11 Hernieuwing
Mara luisterde naar het water.
Het kleine stroompje dat uit de vijver in de contemplatietuin van de Acoma liep, rimpelde zachtjes spetterend over de stenen van zijn bedding. De wind vlaagde door de boomtakken, een onbestendig geluid dat goed paste bij Ajiki's drukke bui. Met een ernstig gezicht keek hij naar zijn moeder die de urn met de resten van zijn vader optilde. De rouwceremonie was nog te veel voor zijn jonge brein. Hij begreep alleen dat hij het koud had in de wind en dat zijn moeder hem niet liet wegkruipen om te gaan spelen.
Mara ervoer smart noch spijt toen ze Buntokapi's as uitstrooide in de holte onder de Acoma-natarni. Haar man was dood en de Heer van de Anasati rouwde om een zoon, al was het slechts een ongeliefde derde zoon. Tecuma's bitterheid werd beslist verdubbeld door het feit dat Buntokapi's einde was bewerkstelligd door iemand die hij niet kon treffen. Als moeder van de enige Anasati-kleinzoon was Mara tegen vergelding gevrijwaard. Toch voelde het meisje zelf zich niet de overwinnaar.
Een nieuwe windvlaag rukte aan haar gewaad. Mara huiverde. Ze mocht zich nooit toestaan spijt te krijgen. Wat was gedaan, was gedaan uit noodzaak. Als ze daar anders over ging denken, kwelde ze zichzelf met een veel grotere last dan de woedende schim van haar echtgenoot ooit kon zijn, want als ze twijfel, of zelfs onzekerheid liet groeien, liep ze het gevaar dat ze geen beslissingen meer zou kunnen nemen, en dat zou de Acoma onvermijdelijk blootstellen aan de vernietiging door een vijand, want het Spel van de Raad ging gewoon door. Voor spijt was geen plaats, ondanks haar tijdelijke verdriet, en besluiteloosheid moest altijd op afstand worden gehouden.
Voor de tweede keer in nog geen twee jaar tijd bracht ze de rouwceremonie ten uitvoer. Maar in plaats van diep weggestopte pijn was er nu alleen maar triestheid. Sezu had haar geleerd dat de dood een vast onderdeel van de politiek was, maar nu begreep ze dat die vorm niet meer was dan een voorwendsel om moord te rechtvaardigen. Met dat besef was ze slecht op haar gemak.
Mara zocht troost in een stil gebed, gericht aan de schim van haar echtgenoot. Buntokapi, dacht ze, wat het je geest ook moge brengen, op het laatst ben je waardig gestorven. Even, hoe kort ook, was je de naam Heer van de Acoma waardig en daar eer ik je voor. Moge je reis langs het Wiel je in je volgende leven een betere beloning brengen.
Nu scheurde Mara haar kleren, maakte een snee in haar arm en strooide as tussen haar borsten. Ajiki lag naast haar rusteloos te schoppen. De kralen die Nacoya had meegegeven om hem bezig te houden had hij al weggegooid. Mara scheurde zijn zuigelingenwikkels open en smeerde as op zijn kleine borst. Hij keek ernaar en trok een gezicht. Taai als zijn vader wilde Ajiki niet huilen toen Mara hem kneep. Hij stak zijn onderlip naar voren en keek haar strijdlustig aan. Met de ceremoniële dolk prikte ze een gaatje in zijn onderarm opdat ze het ritueel kon voltooien. Hij begon te jammeren. Ze hield Ajiki's arm boven de vijver en liet zijn bloed met het hare in het water druppelen.
Daarop kwamen de tranen moeiteloos. Alleen en veilig voor de kritische blikken van welwillende adviseurs en bedienden, gaf Mara toe aan haar stille angst dat ze niet was opgewassen tegen de volgende ronde in het Spel van de Raad. De vernedering en de pijn die ze onder Buntokapi's handen had geleden, de twijfel en de angst waarmee ze zijn val had beraamd, alle gevaren die ze had doorstaan om de moord op haar vader en broer te overleven - al die dingen konden nog steeds zonder enige betekenis zijn, worden weggeblazen op de wind van de omstandigheden en politiek fortuin. De Minwanabi sliepen nooit in hun haat jegens de Acoma. Soms voelde Mara zich uiterst en volkomen hulpeloos.
Steun zoekend bij praktische zaken, trok ze Ajiki het kleine ceremoniële pakje aan. Toen deed ze haar eigen witte gewaad aan, bracht haar jammerende zoon tot rust en droeg hem door de windvlagen naar de ingang van de boomgaard.
Het lawaai was de eerste waarschuwing dat er bezoek was. Er klakten wapenrustingen in de voortuin en in het zuchten van de wind door de bladeren klonk de opgewonden stem van een bediende. Mara's vingers verstrakten rond Ajiki's warme lijfje, waarop het kind uit protest begon te wriemelen. Gespannen stapte ze langs de afschermhagen en botste bijna tegen Keyoke's gewapende gestalte. De oude opperbevelhebber had zich vierkant voor de ingang opgesteld en aan de losse sluitertjes van zijn gespen zag ze dat hij zijn staatsiewapenrusting met de grootste haast had aangetrokken. Het was dus belangrijk bezoek.
'Anasati?' vroeg ze zacht.
Met een kort knikje antwoordde Keyoke: 'Papewaio en Nacoya wachten al op u, vrouwe. En Lujan zorgt in de kazerne voor de bewapening van twee compagnieën.'
Mara fronste het voorhoofd. Keyoke zou deze voorzorgsmaatregelen nooit hebben genoemd als Tecuma met vredige bedoelingen was gekomen. Haar vrees werd bevestigd toen de opperbevelhebber nadrukkelijk een hand ophief en met zijn duim over zijn kin krabde.
Ze haalde diep adem, wegduikend voor een speels zwaaiende vuist van Ajiki. 'Lasmma belone je vooruitziende blik, Keyoke,' mompelde ze. En met kloppend hart stapte ze langs de haag en in het zicht van de bezoekers.
De tuin stond vol met hoflieden, krijgers en bedienden, allen stoffig van de reis en gestoken in eenvoudige, doelmatige wapenrustingen, niet in de druk gedecoreerde, met glazuur versierde wapenrustingen die bij staatsiebezoeken werden gedragen. Als een opvallend bonte verschijning zat de Heer van de Anasati in zijn huiskleuren en rouwpluimen geduldig te wachten op zijn draagkoets, zijn raadsman Chumaka aan zijn rechterzijde. Onmiddellijk werd het stil toen Mara naar hem toe liep, Nacoya en Papewaio vlak achter haar aan. De Anasati-soldaten gingen in de houding staan en de Vrouwe van de Acoma maakte een buiging, zo licht mogelijk zonder iemand van Tecuma's rang te beledigen.
'Welkom, vader van mijn echtgenoot.'
'Gegroet, dochter,' zei hij bitter. 'Ik zie dat je de zoon van mijn zoon in je armen hebt. Mag ik hem zien?'
Even voelde Mara een steek van schuld. De presentatie van een kleinzoon behoorde een vreugdevolle gebeurtenis te zijn, maar nu werd Ajiki in een sfeer van onuitgesproken vijandschap aan de uitgestrekte armen van zijn grootvader overgeleverd. Wegzinkend in geparfumeerde kleding en de scherpe randen van edelstenen, begon het kind te spartelen, maar hij huilde niet. Tecuma keek naar zijn onbewogen gezichtje en zei: 'Hij lijkt op Bunto.'
Mara knikte instemmend.
Na geruime tijd het kind te hebben geknuffeld, gaf Tecuma hem met koud stilzwijgen terug. Onmiddellijk droeg Mara hem over aan de zorgen van Nacoya, die hem kalmeerde zoals ze met zijn moeder had gedaan, vele jaren geleden na een rouwplechtigheid.
