10 Krijgsheer
De bedienden haastten zich.
Even opgejaagd als de rest van de huishoudstaf door het komende bezoek, repte Nacoya zich door gangen waar het wemelde van mensen die de laatste voorbereidingen aan het treffen waren. De kunstenaars droogden hun kwasten nadat ze de schermen hadden opgeknapt en er ging een hele stroom slaven van en naar de keukens met dranken en spijzen die speciaal waren gekocht voor het genoegen van de gasten. Mopperend baande Nacoya zich een weg door de drukte. Haar botten waren veel te oud om zo gehaast te doen. Een drager met een immense lading kussens ontwijkend, trof ze eindelijk haar meesteres in het afgezonderde deel van de binnentuin, waar ze onder een joöboom zat, haar zoontje naast zich, slapend in een mandje, en haar handen rustend op een deken waarop ze voor Ajiki dierfiguurtjes aan het borduren was. Te oordelen naar de hoeveelheid werk die nog moest worden gedaan, had de vrouwe het grootste deel van de middag niet aan haar naald en draad gedacht. Niet voor het eerst vroeg de oude kindermeid zich af wat het meisje voor plannen had. Zoals haar gewoonte was geworden sinds Buntokapi de heerschappij had overgenomen, maakte ze een buiging zonder zich eerst aan te dienen.
'Breng je bericht van de gasten?' vroeg Mara zacht.
'Ja, meesteres.' Nacoya keek aandachtig, maar kon geen spoor van nervositeit ontdekken bij het jonge meisje dat zo rustig op de kussens zat. Haar zwarte haren waren glanzend geborsteld, keurig naar achteren gebonden en vastgespeld met juwelen. Haar kostbare japon was geenszins opzichtig en de ogen die ze opsloeg naar Nacoya waren ondoorgrondelijk zwart.
'Het Anasati-gevolg heeft de grenzen van het Acoma-terrein bereikt,' hervatte de oude vrouw op strenge toon. 'Uw koerier maakt melding van vier draagkoetsen, vierentwintig lijfbedienden en twee voltallige compagnieën krijgers, de ene onder de Anasati-banier en de andere in het Keizerlijk wit. Er zijn zes officieren bij die een eigen onderkomen verdienen.'
Overdreven zorgvuldig vouwde Mara de half voltooide deken op en legde hem weg. 'Ik neem aan dat Jican alles heeft geregeld?'
Nacoya gebaarde instemmend. 'Het is een uitstekend hadonra, vrouwe. Hij houdt van zijn werk en heeft weinig toezicht nodig, iets wat mijn heer best eens zou mogen waarderen. Hoe zou hij anders tijd hebben voor zijn drukke bezigheden in de stad?'
Mara ging daar niet op in. In plaats van haar geheimen met haar grootste vertrouwelinge te delen, zei de Vrouwe van de Acoma haar dat ze kon gaan. Daarop klapte ze kordaat in de handen om haar dienstmeisje en vroeg of Ajiki kon worden overgedragen aan de zorg van de dagoppas. Een andere bediende haalde de met juwelen bezette mantel die de gepaste tooi was om gasten van hoge rang in te begroeten. Tijdens het schikken en bevestigen bleef Mara geduldig staan, haar gezicht een masker van geslotenheid. Tegen de tijd dat ze gereed was om de Krijgsheer, heer Almecho, en Tecuma, Heer van de Anasati, te ontvangen, was ze net een klein meisje in het ornaat van een groot vrouwe, behalve dan dat haar ogen hard als vuursteen waren.
Keyoke, Jican en Nacoya stonden al klaar om het gevolg bij aankomst te begroeten. Keyoke had zijn ceremoniële wapenrusting aan, versierd met plooiend krulwerk dat in de strijd alleen maar in de weg zat, maar uitzonderlijk mooi stond. Met een gepluimde helm en een zwaardschede met kwastjes waren zijn formele ornamenten compleet. Papewaio zag er al even schitterend uit en alle soldaten die geen wachtdienst hadden, stonden strak in het gelid om de gasten te begroeten. De groene lak van hun wapenrustingen glansde in het late zonlicht. Tot de laatste man stonden ze trots te wachten op de Keizerlijke Garde, die al kwam aangemarcheerd tussen de voor de gelegenheid opnieuw geschilderde rijen hekken en heraangelegde tuinen. Terwijl de draagkoetsen in het midden van de stoet het huis naderden, voegde Mara zich bij de staf van haar huishouden. Van jongs af aan had ze al meegemaakt dat er staatsiebezoekers op haar vaders landgoed werden ontvangen en de ceremonie was haar vertrouwd, maar nog nooit waren haar handen tijdens die formaliteiten bezweet geweest.
Het stampen van voeten galmde door de voortuin toen de eerste compagnie krijgers binnenmarcheerde. Almecho's Keizerlijke Witten liepen voorop, omdat de Krijgsheer de hoogste in rang was. Keyoke stapte naar voren en maakte een buiging voor de bevelhebbende officier. Met Mara's toestemming wees hij vervolgens de gepluimde gastofficieren hun respectievelijke verblijven. Een elitekader van lijfwachten bleef achter om hun meester bij te staan. Met een droge mond zag Mara dat heer Almecho zes soldaten in zijn gevolg hield, het volledige aantal waar hij gezien zijn rang recht op had. Duidelijker kon de Krijgsheer niet zeggen dat hij niet was gekomen om de Acoma te eren, doch om zijn bondgenoot Tecuma, de Heer van de Anasati, een gunst te bewijzen. Door middel van een klein handgebaar gaf Mara te kennen dat Papewaio bij haar moest blijven. Met zijn aanwezigheid in ceremoniële wapenrusting liet ze weten dat ze niet van plan was zich onderdanig te gedragen in het gezelschap van iemand van superieure rang. De Acoma lieten zich niet kleineren.
'Meesteres,' mompelde Nacoya zo zacht dat niemand anders het kon horen, 'alstublieft, in naam van de goden, wees voorzichtig. Doortastend optreden is een gevaarlijke handelwijze voor een vrouwe in de afwezigheid van haar Regerend Heer.'
'Ik zal eraan denken,' fluisterde Mara, al was op haar gezicht niet te zien dat ze de waarschuwing had gehoord.
Toen arriveerden de draagkoetsen, fonkelend van kostbaar metaal. De dragers van de Krijgsheer droegen met kwastjes versierde sjerpen, donker geworden van het zweet en het stof van de reis. Zijn bedienden, allen van gelijke lengte en kleur, waren gekleed in livreien met galon. Vervolgens kwam het scharlakenrood-en-geel van de Anasati-standaard, waarachter Tecuma's erewacht marcheerde. Ook zijn bedienden waren uitgedost in dure klederpracht, want de Heer van de Anasati was een van de vele Tsurani die hun meerderen altijd probeerden de ogen uit te steken met uitgebreid vertoon van rijkdom.
Bedachtzaam keek Mara naar de metalen die tinkelend en fonkelend de Anasati-palankijn sierden. Als zijn slaven uitgleden en het ding in de rivier lieten vallen, zou hij door al die opzichtige opsmuk zinken als een baksteen, samen met haar schoonvader, dacht ze met grimmige humor, maar haar gezicht bleef onbewogen.
In de schaduw van de voortuin verloren de juwelen, metalen en rood-met-geel gelakte wapenrustingen al veel van hun glans. De dragers zetten de koetsen neer en stapten keurig in het gelid opzij terwijl de lijfknechten toeschoten om de gordijnen open te trekken en hun meesters overeind te helpen. Waardig wachtend tussen haar getrouwen nam Mara een gepaste pauze in acht om haar gasten de tijd te geven uit te stijgen en hun kleding en waardigheid te herstellen voordat ze haar kwamen begroeten. Aangezien de Krijgsheer een stevige bouw had en zijn kledij nogal wat sjerpen, linten en onderscheidingen telde, waren zijn bedienden daar minstens een minuut mee bezig. Mara ving een glimp op van de Heer van de Anasati, die reikhalzend naar het huis keek. Een frons van irritatie rimpelde zijn voorhoofd toen hij Buntokapi's afwezigheid bemerkte. Het protocol dwong hem echter zijn gezicht weer in de plooi te trekken. Achter de waaier die Tecuma voor zijn mond heen en weer bewoog, stond hij vast en zeker sissend tegen Chumaka, zijn eerste adviseur, te fluisteren. Het holle gevoel in Mara's maag werd heviger.
