strikken.  

'Bid maar tot de goden voor de gezondheid van uw zoontje,' zei de Heer van de Ekamchi met een hatelijke grijns.

Hij liep weg, Mara de kans ontnemend iets terug te zeggen. Dat zo'n kleine heer het waagde haar te beledigen was een schok en tegelijkertijd een aanwijzing dat zelfs in de ogen van de onbelangrijkste vijanden haar dood zo goed als zeker was.