'Breng mijn zoon naar zijn kamer,' zei de Vrouwe van de Acoma. Toen de oude kindermeid vertrok, keek Mara in het vijandige gezicht van haar schoonvader. 'Ik bied u de gastvrijheid van mijn huis.'
'Nee, dochter.' Tecuma benadrukte het woord, al zijn tederheid verdwenen nu Ajiki was verdwenen. 'Ik zet geen voet in het huis van de moordenares van mijn zoon.'
Mara kromp bijna ineen. Met grote moeite wist ze ongeëmotioneerd antwoord te geven. 'Uw zoon heeft zich van het leven benomen, mijn heer, wat zijn eer van hem verlangde.'
Tecuma boog eenmaal met het hoofd, vlug, als eerbewijs. 'Dat weet ik, Mara. Maar ik kende mijn zoon. Zelfs hij zou nooit zo'n belediging aan het adres van de Krijgsheer en zijn eigen vader voor elkaar hebben gekregen, al was hij nog zo onbekwaam als regent. Alleen jij kan het daarop aan hebben gestuurd.' Iets wat leek op respect kleurde heel even zijn houding. 'Mijn complimenten voor je schitterende spel in de Raad, Mara van de Acoma.' Toen werd zijn stem hard als steen. 'Maar deze bloedige overwinning wordt je met gelijke munt terugbetaald.'
Mara besefte dat haar schooonvader in zijn smart en woede meer zei dan hij onder normale omstandigheden zou hebben gedaan. Ze besloot voorzichtig te zijn. 'Mijn heer, ik heb niets anders gedaan dan mijn echtgenoot en heer gehoorzamen en herhalen wat hij in het bijzijn van getuigen heeft gezegd.'
'Genoeg,' wuifde Tecuma het protest weg. 'Het maakt niet uit. Mijn kleinzoon erft straks de mantel van de Acoma en hij zal zorgen voor een trouwe band tussen mijn huis en het zijne.' Hij gaf een teken, en er stapte een man uit het Anasati-gevolg naar voren, een magere, roofdierachtige kerel met een listige blik en een gordel van geglazuurde carohuid. 'Dit is Nalgara, die namens mij zal optreden tot Ajiki meerderjarig is.'
Maar Mara liet zich niet overrompelen. 'Nee, mijn heer.'
Tecuma's ogen vernauwden zich tot spleetjes. 'Dat heb ik je niet horen zeggen.'
Weigerend zich zwak te betonen door zijn woorden te beamen, zei Mara: 'U neemt deze man mee als u vertrekt.'
Met gerammel van wapenrustingen gingen de handen van de Anasati-krijgers naar hun wapens. Tecuma's arm trilde, klaar voor het sein voor de aanval. 'Daag je mij uit, vrouwe?'
Hopend dat Lujan tijd genoeg had gehad om haar eigen compagnieën te bewapenen, hield Mara voet bij stuk. 'Nee, mijn heer, ik eis het van u.'
Nu liet Tecuma alle schijn van beleefdheid varen. 'Ik bepaal wat er met Bunto's nalatenschap gebeurt. Ik ben de Heer van de Anasati.'
'Maar dit is het domein van de Acoma,' onderbrak Mara hem, haar stem nu ook hard van woede. 'Mijn heer van de Anasati schijnt te vergeten dat zijn zoon de Heer van de Acoma was. En de Acoma is geen vazal van de Anasati, is dat nooit geweest en zal dat ook nooit worden! Uw kleinzoon is nu de erfgenaam. Als zijn moeder ben ik weer Regerend Vrouwe tot de dag van zijn meerderjarigheid.'
Tecuma's gezicht werd verwrongen van onderdrukte razernij. 'Maak mij niet kwaad, vrouw!'
'Het komt mij voor dat mijn heer al kwaad is, dus wat ik zeg kan weinig gevolgen hebben.'
Tijd rekkend zocht Mara naar een glimp van groen tussen de gewapende gelederen van de Anasati-garde, maar het gevolg stond te dicht opeen om Lujans mannen te kunnen zien. Ze had maar één keus: verdergaan. Ze zei: 'Op het moment dat Bunto de heerschappij over de Acoma op zich nam, vervielen al zijn verplichtingen aan u, behalve die welke hij uit vrije wil op zich nam, zoals u heel goed weet, Tecuma, want uw zoon kon pas zweren op de Acoma-natami nadat u hem van zijn trouw aan uw huis had ontheven. Toon mij een willekeurig document waarin u wordt aangewezen als voogd van Ajiki in geval van Bunto's overlijden en waarin mij het opvolgingsrecht wordt ontzegd. Dan zal ik terugtreden. Maar zonder wettelijk bewijs bent u geen regent van de Acoma.'
Een kleine beweging van Tecuma's lippen verried de frustratie die hij niet kon uiten.
Vlug maakte Mara haar standpunt verder duidelijk voordat hij tot geweldpleging overging. 'Wij behoren niet tot dezelfde clan, dus kunt u geen beroep op de Acoma doen. Zelfs politiek gezien kunt u geen aanspraak maken op onze trouw; Bunto heeft onze bindingen nooit verandert, dus de Acoma is nog steeds lid van de Jadeoog en niet van de Keizerspartij. U hebt hier niets te zeggen, Tecuma.'
Op dat moment verscheen, tot haar immense opluchting, Lujan met veertig Acoma-soldaten, klaar om zijn meesteres te verdedigen. Achter Tecuma's gezelschap verzamelden zich nog eens vijftig soldaten, gewapend voor de strijd, klaar om onmiddellijk in actie te komen mocht dat nodig zijn. Met een ironische glimlach besloot Mara: 'Ik ben weer regent van de Acoma, tot Ajiki vijfentwintig is.'
De Heer van de Anasati deed zijn mond open om te spreken, maar zijn raadsman Chumaka kwam tussenbeide. 'Mijn heer, ze heeft gelijk. Zo is de wet.'
Gedwarsboomd bleef Tecuma een minuut lang zwijgen, met een berekenende blik in zijn ogen. 'En wat gebeurt er met de jongen als je sterft?'
'Dan is Ajiki regent van de Acoma,' zei Mara op vlakke toon, 'net als ik was voor het bereiken van de vijfentwintigjarige leeftijd, of hij er klaar voor is of niet.'
Tecuma maakte een subtiel gebaar, waarmee hij aangaf dat Mara opnieuw alleen stond tegenover haar vijanden. 'Dat wordt dan beslist zijn dood.'
Maar die dreiging wist de jeugdige vrouwe niet te treffen. Met rechte rug keek ze hem tartend aan. 'Door toedoen van de Heer van de Minwanabi of iemand anders die wil opklimmen over de lijken van de Acoma, misschien.'
Tecuma gaf zich gewonnen. 'Goed dan, dochter, je standpunt is duidelijk. Ik zal proberen je in leven te houden tot Ajiki meerderjarig wordt. Maar als je ook maar iets doet wat ik kan opvatten als een bedreiging voor de Anasati -'
'Bedreig mij niet in mijn eigen huis, vader van mijn echtgenoot,' waarschuwde Mara. 'Ik kan hier zo een eind aan maken.' Ze wees naar Lujan en de soldaten die paraat stonden om te reageren op het bevel van hun meesteres. Tecuma was nu verreweg in de minderheid met maar twintig soldaten om hem te verdedigen tegen een mogelijke aanval van twee compagnieën. Als hij niet snel inbond, was zijn leven niet veel meer waard.
Mara keek naar het stramme gezicht van haar schoonvader. 'Ik heb geen reden om met u in onmin te leven, Tecuma. Uw geschillen met mijn vader waren van strikt politieke aard. En we weten allebei dat wat ik heb gedaan ook alleen maar een kwestie van politiek was. Als u vandaag sterft... heeft Jingu van de Minwanabi geen echte tegenstand meer in het spel. Nee, ik vraag u niet mijn bondgenoot te zijn. Ik wil alleen dat u mijn vijand niet bent.'
