2 Evaluaties

 

Mara voelde vocht op haar gezicht.

In de verwarring van haar terugkerend bewustzijn besefte ze dat Papewaio voorzichtig haar hoofd wiegde in de holte van zijn elleboog en haar gezicht depte met een natte doek. Mara deed haar mond open om iets te zeggen, maar haar keel verkrampte. Ze hoestte, slikte toen moeizaam tegen de pijn van gekneusde hals spieren in. Ze probeerde haar gedachten te ordenen, knipperend met haar ogen, maar het enige dat tot haar doordrong, was dat haar hals en keel vreselijk pijn deden en dat de hemel boven haar ongelofelijk mooi was, met het diepe azuurblauw dat doorging tot in het oneindige. Toen bewoog ze haar rechterhand. De pijn vlamde op in haar handpalm, en met een schok keerden de herinneringen terug.  

Bijna onhoorbaar vroeg ze: 'De moordenaar?'

Papewaio knikte met zijn hoofd naar iets wat bij de meditatievijver lag. 'Dood.'

Mara keek om, haar verwondingen negerend. Daar lag het lijk van de wurger, de vingers van een hand rustend in water dat verkleurd was door bloed. Hij was klein, broodmager, haast tenger van bouw, en gekleed in een eenvoudig zwart gewaad en een broek met pijpen tot halverwege de kuiten. Zijn kap met het masker was opzij getrokken en onthulde een glad, jongensachtig gezicht met een blauwe tatoeage op zijn linkerwang - een gestileerde hamoibloem van zes concentrische, golvende cirkels. Beide handen waren tot aan de polsen rood gekleurd. Mara huiverde bij de herinnering aan het geweld van die handen op haar lichaam.

Papewaio hielp haar overeind. Hij wierp het stuk stof weg dat hij van haar kapotte gewaad had gescheurd en gaf haar de witte japon die bedoeld was voor het slot van de ceremonie. Mara kleedde zich aan zonder acht te slaan op de vlekken die haar gewonde handen maakten op het met fijn borduurwerk versierde materiaal. Op haar hoofdknik liep Papewaio met haar mee de tuin uit. Het vertrouwde pad dat Mara bewandelde bood geen troost meer. De wreedheid van het wurgkoord had haar doen beseffen dat de vijand haar zelfs in het hart van het Acoma-landgoed nog wist te treffen. De veiligheid van haar kindertijd was verleden tijd. De donkere hagen rondom de boomgaard leken nu een toevluchtsoord voor moordenaars, en de schaduw beneden de brede takken van de julo leek nu koud. Terwijl ze over het blauwe, gehavende vlees van haar rechterhand wreef, onderdrukte Mara een impuls om toe te geven aan paniek. Ondanks het feit dat ze zo bang was als een thyzavogel in de schaduw van een rondcirkelende gouden moordwiek, stapte ze door de ceremoniële poort met iets van de waardigheid die van de Regerend V rouwe van een groot huis mocht worden verwacht.

Vlak buiten de boomgaard stonden Nacoya en Keyoke te wachten in het gezelschap van de tuinman en twee van diens assistenten. Niemand sprak, behalve Keyoke, die slechts vroeg: 'En?'

'Zoals je al dacht,' antwoordde Papewaio grimmig. 'Een moordenaar. Hamoi-tong.'

Nacoya strekte haar armen uit en sloot Mara in de omhelzing die haar van kinds af aan had getroost; maar voor het eerst putte ze er weinig geruststelling uit. Met nog steeds krakende stem vroeg ze: 'Keyoke, wat is Hamoi-tong?'

'De Rode Handen van de Broederschap van de Bloem, mijn vrouwe. Huurmoordenaars zonder clan, fanatiekelingen die geloven dat doden of gedood worden leidt tot loutering door Turakamu, en dat de dood het enige gebed is waar de god naar luistert. Als ze een opdracht aanvaarden, zweren ze hun slachtoffer te doden of te sterven bij de poging daartoe.' Hij zweeg even en de tuinman maakte werktuiglijk een bezwerend gebaar: de Rode God werd alom gevreesd. Cynisch merkte Keyoke op: 'Maar de meeste machthebbers weten dat de Broederschap hun unieke gebed alleen plegen wanneer er aan de tong een flinke som is betaald. En de Hamoi zijn niet moeilijk als het gaat om de vraag wiens ziel het is die het gebed aan Turakamu vormt.'  

'Waarom is mij hier nooit iets van verteld?'

'Ze maken geen deel uit van de normale verering van Turakamu, meesteres. Dit zijn niet bepaald dingen waarover een vader spreekt met een dochter die geen erfgenaam is.' Nacoya's stem klonk berispend.

Het was nu te laat om tegenwerpingen te maken, maar Mara zei: 'Ik begin te snappen waarom er per se meteen over bepaalde dingen gesproken diende te worden.' In de verwachting te worden weggeleid, draaide Mara zich om in de richting van haar vertrekken, maar de oude vrouw hield haar vast. Overstuur als ze was, gehoorzaamde Mara de wenk om te blijven staan.

Papewaio deed een stap bij de anderen vandaan en liet zich op een knie in het gras vallen. De schaduw van de ceremoniële poort viel over zijn gezicht, waardoor niet was te zien met wat voor uitdrukking hij zijn zwaard trok en het omkeerde, het Mara aanbiedend met het gevest naar voren. 'Meesteres, ik vraag toestemming mijzelf van het leven te benemen met het zwaard.'  

Een moment lang staarde Mara hem niet-begrijpend aan. 'Waarom vraag je dat?'

'Ik heb de contemplatietuin van de Acoma wederrechtelijk betreden, mijn vrouwe.'

Overschaduwd als Papewaio's daad was geweest door de moordaanslag, drong de enormiteit van wat hij had gedaan nu pas tot Mara door. Hij had de tuin betreden om haar te redden, ook al wist hij dat zo'n overtreding onherroepelijk zijn doodvonnis betekende.  

Toen Mara niet tot antwoorden in staat bleek, probeerde Keyoke voorzichtig voor Pape te pleiten. 'U hebt Jican, Nacoya en mij opgedragen niet met u mee naar de tuin te gaan, vrouwe. Maar Papewaio had u niet genoemd. Hij hield zich verborgen bij de ceremoniële poort. Toen hij hoorde dat er werd gevochten, stuurde hij de tuinman om ons te gaan halen en ging toen naar binnen.'  

De opperbevelhebber van de Acoma gunde zijn kameraad een zeldzame uiting van genegenheid: heel even gingen zijn mondhoeken omhoog, alsof hij na een zware veldslag het bericht van de overwinning kreeg. Toen verdween de zweem van een glimlach. 'We wisten allen dat een aanslag op u slechts een kwestie van tijd was. Helaas koos de moordenaar deze plek. Pape wist welke prijs er stond op het betreden van de boomgaard.'  

Keyoke's boodschap aan Mara was duidelijk. Papewaio had Mara's voorouders beledigd door de tuin te betreden, waarmee hij zijn eigen doodvonnis had bezegeld. Maar als hij niet was gekomen, zou dat heel andere gevolgen hebben gehad. Als de laatste Acoma zou zijn gestorven, dan was iedere man en vrouw die Papewaio als vriend of vriendin beschouwde een clanloze geworden, weinig meer dan een slaaf of een verschoppeling. Geen enkele krijger had anders kunnen handelen dan Papewaio had gedaan; zijn leven stond in dienst van de eer van de Acoma. Wat Keyoke zei was dat Pape de krijgersdood, de dood door de kling, had verdiend door het leven van zijn meesteres en dat van alle anderen van wie hij hield te verkiezen boven het zijne.  

Maar het idee dat de onverzettelijke krijger moest sterven als gevolg van haar eigen naïviteit was Mara te veel. 'Nee,' zei ze onmiddellijk.

In de veronderstelling dat hem het recht op een eervolle dood werd ontzegd, boog Papewaio het hoofd. Zijn zwarte haar hing voor zijn ogen toen hij zijn zwaard weer omkeerde, behendig, zonder dat zijn handen trilden, en de kling in de aarde aan de voeten van zijn vrouwe stak. Openlijk bedroefd gebaarde de tuinman naar zijn twee knechten, die vlug met een touw naar Papewaio liepen. De ene begon Papewaio's handen achter zijn rug vast te binden terwijl de ander een lang touw over een stevige boomtak gooide.

Even begreep Mara niet wat er gebeurde, maar toen drong het ineens tot haar door: Papewaio zou worden opgehangen, de beschamendste wijze van terechtstelling, bestemd voor misdadigers en slaven. Mara verhief haar stem. 'Stop!'  

Iedereen stokte in zijn bewegingen. De tuinknechten bleven met opgeheven handen staan, keken eerst naar de hoofdtuinman, toen naar Nacoya en Keyoke, en ten slotte naar hun meesteres. Het deed hun duidelijk geen deugd deze taak uit te voeren en dool; de verwarring omtrent de wensen van hun vrouwe werd hun ongemak alleen maar groter.  

'Kind, zo is de wet,' zei Nacoya.

Gegrepen door een plotselinge neiging om te schreeuwen, deed Mara haar ogen dicht. De spanning, het rouwen, de aanslag, en nu deze haast om Papewaio terecht te stellen, voor iets wat hij had gedaan ten gevolge van haar eigen onverantwoordelijke gedrag; het werd haar bijna te veel. Zorgvuldig haar tranen beheersend antwoordde Mara met ferme stem: 'Nee... ik heb nog niet besloten.' Ze keek van het ene naar het andere onbewogen gezicht en voegde eraan toe: 'Jullie wachten allemaal tot ik een besluit heb genomen. Pape, pak je zwaard op.'

Haar bevel was een flagrante schending van de tradities. Zwijgend gehoorzaamde Papewaio. Tegen de tuinman, die ongemakkelijk stond te draaien, zei ze: 'Haal het lijk van de moordenaar uit de tuin.' Ineens kreeg ze een enorme drang om wild om zich heen te slaan. 'Kleed hem uit en hang hem op aan een boom langs de weg, als waarschuwing voor eventuele spionnen in de buurt. Ga dan de natami reinigen en laat de vijver leeglopen; ze zijn allebei onrein gemaakt. Als alles weer in orde is, stuur dan bericht naar de priesters van Chochocan om de boomgaard opnieuw te komen zegenen.'

Ze keken haar aan met onzekere blik, maar Mara draaide zich om. Nacoya kwam als eerste in beweging. Met een scherpe klak van haar tong begeleidde ze haar jonge meesteres naar de koele rust van het huis. Papewaio en Keyoke keken hen verontrust na terwijl de tuinman haastig de bevelen van zijn meesteres ging uitvoeren.

De twee tuinknechten keken elkaar aan en begonnen de touwen op te rollen. Het ongeluk van de Acoma hield niet op bij de dood van de vader en de zoon, naar het scheen. Mara's periode als Vrouwe van de Acoma zou wel eens kort kunnen blijken, want haar vijanden zouden niet wachten tot ze zich de subtiliteiten van het Spel van de Raad eigen had gemaakt. Maar toch, zo waren de tuinknechten stilzwijgend van mening, dergelijke zaken lagen in de handen van de goden, en nederige dienaren werden nu eenmaal altijd meegesleept in het deinende kielzog der machthebbers. Niemand zei ooit dat zo'n lot wreed of onterecht was. Het was gewoon zo.  