'Meesteres, erbij blijven!' zei Nacoya zachtjes.
Haar blik van de vijand van haar overleden vader afwendend zag Mara dat Kaleska, de eerste adviseur van de Krijgsheer, al naar voren was gekomen en een buiging maakte.
Ze boog terug. 'Welkom in het huis van de Acoma.'
Omringd door zijn soldaten en bedienden kwam de Krijgsheer achter Kaleska staan. Mechanisch sprak Mara de traditionele begroetingswoorden uit. 'Gaat het u goed?' Vervolgens wenste ze haar gasten vreugde en gerieflijkheid toe, maar tijdens het uitwisselen van de hoffelijkheden bespeurde ze heer Almecho's verwondering. Ook hij had opgemerkt dat de Heer van de Acoma ontbrak.
Mara gaf de bedienden het teken om de deuren naar het grote huis te openen. De Krijgsheer en de Heer van de Anasati keken elkaar aan. Eerste adviseur Chumaka plukte nerveus aan zijn kleding.
Na een tweede buiging deed Mara een stap achteruit om haar gasten de toegang tot de gemakken van haar huis te bieden. Gedwee bleef ze staan terwijl ze voorbijliepen, behalve toen heer Tecuma op furieuze fluistertoon informeerde waar Buntokapi zich bevond. Precies op het juiste moment deed ze haar hand omhoog om de broche op haar gewaad te herschikken, zodat zijn vraag verloren ging in het rinkelen van haar jade armbanden. En toen de Krijgsheer met dreunende stem een bediende vroeg om koude drank, was er geen tijd meer om het nog een keer te vragen zonder dat het opviel. Met een verhit gezicht volgde Tecuma zijn reisgezel naar de ruime zaal. Daar liet Mara de muzikanten spelen terwijl er dienbladen met stukjes fruit werden gebracht, ter verfrissing van haar gasten.
Eenmaal binnen, wist Nacoya onmiddellijk Kaleska en Chumaka te betrekken bij een levendige discussie over de slechte staat waarin bepaalde wegen van het keizerrijk verkeerden, vooral daar waar het de handel voor de Acoma bemoeilijkte. Met veel vertoon zorgde Mara ervoor dat haar bedienden zich meer dan voldoende bekommerden om het welzijn van de Krijgsheer en wist vervolgens op handige wijze in te spelen op 's mans ijdelheid, zodat hij begon te vertellen over de herkomst van alle onderscheidingen op zijn sjerp. Aangezien de meeste door zijn voorvaderen in de strijd waren gewonnen en de nieuwste waren ontworsteld aan een barbaarse heer tijdens een veldslag aan de andere kant van de scheuring, nam de opsomming heel wat tijd in beslag.
Het licht dat door de schermen viel werd roder. Tecuma ziedde in stilte, zijn eerste glas wijn geleegd. De afwezigheid van zijn zoon bracht hem duidelijk in grote verlegenheid, want het doel van zijn bezoek was de presentatie van zijn kleinzoon, een ritueel dat volgens de traditie was voorbehouden aan de heer des huizes. Tecuma wist net zo goed als Mara dat het gesprek met de Krijgsheer alleen maar een elegante manier was om tijd te winnen, om enig commentaar op Buntokapi's afwezigheid uit te stellen en misschien zelfs een belangrijk bondgenoot de schande van het moeten aanbieden van verontschuldigingen te besparen. Almecho had in zijn Alliantie voor de Krijg de steun nodig van de Keizerspartij en alles wat voor verwijdering kon zorgen tussen zijn partij en die van de Anasati diende te worden vermeden. Met iedere minuut die verstreek raakte de Anasati dieper bij de Krijgsheer in de schuld vanwege diens lankmoedigheid, waar ook Chumaka zich scherp van bewust was. Hij maskeerde zijn irritatie door te eten, zonder er acht op te slaan dat het fruit was gedrenkt in sterke drank en dat de bedienden driemaal per uur de schaal aan zijn zij opnieuw vulden.
Tegen zonsondergang verflauwde de voordracht van de Krijgsheer. Glimlachend gaf Mara hem een compliment waar zelfs een vis van zou gaan blozen en klapte in haar handen. De bedienden die daarop binnenkwamen deden de schermen open, nog op tijd voor de glorie van de vlucht waarmee de shatra's hun dag afsloten. Hun heldere, fluitende roep maakte gesprekken tijdelijk onmogelijk en toen het wonderbaarlijke natuurverschijnsel ten einde was, kwam er nog een aantal bedienden om de gasten te begeleiden naar een uitgebreid galadiner. Ondertussen was het duidelijk dat Mara's gastvrijheid een wanhopige poging was om de afwezigheid van Buntokapi te maskeren.
'Waar is mijn zoon?' siste Tecuma door opeengeklemde kaken. Rond zijn lippen verscheen een ijzige glimlach toen de Krijgsheer zijn kant op keek.
Mara knipoogde samenzweerderig. 'Het hoofdgerecht is Buntokapi's lievelingsmaal, maar het wordt zuur als het te lang blijft staan. De koks zijn de hele dag voor u bezig geweest en de jiga en het nidravlees zijn met zeldzame sauzen gekruid. Mijn allercharmantste dienstmeisje, Merali, brengt u naar uw plaatsen. Als u uzelf wilt verfrissen, zal ze een kom voor u brengen.'
Razend om wat hij beschouwde als kinderpraat liet de Heer van de Anasati zich zwetend en wel naar het avondmaal dirigeren. Door toegeknepen ogen zag hij dat de Krijgsheer tekenen van rusteloosheid vertoonde. Hij was blij dat Mara de moeite had genomen een paar priesters te laten komen om het maal te laten zegenen, en dat haar muzikanten erg goed speelden, zij het iets te hard voor het protocol.
Hij proefde nauwelijks wat als Buntokapi's lievelingsgerecht was aangeprezen. Toen Chumaka in een onbewaakt ogenblik informeerde hoe lang hij van plan was deze onzin te laten doorgaan, verslikte hij zich bijna in zijn vlees.
Mara legde haar mes neer en gebaarde naar Nacoya, die op haar beurt knikte naar een bediende in de deuropening. De muzikanten zetten een hevig aritmische melodie in en er verschenen danseressen, gekleed in weinig meer dan gaas en kralen, die een wilde dans uitvoerden in de ruimte tussen de tafels. Hun uitdagende optreden kon echter niets afdoen aan het feit dat Buntokapi van de Acoma nergens te bekennen was, al wachtten zijn vader en de meest verheven persoon in de Hoge Raad op dit moment ongeduldig op zijn komst.
Toen de danseressen rondwervelend hun dans voltooiden, kon Heer Tecuma het niet langer uithouden. Hij sprong overeind, ging daarbij in zijn haast bijna op zijn gewaad staan en bulderde dwars door de laatste noten van de muziek heen: 'Mijn vrouwe Mara, waar is uw echtgenoot Buntokapi?'
De muzikanten stilden hun snaren, op een trage vyellist na, die een kale solo schraapte tot zijn strijkstok haperde en roerloos in de lucht bleef hangen. In de stilte die viel, gingen alle ogen naar Mara, die op haar beurt naar de delicatessen staarde waarop haar koks zo hadden gezwoegd, maar waar ze nauwelijks van had geproefd. Ze zei niets. Met een tinkelend geluid legde de Krijgsheer zijn lepel neer.
Toen haar stilzwijgen op een haar na onbeleefd werd, keek ze haar schoonvader in de ogen. 'Mijn heer, vergeef ons allebei. Ik zal alles uitleggen, maar dergelijke woorden komen nu eenmaal bevalliger over wanneer de bedienden wat wijn hebben gebracht.'
'Nee!' Almecho legde zijn grote handen plat op de tafel. 'Vrouwe, het heeft nu lang genoeg geduurd! Op uw maaltijd valt niets aan te merken en uw danseressen zijn zeer begaafd, maar wij, die uw gasten zijn, laten ons niet behandelen als een stelletje idioten. Laat uw heer komen, zodat hij zich kan verklaren.'