De vuist die Tecuma had opgeheven om zijn soldaten het sein te geven, ontspande en ging omlaag. Met scherpe blik keek hij Mara aan. 'Minwanabi... Ja. Nu al acht hij zich machtig genoeg om tegen mij in actie te komen.' De Heer van de Anasati slaakte een zucht, eindelijk de kalme kracht in Mara's houding erkennend. 'Misschien kun jij enig verschil uitmaken.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb je onderschat. Misschien doet Jingu dat ook nog wel.'
Na een moment te hebben gezwegen nam hij afscheid met een buiging. 'Goed dan, Mara. Zolang Ajiki leeft, zal ik je niet belemmeren in je streven het de Minwanabi ongemakkelijk te maken, daarop heb je mijn woord. Maar zodra het de Anasati-belangen gaat betreffen, heb je die verzekering niet. Onze geschillen zijn nog steeds talrijk. Maar als mijn kleinzoon eenmaal de mantel van de Acoma heeft geërfd, vrouwe, zul je merken dat ik een goed geheugen heb. Mocht hem vóór die tijd iets overkomen, dan is de rest van je leven vanaf dat moment in minuten uit te drukken.'
Met een kort gebaar liet Tecuma zijn gevolg zich verzamelen voor de reis terug naar Sulan-Qu. In de wind die de officiers pluimen deed buigen en door haar zwarte haar woei, zag Mara de Anasati-heer en zijn volgelingen na een korte hergroepering de tuin uit marcheren. Het eerste deel van haar plan was geslaagd. Voor geruime tijd was de op een na machtigste vijand van haar vader geneutraliseerd - sterker nog, tot een schoorvoetend bondgenoot gemaakt. Er waren er niet veel in het keizerrijk die het zouden wagen om Tecuma's toorn over zich af te roepen door zijn kleinzoon kwaad te doen: alleen de Heren van de Keda, de Xacatecas en de Minwanabi, en misschien nog een of twee anderen. De meesten zouden zich afzijdig houden, al was het alleen maar om ervoor te zorgen dat de Heer van de Minwanabi niet te machtig werd. Als Jingu's vijand was Mara van waarde, alleen al omdat ze hem bezighield. En ondanks de belofte van bescherming die ze van Tecuma had gekregen, besefte Mara heel goed dat de bloedvete gewoon door zou gaan. Ze had alleen de grootste vijand van haar familie tot voorzichtigheid gedwongen. Geen stuntelige moordaanslagen meer, daar was ze zeker van. De aanval zou komen, maar voor het eerst sinds Keyoke haar in de tempel was komen halen, had de Vrouwe van de Acoma het gevoel dat ze tijd had gewonnen. Die moest ze ijverig benutten.
Zich richtend op de taak die voor haar lag, liet ze Lujan en zijn krijgers inrukken. Met Keyoke en Papewaio aan haar zij trok ze zich terug in de koelte en de rust van haar kamer. Als eerste op haar agenda van de volgende dag stond een bezoek aan Sulan-Qu, want als Arakasi's informatie juist was, zat daar een Minwanabi-spion in het huis van de Acoma. Buntokapi's concubine Teani moest bij de eerste de beste gelegenheid worden aangepakt.
De voormalige Heer van de Acoma had zijn verblijf niet gesitueerd in de betere wijken van de stad. De zijstraat waaraan de woning lag was schoon en stil, verwijderd van de drukke handelsstraten, doch op loopafstand van de openbare worstelgelegenheden. Mara stapte uit haar draagkoets, haar sandalen zachtjes krakend op de julobladeren die in het droge jaargetijde waren gevallen. Vergezeld van een gevolg waar zowel Papewaio als Arakasi deel van uitmaakten, liep ze naar de brede deur waarvan de posten waren bewerkt tot de sierlijke gedaanten van krijgers in slagorde.
Een vreemde bediende deed het scherm open. Hij maakte een diepe buiging en zei: 'Ik heet de Vrouwe van de Acoma welkom.'
Met een miniem handgebaar nam Mara de groet in ontvangst en stapte over de drempel in een schemering die bloedrood was gekleurd door het zonlicht dat door de draperieën scheen. Er hing een geur van zoete kruiden met een lich aroma van meubelolie en een vleugje vrouwenparfum. De huisstafleden, vier in getal, zakten op de knieën in afwachting van de bevelen van hun meesteres, die haar blik liet dwalen over dikke tapijten, een met schelpen ingelegd wapenrek en geglazuurde en met rode edelstenen bezette kisten. Het huis van haar echtgenoot was best een gezellig nest, was haar slotsom. Maar de smaak van de inrichting toonde ook een andere invloed dan alleen die van wijlen haar man. Buntokapi zou nooit marmeren nimfen bij de deur hebben geplaatst en de schilderijen op de schermen waren bloemen en sierlijk gepluimde vogels, niet de strijdtaferelen waar hij zelf altijd voor koos.
Mara wachtte tot Papewaio en Arakasi naast haar kwamen staan. Het zwaard van de eerste was niet voor de sier en de laatste was getooid met officiers pluimen om zijn ware identiteit te verhullen, maar uiteindelijk had Mara de leidraad van haar spionnenmeester niet nodig om te bepalen welke vrouw het hart van haar man had veroverd teneinde te kunnen spioneren voor de Minwanabi. Al boog Teani nog zo diep met de andere bedienden mee, ze kon voor niemand anders worden gehouden dan de maîtresse van Buntokapi.
Kijkend naar haar gezicht kon Mara de obsessie van haar echtgenoot wel begrijpen. De concubine was een opmerkelijk mooie vrouw met een smetteloos gave huid en een roodgouden zonnegloed in haar haren - al vermoedde Mara dat dat laatste niet natuurlijk was, doch een kunstgreep. Ook in knielende positie viel de dunne zijde van haar gewaad over een rijp, zacht figuur met hoge, goed gevormde borsten, zij het een beetje groot, een smal middel en brede heupen. In vergelijking met haar maakte Mara een jongensachtige indruk en om een of andere belachelijke reden stak haar dat. Voor iedere minuut dat Buntokapi niet op het landgoed was, was zijn vrouw de goden dankbaar geweest en nu vond Mara de verbluffende schoonheid van de vrouw aan wie hij de voorkeur had gegeven irritant. Een stem die ze nog kende uit de tempel waarschuwde haar: 'Hoed u voor ijdelheid en valse trots.' Bijna moest Mara lachen. Ja, het was inderdaad gegriefde ijdelheid en gekwetste trots. En toch was het lot op een vreemde, onverwachte manier vriendelijk voor haar geweest.
Jingu van de Minwanabi had deze vrouw gestuurd ter voortzetting van zijn plan om de Acoma te vernietigen. Maar Teani was er alleen maar in geslaagd Buntokapi af te leiden, zodat Mara haar eigen plannen des te sneller kon verwezenlijken. En het uiteindelijke doel van die plannen was het sterker maken van de Acoma - en het vernietigen van de Minwanabi. In stilte genoot Mara van de ironie hiervan. Teani moest terug naar haar meester zonder dat ze wist dat haar ware rol was ontdekt. Laat Jingu maar denken dat deze vrouw door een jaloerse echtgenote de laan uit was gestuurd.
Uit voorzorg liet ze met een gebaar twee soldaten plaatsnemen bij de deur. Toen stapte ze naar voren, haar lijfwachten achter zich latend, maar zorgvuldig buiten bereik van een messteek. 'Hoe is je naam?' sprak ze tot de knielende concubine.
'Teani, meesteres.' De vrouw hield haar ogen neergeslagen.
Mara vertrouwde haar dienstigheid niet. 'Kijk me aan.'