 

Op het moment dat de Vrouwe van de Acoma de afzondering van haar vertrekken had bereikt, nam Nacoya de leiding. Ze zette de diensters aan het werk, die meteen druk maar doelmatig in de weer gingen om het hun meesteres gemakkelijk te maken. Terwijl er een geparfumeerd bad werd klaargemaakt, zat Mara op haar kussens afwezig te plukken aan de geborduurde shatra's die haar huis symboliseerden. Iemand die haar niet kende zou hebben gedacht dat haar stilte het gevolg was van trauma en smart, maar Nacaya zag de doelbewustheid in de donkere ogen van het meisje en liet zich niet misleiden. Gespannen, kwaad en vastberaden als ze was, was Mara al bezig de verstrekkende politieke gevolgen van de aanval op haar persoon in te schatten. Ze onderging de verzorgende handelingen van haar meisjes zonder haar gebruikelijke rusteloosheid, en was stil terwijl ze haar wasten en haar wonden verzorgden. Rond haar gekneusde en gehavende rechterhand kreeg ze een kruidencompres. Nacoya bleef angstvallig in de buurt terwijl Mara stevig werd afgeschrobd door twee oudere vrouwen die vroeger heer Sezu op dezelfde wijze hadden bediend. Hun oude, verrassend sterke vingers vonden de knopen in haar gespannen spieren en kneedden die langzaam weg. Later, gekleed in een schoon gewaad, was Mara nog steeds moe, maar door de zorg van de oude vrouwen was het nerveuze gevoel van uitputting verdwenen. Nacaya bracht haar dampende chocha in een dun porseleinen kopje. Zittend voor een lage stenen tafel nipte Mara van de bittere drank en kromp een weinig ineen toen de vloeistof haar gekneusde keel passeerde. In de boomgaard was de schok van de aanval zo groot geweest dat ze behalve een korte uitbarsting van paniek en angst maar weinig had gevoeld. Nu ontdekte ze tot haar verrassing dat ze zich te uitgewrongen voelde voor een reactie.  

De schuine stralen van de middagzon deden de papierschermen voor de ramen als vanouds fel oplichten. Vanuit de verte hoorde ze het gefluit van de drijvers in de nidraweiden, en dichterbij klonk de stem van Jican, die een onhandige huis slaaf terechtwees. Mara deed haar ogen dicht en kon zich bijna het zachte gekras van de ganzenveer voorstellen waarmee haar vader zijn instructies aan ondergeschikten placht te schrijven.

Met trage bewegingen nam Nacaya plaats aan de andere kant van de tafel, haar gezicht getekend door zorgen. De broze sierschelpen waarmee haar gevlochten haar was opgestoken zaten een beetje scheef, alsof het door haar gevorderde leeftijd steeds moeilijker werd om haar armen omhoog te houden teneinde de pinnen netjes vast te zetten. Ook al was ze slechts een bediende, toch was Nacaya goed thuis in de kunsten en subtiliteiten van het Spel van de Raad. Jarenlang had ze dienst gedaan als rechterhand van heer Sezu, later had ze zijn dochter grootgebracht nadat zijn vrouw bij de geboorte was overleden. De oude dienstmeid was als een moeder voor Mara geweest.

Zich er scherp van bewust dat de oude vrouw zat te wachten tot zij het woord nam, zei Mara: 'Ik heb een paar ernstige fouten gemaakt, Nacoya.'

Het kindermeisje antwoordde met een kort hoofdknikje. ja, kind. Als u ons wat meer tijd had gegeven, had de tuinman vlak voordat u naar binnen ging de tuin kunnen inspecteren. Dan had hij misschien de moordenaar ontdekt of was hij vermoord, maar zijn verdwijning zou Keyoke zijn opgevallen, die dan met zijn krijgers de tuin had kunnen omsingelen. Dan had de moordenaar wel naar buiten moeten komen, als hij niet wilde doodgaan van de honger. En als de Hamoi-moordenaar voor de tuinman was gevlucht om zich buiten schuil te houden, dan zouden de soldaten hem hebben gevonden.' De handen van de oude vrouw verstrakten op haar schoot en haar stem werd streng. 'Uw vijand verwachtte dat u een fout zou maken... en dat heeft u ook gedaan.'

Mara accepteerde het verwijt. Met haar ogen volgde ze de traag van haar chocha opkringelende damp. 'Maar degene die de wurger heeft gestuurd, heeft net zo goed een fout gemaakt.'

'Zeker.' Nacoya kneep haar bijziende ogen half dicht om haar meesteres scherper te kunnen zien. 'Hij dacht de Acoma drievoudige oneer, aan te doen door u in de heilige familieboomgaard te laten vermoorden, en niet eerzaam met het zwaard, maar door wurging, alsof u een misdadiger of een slaaf was die in schande moest sterven!'  

'Maar als vrouw -' begon Mara.

'U bent Regerend Vrouwe,' onderbrak Nacoya haar vinnig. Haar gelakte armbanden kletterden tegen elkaar toen ze met haar vuisten op haar knieën sloeg, een oud gebaar waarmee ze haar afkeuring kracht bijzette. 'Vanaf het moment dat u de heerschappij van dit huis overnam, kind, was het als ware u een man, met alle rechten en voorrechten van het leiderschap. U beschikt over dezelfde macht als uw vader had als Heer van de Acoma. En om die reden zou uw dood door het wurgkoord een even grote schande over uw familie hebben gebracht als wanneer uw vader of uw broer op deze wijze was gestorven.'  

Mara beet op haar lip, knikte en waagde zich aan een slokje van haar chocha. 'En de derde schande?'

'Die Hamoi-hond was beslist van plan de natami te stelen om voorgoed een einde aan de naam Acoma te maken. Zonder clan of eer zouden uw soldaten zijn geëindigd als grijze krijgers, verschoppelingen die zich in de wildernis in leven moeten zien te houden. En al uw bedienden zouden de rest van hun leven als slaven hebben gesleten.' Op bittere toon besloot Nacoya: 'Onze Heer van de Minwanabi is behoorlijk arrogant.'  

Mara zette haar kopje keurig in het midden van de tafel. 'Dus jij denkt dat Jingu hier achter zit?'

'Die man is dronken van zijn eigen macht. In de Hoge Raad staat hij nu direct onder de Krijgsheer. Als Almecho door het lot van zijn wit-met-gouden troon wordt gestoten, is zijn opvolger pertinent zeker afkomstig van de Minwanabi. De enige andere van uw vaders vijanden die uw ondergang zou willen zien, is de Heer van de Anasati. Maar die is veel te verstandig om zo'n schandelijke aanslag, die bovendien zo slecht is uitgevoerd, te laten plegen. Als hij de Hamoi-moordenaar had gestuurd, zou zijn opdracht simpel zijn geweest: u te doden, op welke manier dan ook. Een gif pijl vanuit een schuilplaats, of een dolksteek tussen de ribben, en er dan vlug vandoor om het bericht van uw wisse dood te gaan brengen.' Nacoya knikte zeer beslist, alsof dit betoog haar in haar overtuiging had gesterkt. 'Nee, onze Heer van de Minwanabi mag dan de machtigste man in de Hoge Raad zijn, maar hij gedraagt zich als een woeste harulth, die hele bomen omver stampt om een gezen te vertrappen.' Tussen duim en wijsvinger gaf ze de grootte aan van het schuwe diertje dat ze had genoemd. 'Hij heeft zijn positie van zijn vader geërfd en hij heeft sterke bondgenoten. De Heer van de Minwanabi is sluw, maar niet erg intelligent. De Heer van de Anasati daarentegen is zowel sluw als intelligent, een te vrezen man.' Met een hand maakte Nacoya een slingerende beweging. 'Hij glibbert als de relli in het moeras: stil, onopgemerkt, en hij slaat toe zonder waarschuwing. De Minwanabi-heer had de moordenaar net zo goed een bevelschrift voor uw dood kunnen meegeven met aan de onderkant zijn eigen familiezegel eraan vast.' Bedachtzaam kneep Nacoya haar ogen tot spleetjes. 'Dat hij nu al weet dat u terug bent, zegt veel over zijn spionnen. We hadden aangenomen dat hij pas over een paar dagen te weten zou komen dat u Regerend Vrouwe was geworden. Dat de Hamoi al zo snel is gestuurd, wijst erop dat hij wist dat u de gelofte nog niet had afgelegd toen Keyoke u uit de tempel kwam halen.' Vol zelfverwijt schudde ze het hoofd. 'Dat hadden we kunnen weten.'  

Terwijl haar kop chocha op de tafel koud stond te worden, dacht Mar~ na over Nacoya's raad. Ze was zich als nooit te voren bewust van haar nieuwe verantwoordelijkheden, en accepteerde het feit dat ze vervelende zaken niet langer voor zich uit kon schuiven. Ook al krulde haar donkere haren meisjesachtig rond haar wangen en leek het gewaad met de versierde kraag haar veel te groot, ze rechtte niettemin haar rug met de vastberadenheid van een heerser. 'Misschien zie ik er in de ogen van de Heer van de Minwanabi uit als een gezen, maar hij weet nu in ieder geval dat dit bloesemetertje de tanden van een roofdier heeft gekregen. Laat Keyoke en Papewaio komen.'  

Op haar bevel sprong de boodschapper op van zijn post naast de deur. Met klepperende sandalen rende het slavenjongetje, dat op zijn snelheid was geselecteerd, weg met het bericht. Slechts korte tijd later arriveerden de krijgers. Beiden hadden al verwacht te worden ontboden. Keyoke had zijn ceremoniële helm op; de pluimen die verwezen naar zijn functie streken langs de latei van de deuropening toen hij binnenkwam. Blootshoofds, maar bijna net zo lang, volgde Papewaio zijn aanvoerder naar binnen. Hij liep met dezelfde gratie en kracht als waarmee hij nog maar enkele uren geleden de wurger had geveld. In zijn bewegingen was niets te zien wat wees op ongerustheid over zijn onduidelijke lot. Getroffen door zijn trotse houding en zijn ondoorgrondelijke gezicht, merkte Mara dat ze ineens niet meer wist hoe ze tot een uiteindelijk vonnis moest komen.  

Haar consternatie was aan niets te merken toen de krijgers formeel neerknielden voor haar tafel. De groene veren van Keyoke's helm trilden in de lucht, zo dichtbij dat Mara ze kon aanraken. Ze onderdrukte een huivering en gebood de mannen te gaan zitten. Haar dienstmeisje bood hun hete chocha uitde pot aan, maar alleen Keyoke nam een kop. Papewaio schudde eenmaal met het hoofd, alsof hij meer vertrouwen had in zijn lichaam dan in zijn stem.  