Op Mara's gezicht stond niets te lezen, maar ze werd plotseling opvallend bleek. De Heer van de Anasati voelde het zweet parelen onder zijn kraag. 'Wel, meisje? Laat mijn zoon komen, opdat mijn kleinzoon kan worden gepresenteerd!'
Met vlekkeloze eerbied gaf Mara antwoord. 'Vader van mijn echtgenoot, neemt u mij niet kwalijk, maar ik kan niet doen wat u vraagt. Laat mijn bedienden de wijn brengen; mettertijd zal mijn echtgenoot zich verklaren.'
Met een duistere blik in zijn ogen keek de Krijgsheer haar aan. In het begin had hij het uitblijven van Buntokapi's verschijnen afgedaan als een grap, teneinde zijn oude bondgenoot niet voor het hoofd te stoten. Maar naarmate de dag verstreek, was zijn geduld langzaam ten prooi gevallen aan de hitte en het wachten. Nu kon Tecuma het voorstel van Mara niet zonder ernstig gezichtsverlies aannemen, want haar inspanningen wezen er duidelijk op dat er iets mis was. Als hij nu haar excuus slikte, toonde hij zich zwak, wat een ernstige nederlaag was in het bijzijn van het bijzondere lid van de Keizerlijke Raad. Zelfs wanneer Buntokapi zo dronken was dat hij niet meer kon lopen, was die schande niet zo groot als wanneer hij zijn vader en zijn gasten kleineerde door zich achter zijn vrouw te verschuilen.
'Wij wachten,' zei Tecuma op dodelijk vlakke toon.
Openlijk nerveus, doch niettemin onschuldig, antwoordde Mara: 'Ja, vader van mijn echtgenoot, dat is zo.'
De stilte die volgde was oorverdovend.
De muzikanten zetten hun instrumenten neer en de danseressen verlieten de zaal. Toen het voor iedereen pijnlijk duidelijk werd dat de Vrouwe van de Acoma niet van plan was zich nader te verklaren, zag de Anasati-heer zich opnieuw gedwongen in te grijpen.
Alsof hij moest vechten tegen de neiging om te schreeuwen, vroeg Tecuma: 'Hoe bedoelt u, dat is zo?'
Mara's ongemak nam toe. Zonder haar schoonvader aan te kijken, zei ze: 'Mijn echtgenoot wil dat u op hem wacht.'
Hierop legde de Krijgsheer het koekje neer waarop hij had zitten knabbelen, met een verwarde uitdrukking op zijn gezicht. 'Buntokapi wil dat wij op hem wachten? Dus hij wist dat hij te laat zou zijn om ons te begroeten?'
Almecho slaakte een zucht, alsof er een groot gewicht van hem was afgevallen. 'Dus hij heeft bericht gestuurd dat hij later kwam en dat u ons moest onderhouden tot hij er was, is dat het?'
'Niet precies, mijn heer,' zei Mara, nog roder wordend.
Tecuma leunde naar voren. 'Wat heeft hij dan wel precies gezegd, Mara?'
Als een gezen tegenover een slang begon Mara te beven. 'Zijn exacte woorden, vader van mijn echtgenoot?'
Tecuma sloeg met zijn handen op tafel en alle borden sprongen kletterend omhoog. 'Zijn exacte woorden, ja!'
Chumaka zat te knipperen met zijn ogen als een nachtvogel die gevangen was in een heldere lichtbundel. Zelfs in zijn benevelde staat voelde hij dat er iets mis was, en zijn intuïtie deed zich gelden. Zich voorover buigend probeerde hij de mouw van zijn meester te pakken. Maar hij verloor bij deze manoeuvre zijn evenwicht en met een blazende uitroep die niet in overeenstemming was met zijn waardigheid moest hij moeite doen om niet te vallen. 'Mijn heer -'
Tecuma's blik bleef onwrikbaar op zijn schoondochter gericht.
Mara, het toonbeeld van nerveuze onschuld, zei: 'Mijn heer en echtgenoot zei: "Als de Krijgsheer komt, wacht hij maar mooi tot het mij uitkomt.' "
Chumaka staakte zijn poging om bij Tecuma's bungelende mouw te komen en liet zijn vuist in de kussens zakken. Verstard keek hij toe hoe Tecuma's gezicht langzaam verbleekte. Toen zwierf zijn blik langs de met tientallen zeldzame schotels beladen tafel en de roerloze gasten naar Almecho.
De Krijgsheer aller Tsurani zat stokstijf op zijn kussens en zijn gelaat werd langzaam donkerrood. Zijn ogen werden brandende kolen van ternauwernood beheerste razernij. Zijn stem sneed als een scherf vuursteen door de stilte. 'Wat heeft mijn heer van de Acoma nog meer over mij gezegd?'
Met een hulpeloos gebaar wierp Mara een blik op Nacoya. 'Mijne heren, ik... ik durf het niet te zeggen. Ik smeek u te wachten op mijn echtgenoot, zodat hij u zelf kan antwoorden.'
Rechtop zittend, klein en aandoenlijk breekbaar in haar staatsiegewaad, leek het meisje weg te zinken in de kussens waarop ze zat. Meelijwekkend was het juiste woord voor de aanblik die ze bood, ware het niet dat er in het Spel van de Raad geen plaats voor medelijden was. Toen er een dienstmeisje met een kom kwam aangerend om met een vochtige doek haar voorhoofd te betten, richtte de Krijgsheer een woeste blik op Tecuma van de Anasati.
'Vraag haar waar uw zoon zich bevindt, heer, want ik eis dat er onverwijld een boodschapper vertrekt om hem in onze aanwezigheid te ontbieden. Als hij me wil beledigen, doet hij dat maar waar ik bij ben.'
Mara stuurde het dienstmeisje weg, zich vermannend met de vormelijkheid van een Tsuranees krijger over wie het doodvonnis werd uitgesproken, al vergde die zelfbeheersing haar zichtbaar veel. 'Mijn heer, Buntokapi is in zijn huis in Sulan-Qu, maar daar mag geen boodschapper naar toe, op zijn uitdrukkelijke bevel. Hij heeft gezworen de eerstvolgende bediende die hem lastig komt vallen te zullen doden.'
De Krijgsheer sprong overeind. 'De Heer van de Acoma is in Sulan-Qu? Terwijl wij hier op hem zitten te wachten tot het hem uitkomt? En wat verwacht hij dat wij in de tussentijd doen? Spreek, vrouwe, en laat geen woord achterwege!'
Ook Tecuma stond op, als een slang op het punt van toeslaan. 'Wat voor een onzin is dit? Mijn zoon zal toch zeker... Zelfs Bunto kan niet zo grof zijn geweest.'
Met een gebaar legde de Krijgsheer hem het zwijgen op. 'Laat de Vrouwe van de Acoma spreken uit naam van haar echtgenoot.'
Mara maakte een buiging. Haar ogen leken te licht van kleur, en de subtiele tinten van haar opmaak stonden in sterk contrast tot de bleekheid van haar huid. Met stijve vormelijkheid maakte ze een driehoek van haar duimen en vingers in het oeroude gebaar dat aangaf dat de eer in gevaar moest worden gebracht door het bevel van een meerdere. Alle aanwezigen begrepen dat haar woorden schande zouden brengen. De priesters die het maal hadden gezegend, stonden op en verlieten stilletjes de zaal. Daarna vertrokken de muzikanten en bedienden, zodat alleen de gasten, hun raadslieden en Almecho's erewacht overbleven. Onbeweeglijk als een tempelbeeld stond Papewaio schuin achter de Vrouwe van de Acoma, en Nacoya zat al even stil aan haar zij.
'Mijn mond zal de eer van dit huis niet bezoedelen,' zei Mara kalm. 'Mijn eerste adviseur was aanwezig toen Buntokapi zijn bevelen uitvaardigde. Zij zal antwoorden voor hem en voor mij.' Met een zwak gebaar wuifde ze naar Nacoya.