De concubine hief haar hoofd op en Mara hoorde een lichte beroering onder de soldaten die stonden toe te kijken. De ogen in Teani's gouden, hartvormige gezicht waren bijna amberkleurig, haar gelaatstrekken volmaakt en zacht als de honing uit de korven van de roodbij. Maar behalve schoonheid zag Mara ook iets wat haar deed aarzelen. Deze vrouw was gevaarlijk, net zo gevaarlijk als willekeurig welke speler ook in het Grote Spel. De Vrouwe van de Acoma maakte van haar conclusie echter geen gewag. 'Wat zijn jouw taken?'
'Ik was het dienstmeisje van uw echtgenoot, meesteres,' zei Teani, nog steeds op haar knieën.
De Vrouwe van de Acoma moest bijna hardop lachen om deze brutale uitspraak. Het feit dat ze zichzelf een dienstmeisje noemde terwijl ze een gewaad aanhad dat duurder was dan de duurste japon uit Mara's garderobe, met uitzondering van haar ceremoniële kledij, was een belediging voor het menselijke intellect.
'Ik denk van niet,' zei Mara kortaf.
Teani's ogen werden iets nauwer, maar ze zei niets. Toen begreep Mara dat de concubine zich heel even had afgevraagd of haar rol als spion was ontdekt. Om alle argwaan weg te nemen, vroeg Mara aan de andere bedienden: 'Wat zijn jullie taken?'
De staf bleek te bestaan uit een kok, een tuinman en een dienstmeisje, wat Mara allang wist door de gegevens die ze van Jican had gekregen. Ze stuurde het drietal naar het landgoed met het bevel Jican om nieuwe· taken te vragen. Ze vertrokken gehaast, blij om niet aanwezig te hoeven zijn bij de komende confrontatie tussen echtgenote en maîtresse van wijlen hun heer.
Toen alleen nog Mara, Teani en de soldaten in de kamer waren, zei Mara: 'Ik denk niet dat we op het landgoed nog behoefte hebben aan jouw diensten.'
Teani's houding bleef bewonderenswaardig kalm. 'Heb ik mijn meesteres mishaagd?'
Mara onderdrukte de neiging tot glimlachen. 'Nee, integendeel, je hebt me in de afgelopen maanden een hoop pijn, ongemak en irritatie bespaard. Maar ik ben niet zo avontuurlijk aangelegd als sommige andere dames van grote huizen. Mijn voorkeur gaat niet uit naar leden van mijn eigen geslacht.' Ze wierp een blik op de oude blauwe plek boven Teani's sleutelbeen. 'Zo te zien had je de voorkeur voor... ruw vermaak met mijn echtgenoot gemeen. Je talenten zouden op mijn landgoed verloren gaan - tenzij je ze natuurlijk ten dienste wilt stellen van mijn soldaten.'
Met een ruk kwam Teani's hoofd omhoog, zij het maar een heel klein stukje. Ternauwernood slaagde ze erin haar adem niet uit te stoten in een woedend gesis en Mara kon haar toneelspel alleen maar bewonderen. Het was een diepe belediging. Als courtisane of maîtresse zou Teani een zekere positie hebben in de Tsuranese maatschappij. Heel vroeger was er in de Tsuranese cultuur maar weinig verschil geweest tussen de echtgenote en de courtisane van een heer. Als Mara eerder dan haar man was gestorven, zou een echte courtisane een permanente plaats in Huize Acoma hebben kunnen krijgen. En als Teani zowel echtgenote als meester had overleefd, zou ze als huidige maîtresse van de Regerend Heer bepaalde wettelijke rechten en voorrechten hebben geërfd. Vrouwen van het Rieten Leven werden beschouwd als vaklieden en zelfs kunstenaressen op het gebied van genot. Maar soldatenhoeren behoorden tot de laagste klasse. Buiten het krijgskamp werden ze overal met de nek aangekeken. En ze hadden geen eer. Teani was zojuist uitgemaakt voor hoer en als de twee vrouwen krijgers waren geweest, had Mara nu moeten vechten voor haar leven.
De concubine keek Mara slechts woedend aan. Worstelend met haar zelfbeheersing drukte ze haar voorhoofd tegen de vloer, waarbij haar roodgouden haren bijna over de tenen van haar meesteres gleden. 'Mijn vrouwe, ik denk dat u zich in mij vergist. Ik ben een volleerd muzikante en geschoold in de kunsten van massage en conversatie. Ik ken de zeven methoden om pijn en vermoeidheid uit het lichaam te verwijderen: met druk, met strelen, met wrijven, met kruiden, met rook, met naalden en met het rechtzetten van gewrichten. Ik kan uit het hoofd delen uit de sagen declameren en ik kan dansen.'
Ongetwijfeld was deze vrouw tot alle genoemde kunsten in staat, al had Buntokapi zich waarschijnlijk van weinig meer bediend dan af en toe een massage en misschien een klein lied alvorens zich over te geven aan de geneugten des vlezes. Maar Teani was tevens een spion en misschien ook nog wel een geoefend moordenaar. Nu Buntokapi dood was, hoefde ze alleen nog maar te wachten op een kans haar Minwanabi-meester te bevrijden van zowel Mara als Ajiki om aldus een definitief einde aan de Acoma te maken.
Uit vrees voor Jingu's gekonkel reageerde Mara scherp. Zonder Teani toestemming te geven overeind te komen, zei ze: je zult vast weinig moeite hebben met het vinden van een andere betrekking. Een dienstmeisje dat met zulke talenten is gezegend weet binnen de kortste keren in de smaak te vallen bij een groot heer die je maar wat graag aan zijn zij wil hebben. Binnen het uur komt er een zaakgelastigde om dit huis af te sluiten in voorbereiding op de verkoop, gemeubileerd en al. Neem mee wat mijn echtgenoot je aan geschenken heeft nagelaten, want er blijft hier niets van de Acoma achter.' Ze zweeg even en keek minachtend naar Teani's rijpe rondingen. 'En natuurlijk wordt er ook geen oud vuil voor de nieuwe eigenaar achtergelaten.'
Mara draaide zich op haar hielen om en liep de deur uit, alsof ze de concubine die ze had weggestuurd niet eens meer zag. Alleen de opmerkzame ogen van Arakasi zagen Teani het masker van ijzeren zelfbeheersing afwerpen dat ze had gedragen om haar meesteres om de tuin te leiden. Er verscheen een uitdrukking van naakte haat op het gezicht van de jonge vrouwen haar schoonheid verwerd tot iets wreeds - zwart en verwrongen, met een dodelijke aanblik. En op dat moment wist Arakasi dat de beledigingen die Mara van de Acoma had geuit zorgvuldig zouden worden onthouden, opdat ze stuk voor stuk konden worden gewroken.
Gezag ontlenend aan zijn officiers pluimen greep de spionnenmeester het initiatief en wees twee krijgers aan om achter te blijven en ervoor te zorgen dat de bevelen van zijn vrouwe werden uitgevoerd. Voordat Teani haar razernij voldoende had beteugeld om zich zijn gezicht te herinneren, glipte hij snel de deur uit.
Buiten haastte hij zich naar zijn plek naast zijn meesteres en Mara vroeg: 'Is zij het?'
Arakasi maakte de kinriem van zijn helm los, zodat hij kon spreken zonder te worden afgeluisterd. 'Inderdaad, mijn vrouwe. Teani is de spion. Voordat ze in de stad kwam, was ze een gunstelinge van de Heer van de Minwanabi en deelde regelmatig met hem het bed. Waarom zij is gestuurd om heer Buntokapi te bespioneren is niet duidelijk, maar ze zal haar meester er wel van hebben overtuigd dat ze zijn belangen kon dienen.'