'Ik heb een fout gemaakt,' zei Mara. 'Ik zal mijn best doen om zulke fouten in de toekomst te vermijden.' Abrupt zweeg ze, fronste haar voorhoofd en maakte een nerveus gebaar dat de zusters van Lashima hadden getracht haar af te leren. 'Nee,' zei ze toen, 'dat is niet genoeg, want in de tempel heb ik geleerd dat mijn ongeduld soms mijn oordeel kan vertroebelen. Keyoke, wij moeten een handgebaar afspreken dat je zult maken wanneer mijn leven of het voortbestaan van de Acoma in gevaar is op een manier die mij misschien niet duidelijk is. Dan zal de dwaasheid van vandaag zich hopelijk nooit meer voordoen.'

Keyoke knikte. Zijn soldatengezicht was onbewogen, maar zijn houding drukte goedkeuring uit.Na een moment te hebben nagedacht wreef hij met de knokkel van zijn wijsvinger langs een oud litteken over zijn onderkaak. 'Vrouwe, zou u dit gebaar als zo'n waarschuwing herkennen, ook al zijn er veel mensen om ons heen?'  

Mara moest er bijna om glimlachen. Keyoke had gekozen voor een nerveuze gewoonte van Papewaio, het enige waaraan zijn innerlijke beroering ooit te zien was. Keyoke had zo'n zenuwtrek niet. Ook al was de situatie nog zo kritiek, zelfs in het heetst van de strijd verloor haar opperbevelhebber nooit zijn zelfbeheersing. Als hij in haar bijzijn over een litteken wreef, zou haar dat opvallen. 'Heel goed. Dat is het teken, Keyoke.'  

Er viel een bedrukte stilte toen Mara haar blik richtte op de andere krijger die voor haar zat. 'Mijn dappere Pape, als ik die ene fout niet had gemaakt, was ik nu dood en waren al onze mensen en bezittingen zonder meesteres.' Om het moment van oordeel uit te stellen, voegde ze eraan toe: 'Als ik had gezegd: laat niemand mij volgen naar de boomgaard ... ' Haar stem stierf weg, de zin onafgemaakt. Allemaal wisten ze dat haar bevel letterlijk zou zijn opgevolgd. Door plicht gedwongen had Papewaio dan in het hoofdgebouw moeten blijven, zijn meesteres overlatend aan de grillen van het lot. 'En nu moet een van mijn meest gewaardeerde dienaren voor zijn trouwe, eerbare dienst aan dit huis het leven laten,' zei Mara.  

'Zo is de wet,' merkte Keyoke op, zonder blijk te geven van bedroefdheid of woede. Kennelijk luchtte het hem op dat Mara de kracht had haar plicht te doen.  

Mara zuchtte. 'Er zal wel geen andere uitweg zijn.'

'Nee, kind,' zei Nacoya. 'U bepaalt het tijdstip van Pape's dood en de manier waarop hij sterft. U kunt hem natuurlijk toestaan op zijn eigen zwaard te vallen, waarmee u hem de eer van een krijger bewijst. Dat verdient hij op zijn minst, meesteres.'

Mara's donkere ogen schoten vuur. Ze was kwaad omdat ze zo'n standvastig dienaar verloren moest laten gaan. Nadenkend fronste ze haar voorhoofd. Lange tijd werd er niets gezegd, toen verkondigde ze ineens: 'Ik denk toch van niet.' Keyoke scheen op het punt iets te zeggen, maar knikte toen slechts. Papewaio wreef met een duim langs zijn onderkaak, het bekende teken van spanning. Geschokt door het gebaar ging Mara snel verder. 'Mijn oordeel is als volgt: trouwe Pape, dat je zult sterven staat vast. Maar ik bepaal de plaats en de omstandigheden van jouw dood wanneer het mij uitkomt. Tot die tijd vervul je als vanouds je taken, maar rond je hoofd draag je de zwarte doek van een veroordeelde, opdat een ieder weet dat ik de doodstraf over je heb uitgesproken.'  

Papewaio knikte eenmaal met het hoofd. 'Uw wil geschiede, meesteres.'  

'En mocht het lot bepalen dat ik eerder sterf dan jij,' voegde ze eraan toe, 'dan mag je je laten vallen op je eigen zwaard... of je wreken op mijn moordenaar, net waar je de voorkeur aan geeft.' Ze wist zeker waar Pape voor zou kiezen. Tot zij het tijdstip en de manier van executie had bepaald, bleef Papewaio nu bij haar in dienst.

Mara keek naar haar drie trouwste volgelingen, bang dat haar ongebruikelijke oordeel zou worden tegengesproken. Maar plicht en gebruik eisten onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, en niemand keek haar aan. In de hoop dat ze eervol had gehandeld, zei Mara: 'Ga nu heen en wees vrij in het vervullen van jullie taken.'  

Keyoke en Papewaio stonden allebei tegelijk op, maakten een stijve, formele buiging en vertrokken. Met een zweem van goedkeuring op haar gerimpelde gezicht kwam Nacoya ook overeind. 'Goed gedaan, dochter van Sezu,' fluisterde ze. 'U hebt Pape's eer gered en een hoogst trouwe dienaar weten te behouden. Die zwarte schanddoek zal hij beslist dragen alsof het een onderscheiding is.' Toen, alsof ze verlegen was over haar eigen vrijpostigheid, vertrok de oude kindermeid haastig.

De huisdienster bij de deur moest zich tweemaal melden voordat Mara haar opmerkte. Wat wenst mijn meesteres?'

De emoties en spanningen van de afgelopen middag hadden de Vrouwe van de Acoma uitgeput achtergelaten. Ze keek op. Bij het zien van de verwachtingsvolle uitdrukking op het gezicht van de dienster besefte ze dat de middag was verstreken. De blauwe schaduwen die op de deurschermen vielen, verleenden een neerslachtige sfeer aan de fraaie schilderijen van jagers te velde. Verlangend naar de eenvoud van haar jeugd, besloot Mara de formaliteiten van het avondmaal over te slaan. Morgen was vroeg genoeg om het feit onder ogen te zien dat zij haar vaders plek aan het hoofd van de tafel zou moeten innemen. Ze zei: 'Laat de avondbries binnen, daarna kun je gaan.'  

Vlug en gehoorzaam schoof de dienster de grote buitenschermen op het westen open. De oranje zon hing laag aan de hemel en raakte bijna de purperen rand van de horizon. De waterlanden waar de shatra's zich tegen het vallen van de avond verzamelden, lichtten roodgoud op. Op dat moment stegen de vogels allemaal op. Binnen een paar tellen was de hemel bezaaid met hun plots sierlijke, elegante silhouetten, wervelend langs wolken die rozerood en diepblauw opvlamden met het vallen van de avond. Geen mens wist de reden voor deze schitterende groepsdans in de lucht, maar het was een majestueus gezicht. Al duizenden keren had Mara dit schouwspel gezien, maar nog steeds waren de vogels adembenemend. Ze merkte niet eens dat het dienstmeisje op haar tenen vertrok, en bleef bijna een uur lang gefascineerd zitten kijken hoe honderden zwermen bijeenkwamen, zwenkend en draaiend, wiekend en zwevend terwijl de lucht langzaam donkerder werd. Toen de zon verdween, streken de vogels neer. Inde zilveren schemering verzamelden ze zich in het waterland, dicht bijeen om roofdieren in verwarring te brengen terwijl ze sliepen.  

Inhet warme, zachte uur van de avondstond keerden de huisknechten terug met olie voor de lampen en hete kruidenthee. Maar Mara was uiteindelijk door uitputting overvallen en te midden van haar kussens troffen ze haar aan, in slaap gesust door de vertrouwde geluiden van de drijvers die de nidra's naar de stal brachten. Inde verte klonk het droeve lied van een keukenslaaf die thyzabrood stond te kneden, dat zacht tegenklank bood aan de gedempte kreten van Keyoke's schildwachten die op het terrein patrouilleerden om de veiligheid van Acoma's nieuwste vrouwe te garanderen.  

 

Gewend als ze was aan de orde en regelmaat van de tempel werd Mara vroeg wakker. Ze knipperde met haar ogen, verbaasd over haar omgeving. Toen bracht de over haar matras gedrapeerde sprei het haar in herinnering: ze lag in haar vaders kamer, als Regerend Vrouwe van de Acoma. Uitgerust, ondanks de nog steeds schrijnende verwondingen die de Minwanabi-moordenaar haar had toegebracht, liet ze zich op haar zij rollen. Weelderig lang haar bleef hangen in haar wimpers. Ongeduldig streek ze de lok weg.  

De dageraad deed de schermen aan de oostkant oplichten. Het fluiten van een drijver die de nidra's naar de wei bracht sneed door het ochtendlijke vogelkoor. Rusteloos geworden door herinneringen stond Mara op.  

Haar dienstmeisjes hoorden haar niet. Dankbaar voor haar alleen-zijn liep het meisje op blote voeten door de kamer en deed de pal van het scherm' omhoog. Met een zwak piepje liet het scherm zich opzij schuiven. Koele lucht streelde haar huid onder de losse plooien van haar gewaad. Mara snoof de geur op van dauw, vochtige aarde en het subtiele aroma van de akasi's. De nevel die van het waterland opsteeg, gaf de bomen en hagen, waarlangs een eenzame drijver achter zijn traag voortsjokkende nidra's liep, grijze tinten.  

De soldaat die wachtliep in de voortuin maakte rechtsomkeert. Toen hij besefte dat het meisje in het lange witte hemd en met de verwarde haardos zijn regerend meesteres was, maakte hij een diepe buiging. Afwezig knikte Mara hem toe, en hij hervatte zijn taak. De ochtend was nog niet bedorven door de drukte en het lawaai van de dag en het meisje liet haar blik over de uitgestrektheid van haar familielandgoed glijden. Straks ging iedereen die op het landgoed werkte aan de slag, dus kon Mara nog maar een paar minuten genieten van de serene rust. Ze besefte hoeveel ze nog moest leren om dit uitgestrekte bezit te kunnen besturen, en fronste bezorgd haar voorhoofd. Op dit moment kende ze niet eens de omvang van haar erfenis. Vaag wist ze van het bestaan van bezittingen in andere provincies, maar van de exacte ligging en de waarde was ze niet op de hoogte. Haar vader had altijd een hekel gehad aan de bijzonderheden van het boerenbedrijf en al had hij met wijsheid zijn have en goed bestierd en voor het welzijn van zijn mensen gezorgd, met Mara had hij altijd alleen maar gesproken over de dingen waar hij van hield, doorgaans zaken van luchtiger aard.  

Toen het dienstmeisje zich aandiende vanuit de deuropening van de kamer, deed Mara het scherm dicht. 'Ik ga me nu aankleden en meteen daarna ontbijten. Daarna wil ik Jican, de nieuwe hadonra spreken, in de werkkamer.'

Het meisje maakte een buiging en repte zich naar de kledingkast. Onderwijl schudde Mara haar haren los. Gewend geraakt aan een tempelleven zonder bedienden pakte Mara automatisch haar borstel.  

'Mijn vrouwe, doe ik u geen genoegen?' Verontrust keek het jonge dienstertje haar aan.