De oude vrouw stond op en maakte een uiterst beleefde buiging. De bedienden hadden haar voor deze gelegenheid geholpen met aankleden en voor het eerst dat Mara zich kon herinneren, zaten de spelden in haar witte haren recht. De oude kindermeid begon te spreken. 'Mijne heren, bij mijn eed en eer zweer ik dat mijn vrouwe de waarheid heeft gezegd. De Heer van de Acoma heeft de woorden gesproken zoals zij ze heeft herhaald.'
De Krijgsheer van Tsuranuanni zei tegen Nacoya: 'Ik vraag u nogmaals: wat heeft de Heer van de Acoma nog meer gezegd?'
Blind voor zich uit starend antwoordde Nacoya met zachte, vlakke stem: 'Mijn heer Buntokapi zei: "Als hij" - waarmee hij u bedoelde, heer Almecho - ''hier niet wil wachten, kan hij in de nidrastal gaan zitten, als hij dat liever doet. En als ik dezelfde dag nog niet terug ben, kan hij voor mijn part gaan slapen in de nidrastront. Vertel hem maar dat ik dat heb gezegd.'"
Als versteend bleef de Krijgsheer staan, door het pure geweld van zijn razernij niet tot bewegen in staat. Er verstreek een lange, martelende minuut voordat hij zich tot Tecuma wendde. 'Uw zoon kiest voor een spoedige vernietiging.' Het licht sidderde in de juwelen op Almecho's kraag en zijn dreigend rommelende stemgeluid rees met het zwellen van zijn immense woede. Als een roodgestreepte moordwiek, hoog ten hemel klimmend alvorens zich op zijn prooi te storten, richtte hij zijn volle gramschap op de vader van de man die hem had beledigd. 'Uw jonge parvenu vraagt om een erfgoed van as. Ik beroep mij op de clan-eer. De Oaxatucan zal de Acoma-beenderen vermorzelen en de grond instampen. Daarna pekelen we de aarde van hun voorouders, opdat er niets meer op Acoma-grond zal groeien zolang de mensen het zich zullen heugen!'
Wezenloos staarde Tecuma naar de uitstalling van stollende lekkernijen. Het op de borden geschilderde wapen met de shatra scheen hem bij herhaling te bespotten. Buntokapi's onbezonnen woorden, door zijn eigen echtgenote op zijn bevel herhaald, hadden alle politieke allianties op slag teniet gedaan. Nu stond de eer op het spel, en deze ongeschreven code van de Tsuranese beschaving woog het zwaarst van alles. Als Almecho de Oaxatucan, zijn familie, wegens een erekwestie te wapen riep, moesten alle andere families van de Omechan-clan de strijd steunen, zoals alle leden van de Hadama-clan op grond van eer gebonden waren een oproep van de Acoma te beantwoorden. Deze gezworen plicht om elkaar te steunen was de voornaamste reden dat er geen openlijke oorlogen uitbraken. De meeste conflicten werden behandeld en opgelost binnen het raamwerk van het Spel van de Raad, want een oorlog tussen de clans kon het keizerrijk in chaos storten - en de stabiliteit binnen het keizerrijk was de eerste plicht van de Grootheden. Wie een clanoorlog begon, riep de toorn van de Assemblee der Magiërs over zich af.
Tecuma deed zijn ogen dicht. De geur van vlees en saus maakte hem misselijk. Tevergeefs zocht hij naar een passend weerwoord terwijl Chumaka naast hem hulpeloos ziedde van woede. Beiden wisten dat Tecuma geen andere keus had dan afzijdig te blijven. Almecho was een van de weinige heren in het keizerrijk met zowel de macht als het karakter om een clanoorlog te beginnen. En de traditie eiste dat Tecuma en de andere families van de Hospodar-clan onpartijdig langs de zijlijn het bloedige conflict zouden gadeslaan. Zijn eigen zoon en kleinzoon zouden worden vernietigd zonder dat hij tussenbeide kon komen.
De wijnsauzen in de schotels leken plots symbolisch voor het bloedbad dat weldra in Huize Acoma zou worden aangericht. Omwille van zijn zoon en kleinzoon moest hij een oorlog zien te voorkomen. Zijn drang tot schreeuwen intomend zei Tecuma beheerst: 'Mijn heer Almecho, denk aan de Alliantie. Een clanoorlog zal een eind maken aan uw verovering van de barbarenwereld.' Hij zweeg even om dat idee te laten bezinken en greep toen naar het eerstvolgende beschikbare middel om de toorn van de Krijgsheer af te wenden: de eerste onderbevelhebber van Almecho's invasieleger op de barbarenwereld was een neef van de Heer van de Minwanabi, en mocht het noodzakelijk worden om een nieuwe Krijgsheer in de Hoge Raad te kiezen, dan had Jingu van de Minwanabi de beste aanspraak op de opvolging, aangezien het invasieleger al onder bevel van zijn familie stond. 'Vooral de Minwanabi zouden blij zijn om een ander op de wit-met-gouden troon te zien,' bracht hij hem in herinnering.
Almecho's kleur bleef, maar zijn ogen verloren hun waanzinnige uitdrukking. 'Minwanabi!' spuwde hij bijna. 'Om die mestvreter op zijn plaats te houden wil ik een hoop door de vingers zien. Maar uw zoon zal bij mij op zijn knieën komen smeken om vergeving, Tecuma. Ik laat hem aan mijn voeten op zijn buik door de nidravlaaien kruipen om genade.'
Tecuma sloot zijn ogen alsof hij hoofdpijn had. Wat Bunto ertoe had gebracht zo'n verwoestend bevel te geven was pure onbedachtzaamheid en geen openlijke poging om zichzelf en zijn familie te gronde te richten. Rood van schaamte en spanning wendde hij zich tot Mara, die geen vin had verroerd sinds heer Almecho zijn dreigingen aan het adres van haar huis had geuit. 'Mara, het kan me niet schelen wat Buntokapi over het sturen van boodschappers heeft gezegd. Laat je draagkoets en dragers komen en zeg je echtgenoot dat zijn vader zijn aanwezigheid hier eist.'
Achter de schermen viel de avond, maar de bedienden durfden niet binnen te komen om de lampen aan te steken. In het halfduister van de schemering kwam Mara in beweging en richtte een smekende blik op haar schoonvader. Toen, alsof het gebaar haar te veel was, knikte ze naar Nacoya.
'Mijn heer Tecuma,' sprak de oude vrouw, 'mijn meester Buntokapi heeft zich over die mogelijkheid eveneens uitgesproken.'
Tecuma kreeg een wee gevoel in zijn maag. 'Wat zei hij dan?'
Zonder omwegen zei ze: 'Mijn heer van de Acoma zei dat als u kwam om hem te bezoeken, wij u moesten zeggen dat u in de rivier kon gaan pissen, maar wel buiten het Acoma-terrein, zodat u zijn vissen niet bevuilt.'
Een ogenblik heerste er een volkomen stilte, waarin Tecuma's magere gezicht achtereenvolgens verbazing, woede en pure geschoktheid vertoonde. Toen werd de stilte verscheurd door Almecho's bulderende lach. 'De vissen niet bevuilt! Ha! Dat is een goeie!' De Anasati-heer indringend aankijkend zei hij: 'Tecuma, uw zoon heeft zijn eigen vader beledigd. Ik denk dat mijn behoefte aan genoegdoening toch wordt vervuld. Er is maar één manier waarop Buntokapi dit goed kan maken.'
Tecuma knikte stijfjes, blij dat zijn smart door de dieper wordende schaduwen verhuld werd. Door zijn vader in het openbaar te beledigen, had Buntokapi zich voorgoed alle eer ontzegd. Of hij moest boeten voor zijn schande door zich van het leven te benemen, of Tecuma moest alle bloedbanden afzweren en bewijzen dat zijn trouw ten einde was door de onterfde zoon en heel zijn familie en gevolg te vernietigen. Wat was begonnen als een politiek steekspel tussen Tecuma van de Anasati en Sezu van de Acoma, kon nu veranderen in een generaties lange bloedvete zoals die ook bestond tussen de Minwanabi en de Acoma. Om de eer van de vader te scheiden van de overtredingen van de zoon, was de Heer van de Anasati verplicht niet alleen Buntokapi te doden, maar ook de pasgeboren Acoma-erfgenaam, de kleinzoon die hij nog nooit had gezien. Dat idee maakte hem volledig sprakeloos.