Bij de draagkoets aangekomen werden hun stemmen door dode bladeren aan het gehoor van eventuele luistervinken onttrokken. Zelfs in de stille zijstraat beoefende Arakasi zijn gebruikelijke behoedzaamheid. Terwijl hij Mara op haar kussens hielp, fluisterde hij: 'Wat Teani deed voordat ze in dienst van de Minwanabi kwam, kan onze agent aldaar niet zeggen.' Hij wierp een veelzeggende blik op het huis. 'Ik zal een stuk beter slapen als mijn mannen de kans hebben gekregen om meer over haar te weten te komen, want ik denk dat u er een vijand bij hebt gemaakt, vrouwe. Alleen ik heb die blik in haar ogen gezien toen u wegging. Die was moorddadig.'
Mara leunde met haar hoofd achterover, de ogen half gesloten. Of het verstandig was of niet, ze liet de kwestie varen, want de volgende stap in haar plannen eiste al haar aandacht op. 'Of iemand me nu uit plicht of om persoonlijke redenen wil vermoorden, het risico blijft hetzelfde.'
Haar slanke lichaam verstijfde tegen de schokkende beweging toen de slaven de koets optilden. Arakasi marcheerde naast haar mee, met Papewaio aan de andere kant. 'Daarin vergist u zich, meesteres,' mompelde hij boven het gestamp van voeten uit. 'Wie uitsluitend uit plicht handelt, kan zijn vastberadenheid verliezen. Maar wie een persoonlijke belediging wil wreken, kan het vaak niet schelen of hem zelf iets overkomt, zolang zijn vijand maar met hem sterft.'
Boos keek Mara hem aan. 'Wou je zeggen dat ik hier dom aan heb gedaan?'
Arakasi versaagde niet onder haar starende blik. 'Ik stel alleen voor dat mijn vrouwe in de toekomst haar woorden zorgvuldiger afweegt.'
Mara zuchtte. 'Ik zal je raad ter harte nemen. Als Keyoke erbij was geweest, zou hij waarschijnlijk als een razende met zijn duim langs zijn kin hebben gekrabd.'
'Dat is een gewoonte van Papewaio,' zei Arakasi, duidelijk in verwarring.
Zijn meesteres glimlachte. 1e hebt een scherp waarnemingsvermogen. Op een dag zal ik je dat waarschuwingssignaal eens moeten uitleggen. Maar laten we nu maar naar huis gaan, hoofdofficier, want het wordt al steeds heter en er valt nog een hoop te doen.'
Arakasi salueerde keurig netjes. Brutaal de rol van een Acoma-slagleider op zich nemend - want ze waren allemaal op de hoogte van zijn onbekwaamheid met het zwaard - commandeerde hij de soldaten rond de draagkoets waarin de Vrouwe van de Acoma terug naar haar landgoed werd gebracht.
Toen er laat in de middag purperen schaduwen over het plaveisel vielen, vertrok er een andere draagkoets, die Sulan-Qu verliet door de noorderpoort. Eenmaal op de keizerlijke hoofdweg sloegen de dragers met het insigne van het gilde van kruiers en boden af in de richting van de Heilige Stad. Ze hielden een gemakkelijk tempo aan, alsof de cliënte achter de gordijnen hun dienst had ingehuurd voor een uitstapje in de frisse buitenlucht. Toen ze na twee uur halt liet houden, gingen de dragers op korte afstand bij een bron langs de kant van de weg zitten. Het waren allemaal vrije mensen, leden van het commerciële dragersgilde dat mensen verhuurde aan een ieder die vervoer nodig had maar zelf niet over gevolg of slaven beschikte. In hun contractueel vastgelegde pauzeuurtje kauwden ze op de lichte kost die ze in hun heuptasjes hadden meegebracht, bewonderend fluisterend over de vrouw die hen voor deze reis had gehuurd. Niet alleen was ze verbluffend mooi, maar ze had hen ook nog eens betaald met kostbaar metaal voor wat tot dusver een buitengewoon makkelijk klusje bleek.
Op dat moment stapte er een potverkoper uit de stroom voorbijgangers, zijn waren bungelend aan riempjes waarmee ze waren bevestigd aan een lange stok die hij over zijn schouder balanceerde. Naast de draagkoets bleef hij staan, klaarblijkelijk om even uit te puffen. Zijn hoekige gezicht was rood van inspanning en zijn kraaloogjes schoten van links naar rechts.
Aangetrokken door het rammelen van zijn aardewerk gebaarde de vrouw achter de gordijnen hem dichterbij. Interesse veinzend voor een pot zei ze: 'Ik ben blij dat je nog niet in Sulan-Qu was. Dat zou het een stuk lastiger hebben gemaakt.'
Met een zijden doek veegde de handelaar zijn voorhoofd af. 'Wat is er gebeurd?'
'Wat ik al dacht. Die Acoma-teef liet me niet in haar huishouden toe. Jingu was gek om te denken dat ze dat zou doen.' Ze krulde haar lippen en liet de pot die ze had bekeken los, zodat hij tegen de andere kletterde.
De potverkoper, die geen koopman was, gaf luidkeels uiting aan zijn ergernis en controleerde zijn waar op schilfers. Toen hij er geen vond, scheen hij kalmer te worden. 'De Heer van de Minwanabi gaat als eerste bij zichzelf te rade.'
Met een uiterst verzorgde nagel volgde de vrouw het sierglazuur op een nachtspiegel. 'Ik ga terug naar Jingu. Hij zal het wel jammer vinden dat het niet is gelukt om een agent in Huize Acoma te plaatsen, maar hij zal me ook hebben gemist.' Rond haar lippen verscheen een dromerige glimlach. 'Bepaalde dingen aan mij heeft hij zeker gemist. Geen van zijn andere meisjes beschikken over mijn... kunsten.'
'Of misschien kunnen ze gewoon niet zo goed als jij tegen lichamelijk geweld,' zei de potverkoper droog.
'Genoeg.' De concubine schudde haar rossige haren en haar gewaad viel open. Een glimp van wat daaronder lag deed de potverkoper glimlachen om de tegens stelling tussen de verbazingwekkende schoonheid en de onvermoede wreedheid van deze vrouw. Zijn reactie interpreterend als mannelijke begeerte en daardoor geamuseerd, zei Teani: 'Buntokapi is Jingu nooit van nut geweest. Mara was degene die de touwtjes in handen had, al was ze slim genoeg om dat haar heer niet te laten ontdekken tot het te laat was. Zeg onze meester dat ik weer terugga naar Huize Minwanabi en hem alles doorspeel wat ik kan.'
De koopman knikte, met eeltloze vingers wrijvend over het hout van zijn stok. 'Mooi. Ik loop al met die verdomde potten te slepen sinds ik vanmorgen de rivierboot van onze heer heb verlaten, en ik zal blij zijn als deze schertsvertoning is afgelopen.'
Teani bekeek hem aandachtig, alsof ze genoot van zijn ongemak. 'Geef me die nachtspiegel,' murmelde ze. 'De dragers moeten denken dat ik een reden had om je aan te spreken.'
De man maakte de nachtspiegel los. Het glazuur schitterde protserig in het zonlicht toen hij de vrouw het voorwerp gaf. 'Eentje minder te dragen.'
'Waarom ben je zelf gekomen?'
De koopman trok een grimas, want de stok drukte ongenadig op zijn schouder en hij kon niet bij de plek komen waar hij jeuk had. 'Ik durfde die taak niet aan iemand anders toe te vertrouwen. Toen de boot van mijn heer gisteravond de stad verliet, zijn we alleen maar een paar mijl stroomopwaarts gegaan en hebben we daar weer aangelegd. Hij veronderstelde dat je nog steeds in het huis zou zijn, vandaar mijn vermomming. Geen van ons had gedacht dat vrouwe Mara zich al zo snel zou ontdoen van Bunto's stadse eigendom. Ze is pas gisteren uit de contemplatietuin gekomen.'