Mara fronste haar voorhoofd, geïrriteerd door haar eigen gedachteloosheid. 'Welzeker doe je mij een genoegen.' Ze gaf de haarborstel af en bleef stil zitten terwijl het meisje haar haren verzorgde. Ondertussen dacht Mara na en moest tegenover zichzelf toegeven dat haar besluit om Jican te spreken even goed diende om Nacoya te ontwijken als om meer van haar landgoed te weten te komen. De oude kindermeid was vroeg in de ochtend doorgaans nogal kribbig. Afgezien van haar gebruikelijke ochtendhumeur zou Nacoya ook beslist hele verhandelingen afsteken over haar verantwoordelijkheden als Regerend Vrouwe.  

Mara zuchtte en het meisje hield op met borstelen, wachtend tot haar vrouwe zou aangeven wat er aan de hand was. Toen Mara niets zei, ging het meisje aarzelend verder, alsof ze de afkeuring van haar vrouwe vreesde. Terwijl Mara bedacht wat ze Jican allemaal zou vragen, schoot het door haar heen dat ze zich uiteindelijk toch teweer zou moeten stellen tegen Nacoya's knorrige manier van doen. Opnieuw slaakte ze een zucht, zoals ze vroeger altijd deed wanneer ze door Nacoya werd bestraft voor een schelmenstreek, en weer hield het meisje op om te zien of haar meesteres ontevreden was. Na een ogenblik stilte ging het meisje verder met het schikken van het haar van haar meesteres, en Mara werd volledig in beslag genomen door de kwesties van het landgoedbeheer.

 

Keurig verzorgd zat Mara later, met heer elleboog steunend op een stapel kussens, te lezen in de zoveelste tekstrol die Jican voor haar had meegebracht. In opperste concentratie beet ze zachtjes op haar lip. De kleine, door de zon gebronsde hadonra keek zenuwachtig als een thyzavogel mee over haar schouder. Aarzelend wees hij met een vinger.  

'De winstcijfers staan hier onder elkaar, mijn vrouwe. Zoals u ziet, zijn ze behoorlijk hoog.'

'Ik zie het, Jican.' Toen Nacoya haar hoofd om de hoek van de deur stak legde Mara de rol op haar knieën. 'Ik heb het druk, Nacoya. Ik zie je straks, misschien tegen het middaguur.'

De oude kindermeid schudde haar hoofd, de haarspelden als altijd scheef. 'Als mijn vrouwe mij toestaat, het is nu één uur in de middag.'

Verrast trok Mara haar wenkbrauwen op. Ineens kon ze haar vaders afkeer van het beheer van zijn verafgelegen bezittingen goed begrijpen. De taak was omvangrijker dan ze had verwacht. Maar in tegenstelling tot haar vader vond ze de fijne kneepjes van de financiën fascinerend. Met een meewarige glimlach om Nacoya's ongeduld zei de Vrouwe van de Acoma: 'Ik was de tijd uit het oog verloren. Maar Jican is bijna klaar. Als je wilt, kun je blijven wachten.'

Maar Nacoya schudde van nee. 'Veel te veel te doen, vrouwe. Misschien kunt u uw boodschapper sturen als u zover bent. Maar stel het niet te lang uit. Er moeten beslissingen worden genomen en morgen is het te laat om erover na te kunnen denken.'  

De kindermeid vertrok. Mara hoorde haar mompelen tegen Keyoke, die op wacht stond in de gang. Mara pakte een nieuwe rol, gefascineerd door Jicans les in handelswetenschappen. Dit keer gaf ze commentaar op de balans zonder dat de hadonra haar ergens op hoefde te wijzen. 'We hebben dan misschien een ernstig tekort aan krijgers, Jican, maar onze financiële positie is sterk.'

'Moeilijk was dat niet, meesteres. Sotamu heeft duidelijke rapporten nagelaten over de jaren dat hij uw vader diende. Ik heb alleen zijn voorbeeld gevolgd. De thyzaoogst is al drie jaar overvloedig, terwijl de hwaetschimmel in de laaggelegen provincies de prijs van alle graansoorten heeft opgedreven: die van thyza, ryge, maza, zelfs die van milat. Nu de hwaet zo schaars is, moet je wel heel erg lui zijn om je thyza gewoon in Sulan-Qu op de markt te brengen. Zoveel extra moeite kost het niet om in de Stad op de Vlakte zaken te gaan doen met een vertegenwoordiger . van een graanscheepsconsortium.' De kleine man slaakte een zucht. 'Mijn vrouwe, met alle respect voor de leden van uw verheven klasse, maar ik ken een hoop machtige heren die een hekel hebben aan de bijzonderheden van de handel. Maar tegelijkertijd staan ze hun hadonra's en vertegenwoordigers niet toe op eigen gezag te handelen. Zodoende hebben we zaken gedaan met grote huizen, en de kooplieden in de stad zoveel mogelijk links laten liggen. Dat heeft ons regelmatig grote winsten opgeleverd.'

De hadonra zweeg, de handen bedeesd voor zich uitgespreid. Aangemoedigd door het feit dat Mara hem niet onderbrak, ging hij verder: 'En de fokkers ... die vormen een mysterie. Nogmaals, met alle respect, maar vooral in het noorden lijken de heren erg kortzichtig te zijn in hun keuze van fokstieren.' Nu hij zich meer op zijn gemak voelde, haalde de kleine man in verbijstering zijn schouders op. 'Een nukkige stier die moeilijk in de hand te houden is, maar die wel zwaar gespierd is en woest over de grond krabt, of eentje met een grote...' Verlegen sloeg hij zijn ogen neer. '...eh, met een groot mannelijk lid, brengt meer op dan een dikke stier waarmee goede slachtdieren te fokken zijn, of dan een rustige waaruit sterke trekdieren voortkomen. Daarom brengen dieren die een verstandiger man zou laten castreren of slachten de hoogste prijzen op terwijl de beste hier blijven. En dan verbazen de mensen zich nog over de kwaliteit van onze kudde en zeggen ze: "Hoe komt het toch dat het Acoma-vlees zo goed smaakt terwijl ze zulke zwakke stieren hebben?" Die denkwijze begrijp ik niet.'  

Mara begon te glimlachen, de eerste ontspannen uitdrukking die haar gezicht vertoonde sinds ze de tempel had verlaten. 'Die edele heren zijn op zoek naar dieren om hun eigen viriliteit aan af te meten. Aan dat soort dingen heb ik geen behoefte. En aangezien ik ook niet voor een van mijn koeien gehouden wens te worden, mag je doorgaan met het uitkiezen van dieren voor de verkoop zonder erop te letten of hun eigenschappen al dan niet voor de mijne onderdoen.'

Even werden Jicans ogen groot, tot hij besefte dat het meisje een grapje maakte. Toen lachte hij voorzichtig met haar mee.

'Je hebt goed werk geleverd,' voegde Mara eraan toe.

De man glimlachte dankbaar, alsof het een pak van zijn hart was. Het was duidelijk dat hij genoot van de verantwoordelijkheid die zijn nieuwe ambt met zich meebracht, en dat hij had gevreesd dat zijn nieuwe meesteres hem van zijn post zou ontslaan. Zijn blijdschap was tweeledig, want niet alleen bleef hij aan als hadonra, maar ook zag vrouwe Mara in wat hij waard was.  

Mara had haar vaders intuïtie voor bestuurlijke zaken, ook al was die nu pas aan het ontluiken, en ze begreep dat ze een bekwaam, wellicht zelfs begaafd landopzichter aan haar zij had. Je ijver in het zakendoen strekt de Acoma tot even grote eer als de moed van onze soldaten,' besloot ze. Je kunt nu gaan om je te wijden aan je taken.'

Vanuit zijn knielende positie maakte de hadonra een buiging tot hij met zijn voorhoofd de vloer raakte, wat een diepere buiging was dan van iemand met zijn status mocht worden verwacht. 'Ik koester mij in het zonlicht van de lofspraak van mijn meesteres.'

Jican stond op en vertrok, en meteen kwam er een huisknecht om de rollen van de vloer op te pakken. Onmiddellijk nadat de hadonra de deur uit was, kwam Nacoya haastig binnen, op haar hielen gevolgd door een aantal bedienden met een lichte maaltijd. Met een zucht wenste Mara in stilte dat de leden van haar al te overvloedige huishoudelijke staf konden worden omgetoverd in soldaten.

Nacoya maakte een buiging en ging zitten voordat Mara de kans kreeg haar permissie te geven. Nog terwijl de bedienden met een zacht tinkelen van serviesgoed hun dienbladen neerzetten, zei Nacoya: 'Denkt mijn vrouwe soms dat ze de hele ochtend kan werken zonder een hap te eten?' Er verscheen een kritische blik in haar donkere oude ogen. 'U bent afgevallen sinds u naar de tempel vertrok. Er zijn mannen die u schriel zouden vinden.'

Nog steeds denkend aan haar onderhoud met Jican, zei Mara, alsof ze haar niet had gehoord: 'Ik ben begonnen met het leren kennen van mijn landgoederen en bezittingen. Je hebt er goed aan gedaan deze Jican te benoemen, Nacoya. Ik herinner me Sotamu met genegenheid, maar deze man lijkt me een meester in de handel.'

Nacoya's houding verzachtte. 'Ik ben erg vrijpostig geweest, meesteres, maar er moest op dat moment een beslissing genomen worden.'  

'Je hebt goed gehandeld.' Mara keek naar het uitgestalde voedsel. Door de geur van vers thyzabrood werd ze zich bewust van haar honger. Ze pakte een sneetje, fronste haar voorhoofd en zei toen: 'En ik ben niet schriel. De maaltijden in de tempel waren lang niet zo eenvoudig als je denkt.' Ze nam een hap en bedachtzaam kauwend keek ze haar ontembare kindermeid aan. 'Nu dan, wat staat ons te doen?'  

Nacoya tuitte haar lippen, een gewis teken dat ze naar haar mening een netelig onderwerp aansneed. 'We moeten zo snel mogelijk uw huis versterken, vrouwe. Omdat u geen bloedverwanten meer heeft, vormt u voor velen een verleidelijk doelwit. Ook degenen die geen reden hebben om met de Acoma de strijd aan te binden, zouden met een jaloers en begerig oog uw landerijen kunnen bezien. Land en vee zijn voor een mindere heer misschien geen aanleiding om zich tegen uw vader te keren, maar tegen een jong meisje zonder scholing of ervaring? "Achter ieder gordijn schuilt een hand,'" citeerde ze.

"'En achter iedere hand een mes,'" ging Mara verder. Ze legde haar brood neer. 'Ik weet het, N acoya. Ik had gedacht dat we rekruten moesten werven.'  

Nacoya schudde zo krachtig het hoofd dat haar los opgestoken haar omlaag dreigde te komen. 'Dat is op dit moment een lastig en gevaarlijk plan.'

'Waarom?' Door haar ergernis vergat Mara te eten. 'Ik heb net met Jican onze middelen bekeken. De Acoma zijn rijk genoeg om tweeënhalfduizend krijgers te onderhouden. We hebben zelfs genoeg om wervingsgeld te betalen.'  