Zich bewust van Tecuma's dilemma sprak Almecho zacht in de snel intredende duisternis: 'In beide gevallen verliest u uw zoon. Hij kan maar beter het eerzame pad kiezen en sterven door zijn eigen toedoen. Als hij daarvoor kiest, zal ik hem zijn beledigingen vergeven en geen verdere wraak op uw Acoma-kleinzoon verlangen. Ik wil ons bondgenootschap niet nog meer geweld aandoen, Tecuma.'
Verder hoefde er niets te worden gezegd. Mara, Nacoya en de Heer van de Anasati de rug toekerend, wenkte de Krijgsheer zijn erewacht. De zes in het wit gestoken soldaten sprongen in de houding, maakten rechtsomkeert en begeleidden hun heer de grote eetzaal uit.
Zo verbijsterd was Tecuma, dat hij niet meteen reageerde. Met lege blik staarde hij naar zijn half verorberde maaltijd. Het was Chumaka die kordaat de leiding nam en het bericht naar de kazerne stuurde om zijn krijgers te laten aantreden voor de mars. De slaven haalden de Anasatibaar en de lantarens in de voortuin wierpen hun schijnsel op de schermen. Eindelijk kwam Tecuma in beweging. Met vale ogen keek hij de Vrouwe van de Acoma aan, de kaken opeengeklemd. 'Ik ga naar Sulan-Qu, echtgenote van mijn zoon. En ter wille van de kleinzoon die ik niet heb gezien, hoop ik dat de goden Buntokapi hebben bebegiftigd met een moed die net zo groot is als zijn stompzinnigheid.'
Hij vertrok met een waardigheid die pijnlijk was om te zien. Toen hij verdween in de schaduwen van de zaal, sloeg Mara's blijdschap om in diepe angst. Ze had een slimme val gezet; de manier waarop die nu dichtsloeg lag in de handen van de goden. Denkend aan Bunto, inmiddels beslist halfdronken en lachend met Teani op weg naar zijn avondvertier in de gokhuizen, riep ze huiverend om bedienden en licht.
Nacoya's gezicht was stokoud in de opvlammende gloed van de lampen. 'U speelt het Spel van de Raad met een hoge inzet, mijn vrouwe.' Deze keer berispte ze haar niet wegens het nemen van belachelijk grote risico's, want Buntokapi was niet bepaald geliefd bij de Acoma-getrouwen. De kindermeid was genoeg Tsurana om behagen te scheppen in het ongemak van een vijand, ook al kon het voor haarzelf vreselijk uitpakken.
Mara zelf voelde geen triomf. Ontredderd en versleten door de druk van maandenlange manipulatie, ontleende ze de kracht om haar innerlijk tumult te stillen aan de onverstoorbare aanwezigheid van Papewaio. 'Laat de bedienden deze rommel opruimen,' zei ze, alsof de feestelijke schotels niet meer waren dan een alledaagse maaltijd. Toen, als gedreven door een oerinstinct, snelde ze naar Ajiki's kamer om te kijken of de jongen nog veilig lag te slapen op zijn mat. Zittend bij haar kind in het donker, zag ze in de beschaduwde trekken van haar zoon die van de vader weerspiegeld, en ondanks alle redenen die Buntokapi haar had gegeven om hem te haten, kon ze niet ontsnappen aan een diepe, overheersende melancholie.
Mara wachtte in Buntokapi's vertrekken en bracht een onrustige nacht door in de kamer die eens van heer Sezu was geweest, maar die nu de smaak en voorkeur uitdrukte van iemand die hem door het huwelijk met zijn dochter was opgevolgd. Nu hing het voortbestaan van de Acoma af van het eergevoel van deze man. Als Buntokapi trouw bleef aan de eed die hij op de Acoma-natami had gezworen, zou hij kiezen voor de dood door de kling en zo zijn huis behoeden voor vergelding. Maar als hij in zijn hart trouw was gebleven aan de Anasati, of als hij door lafheid gedreven zijn eer verruilde voor kleingeestigheid en wraak, koos hij misschien voor de oorlog en zou hij Mara en zijn zoontje met zich mee de ondergang insleuren. En dan viel de natami in handen van Almecho en werd de naam Acoma in schande uitgewist.
Rusteloos rolde Mara zich op haar zij en wierp de wirwar van lakens van zich af. Door de schermen schemerde grijs licht en al waren de nidradrijvers nog niet op om de kudde naar het weideland te brengen, de dageraad was niet ver weg. Zonder te wachten op de hulp van haar meisjes stond Mara op en trok een daggewaad aan. Ze tilde Ajiki uit zijn mandje en zijn slaperig gejammer sussend, haastte ze zich alleen de gang op.
Er bewoog een grote schaduw; bijna onder haar voeten. Mara sprong achteruit, haar armen stevig rond haar kind geslagen. Toen herkende ze het versleten leer dat rond het gevest van Papewaio's zwaard gewikkeld zat. Hij moest de nacht voor de deur van haar kamer hebben doorgebracht.
'Waarom ben jij niet bij Keyoke in de kazerne?' vroeg Mara, door haar opluchting strenger dan de bedoeling was.
Niet in het minst gegriefd maakte Papewaio een buiging. 'Keyoke stelde voor dat ik voor uw deur zou blijven waken, vrouwe. Er deden geruchten de ronde in de kazerne, meegebracht door bedienden die de soldaten van de Krijgsheer onder elkaar hadden horen praten. De toorn van de machthebbers mag nooit worden onderschat en ik zag de wijsheid van Keyoke's voorstel wel in.'
Mara wilde een scherp antwoord geven, maar hield zich in toen ze dacht aan de moordenaar in de heilige boomgaard. Bij nadere beschouwing besefte ze dat Keyoke en Papewaio haar probeerden te waarschuwen zonder hun eed van trouw te breken. Ze hadden rekening gehouden met de mogelijkheid dat Buntokapi 's nachts in razernij thuiskwam en in zijn woede misschien Mara te lijf zou gaan, een schandelijke daad, die echter niet was uitgesloten bij zo'n jong en heetgebakerd man, die gewend was te worstelen en dagelijks met wapens oefende. Als dat zich inderdaad had voorgedaan en Papewaio had het gewaagd tussen zijn meesteres en zijn gezworen heer te gaan staan, zou het doodvonnis van de krijger met onmiddellijke ingang zijn bezegeld en heel zijn eer in een klap zijn verbeurd. Maar Pape was bijzonder bedreven met het zwaard en zijn herinneringen aan de gebeurtenissen in de bruiloftshut waren nog zeer levendig. Bij het geringste teken van geweld zou heer Buntokapi zijn gestorven voordat hij zelfs maar met zijn ogen had kunnen knipperen. En een smadelijke bestraffing van de dienaar die de daad had gepleegd zou de greep van de rode god niet ongedaan hebben kunnen maken.
Mara glimlachte door haar spanning heen. Je hebt de zwarte doek al een keer verdiend, Pape. Maar als je de toorn van de goden voor een tweede keer wilt riskeren, ik ben de hele dag in de contemplatietuin. Stuur mijn heer daar maar heen als hij thuiskomt en het Acoma-garnizoen niet te wapen roept.'
Van binnen blij dat zijn meesteres stilzwijgend zijn bewaking accepteerde, maakte Papewaio een buiging, verplaatste zijn post naar de boog boven de ingang naar de contemplatietuin en hield de wacht terwijl de zon langzaam opkwam en de ochtend helder aanbrak boven de rijke landerijen van de Acoma.