Teani keek even om naar de bron, waar de dragers zaten te roddelen. Met een hoofdknik in die richting zei ze: 'Ik denk dat je ze maar beter allemaal kunt laten doodmaken. Misschien dat er een iets over deze ontmoeting zegt.'
De koopman nam de acht mannen bij de bron in ogenschouw. 'Het zal wel een rommeltje worden, maar het risico dat we lopen is erger. Trouwens, het dragersgilde kan jou er toch niet de schuld van geven als jullie onderweg door struikrovers worden overvallen? Ik zal ervoor zorgen dat het gebeurt vlak voordat je bij het Minwanabi-landgoed aankomt, zodat je veilig kunt vluchten in de armen van Jingu. Nu dan, de instructies van onze meester: ondanks alles wat er is voorgevallen, mag vrouwe Mara niet worden lastig gevallen.'
Teani verstijfde. 'Na de moord op Buntokapi?'
'Onze meester beveelt het. We moeten niet langer praten.' Met een grimas bracht de koopman zijn rinkelende waren over naar zijn andere schouder.
Teani bleef stil zitten toen hij vertrok, haar professionele afstandelijkheid verloren. Mara van de Acoma had een persoonlijke woede en haat in haar opgewekt die dieper ging dan ze van zichzelf gewend was. De moeite om de oorzaak daarvan te onderzoeken nam de concubine niet. Sinds ze als dochter van een vrouw van het Rieten Leven op zesjarige leeftijd de straat op was geschopt, had ze haar leven te danken gehad aan haar gezonde verstand. Door haar ongebruikelijke schoonheid trok ze de aandacht van mannen en al verscheidene malen was ze ternauwernood ontsnapt aan slavenhandelaren. Weliswaar had ze niets gedaan om zo'n lot te verdienen, maar in de groezeliger steegjes van het keizerrijk konden de bijzonderheden van de wet voor geld nog wel eens opzij worden gezet. Al op vroege leeftijd ontdekte Teani dat eer soms verhandelbaar was. Met mishandeling was ze eerder vertrouwd dan met de liefde en op de leeftijd van twaalf verkocht ze zich voor de eerste keer, aan een man die haar twee jaar lang in huis hield, een geperverteerde ziel die er behagen in schepte schoonheid pijn te doen. In het begin had Teani zich verzet, tot ze het lijden leerde negeren. Ten slotte had ze haar kwelgeest vermoord, maar de herinnering aan pijn was haar bijgebleven als iets vertrouwds dat ze begreep. Daarna had ze haar schoonheid en scherpe verstand gebruikt om langs de maatschappelijke ladder omhoog te klimmen door de ene weldoener na de andere te kiezen, de een nog rijker en machtiger dan de andere. Zeven jaar lang had ze haar huidige werkgever gediend, zij het nooit in bed, zoals bij de vorige meesters. Onder haar zachte schoonheid en wrede hartstochten zag deze heer de steenharde haat waar Teani door gedreven werd en had juist die kwaliteiten uitgespeeld tegen zijn vijand, de Heer van de Minwanabi, zonder ook maar één keer in de verleiding te komen om deze verhouding voor zijn eigen genot buiten de professionele sfeer te trekken. Om die reden verdiende deze meester haar trouw, want die maakte hem uniek onder de heren die ze op haar levenswandel had ontmoet.
Maar Buntokapi had haar als persoon weten te raken. Vóór hem had Teani weinig persoonlijke interesse gehad voor de mannen die ze verwende of vermoordde. Ook al was de Heer van de Acoma net een zich in de modder wentelend porinazwijn geweest, soms zelfs tot op het punt dat hij ernaar stonk, hij had haar tenminste begrepen. Buntokapi had haar de pijn gegeven die ze nodig had om in leven te blijven, en de liefde die ze in al haar achtentwintig jaren niet had gekend. Met een lichte huivering dacht Teani terug aan zijn handen, ruw op haar zachte lichaam op het hoogtepunt van zijn passie. Ze had haar nagels in zijn rug gezet, hem zelfs geleerd van de pijn te genieten. Maar Mara van de Acoma had daar een einde aan gemaakt.
Teani's vingers verstrakten rond het kleurige glazuur van de nachtspiegel terwijl de woede opwelde in haar hart. Buntokapi was erin geluisd, geruïneerd door zijn aangeboren neiging om eer boven het leven zelf te stellen. Teani begreep niets van eer ... maar rivaliteit, daarvan wist ze maar al te goed wat het was. Die teef van een vrouw - onschuldig als een pasgeboren lammetje, dacht Teani vol walging. Wat makkelijk zou die koele façade van de vrouwe zijn te breken met mishandeling. Wat een genot zou het zijn om Mara urenlang te vernederen, dagenlang misschien zelfs, voordat ze haar aan Turakamu zou overdragen. Licht transpirerend van de hitte likte Teani langs haar lippen. Het genoegen om de Vrouwe van de Acoma te overheersen was een grotere belofte dan ze zich kon voorstellen van seks met welke man dan ook. Maar nu Mara haar zo laaghartig het huis uit had gezet, waren alle korte paden naar wraak afgesneden. Nu stond Teani geen andere weg meer open dan haar taak als spion in Jingu's huishouden te hervatten. De zwaarlijvige Heer van de Minwanabi vervulde haar van afkeer en zijn vleierij was moeilijk te verdragen, maar de Acoma en hij waren gezworen vijanden. Via hem dacht de concubine haar genoegdoening te kunnen bereiken. Mara zou een langzame, pijnlijke dood sterven, of anders een smadelijke, als er geen andere mogelijkheid bestond. Dat Teani's ware meester nu anders wilde, had daar geen enkele invloed op. Teani was in het verleden al zo vaak van werkgever veranderd.
Met die gedachte smeet ze de nachtspiegel in de kussens en gebaarde dat de dragers moesten terugkomen. Toen ze de weg overstaken, viel haar oog op het krachtige, grove lichaam van de voorste. Hij was goed gespierd en had een dreigende manier van lopen. Opgewonden door het vooruitzicht op geweld en wraak nam Teani het besluit om ergens op een afgelegen plekje halt te houden. Een weinig vermaak kon geen kwaad. De man en zijn kameraden gingen toch dood en als ze er geen gebruik van maakte, was dat pure verspilling van goed vlees. Trouwens, een paar extra schrammen op haar gezicht en lichaam zouden Jingu ervan overtuigen dat ze inderdaad door bandieten was gemolesteerd. Teani huiverde van verwachting toen de dragers haar draagkoets optilden en de reis naar de Hoge Raad hervatten.
Op weg naar Sulan-Qu bleef de potverkoper staan, als om te tellen wat de mooie dame hem als betaling had gegeven. Vanonder een breedgerande hoed keek hij de draagkoets na, in stilte peinzend waarom de vrouw zo lang had getreuzeld alvorens haar dragers te roepen. De dagdromen die een type als Teani kon hebben, waren waarschijnlijk niet al te prettig om bij stil te staan. Met een grom van afkeer verplaatste hij het gewicht van zijn potten. Hij was degene geweest die hun heer ervan had overtuigd dat haar talenten verder gingen dan die van de slaapkamer en al meerdere malen had haar werk zijn oordeel bevestigd. Maar de laatste tijd vertoonde ze tekenen van onafhankelijkheid, de neiging om aanwijzingen naar eigen believen te interpreteren. Alleen op de stoffige weg, in het kabaal van langskomend verkeer, overwoog de nepkoopman of dat trekje een teken was van groeiende onbestendigheid. Op zijn eigen vertrouwde, economische wijze legde hij zijn onzekerheid het zwijgen op: in beide gevallen kon Teani de Minwanabi alleen maar last bezorgen. Als ze van meester veranderde, won Jingu daar op zijn best een dienaar van twijfelachtige betrouwbaarheid mee. En trouwens, als ze een probleem werd, kon ze altijd nog worden uitgeschakeld.