Maar Nacoya doelde niet op het feit dat een nieuwe meester van een rekruut de vorige meester voor diens opleiding schadeloos moest stellen. Vriendelijk bracht ze haar vrouwe in herinnering: 'Er zijn er te veel gesneuveld, Mara-anni. De familiebetrekkingen die nog resteren zijn te gering in aantal.' De Tsuranese traditie schreef voor dat alleen familie van een soldaat die al in dienst was, in een huisgarnizoen kon worden opgenomen. Aangezien de oudste zoon doorgaans trouw zwoer aan het huis waar zijn vader diende, werden de rekruteringsmogelijkheden verder beperkt tot tweede of later geboren zonen. Nacoya ging verder: 'Door de intensieve rekrutering die uw vader heeft gedaan voor de invasie op de barbarenwereld, zijn de meeste weerbare mannen al opgeroepen. Degenen die u nu nog zou vinden, zijn jong en onervaren. En de Heer van de Minwanabi zal in actie komen voordat dergelijke mannen u tot nut kunnen zijn.'

'Daar heb ik al over nagedacht.' Vanonder de schrijftafel pakte Mara een handgesneden kistje van diverse hardhoutsoorten. 'Ik heb vanmorgen bericht gestuurd naar het kruiers- en bodengilde. De vertegenwoordiger die komt, zal de opdracht krijgen dit ter hand te stellen aan de Heer van de Minwanabi, aangetekend en zonder boodschap.' Met een grimmig gezicht gaf Mara het kistje aan Nacoya.  

Toen de oude vrouw het deksel opendeed en de inhoud zag, trok ze haar wenkbrauwen op. Keurig opgerold naast een shatraveer lag een rood koord, met donkere vlekken van het bloed van Mara's hand. Het kistje sluitend alsof er een rode dhast, de giftigste aller slangen, in zat, zei Nacoya: 'Dit is een openlijke verklaring dat er een bloedvete is tussen de Acoma en de Minwanabi.'

'Ik bevestig alleen een vete die al sinds jaar en dag bestaat!' beet Mara. De moord op haar vader en broer lagen haar nog te vers in het geheugen om zich te matigen. 'Het enige wat ik Jingu ermee zeg is dat er een nieuwe Acoma-generatie klaar staat om zich tegen hem te verzetten.' Plots verlegen met haar emoties staarde het meisje naar het dienblad met voedsel. 'Moeder van mijn hart, ik heb weinig ervaring met het Spel van de Raad, maar ik weet nog goed dat vader 's avonds vaak met Lano zat te praten over de plannen die hij smeedde. Het was om zijn zoon vertrouwd te maken met de verschillende zetten in het Spel, en de redenen die erachter staken. Zijn dochter luisterde altijd mee.'  

Nacoya knikte en zette het kistje neer. Mara keek op, licht transpirerend door de hitte, maar zelfverzekerd. 'Onze vijand bij de Minwanabi zal denken dat dit een teken is van iets ongrijpbaars. Hij zal zich proberen voor te bereiden op alle mogelijke dingen die wij volgens hem aan het beramen zijn, waardoor wij de kans krijgen een plan te maken. Het enige wat ik op dit moment kan doen is tijd winnen.'

Een tijdlang was Nacoya stil, toen zei ze: 'Dochter van mijn hart, ik bewonder uw onverschrokkenheid, maar ook al wint u hiermee een dag, een week of misschien zelfs langer, uiteindelijk zal de Heer van de Minwanabi toeslaan, om aan alles wat Acoma is een eind te maken.' Koppig leunde ze naar voren. 'U moet bondgenoten hebben, en daartoe staat maar één weg voor u open. U moet trouwen. En snel.'  

Mara schoot zo abrupt overeind dat ze met haar knie tegen de poot van de schrijftafel stootte. 'Nee!'

Er viel een gespannen stilte. Eén van de perkamenten die van de tafel vielen, dwarrelde in haar soep.

Nacoya, onverschillig voor het opvliegende gedrag van haar meesteres, zei bruusk: 'U hebt geen andere keus, kind. Als Regerend Vrouwe moet u uit de jongere zonen van bepaalde huizen in het keizerrijk een gemaal kiezen. Door een huwelijk met een zoon van de Shinzawai, de Turakeg of de Chochapan vormt u een alliantie met een huis dat ons kan beschermen.' Even zweeg ze. 'Voor zolang ze dat kunnen. Maar toch, tijdwinst zal in ons voordeel werken.'  

Met grote ogen en een rood gezicht zei Mara: 'Al die jongens waarover jij net sprak, heb ik nog nooit gezien. Ik trouw niet met een vreemde!'

Nacoya stond op. 'U spreekt nu vanuit woede, en uw hart regeert over uw verstand. Als u niet naar de tempel was gegaan, zou er voor u een echtgenoot zijn gekozen uit degenen die door uw vader, of door uw broer na hem, geschikt werden geacht. Als Vrouwe van de Acoma moet u nu omwille van uw huis hetzelfde doen. Ik zal u alleen laten, opdat u hierover kunt nadenken.'

Met het kistje dat door het bodengilde moest worden afgeleverd bij de Heer van de Minwanabi in haar oude handen, maakte de kindermeid een stijve buiging en vertrok.

Innerlijk ziedend bleef Mara zitten, met niets ziende ogen starend naar het doorweekte perkament dat langzaam naar de bodem van haar soepkom zonk. De gedachte aan trouwen riep ongekende angsten bij haar op, die op een of andere manier wortelden in haar verdriet. Ondanks de hitte van de dag huiverde ze. Ze knipte met haar vingers zodat de bedienden het eten weg zouden halen. Ze trok zich terug om in afzondering na te denken over het voorstel van haar bejaarde kindermeid.  

 

Op Keyoke's aanraden bleef Mara de hele middag in huis. Graag had ze haar onderzoek naar het Acoma-bezit per draagkoets voortgezet, maar daar had ze te weinig krijgers voor. Om haar veiligheid te garanderen was er een escorte nodig, waardoor er minder soldaten beschikbaar waren om de normale patrouilles te lopen. Aangezien ze te plichtsgetrouw was om niets te doen, bestudeerde ze allerlei documenten om zich verder vertrouwd te maken met de meer afgelegen bezittingen van haar familie. Ze liet een lichte maaltijd brengen. De schaduwen werden langer en de hitte van de middag nam af.

Tijdens het lezen had de Vrouwe van de Acoma begrip gekregen voor een subtiel maar belangrijk feit van het Tsuranese leven, een feit dat door haar vader vaak benadrukt was en dat ze nu pas ging waarderen: eer en traditie waren slechts twee muren van een groot huis, macht en rijkdom waren de andere twee. En van die vier waren het de laatste twee die voorkwamen dat het dak instortte.

Mara klemde haar vuist rond het handvat van de tekstrol. Als ze de vijanden die uit waren op haar dood op een of andere manier op afstand kon houden tot ze sterk genoeg was geworden om deel te nemen aan het Spel van de Raad, dan ... Ze maakte die gedachte niet eens af. De Heren van de Minwanabi en de Anasati van zich afhouden, dat was het probleem. Wraakneming zou een zinloze droom zijn, tot ze het voortbestaan van haar familie kon verzekeren.  

Diep in gedachten verzonken hoorde ze niet dat Nacoya haar vanuit de deuropening zachtjes riep. 'Meesteres?' herhaalde de kindermeid.

Verrast keek Mara op en wenkte de oude vrouw naar binnen. Afwezig wachtte ze af tot de bejaarde dienares haar buiging had voltooid en voor haar op haar knieën zat.

'Vrouwe, ik heb nagedacht over ons gesprek van vanmiddag, en ik vraag om uw begrip voor hetgeen ik u raad.'

Mara kneep haar ogen tot spleetjes. Ze had geen zin het onderwerp huwelijk opnieuw te bespreken, maar de zeurende pijn van de kneuzingen die de moordenaar haar had toegebracht, maakten het haar onmogelijk te vergeten dat er een verstandige koers moest worden gevaren. Ze legde haar tekstrollen opzij en gaf aan dat Nacoya verder kon gaan.  

'Als Regerend Vrouwe van de Acoma zou uw status door een huwelijk niet veranderen. Uw man zou aan uw rechterhand zitten, maar hij zou geen stem in de huiselijke aangelegenheden hebben, behalve waar u hem dat toestaat. Hij -'

'Dat weet ik allemaal,' onderbrak Mara, ongeduldig zwaaiend met een hand.

De kindermeid ging wat gemakkelijker zitten. 'Vergeef mij, vrouwe. Bij ons vorige gesprek was ik vergeten dat bepaalde dingen van de wereld buiten de tempelmuren voor een maagd van Lashima niet meer vanzelfsprekend zijn. Wat zich afspeelt tussen jongens en meisjes, afspraakjes met de zonen van edele huizen, de kus- en aanraakspelletjes... die dingen zijn u, zeker het afgelopen jaar, onthouden. De gedachte aan mannen...' Van haar stuk gebracht door Mara's aanhoudende stilzwijgen, begon Nacoya te aarzelen. 'Neemt u mij niet kwalijk dat ik afdwaal. U was maagd, en bent dat nog.'  

Mara bloosde. Tijdens haar verblijf in de tempel was haar opgedragen alle neigingen van het vlees te vergeten. Nacoya's bezorgdheid dat het meisje misschien niet in staat zou zijn met deze kwestie om te gaan was ongegrond, want dat vergeten had Mara grote moeite gekost. Regelmatig had ze zich betrapt op het dagdromen over jongens die ze in haar kinderjaren had gekend. Zenuwachtig wreef Mara over het verband rond haar gewonde hand. 'Moeder van mijn hart, ik ben inderdaad nog steeds maagd. Maar ik weet best hoe mannen en vrouwen in elkaar zitten.' Alsof ze gepikeerd was maakte ze ineens een cirkel met de duim en wijsvinger van haar linkerhand, waar ze haar rechterwijsvinger met kracht doorheen stak. Herders, boeren en soldaten bezigden het gebaar om ontucht aan te geven. Obsceen was het niet - in de Tsuranese samenleving deed niemand moeilijk over seks - maar wel was het een volks gebaar, dat een vrouwe van een groot huis niet paste.

Nacoya was te verstandig om op zo'n provocatie in te gaan, en zei: 'Ik weet dat u samen met uw broer hebt gespeeld met soldaten en herders, meesteres. Ik weet ook dat u de stieren op de koeien hebt zien klimmen. En meer dan dat.'

Mara en haar broer waren in het verleden vele malen binnen gehoorafstand van een hartstochtelijk samenzijn geweest, en waren soms zelfs per ongeluk op een ontmoeting tussen slaven of bedienden gestuit. Ze haalde haar schouders op, alsof dat er weinig toe deed.  