De middaghitte kwam en ging in drukkende stilte, zoals het altijd al was geweest. De heilige vijver weerspiegelde een met stenen omrand vierkant wolkeloos blauwen de overhangende bladeren van nabij staande heesters. Zich niet bewust van de gevaren die zijn jonge leven omgaven, lag Ajiki te slapen in zijn mandje onder de boom bij de natami. Mara mediteerde en ijsbeerde om beurten. Zelfs de mentale disciplines die zij in de tempel had geleerd waren machteloos tegen de rondcirkelende gedachten aan Buntokapi, in wiens handen het lot van de Acoma lag. Aangezien hij als Anasati was geboren, maar had gezworen de eer hoog te houden van voorouders die de vijanden van zijn vader waren geweest, viel niet te voorspellen waar zijn werkelijke trouw lag. Door Mara's eigen manipulaties had hij zijn affectie gericht op zijn concubine, Teani; en Keyoke, Nacoya en Jican verafschuwden hem om zijn excessen. Het grote huis was in naam zijn domein en zijn verblijfplaats, maar hij woonde in zijn huis in Sulan-Qu.
Bijtend op haar lip bleef Mara staan bij de natami, waar ze nog geen twee jaar geleden afstand had gedaan van de titel van Regerend Vrouwe ten behoeve van haar echtgenoot. Daarmee had ze een ingewikkelde val opgezet, met als strikken de eed zelf en het Tsuranese eergevoel. Dat waren broze funderingen om je hoop op te bouwen. Ondanks al zijn tekortkomingen was Buntokapi niet gek.
Langzaam vielen de schaduwen steeds schuiner en de li-vogels begonnen te zingen in de koelere lucht van de namiddag. Mara ging zitten bij de heilige vijver, spelend met een bloem die ze van een van de struiken had geplukt. De bladeren waren bleek en uiterst broos. Evenals zij konden ze met een simpele beweging worden verpletterd. De bedienden dachten dat ze zich in de heilige tuin had teruggetrokken om te bidden voor verlossing van de schande die haar man over dit huis had gebracht, maar in feite was ze erheen gegaan om te ontsnappen aan de angst in hun ogen, want als de Heer van de Acoma koos voor oorlog, stond ook hun leven op het spel. Sommigen zouden sneuvelen in de strijd, en die hadden dan geluk gehad. Anderen zouden al hun eer kwijtraken door te sterven door de strop. Velen zouden slaaf worden en een paar zouden als verschoppelingen en grijze krijgers de heuvels in trekken. Als de natami werd gestolen, was het mishagen van de goden voor allen voelbaar.
De schaduwen lengden en de bloem verwelkte in Mara's hand, vergiftigd door haar zure angstzweet. Ajiki werd wakker. Eerst was hij er tevreden mee met zijn dikke handjes te meppen naar de insecten die over zijn mandje heen scheerden om zich te goed te doen aan de bloesems boven zijn hoofd, maar later werd hij rusteloos. De tijd voor zijn middagmaal was allang verstreken. Ze plukte een rijpe vrucht van een van de sierlijke jomachbomen en pelde hem af voor haar kind. De jongen kalmeerde, kauwend op het zoete vruchtvlees. Pas toen hoorde Mara de voetstappen achter haar naderen. Ze keek niet om. Papewaio stond op wacht bij de ingang naar de tuin, dus het kon nooit een moordenaar zijn. De priesters van Chochocan kwamen nimmer ongevraagd de tuin in, de tuiniers deden nooit hun werk als hun meester of meesteres in de tuin was en verder kon er niemand naar binnen zonder de dood over zich af te roepen. De enige die dit pad op dit uur ongestraft kon bewandelen, was de Heer van de Acoma. Het feit dat hij zonder trompetgeschal uit zijn woning in Sulan-Qu naar huis was gekomen, kon voor Mara maar één ding betekenen: hij had zijn vader gesproken, en zijn schande in de ogen van de Krijgsheer en zijn belediging van zijn geboortehuis hadden hem achterhaald.
Mara liet het laatste stukje jomach in Ajiki's gulzige mondje zakken. Toen ze zag hoe haar handen beefden, begon ze uitgebreid haar kleverige vingers af te vegen. Juist op dat moment bereikte Buntokapi de andere kant van de heilige vijver. Hij bleef staan op het pad en zijn sandalen strooiden een fijne regen van grind het water in. De weerspiegelingen barstten uiteen in duizend vliedende rimpelingen en de li-vogels in de boomtakken zwegen. 'Vrouw, je bent als de pusk-adder uit het oerwoud, wiens tekening mooi genoeg is om te worden gehouden voor een bloem als hij stilligt. Maar hij slaat bliksemsnel toe en zijn beet is dodelijk.'
Langzaam stond Mara op. Met tegenzin draaide ze zich om, haar vingers nog rood van het jomachsap, en keek haar man aan.
Hij was met grote snelheid uit de stad gekomen, zonder zijn staatsiebaar, want zijn brede gelaatstrekken waren wit van het stof van de weg. Hij droeg een eenvoudig daggewaad, waarschijnlijk hetzelfde dat hij aanhad toen zijn vaders klop op de deur hem uit zijn bed had gehaald. Ook het gewaad zat onder het stof, waaronder de wijnvlekken op een van de mouwen schuilgingen. Mara's blik volgde de geknoopte koorden van zijn gordel, het versleten leer van zijn zwaard en het streepje gespierde borst dat zichtbaar was door de openstaande kraag van zijn gewaad. Ze zag de sporen van Teani's passie, nog steeds zichtbaar op de huid boven zijn sleutelbeen, en de harde stand van zijn lippen. Ten slotte keek ze in zijn ogen, waarin een mengeling van woede, kinderlijke verwarring en verlangen te lezen stond.
Zich er niet van bewust dat ze in de ogen van haar man mooi en op een merkwaardige manier onaantastbaar was, maakte Mara een buiging. De enige woorden die ze wist te bedenken, kwamen haar hoogst verkeerd voor.
Buntokapi staarde haar aan met een intensiteit die haar door de ziel sneed. 'En evenals de pusk-adder, mijn vrouw, doet jouw vergif het hart stilstaan. Je speelt het Spel van de Raad met meesterlijke precisie. Hoe kon je weten welk gezicht ik zou opzetten, dat van de Anasati, wier bloed en afkomst de mijne zijn, of van de Acoma, wier eer ik gezworen heb hoog te houden?'
Met grote wilsinspanning liet Mara haar stramme lichaam ontspannen. Toch klonk er een lichte trilling in haar stem toen ze zei: 'De eer van de Acoma is een eeuwenoud goed. Geen enkele heer van die naam heeft ooit in schande geleefd.'
Met een enkele, plotselinge beweging van zijn o-benen stapte Buntokapi over de vijver heen. Hoog uittorenend boven de tengere gedaante van zijn echtgenote, greep hij haar bij de polsen. 'Daar zou ik zo verandering in kunnen brengen, trotse dame. In een klap kan ik de eer van je voorvaderen laten vervliegen als stof op de wind.'
Gedwongen in zijn woedende ogen kijkend, de kracht voelend van een man die ze niet had liefgehad, moest Mara zich uit alle macht inspannen om niet te wankelen. Een zwaar met dreiging geladen minuut verstreek. Toen ontlokte het dartele spel van de insecten tussen de bloemen aan Ajiki een vrolijke lach. Buntokapi keek omlaag en zag de striemen die zijn handen op Mara's polsen achterlieten. Beschaamd knipperend met zijn ogen liet hij haar los en het kwam haar voor alsof er iets vitaals uit hem wegstroomde. Toen rechtte hij zijn rug en er trok een uitdrukking over zijn gezicht die ze nog nooit van hem had gezien.
'Misschien had ik ongelijk, de dag dat we trouwden,' zei Buntokapi. 'Misschien ben ik inderdaad wel zo dom als jij en mijn vader en broers denken. Maar ter wille van mijn zoon sterf ik dapper als een Acoma.'
Mara boog haar hoofd. Ineens moest ze vechten om haar tranen te bedwingen. Eén uiterst kort moment had ze de man gezien die haar echtgenoot had kunnen worden als hij was opgevoed met de zorg en liefde die zijn oudere broers waren toegevallen. De Heer van de Anasati mocht dan weinig hebben gedaan om het potentieel van zijn derde zoon te koesteren, maar zij had ingespeeld op Buntokapi's onvolkomenheden tot ze bereikt had wat ze wilde. Mara voelde pijn van binnen. In plaats van triomf, proefde ze smart. In dit ene kleine moment zag ze in dat Buntokapi's vermogen een groot man te worden, die glimp van zonlicht door de wolken, nu te vroeg door de dood zou worden gesmoord.