Geïrriteerd door het gewicht van de stok die op zijn schouder drukte, draaide Chumaka, eerste adviseur van de Heer van de Anasati, zich om in de richting van Sulan-Qu. Het was alleen maar gunstig dat Teani terugging naar het Minwanabi- huishouden. Al was het voor iedereen een verrassing geweest toen ze was opgedoken in Buntokapi's huis in de stad, Chumaka vond dat de loop der dingen een betere wending had genomen. Zijn meester zou het daar niet mee eens zijn, maar die had dan ook zojuist een zoon verloren. Voor Chumaka telde dat niet zo zwaar. Hij had Bunto toch al nooit gemogen en al was het Acoma-meisje talentrijker dan hij had verwacht, de Minwanabi vormde de echte dreiging. Het rommelde in de Hoge Raad en het spel werd grimmiger naarmate de campagne van de Krijgsheer op Midkemia voortduurde.
De fijne kneepjes van intriges wisten Chumaka's bloed altijd sneller te doen stromen. Goden, wat hou ik toch van politiek, dacht hij toen hij de weg afliep. Welhaast opgewekt begon hij een deuntje te fluiten, boven het rammelen van zijn aardewerk uit.
Onmiddellijk na terugkeer uit Sulan-Qu belegde Mara een vergadering. Terwijl de akkers en thyzavelden van het landgoed door koele schemering werden versluierd, verzamelden haar naaste adviseurs zich in haar kamer. Nacoya zat links van haar, een rode sjaal over haar hoofd uit eerbied voor Turakamu, naar wiens domein wijlen haar meester was overgegaan. Bij alle deuren van het grote huis waren manden met rood riet geplaatst, ten teken van de rouw, opdat de rode god zijn ogen van de rouwklagers af zou wenden. Mara was gekleed in een traditioneel gewaad van dezelfde kleur, maar uit haar houding sprak niets van smart. Fier rechtop ontving ze Jican, Keyoke, Papewaio, Lujan en Arakasi, die een buiging maakten en plaats namen op de kussens die in een cirkel op de vloer lagen.
Toen ze allemaal zaten, keek de Vrouwe van de Acoma hen een voor een aan. 'We weten wat er gebeurd is. Daar hoeft nooit meer over gesproken te worden. Maar voordat we de nagedachtenis aan Buntokapi voorgoed laten rusten, wil ik het volgende zeggen. Wat er gebeurd is, en wat er gaat gebeuren als gevolg van wat er gebeurd is, is allemaal mijn verantwoordelijkheid. Niemand in dienst van de Acoma hoeft ook maar een moment te vrezen dat hij of zij zonder eer heeft gehandeld. Als er ergens in het keizerrijk besmuikt wordt gefluisterd over schande, dan is dat over mij alleen.'
Daarmee sloot Mara het hoofdstuk over haar dode echtgenoot af. Niemand zou zich ooit nog afvragen of hij wel te goeder trouw aan zijn wettig heer was geweest.
Welhaast bruusk richtte Mara zich op andere zaken. Rood stond haar goed, doch haar gezicht werd een weinig ontsierd door een frons toen ze het woord richtte tot Keyoke. 'We moeten met grotere spoed rekruten werven. Voorlopig blijven de Minwanabi op afstand en we moeten de tijd die we hebben zoveel mogelijk benutten om onze positie te verstevigen.'
De opperbevelhebber knikte op zijn gebruikelijke spaarzame manier. 'Dat kan, vooropgesteld dat we alle beschikbare jonge zonen oproepen en dat ze allemaal reageren. Sommigen zullen de oproep van andere huizen beantwoorden. De Heren van de Minwanabi en de Kehotara zijn nog steeds bezig de driehonderd soldaten te vervangen die ze een paar maanden geleden op ons af hebben gestuurd. Ik denk dat we er binnen een paar maanden nog wel zo'n tweehonderd bij kunnen krijgen, al zullen het allemaal onervaren jongens zijn. Het rekruteren van de andere driehonderd die u vraagt kon nog wel eens een jaar gaan duren.'
Mara moest zich er tevreden mee stellen. Buntokapi had aanzienlijke schulden nagelaten en Jican had gezegd dat er tijd nodig was om kapitaal op te bouwen. Tegen de tijd dat het rekruteren was voltooid, moesten de financiën voldoende zijn toegenomen om de uitgaven voor het opleiden van nieuwe krijgers te kunnen bekostigen. En met het schoorvoetende bondgenootschap met de Anasati zouden er maar weinig huizen de Acoma durven aanvallen, waarvan geen enkele openlijk.
Zoals altijd liet Nacoya een waarschuwend geluid horen. 'Meesteres, als de Acoma aan bondgenootschappen en garnizoenssterkte wint, moet u vooral beducht zijn op indirecte aanvallen.'
Arakasi beaamde dat. 'Meesteres, op de dag dat uw officiële rouwperiode verstrijkt, zult u beslist uitnodigingen ontvangen van huwelijksmakelaars uit naam van een of andere belangrijke zoon van een huis die u het hof wil komen maken. Als er dergelijke kandidaten op bezoek komen, zullen er vrijwel zeker spionnen van de Minwanabi in hun gevolg zitten.'
Met een harde uitdrukking op haar gezicht dacht Mara hierover na. 'Dan moesten we er maar voor zorgen dat die spionnen hun meesters niets noemenswaardigs te melden hebben.'
De vergadering ging verder. Toen het donkerder werd, kwamen de slaven in alle stilte de lampen aansteken. Er werden beslissingen genomen, nieuwe gegevens besproken, en van het vallen van de avond tot aan middernacht werden er meer zaken behandeld dan tijdens de hele ambtsperiode van Buntokapi als Heer van de Acoma het geval was geweest. En van eventuele schuldgevoelens of opluchting die de anderen om Buntokapi's verscheiden mochten voelen was niets te zien toen ze aan het einde van de bijeenkomst opstonden om te vertrekken. Daar waren veel te veel nieuwe problemen voor in de plaats gekomen.
Toen Nacoya, die het traagst was, stijfjes overeind kwam van haar kussens, gebaarde Mara in een opwelling dat ze moest blijven zitten. De anderen waren al bijna bij de deur, maar bleven eerbiedig staan toen Mara zei dat er nog een laatste ding te bespreken was. Met een ondeugend lichtje in haar ogen keek de vrouwe naar de verwachtingsvolle gezichten van haar hoofdstaf. 'Wat zouden jullie ervan denken als ik Nacoya officieel benoem tot permanente eerste adviseur van de Acoma?'
De oude kindermeid snakte hoorbaar naar adem en op Keyoke's gezicht verscheen een zeldzaam brede grijns.
'Die post staat al open sinds Jajoran is overleden,' zei Mara. Haar pret werd nog groter toen Nacoya, die nooit om woorden verlegen zat, haar mond geluidloos open en dicht deed als een vis.
Arakasi was de eerste die reageerde. Hij maakte een galante buiging voor de bejaarde vrouw. 'De promotie en de eer passen goed bij uw jaren, oude moeder.'
Lujan maakte een vlotte opmerking, maar Papewaio kende Nacoya al sinds hij klein was en zijn herinneringen aan haar goedheid gingen heel diep. Alle etiquette overboord gooiend tilde hij de oude vrouw op en liet haar een rondje door de lucht zweven.
'Ga het maar vieren,' riep Mara boven het geschrokken en blije gegil van haar vroegere kindermeid uit, 'want nog nooit heeft een dienaar van de Acoma zo'n promotie meer verdiend.'
'Ik zal het anders eerst moeten zien te overleven,' zei Nacoya buiten adem.
Papewaio zette haar neer, voorzichtig, alsof ze van cho-jaans glas was, en toen Keyoke, Arakasi, Jican en een lachende Lujan bij haar kwamen staan om de nieuwe eerste adviseur te omhelzen, bedacht Mara dat ze sinds de dood van haar vader niet meer zo'n vreugde in het huis had gezien. Lashima geve me de wijsheid om het voort te laten duren, bad ze, want de dreiging van de Minwanabi was nog niet gekeerd, doch slechts teruggedrongen door een wankel bondgenootschap.