'Kind,' zei Nacoya, wijzend op haar hoofd, 'u weet wat zich hier afspeelt tussen een man en een vrouw.' Toen legde ze haar wijsvinger op haar hart. 'Maar u hebt geen idee wat zich hier afspeelt.' Haar vinger ging naar haar kruis. 'Of hier. Ik mag dan misschien oud zijn, maar ik kan het me nog wel herinneren. Mara-anni, een Regerend Vrouwe is ook een krijger. U moet de baas zijn over uw lichaam. U moet pijn kunnen overwinnen.' De ogen van de kindermeid kreeg een peinzende uitdrukking, alsof ze dacht aan vroegere tijden. 'En soms doet hartstocht meer pijn dan een zwaardwond.' Het lage zonlicht dat door het scherm viel benadrukte de besliste uitdrukking op haar gezicht toen ze haar ogen weer op Mara richtte. 'Totdat u uw eigen lichaam door en door leert kennen en het helemaal de baas bent, bent u kwetsbaar. En uw kracht, of uw zwakheid, is ook die van Huize Acoma. Een knappe man die zachtjes in uw oor fluistert, wiens hand een vuur ontsteekt in uw kruis, kan evengoed uw ondergang betekenen als de Hamoi-tong.'  

Mara kreeg een dieprode kleur en haar ogen schoten vonken. 'Wat wilde je daarmee zeggen?'

'Een Regerend Vrouwe mag geen twijfel kennen,' zei Nacoya. 'Na de dood van uw moeder ondernam heer Sezu stappen om zich ervan te verzekeren dat vleselijke lusten hem niet tot dwaasheden zouden verleiden. Het verlangen naar een dochter van het verkeerde huis had de Acoma net zo makkelijk fataal kunnen worden als het verliezen van een veldslag. Toen u in de tempel was, liet hij hier vrouwen van het Rieten Leven komen.'  

'Nacoya, die vrouwen zijn hier ook geweest toen ik nog kleiner was. Ik kan me dat herinneren.' Geërgerd haalde Mara diep adem. De sterke geur van akasi's deed haar beseffen dat achter de schermen de slaven de tuin aan het bij snoeien waren.

De weezoete lucht had schijnbaar geen uitwerking op Nacoya. 'Heer Sezu deed dat niet altijd voor zichzelf, Mara-anni. Soms kwamen de vrouwen voor Lanokota, opdat hij het gebeuren tussen een man en een vrouw leerde kennen, en niet ten prooi zou vallen aan de ambities van geslepen dochters en de intriges van hun vaders.'

De gedachte aan haar broer met zulke vrouwen stuitte Mara onverwacht tegen de borst. De nabijheid van de slaven dwong haar echter fatsoenlijk te blijven. 'Nogmaals: wat wou je daarmee zeggen?'  

'Ik zal een man van het Rieten Leven laten komen, eentje die geschoold is -'  

'Nee!' onderbrak Mara. 'Ik wil er niet van horen!'

Nacoya negeerde haar meesteres. '- is in het brengen van genot. Hij kan u -'

'Ik zei nee, Nacoya!'

'- alles leren wat u weten moet, opdat u niet zult worden ingepalmd door een zachte hand of lieve woordjes in het donker.'

Mara stond op het punt in razernij uit te barsten. 'Ik beveel je: houd je mond!'

Nacoya slikte wat ze had willen zeggen in. Een minuut lang keken de twee vrouwen elkaar bewegingloos aan. Ten slotte boog de oude kindermeid haar hoofd tot haar voorhoofd op de mat rustte waarop ze zat, het onderwerpende gebaar van een slaaf. 'Ik schaam mij diep. Ik heb mijn meesteres beledigd.'  

'Ga weg! Laat me alleen!'

De oude vrouw stond op, haar rug stijf. Het geruis van haar kleren leek afkeuring uit te drukken toen ze vertrok. Mara wuifde de dienster weg die verscheen om te vragen of het haar ergens aan ontbrak. Alleen, omringd door de gekunstelde, prachtig gekalligrafeerde tekstrollen die zo eervol verhulden wat in werkelijkheid een wreed en dodelijk netwerk van intriges was, deed Mara haar best zich te herstellen van de verwarring die Nacoya's voorstel in haar teweeg had gebracht. De angst die overweldigend in haar oprees was naamloos.  

Stil snikkend sloeg Mara haar armen om zich heen. De Vrouwe van de Acoma boog haar hoofd, beroofd van haar broers troost en omringd door samenzwering, bedreiging en de onzichtbare aanwezigheid van vijanden. Haar tranen sijpelden door het verband rond haar hand, prikkend in de bloedkorsten daaronder.  

 

Ver weg klonk een bel. Mara herkende het signaal voor de slaven om zich te verzamelen in hun verblijven voor het avondmaal. De arbeiders in de akasituin stonden op en legden hun gereedschap neer terwijl aan de andere kant van het dunne papierscherm hun meesteres haar tekstrollen van zich afduwde. Haar betraande ogen droogdeppend riep ze zacht de bedienden om het werkvertrek te openen en de buitenlucht binnen te laten.

Toen stond ze op, leeg en uitgeput, maar haar mond stond weer vastberaden. Ze leunde tegen de stijl van het scherm, bedachtzaam op haar lip kauwend. Er moest een andere oplossing dan een huwelijk bestaan. Ze dacht diep na terwijl de zon als een grote gouden bal naar de westelijke horizon zakte, maar ze kon niets verzinnen. In de verte trilde de lucht boven de velden; aan het azuurblauwe uitspansel was geen vogel te zien. Op het witte kiezelpad lagen de gesnoeide akasibladeren te verwelken en gaven hun geur af aan de slaperige stilte rond het grote huis. Mara geeuwde, versleten van verdriet en zorgen.  

Ineens hoorde ze iemand roepen. Plots klaarwakker ging ze rechtop staan. Er kwamen mannen aangerend over de weg naar de kazerne van de wacht. Zo'n verstoring van de rust kon alleen maar een slecht bericht inhouden, dus ze draaide zich om, weg van het scherm, precies op het moment dat er een dienstmeisje binnenstormde, op de hielen gevolgd door een krijger, zwetend, onder het stof en nahijgend van het hardlopen in volle wapenrusting. Hij boog eerbiedig het hoofd. 'Meesteres, met uw permissie.'

Mara voelde een koude vuist om haar maag. Het begint nu al, dacht ze bij zichzelf, maar haar betraande gezicht was onbewogen toen ze zei: 'Spreek.'

De soldaat sloeg met zijn vuist op zijn hart, bij wijze van saluut. 'Meesteres, de opperbevelhebber laat weten dat de kudde is overvallen door bandieten.'

'Ga mijn draagkoets halen. Vlug!'

'Uw wil geschiede, meesteres.' De dienster die de soldaat was voorgegaan verdween op een drafje door de deur.  

Tegen de krijger zei Mara: 'Verzamel een escorte.'

De man maakte een buiging en vertrok. Mara trok het lichte korte gewaad dat Tsuranese edelvrouwen thuis plachten te dragen uit en wierp het kledingstuk in de handen van een gereed staand dienstmeisje terwijl een ander al aan kwam lopen met een reisgewaad, langer en bescheidener van snit. Met een dunne sjaal om haar hals teneinde de blauwe plekken te verbergen, stapte Mara naar buiten.

Haar koetsdragers stonden al stil te wachten, op hun lendendoeken na naakt, zwetend in de hitte. De vier krijgers die bij hen stonden waren nog bezig hun helmen vast te maken en de wapens aan hun gordel te hangen. De soldaat die Mara had gewaarschuwd bood haar eerbiedig zijn hand en hielp zijn meesteres in de kussens van de koets. Toen gebaarde hij naar dragers en escorte. De draagkoets schommelde en schoot vooruit toen de dragers gehoor gaven aan de roep om haast en naar de buitenweiden renden.  

De reis was veel korter dan Mara had verwacht, nog mijlen binnen de grenzen van het landgoed. Dat was een ontmoedigend teken, want als de patrouilles regelmatig genoeg werden uitgevoerd, waagden bandieten zich nooit zo ver de landerijen in. Met een verontwaardigde ruk trok ze de gordijnen opzij. 'Wat is hier gebeurd?'

Keyoke wendde zich af van de twee soldaten die de grond afspeurden naar sporen waaruit het aantal overvallers kon worden opgemaakt. Of hij de traansporen op haar gezicht nu zag of niet, zijn getaande gezicht vertoonde geen reactie. Hij zag er indrukwekkend uit in zijn gelakte wapenrusting, zijn gepluimde helm bungelend aan zijn gordel. Hij gebaarde naar een paar kapotte hekken, die al door slaven in lendendoeken werden gerepareerd, en bracht verslag uit. 'Verschoppelingen, mijn vrouwe. Tien, misschien twaalf. Ze hebben een herdersjongen gedood, het hek kapotgemaakt en een paar nidra's meegenomen.'  

'Hoeveel?' Op haar gebaar hielp de opperbevelhebber haar uit de draagkoets. Het gras onder haar voeten voelde vreemd aan na de maanden op de galmende stenen vloeren van de tempels. Even onverwacht waren de geuren van vruchtbare aarde en de khalaranken die zich door de hekken kronkelden. Maar lang liet ze zich er niet door afleiden, en ze begroette Jican met een frons die niet onderdeed voor die van haar vader wanneer er iets mis was met zijn bezittingen. De hadonra had weinig contact met de overleden Heer van de Acoma gehad, maar die blik was legendarisch. Zwetend, de vingers zenuwachtig rond zijn schrijfplankje geklemd, maakte hij een buiging. 'Vrouwe, u bent hooguit drie of vier koeien kwijt. Ik kan definitief verslag uitbrengen wanneer de verdwaalde dieren zijn teruggehaald.'  

Mara moest haar stem verheffen om boven het loeien van de opgewonden dieren uit te komen, die door fluitende drijvers met lange stokken en knallende zwepen naar een kraal werden gedreven. 'Verdwaalde dieren?'  

Geërgerd door Jicans bedeesdheid gaf Keyoke antwoord met een stem die beter paste op het slagveld op de barbarenwereld dan op de platgetreden grond van een nidrawei. 'De beesten in deze wei waren klaar om te worden gedekt. Toen ze het bloed roken, zijn ze op hol geslagen, waardoor de herders werden gewaarschuwd.' Hij zweeg even, en zijn ogen speurden de boomgrens in de verte af.

Zijn gespannen manier van doen deed Mara's bezorgdheid toenemen. 'Wat zit je dwars, Keyoke? Toch zeker niet het verlies van een paar koeien of een vermoorde slaaf?'

'Nee, vrouwe.' Met de ogen nog steeds op de bossen gericht, schudde de oude soldaat zijn hoofd. 'Ik betreur de vernieling van goede eigendommen, maar nee, de koeien en die jongen zijn het probleem niet.' Hij zweeg even toen een opzichter iets riep naar een ploeg slaven die nieuwe aandroegen. 'We zijn erg waakzaam geweest sinds die Hamoi-hond is geweest, meesteres. Dit waren geen kruimeldieven. Ze sloegen toe en waren weg, op klaarlichte dag, wat wijst op gedegen voorbereiding, en kennis van onze patrouilles.'