Maar het moment duurde slechts een seconde. Buntokapi greep haar arm in de kneuzende greep van een krijger en trok haar ruw naar zich toe. 'Kom, vrouw. Haal onze zoon uit zijn mandje. Voordat de zon vandaag ondergaat, zullen jullie allebei zien hoe het is om te sterven als een Heer van de Acoma.'
Zonder erbij na te denken begon Mara te protesteren. 'Niet het kind! Mijn heer, hij is te klein om het te begrijpen.'
'Zwijg!' Ruw duwde Buntokapi haar vooruit en geschrokken van zijn kreet begon Ajiki te huilen. Boven het gejammer van het kind uit zei de Heer van de Acoma: 'Ik sterf voor de eer van mijn zoon. Het is niet meer dan terecht dat hij het zich kan herinneren. En jij ook.' Hij zweeg even en zijn lippen krulden kwaadaardig. 'Je zult getuige zijn van hetgeen je hebt gewrocht. Als je deelneemt aan het Spel van de Raad, vrouw, dien je te weten dat de stukken die je bespeelt van vlees en bloed zijn.'
Haar ontsteltenis verbergend achter bezorgdheid om het kind pakte ze Ajiki op. Toen Buntokapi de boomgaard verliet bleef ze staan, vechtend tegen een sterke drang om te huilen. Ze had gedacht dat ze de belangen van haar positie had begrepen toen ze had getreurd na de moord op haar vader en broer. Maar nu had Buntokapi haar de omvang van haar onwetendheid laten zien. Met een nederig en onverklaarbaar vies gevoel drukte ze Ajiki tegen zich aan. De bevelen van haar echtgenoot moesten worden opgevolgd. Ergens moest ze de veerkracht vandaan zien te halen om de bittere vruchten van haar overwinning te doorstaan. Lukte haar dat niet, dan wachtten de Minwanabi met hun plannen om haar even meedogenloos te vernietigen als zij het complot voor de ondergang van Buntokapi had beraamd om zich te vrijwaren tegen verraad van de zijde van de Anasati.
De soldaten van de Acoma stonden strak in een carré. De pluimen van de ceremoniële officiershelmen zwaaiden in de zachte bries die vlak voor zonsondergang opstak. Binnen de formatie stonden Keyoke, Papewaio en een krijger die door de Anasati was gestuurd als getuige. Tussen hen in, in het rode rituele gewaad, dichtgebonden met een sjerp van Acoma-groen, hief Buntokapi een zwaard, ook rood, en geslepen tot de scherpste snede die Tsuranese wapenmakers konden maken.
Buiten het vierkant, op een klein heuveltje met duidelijk zicht op het gebeuren, verplaatste Mara het warme gewicht van Ajiki naar haar andere schouder. Ze wou maar dat het voorbij was. Ajiki was klaarwakker en greep speels met zijn vuistjes naar haar haren en japon, luid kraaiend om de krijgers in hun kleurig gelakte wapenrustingen. Zoals met alles in het Tsuranese leven, was er ook voor de dood een ceremonie. Buntokapi stond stokstijf stil in het midden van de carré met het zwaard dat een einde aan zijn leven zou maken in zijn handen terwijl Keyoke de lijst met onderscheidingen opzei die hij als Heer van de Acoma had verdiend. Het was een korte opsomming: een veldslag en een stuk of tien worstelwedstrijden. Mara slikte moeizaam, zich er als nooit tevoren van bewust hoe jong haar echtgenoot eigenlijk was. Tsuranese gezichten werden niet snel oud, waardoor het makkelijk was te vergeten dat Buntokapi amper twintig was, nauwelijks twee jaar ouder dan zijzelf.
Rechtop, roerloos, door en door krijger ondanks zijn o-benen, verried zijn houding geen spoor van zwakheid, doch iets in zijn ogen weerspiegelde de wanhopige vastberadenheid die op dit moment noodzakelijk was. Mara slikte nogmaals en maakte voorzichtig Ajiki's vingertjes los van haar oorlel. Hij krijste van de pret en had wel zin in nog zo'n spelletje.
'Sst,' berispte Mara hem.
In de carré rondde Keyoke zijn toespraak af en maakte een diepe buiging. 'Ga in ere, Heer van de Acoma,' zei hij. 'Laat een ieder zich uw naam zonder smet herinneren.'
Toen Buntokapi overeind kwam, deden alle krijgers tegelijk hun helm af. De wind blies vochtig haar van bezwete voorhoofden. Met emotieloze ogen keken ze naar het zwaard dat Buntokapi boven zijn hoofd hief.
Weer slikte Mara, haar ogen prikkend van zoute tranen. Ze probeerde te denken aan Lano, vertrapt onder de hoeven van barbarenpaarden -maar de aanblik van Buntokapi, met zijn zwaard opgeheven in een laatste eerbetoon aan de goden des levens, liet zich niet van haar netvlies verdrijven. Behalve zijn grofheid in bed en zijn opvliegend humeur was hij geen hardvochtig echtgenoot geweest. Had Mara dezelfde manipulaties aangewend om hem te kneden in plaats van te vernietigen ... Nee, gelastte ze zichzelf, er is geen plaats voor spijt. Ze deed een beroep op de discipline die haar in Lashima's tempel was bijgebracht en bande dergelijke gedachten uit haar hoofd. Met een neutraal gezicht keek ze naar Buntokapi, die het zwaard omdraaide en de punt tegen zijn buik zette.
Hij sprak geen laatste woorden. Maar de ogen die Mara's blik opvingen waren donker van ironie en een vreemd soort bewondering, vermengd met het genoegen te weten dat zij dit moment de rest van haar leven met zich mee zou dragen.
Voordat de zon vandaag ondergaat, zullen jullie allebei zien hoe het is om te sterven als een Heer van de Acoma, had hij in de boomgaard tegen haar gezegd. Mara balde haar vuisten in de plooien van Ajild's kleren toen Buntokapi het hoofd boog. Zijn grote handen, lomp op het lichaam van een vrouw, doch geschikt voor het worstelen en de krijg, sloten zich rond het rode leer van het zwaard. Het lage zonlicht kleurde het zweet op zijn polsen goud. Toen verstrakten zijn vuisten. Hij nam een snelle stap en dook voorover. De knop van het wapen sloeg hard tegen de grond. De kling boorde zich door zijn lichaam. De handen met daarin het gevest sloegen tegen zijn borstbeen en hij gromde, zijn lichaam stijf van pijn.
Hij gaf geen kik. Terwijl het leven vlug door zijn vingers en mond wegvloeide, ontsnapte er een zucht aan zijn lippen. Toen het schokkende krampen van zijn spieren bijna was opgehouden, draaide hij zijn hoofd. Met stof en bloed op zijn lippen vormde zijn mond een woord dat niemand hoorde en de dode ogen verstilden op de gedaanten van vrouw en kind op de heuvel.
Ajiki begon te huilen. Mara ontspande de handen waarmee ze zijn jonge lijfje veel te stevig had vastgehouden en aan de pijn in haar borst merkte ze dat ze was gestopt met ademhalen. Ze zoog haar pijnlijke longen vol. Nu kon ze eindelijk haar ogen dichtdoen. Maar het beeld van haar echtgenoot, liggend op de grond, scheen op de binnenkant van haar oogleden gegrift. Ze hoorde niet eens dat Keyoke de Heer van de Acoma dood verklaarde, in alle eer. In plaats daarvan kwamen de zinnen die Buntokapi in de boomgaard had gesproken terug om haar te kwellen. Als je deelneemt aan het Spel van de Raad, vrouw, dien je te weten dat de stukken die je bespeelt van vlees en bloed zijn. Geconfronteerd met de dingen die daaruit voortvloeiden, zag ze niet eens dat de mannen hun helmen weer opzetten en een buiging maakten voor de overledene. Haar belevingswereld was blijven stilstaan op het moment van Buntokapi's dood, tot Nacoya's pezige hand zich rond haar elleboog sloot en haar doelbewust terug naar het grote huis leidde. Gelukkig zei de oude kindermeid geen woord, maar Ajiki huilde nog een lange tijd.
Gekleed in haar rouwgewaad trok Mara zich terug, niet in haar slaapkamer, wat Nacoya het liefst had gezien, maar in de kamer op het westen die vroeger haar vaders werkvertrek was geweest. Daar keek ze naar de shatra's die in de gloed van een schitterende zonsondergang vlogen. Maar de rode kleuren deden haar slechts denken aan Buntokapi's gewaad en het bebloede zwaard dat hem van het leven had beroofd.
Toen de schemering viel, kwamen de bedienden de lampen aansteken en de schermen sluiten tegen de dauw; Mara keek rond door de kamer die ze toen ze nog klein was had beschouwd als het hart van haar vaders financiële rijk. Het heiligdom was niet hetzelfde meer. De schrijftafel lag vol documenten met betrekking tot Buntokapi's gok- en wedgedrag. Voornamelijk schulden, zoals Mara wist van de treurige houding die Jican de afgelopen weken had aangenomen. Op de schermen stonden nieuwe schilderingen, afbeeldingen die wijlen haar heer prefereerde boven de jachttaferelen die in opdracht van haar overgrootvader waren gemaakt. Dit waren worstelaars en krijgstableaus, en een, vlak bij de schrijftafel, was een vrouw met rossig haar.
Vol afkeer beet Mara op haar lip. Eerst had ze de inrichting willen herstellen in de oude luister uit de tijd dat haar vader en Lano nog leefden. Nu, met het stof van de kazerne nog op haar voeten en Buntokapi's zelfmoord nog scherp op haar netvlies, bedacht ze zich. Haar kindertijd was afgesloten. Als de naam Acoma moest blijven voortbestaan, diende ze de veranderingen in zichzelf te accepteren, want in het Spel van de Raad klommen de sterken tot grote hoogte terwijl de zwakken werden vernietigd of wegzonken in smadelijke vergetelheid.
Aarzelend klonk er geklop op het scherm. Mara schrok, keek om en zei: 'Binnen.'
Jican haastte zich door het scherm. Voor het eerst sinds weken had hij noch documenten, noch nidralijsten bij zich. Met lege handen maakte hij geagiteerd een buiging en drukte zijn voorhoofd aan de voeten van de Vrouwe van de Acoma tegen de vloer.
'Hadonra, sta op, alsjeblieft,' zei Mara geschrokken. 'Ik ben geenszins ontstemd over jou of de manier waarop je je onder het bewind van wijlen mijn echtgenoot van je taken hebt gekweten.'
Doch bevend boog Jican alleen maar dieper, tot er nog slechts een hoopje ellende op de kleine tegels van de vloer lag. 'Meesteres, ik smeek u om vergeving.'
'Waarvoor?' Verbaasd probeerde Mara de dienaar op zijn gemak te stellen en nam plaats op de kussens waar ze met de hadonra in het verleden vele uren had doorgebracht, pratend over de financiën van het landgoed. jican, alsjeblieft, sta op en spreek vrij.'
De hadonra hief zijn hoofd op, maar kwam niet verder overeind. Hij deed zijn best om de gepaste Tsuranese terughoudendheid te betonen, doch slaagde er alleen maar in berouwvol uit te zien. 'Meesteres, ik breng schande over de Acoma. Hoe ik het ook probeer, ik kan geen...' Hij zweeg en slikte ongemakkelijk. 'Vrouwe, wees mij genadig, want ik kan geen smart voelen om de dood van de grote heer. Hij is dapper in ere heengegaan en verdient dat er om hem wordt gerouwd. Maar, in alle eerlijkheid, ik kan me alleen maar opgelucht voelen.'
Ongemakkelijk over Jicans ontsteltenis sloeg Mara haar ogen neer. Plukkend aan een kwastje dat was losgescheurd van een hoek van een van de kussens bedacht ze nuchter dat ook zij niet echt bedroefd was om Buntokapi. Maar door de schok van de realiteit van de krachten die ze manipuleerde was ze volkomen uit haar evenwicht geslagen. Weliswaar speelde haar geweten op om wat ze had gedaan, maar ze voelde niets van de kwellingen van door de cultuur voorgeschreven trouw die de man hier vóór haar tentoonspreidde. Peinzend vroeg ze zich af of dat erop duidde dat haar geest was aangetast.
De hadonra ging ongemakkelijk verzitten en Mara besefte dat ze moest reageren; al sprak ze maar een paar geruststellende woorden waar ze zelf niet eens in kon geloven. 1ican, we weten allemaal dat je een hoop beproevingen te doorstaan hebt gehad onder het bewind van wijlen mijn echtgenoot. Hij wist je waarden niet op prijs te stellen en sloeg geen acht op de wijsheid van je advies. Je hebt onberispelijk trouw gediend toen hij nog leefde. Nu is hij je regent niet meer en ik zeg je: draag gewoon de rode polsbanden van de rouw; Gedraag je overeenkomstig, want de traditie moet in acht worden genomen, maar vertrouw op je hart. Als je niet om Buntokapi kunt treuren, eer dan tenminste zijn nagedachtenis.'
Jican maakte een diepe buiging en zijn hele houding drukte een grote opluchting uit. Een harder meesteres, wist hij, had hem kunnen vragen zich het leven te benemen. Maar in de loop van de tijd was hij gaan waarderen dat Mara meer zag dan de meeste andere regenten als het ging om het interpreteren van zeden en normen. En zelfs haar meest toegewijde tegenstanders moesten wel bewondering hebben voor de onverschrokkenheid waarmee ze de dreiging van de Anasati had geneutraliseerd.
Nadat haar hadonra was vertrokken, bleef Mara nog lange tijd zitten. De gevoelens in haar hart lieten zich minder gemakkelijk verdrijven dan die van haar hadonra. Terwijl de lampen zachter gingen branden, dacht ze na en doezelde soms weg. Dan droomde ze, van Lanokota in rode kleren en van haar vader, gespietst op de punten van barbaarse wapens. Soms veranderde zijn lijk in dat van Buntokapi en soms lag Lano in het stof terwijl Keyoke hem dood verklaarde, in alle eer. Andere keren werd ze gekweld door Ajiki's gehuil, dat maar eindeloos door scheen te gaan. Tegen het ochtendkrieken werd ze wakker, koud en bezweet. De kaarsen waren opgebrand en het maanlicht door de schermen wierp zilvergrijze patronen op de tegelvloer. Stil bleef Mara liggen, en te midden van haar tegenstrijdige emoties en gedachten lichtte het ene feit dat ertoe deed op als een baken. Ze vond het erg voor Buntokapi, maar ze had geen spijt van haar keuzes. In de tempel van Lashima mocht dan voorheen de vrede en reinheid van geest die ze als kind had gekend bewaard zijn gebleven, maar nu ze van de macht had geproefd en de opwinding van het Spel van de Raad had gekend, wist ze dat ze die nooit op kon geven.
De wind ruiste door de akasistruiken en het zoete aroma van de bloemen overheerste de geur van inkt en perkament. Met haar ogen half dicht lag Mara met haar rug tegen de kussens. In haar afzondering gunde ze haar man die ene afscheidshulde waarin ze kon geloven: die middag in de boomgaard had hij haar een moment van grootsheid getoond. Zijn eigen vader had dat potentieel verspild en zij had Buntokapi's tekortkomingen uitgebuit voor haar eigen zelfzuchtige belangen. Daar viel niets aan te veranderen. Maar de toekomst was als wit perkament. Mara kon ervoor zorgdragen dat Ajiki anders werd opgevoed, dat de moed en de kracht van zijn vader nooit zouden verzuren tot koppigheid. Ooit had ze gezworen Ajiki alle eigenschappen van Bunto af te leren en zijn Acoma-afkomst te koesteren. Nu begreep ze dat ze wel gek zou zijn om de door Ajiki geërfde talenten van Buntokapi te verspillen. Door van hem te houden, hem te koesteren en hem zijn gaven te laten ontwikkelen, kon ze een zoon van de Acoma grootbrengen waar zelfs de Anasati trots op zouden zijn - en ze zwoer dat het zo zou zijn.