Mara voelde een ijskoude steek van angst. Met zorgvuldige kalmte zei ze: 'Spionnen?' De Heer van de Anasati was er dus niet te beroerd voor een overval door 'bandieten' in scène te zetten om de sterkte van de Acoma-troepen te testen.

Afwezig betastte Keyoke zijn zwaard. 'Ik denk het niet, meesteres.' Hij had al een conclusie getrokken, gebaseerd op de indrukken die zijn aan bovennatuurlijkheid grenzende observatievermogen hem had verschaft. 'De Minwanabi zijn nooit zo subtiel, en de Anasati hebben geen buitenpost die zuidelijk genoeg is om zo snel een aanval te kunnen organiseren. Nee, dit lijkt mij het werk van soldaten, en naar mijn idee zonder meester.'  

'Grijze krijgers?' Met gefronst voorhoofd dacht Mara aan de ruwe, clanloze mannen die zich vaak in groepen in de bergen ophielden. Nu de Acoma maar zo'n klein leger hadden, konden die onder leiding van een listig aanvoerder net zo'n grote bedreiging vormen als het gekonkel van vijanden.

Keyoke sloeg het stof van zijn polsbeschermers en keek weer naar de heuvels, die nu dieper in de schaduw van de schemering lagen. 'Met mijn vrouwe's goedvinden zou ik graag verkenners willen sturen. Als deze overval door grijze krijgers is gepleegd, was dat alleen om hun magen te vullen, dus is er ergens rook, of zijn er kookvuren, en zo niet, dan weten we dat het bericht over onze zwakte snel vijandelijke oren zal bereiken.'

Hij had het niet over een tegenaanval. Zo omzichtig en subtiel als Nacoya niet kon zijn, was zijn stilzwijgen omtrent dit onderwerp. Het zei Mara dat een vertoning van brute kracht kon ontaarden in een ramp. Er waren te weinig Acoma-krijgers, zelfs om een groep nidradieven te verdrijven. Wat zijn de Acoma diep gevallen, dacht Mara. Ze maakte het formele gebaar van instemming. Vlug gaf Keyoke zijn mannen bevelen. De koets dragers kwamen al overeind, blij met een snelle terugkeer naar de maaltijd die stond af te koelen op de tafels thuis. De vrouwe was echter nog niet klaar om te vertrekken, ook al wist ze dat Nacoya weer tekeer zou gaan als ze langer bleef dan strikt noodzakelijk was. De dringende behoefte aan nieuwe strijders vormde kennelijk op dit moment de bron van alle gevaar. Ze wenkte Keyoke weer, nog steeds niet tevreden met het idee dat een huwelijk de enige oplossing was.  

Hij boog, zijn gezicht gehuld in schemering. 'De avond valt, meesteres. Als u mijn raad wilt, laat me u dan begeleiden op de terugweg, want in het donker kunt u wellicht groot gevaar lopen.'  

Mara's hart werd verwarmd door dezelfde kwaliteiten die heer Sezu altijd zo had gewaardeerd in zijn opperbevelhebber, en ze liet zich glimlachend door de oude krijger in de draagkoets helpen. Toen richtte ze zich op de kern van het probleem. 'Ben je al nieuwe rekruten aan het werven?'  

Keyoke beval de dragers te vertrekken en liep met de koets op. 'Mijn vrouwe, twee van onze mannen hebben contact opgenomen met familieleden in verre steden met de vraag of jongere zonen bij u in dienst willen treden. Over een week of twee zal ik nog eens een of twee toestaan hetzelfde te doen. Veel meer dan dat kunnen we niet doen. In iedere kazerne, van Ambolina tot Dustari, is bekend dat de Acoma een troepentekort hebben.'  

In de schaduwen vlamden lichtjes op toen de arbeiders bij het hek lantarens ontstaken om hun werk voort te zetten. Terwijl de draagkoets afsloeg in de richting van het grote huis, begon een van de mannen aarzelend te zingen. Een tweede volgde, toen meer.

Zich ervan bewust dat hun veiligheid afhing van haar oordeel, vroeg Mara: 'Moeten we misschien contracten sluiten?'

'Met huurlingen? Karavaan-bewakers?' zei Keyoke. 'Uitgesloten. Die zouden niet betrouwbaar zijn. Mannen die geen eed aan de Acoma-natami hebben gezworen, zijn nog minder dan waardeloos. Die zijn u geen eer verschuldigd. Tegen de vijanden van uw vader heeft u krijgers nodig die u zonder aarzelen gehoorzamen, die bereid zijn te sterven op uw bevel. De eerste huurling die bereid is te sterven voor een beetje geld moet ik nog zien. Nee, vrouwe, huurlingen worden alleen ingezet voor eenvoudige klusjes, zoals het bewaken van een pakhuis, of het patrouilleren langs de grenzen. En dan alleen nog om krijgers voor eerzamer taken vrij te maken.'  

'Dan hebben we dus huurlingen nodig,' zei Mara. 'Al was het alleen maar om te voorkomen dat die grijze krijgers dik worden van onze nidra's.'

Keyoke haakte zijn helm los en streek met een hand langs de pluimen. 'Mijn vrouwe, in betere tijden misschien, maar niet nu. De helft van de mannen die u inhuurt zijn hoogstwaarschijnlijk spionnen. Ik heb er een hekel aan te zwichten voor mannen zonder meester, maar we moeten wachten en onze rangen langzaam aanvullen.'

'En sterven.' Ze zette haar tanden op elkaar, boos en ontevreden omdat Nacoya's voorstel om te trouwen steeds onvermijdelijker leek te worden.

Geschrokken omdat hij het meisje nog nooit zo had horen praten, liet Keyoke de koets dragers halt houden. 'Mijn vrouwe?'

'Hoe lang nog, Keyoke, voordat de Heer van de Minwanabi erachter komt hoeveel schade zijn verraad ons precies heeft toegebracht?' Mara hief haar hoofd op. In de toenemende duisternis was haar gezicht een bleek ovaal tussen de witte stof van de gordijnen. 'Vroeg of laat merkt een van zijn spionnen dat het hart van ons huis zwak is, dat mijn eigen landgoed niet meer dan een handjevol gezonde krijgers herbergt waarmee we de schijn ophouden. Onze buitengebieden worden beschermd door een list, oude mannen en ongeoefende jongens, paraderend in volle wapenrusting. We zijn net een gezen die zijn adem inhoudt en maar hoopt dat de harulth hem niet vertrapt. Maar die hoop is vals. Ieder moment kan het bedrog worden ontdekt. En dan zullen de heren die uit zijn op onze ondergang toeslaan, met brute kracht.'  

Keyoke zette zijn helm weer op. Langzaam en weloverwogen gespte hij de riem onder zijn kin vast. 'Dan gaan uw soldaten strijdend ten onder, mijn vrouwe.'

'Dat is het hem nu juist, Keyoke.' Nu ze eenmaal was begonnen, kon Mara de gevoelens van hopeloosheid die van diep in haar binnenste opwelden niet meer tegenhouden. 'Dan sterven ze allemaal. En jij ook, en Pape ook, en zelfs onze oude Nacoya. En daarna nemen de moordenaars van mijn vader en broer mijn hoofd en de Acoma-natami mee naar de Heer van de Minwanabi en... en dan bestaan de Acoma niet meer.'

Zwijgend liet de oude soldaat zijn handen zakken. Hij kon de woorden van zijn meesteres niet weerleggen, noch haar gerust stellen. Met zachte stem gebood hij de dragers verder te gaan naar het grote huis, waar het licht was, en waar schoonheid en kunst het hart van het Acoma-erfgoed vormden.  

De koets schommelde toen de slaven van de ongelijke weidegrond op het aangeharkte grindpad stapten. Mara schaamde zich voor haar uitbarsting en trok de lintjes los van de doorschijnende gordijnen, die golvend omlaagvielen om haar aan het zicht te onttrekken. Omdat hij er rekening mee hield dat ze misschien huilde, hield Keyoke zijn blik correct naar voren gericht. Eerzaam voortbestaan scheen hem onmogelijk na de dood van heer Sezu en zijn zoon. Maar omwille van zijn meesteres, wier leven hij nu bewaakte, weigerde hij zich te scharen bij de soldaten die, hoewel ze de strijd hadden overleefd, geloofden dat dit huis was getroffen door het misnoegen van de goden en dat het Acoma-fortuin onherroepelijk tanende was.  

Toen Mara sprak, schrok de opperbevelhebber op uit zijn gedachten. Haar stem klonk onverwacht ferm. 'Keyoke, als ik doodga en jij blijft leven, wat gebeurt er dan met jou?'

Met een gebaar naar de heuvels, waar de overvallers zich met hun buit hadden teruggetrokken, antwoordde Keyoke: 'Zonder uw toestemming om mijzelf het leven te benemen, zou ik dan net als zij zijn, meesteres. Een zwerver, zonder meester en alleen, zonder doel of identiteit, een grijze krijger zonder huiskleuren.'

Mara stak een hand door de gordijnen en keek door de smalle spleet die zo ontstond. 'Is het zo ook met die bandieten gegaan?'

'Met sommigen wel. Sommigen zijn misdadigers: dieven, rovers, enkele anderen moordenaars, maar velen zijn soldaten die hun meester hebben overleefd.'  

De draagkoets naderde de voortuin van het grote huis, waar Nacoya met een schare bedienden stond te wachten. Vlug ging Mara verder. 'Eerzame mannen, Keyoke?'

Zonder een zweem van verwijt in zijn blik keek de opperbevelhebber zijn meesteres aan. 'Een soldaat zonder huis is eerloos, meesteres. Maar voordat de meester viel? Ik neem aan dat grijze krijgers eens goede mannen zijn geweest, maar je meester overleven is een teken van het misnoegen van de goden.'

De koets werd statig de voortuin ingedragen en met een amper waarneembare bons door de slaven neergezet. Mara duwde de gordijnen opzij en nam Keyoke's uitgestoken hand aan. 'Opperbevelhebber, kom vanavond naar mijn vertrekken als de verkenners terug zijn uit de heuvels. Ik wil een plan bespreken wanneer de rest van het huishouden slaapt.'  

'Zoals u wilt, meesteres.' Keyoke maakte een buiging, zijn vuist formeel tegen het hart gedrukt. Maar toen de bedienden met lantarens kwamen, meende Mara een zweem van goedkeuring op het gezicht van de krijger te zien.

 

Mara's overleg met Keyoke duurde tot diep in de nacht. De sterren glinsterden als ijs. Tegen de tijd dat de oude krijger de helm naast zijn knie weer oppakte, stond het gegroefde, goudkoperen profiel van Kelewans maan hoog aan de hemel. 'Het is een zeer stoutmoedig en gevaarlijk plan, mijn vrouwe. Maar omdat men van een gezen nu eenmaal geen agressie verwacht, zou het kunnen werken.'

'Het moet werken!' In het donker rechtte Mara haar rug. 'Anders raken we veel van onze trots kwijt. Met vragen om bescherming in ruil voor een huwelijk is geen eer te behalen. Het zou eerder een beloning zijn voor degenen die het verraderlijke complot tegen ons hebben gesmeed. Ons huis zou het grootste deel van zijn invloed op het Spel van de Raad kwijt zijn, en het zou de geesten van mijn voorouders mishagen. Nee, ik denk dat mijn vader in dit geval zou hebben gezegd: "Veiligheid is niet altijd de beste koers.'"

Keyoke gespte zijn helm zo zorgvuldig vast dat het leek alsof hij zich voorbereidde op een veldslag. 'Zoals mijn vrouwe wil. Maar ik ben blij dat ik niet degene ben die uw plan aan N acoya gaat vertellen.' Hij maakte een buiging, stond op en liep naar het buitenscherm. Hij lichtte de pal op, schoof het scherm open en stapte naar buiten, waar het maanlicht de bloembedden verguldde. Het tegen dit heldere licht afgetekende silhouet van de opperbevelhebber scheen wat rechter te zijn, de schouders wat minder gespannen. Opgelucht besefte Mara dat Keyoke een strijdvaardige oplossing van de problemen verwelkomde. Ook hij waagde liever de uitvoering van haar plan dan dat hij zag dat ze de familie door middel van een huwelijk overleverde aan de genade van een sterker huis. Bang en opgewonden tegelijk maakte ze haar ineengeslagen vingers van elkaar los en merkte dat haar handen bezweet waren.  

'Ik trouw wanneer ik dat nodig vind en anders niet,' mompelde ze tegen de nacht. Toen liet ze zich achterover op de kussens zakken. Met tegenzin kwam de slaap haar halen. Herinneringen aan Lano weefden zich door gedachten aan jonge, pocherige zonen van grote huizen, waarvan ze er uiteindelijk een als huwelijkskandidaat moest kiezen.

 

Toen de dag aanbrak was het reeds heet. Door de nu waaiende droge zuidenwind bleef er alleen nog vocht, in de regentijd gevallen, in beschutte holtes staan. Te midden van okergele stofwolken dreven de herders de nidra's naar de weide. Mara ontbeet in de binnen tuin, onder de royale schaduw van de bomen. Het straaltje water dat uit een sierlijke fontein klaterde had een kalmerende uitwerking op haar. In een saffraangeel gewaad met een hoge kraag leek ze nog jonger dan haar zeventien jaren, haar ogen te licht, over haar gezicht een schaduw, door slapeloosheid veroorzaakt. Maar uit de stem waarmee ze Nacoya ontbood, sprak ferm gezag.  

De oude kindermeid arriveerde, knorrig, zoals gewoonlijk 's morgens vroeg. Mara's roep had haar bij het aankleden verrast, want haar haren waren haastig in een staart gebonden, en haar lippen vormden een dunne streep van ergernis. Na een bruusk uitgevoerde buiging vroeg ze: 'Mijn meesteres wenst?'

De Vrouwe van de Acoma gebaarde haar plaats te nemen. Nacoya weigerde beleefd. Haar knieën deden pijn, en het was nog veel te vroeg om te ruziën met een eigenwijs meisje wier koppigheid de eer van haar voorouders te gronde kon richten.

Met een vriendelijke glimlach keek Mara haar vroegere kindermeid aan. 'Nacoya, ik heb nog eens nagedacht over je advies, en de wijsheid ingezien van een huwelijk teneinde de complotten van onze vijanden te dwarsbomen. Ik wil je vragen een lijst voor me op te stellen van alle kandidaten die volgens jou in aanmerking komen, want ik heb raad nodig bij het kiezen van een geschikte echtgenoot. Je kunt nu gaan. Mettertijd spreek ik verder met je over deze kwestie.'

Nacoya knipperde met haar ogen, duidelijk verrast door deze ommekeer. Toen kneep ze haar ogen tot spleetjes. Achter dit soort volgzaamheid ging vast een heel andere bedoeling schuil, maar de Tsuranese etiquette verbood een bediende het stellen van vragen. Wantrouwig tot het uiterste, maar niet in staat onder het bevel tot vertrekken uit te komen, maakte de oude meid een buiging. 'Uw wil geschiede, meesteres, en moge Lashima's wijsheid u leiden.'  

Zachtjes mompelend slofte ze weg. Als het toonbeeld van een adellijke vrouwe nipte Mara van haar chocha. Toen, na een gepaste pauze, riep ze haar loopjongen bij zich. 'Laat Keyoke, Papewaio en Jican komen.'  

De twee krijgers waren er al voordat haar kopje leeg was, Keyoke in zijn glimmend gepoetste wapenrusting, en Papewaio eveneens klaar voor de strijd, de zwarte hoofddoek van de veroordeelde even keurig geknoopt als de sjerp waaraan zijn zwaard hing. Zoals Nacoya al had gezegd, gedroeg hij zich alsof hij was onderscheiden met een ereteken voor heldenmoed. Aan zijn gezicht was verder niets veranderd. In haar hele leven waren maar weinig dingen zo bestendig als Papewaio, bedacht Mara.  

Ze knikte naar de dienster met de chochapot, en deze keer nam ook Pape een kop dampende drank.

Zonder zijn helm af te nemen dronk Keyoke van zijn chocha, een wis teken dat hij strategieën aan het overpeinzen was. 'Alles staat klaar, meesteres. Pape heeft wapens en wapenrustingen uitgedeeld en slagleider Tasido leidt de exercitie. Zolang er niet wordt gevochten, zullen uw krijgers overtuigend overkomen.'  

'Mooi.' Te zenuwachtig om haar chocha op te drinken legde Mara haar bezwete handen in haar schoot. 'Dan is het wachten nu op Jican, opdat de val van lokaas kan worden voorzien.'

Precies op dat moment betrad de hadonra de tuin. Hijgend en zwetend van de haast waarmee hij was gekomen, maakte hij een buiging. Zijn kleren zaten onder het stof, en hij had het schrijfplankje voor het registreren van de dieren die naar de wei werden gebracht nog bij zich. 'Mijn verontschuldigingen, meesteres, voor mijn slonzige verschijning. Op uw bevel zijn de drijvers en de slaven -'  

'Ik weet het, Jican,' onderbrak Mara. Je eer is onaangetast en de toewijding waarmee je je werk doet is bewonderenswaardig. Nu dan, hebben we voldoende goederen en gewassen in de voorraadschuren voor een handelskaravaan?'  

Verrast door de lofprijzing en de geheel onverwachte wending die het gesprek nam, rechtte de hadonra zijn schouders. We hebben zes wagens met thyza van mindere kwaliteit die we hebben bewaard om de nidra's mee vet te mesten, maar de niet-drachtige dieren kunnen goed zonder. De laatste kalveren zijn twee dagen geleden gespeend. En we hebben wat huiden die aan de harnasmakers verkocht kunnen worden.' Jican verplaatste zijn gewicht, zijn ontsteltenis zorgvuldig verbergend. 'Het zou wel een heel kleine karavaan worden. Noch het graan, noch de goederen zouden veel winst opleveren.' Eerbiedig maakte hij een buiging. 'Mijn meesteres zou er beter aan doen te wachten tot de opbrengst groot genoeg is.'  

Mara negeerde zijn voorstel. 'Breng een kleine karavaan in gereedheid.'  

'Ja, meesteres.' Jicans klemde zijn vingers rond het schrijfplankje. 'Ik zal bericht sturen naar onze vertegenwoordiger in Sulan-Qu.'

'Nee, Jican.' Mara stond op en liep naar de rand van de fontein. Daar stak ze haar hand uit en liet de waterdruppels als juwelen tussen haar vingers door vallen. 'Deze karavaan gaat naar Holan-Qu.'

De hadonra wierp een geschrokken blik op Keyoke, maar zag geen enkele vorm van afkeuring op het gegroefde gezicht van de opperbevelhebber. Nerveus drong hij bijna smekend aan: 'Meesteres, niet om u ongehoorzaam te zijn, maar uw goederen moeten dan toch naar Sulan-Qu worden gebracht en vandaar uit stroomafwaarts naar Jamar om ze in te laten schepen.'  

'Nee.' Op de marmeren tegels spatten dikke druppels uiteen toen Mara haar hand balde tot een vuist. 'De wagens reizen over land.'

Weer keek Jican even naar Keyoke, maar de opperbevelhebber en diens lijfknecht stonden stil als julobomen, de ogen strak naar voren gewend. De hadonra van de Acoma, worstelend met zijn ongerustheid, wendde zich nogmaals tot zijn meesteres. 'Vrouwe, de weg door de bergen is onveilig. In de bossen zitten grote aantallen bandieten, en we hebben niet genoeg krijgers om hen te verjagen. Om zo'n karavaan te kunnen bewaken moeten we dit landgoed onbeschermd achterlaten. Ik moet het u afraden.'

Met een kinderlijke glimlach draaide Mara zich om van de fontein. 'Maar de karavaan zal onze verdediging niet uithollen. Papewaio gaat aan het hoofd van een compagnie zorgvuldig uitgekozen mannen. Twaalf van onze betere soldaten moet genoeg zijn om de bandieten op afstand te houden. Ze hebben onze kudde overvallen en hebben dus geen voedsel nodig, en in wagens die niet door grote aantallen soldaten worden bewaakt, worden duidelijk geen waardevolle zaken vervoerd.'  

Jican boog, zijn smalle gezicht onbewogen. 'Dan zouden we er verstandig aan doen helemaal geen bewakers mee te sturen.' Zijn houding diende om zijn ongelovigheid te verbergen, en hij wist dat hij gevaar liep het ongenoegen van zijn meesteres over zich af te roepen door te proberen haar van deze dwaasheid af te brengen.  

'Nee.' Mara wikkelde haar druipnatte vingers in de diepe plooien van haar gewaad. 'Ik wil een erewacht.'

Jicans gezicht vertrok van schrik, maar vrijwel meteen had hij zich weer in de hand. Dat zijn meesteres van plan was mee te gaan op deze gevaarlijke reis gaf aan dat ze door smart was beroofd van haar verstand.

'Je kunt gaan, Jican, om mijn bevelen uit te voeren,' zei Mara.

Vanuit zijn ooghoeken keek de hadonra naar Keyoke, in de verwachting dat de eisen van zijn vrouwe wel tot protest zouden leiden. Maar de oude opperbevelhebber haalde slechts even de schouders op, alsof hij zeggen wilde: wat is eraan te doen?  

Nog aarzelde Jican, hoewel zijn eer hem verbood verder bezwaar te maken. Een strenge blik van Mara gaf de doorslag. Vlug maakte hij een buiging en vertrok, met afhangende schouders. Gisteren had de Vrouwe van de Acoma zijn oordeel prijzenswaardig bevonden; vandaag scheen ze niet meer verstandelijk vermogen te hebben dan Lashima had geschonken aan een nidra.  

De aanwezige bedienden bewaarden een gepast stilzwijgen en Keyoke verroerde geen vin. Zelfs de pluimen op zijn helm waren roerloos. Alleen Papewaio keek zijn meesteres in de ogen. De rimpels rond zijn ogen werden ietsje dieper. Even leek er een glimlach om zijn mond te spelen, hoewel er verder niets aan zijn houding veranderde.