De traditionele rouwperiode was ten einde en de priesters van Turakamu kwamen het rode riet verbranden dat drie weken onafgebroken in de manden bij de deuren had gestaan. De rook hing nog boven de Acoma-akkers toen de eerste huwelijksmakelaars kwamen en binnen een dag lagen er al drie kunstig gekalligrafeerde aanzoeken met waszegels op een stapeltje in de werkkamer. Blij om een andere kleur dan rood te kunnen dragen riep Mara Nacoya en Arakasi bij zich en nam het bovenste perkament in ogenschouw: 'Naar het schijnt heeft het schoothondje van onze vriend Minwanabi een ongetrouwde zoon,' zei ze met een bedachtzame uitdrukking op haar gezicht. 'Wat weet je over hem?'
Naast haar gezeten nam Arakasi het document van haar aan. Het perkament was geparfumeerd en de geur botste met die van de akasi's aan de andere kant van het scherm. 'Bruli van de Kehotara. Zijn vader, Mekasi, heeft hem al twee keer geprobeerd uit te huwelijken, beide keren zonder succes. Momenteel doet die jongen dienst als wachtleider in zijn vaders leger, al is hij kennelijk niet bepaald een briljant strateeg. Zijn compagnie heeft sinds zijn benoeming alleen nog maar garnizoenstaken gekregen.' Met een flauw glimlachje op zijn gezicht tikte de spionnenmeester op het perkament. 'Ik zou hem echter geenszins als een domme jongen beschouwen. We kunnen verwachten dat hij het mom is voor een andere Minwanabi-agent in zijn gevolg of een zelfstandig opererende moordenaar.'
Mara kreeg het perkament van Arakasi terug. Met haar lip stevig tussen haar tanden keek ze ernaar. Weigeren dit aanzoek van Bruli van de Kehotara in overweging te nemen was een openbaar blijk van zwakte. 'Ze willen me te schande maken of vermoorden,' zei ze, maar het misselijke gevoel van angst klonk niet door in haar stem. 'Ik stel voor dat we op het aas ingaan, maar het zuur maken.'
Nog enigszins verlegen met haar nieuwe rol als eerste adviseur gaf Nacoya geen commentaar, maar Arakasi zat doodstil. 'Dat kan erg gevaarlijk zijn, meesteres. Bruli's vader, Mekasi, is een gokker en niet eens zo'n goede. Hij heeft zoveel verloren dat hij zijn landgoed zwaar heeft verpand. Zijn zoon is een ijdeltuit die erop staat dat al zijn kleding van de beste kwaliteit is en zijn twee oudere zusters en oudere broer zijn op dezelfde wijze vertroeteld. Hun uitgaven, boven op de bestaande schulden, hebben hun vader bijna geruïneerd. De Minwanabi heeft de schulden vereffend, maar niet uit liefdadigheid. Wat Mekasi van de Kehotara nu juist zo gevaarlijk maakt, is dat zijn familietraditie de oude eed van Tan-jin-qu heeft afgelegd.'
Mara's hand verstijfde rond het perkament, want ze was zich hiervan niet bewust geweest. Tan-jin-qu was oud-Tsuranees voor 'levenslang' of 'tot de dood' en het hield in dat Mekasi de Kehotara had verbonden aan de Minwanabi middels een antieke vorm van vazalschap die eigenlijk alleen nog maar bekend was uit de geschiedenisboeken, met als een van de bepalingen dat iedere belofte of eed die was afgelegd onmogelijk te herroepen, te verbeteren of te wijzigen was. Als Mekasi gehoorzaamheid aan de Heer van de Minwanabi had gezworen, dan zou hij op Jingu's bevel zonder aarzelen zijn eigen kinderen vermoorden. In het Spel van de Raad kwam het regelmatig voor dat een bondgenootschap werd geschonden, maar in Tan-jin-qu waren de Kehotara even betrouwbaar alsof ze deel uitmaakten van het Minwanabi-huishouden, betrouwbaarder nog dan andere families in dezelfde clan. Pas wanneer Mekasi stierf en zijn oudste zoon de mantel van heer op zich nam, kon de familie een nieuw begin overwegen. Tot die tijd was de Kehotara noch met bedreigingen, noch met intimidatie, noch met steekpenningen ertoe te brengen de Minwanabi te verraden.
'Wel,' zei Mara vastberaden, 'dan moesten we er maar eens voor gaan zorgen dat deze Bruli wordt ontvangen op een manier die bij zijn status past.'
Arakasi keek zijn meesteres scherp aan.
'Ik neem aan dat u van plan bent deze petitie te honoreren?' zei Nacoya, met geforceerd milde stem, want Mara's voorstel was geen kleinigheid.
'Uiteraard.' Mara scheen afwezig. 'We mogen deze opening niet overhaast afwijzen. Willen we soms een verheven persoon als de Heer van de Kehotara beledigen?'
'Dus u hebt een plan.' Langzaam verscheen er een glimlach op Arakasi's gezicht.
Mara reageerde zonder humor. 'Nee. Maar tegen de tijd dat deze gunsteling van Jingu zijn opwachting komt maken wél. Tenminste, als jouw agenten alle informatie die ze hebben over Bruli en zijn familie voor me kunnen verzamelen voordat zijn gevolg arriveert.'
Haar doortastendheid bewonderend leunde Arakasi voorover. 'Dat zal duur worden. Dan moet u namelijk de kosten dekken van de snelste koeriers van het dragersgilde en die moeten met een eed worden gebonden, zodat hun boodschappen niet kunnen worden onderschept door hen te martelen.'
'Uiteraard,' antwoordde Mara, al wist ze dat Jican zou jammeren.
Mensen die bereid waren te sterven voor de onaantastbaarheid van de boodschappen die ze vervoerden, konden alleen maar worden gehuurd met koud metaal. 'Ga er meteen voor zorgen, Arakasi.'
Vlug kwam de spionnenmeester overeind en vertrok met opgewonden tred. Hier was zijn netwerk voor bedoeld! Een stoutmoedig speler van het spel die niet bang was zich een voorsprong te veroveren, en bovendien was Mara's doelwit nog een bondgenoot van de Minwanabi ook. Ineens was het een prachtige dag.
De duisternis maakte abrupt plaats voor licht toen de schermen werden geopend om de huwelijkskandidaat toe te laten in de grote zaal van de Acoma. Bruli van de Kehotara zag er schitterend uit in zijn met zwarte randen afgezette rode wapenrusting. Vanaf de verhoging aan het hoofd van de zaal, onder het gewicht van haar imposante staatsiekostuum, zag Mara meteen dat Arakasi's agenten nauwkeurig verslag hadden uitgebracht. De man was zo ijdel als een pavo. En daar had hij goede reden voor: hij was slank en gespierd terwijl de meerderheid van de mannen in de drie centrale naties van het keizerrijk eerder gedrongen waren, en zijn bewegingen hadden de gratie van een danser. Zijn blauwe ogen vormden een zeldzaam en verrassend contrast met zijn bijna zwarte haar en hij had een warme glimlach. Met de gedachte in het achterhoofd dat hij haar net zo makkelijk zou trouwen als vermoorden, stond Mara er met een zweem van weemoed even bij stil hoe anders Bruli was dan Bunto.
Alsof ze haar gedachten las, leunde Nacoya naar haar toe en fluisterde: 'Hij zou langer kijken naar zichzelf in de spiegel dan naar u, dochter.'
Mara onderdrukte een glimlach. Met een formeel onbewogen voorkomen verwelkomde ze de tweede zoon van de Kehotara in haar huis.
Twee onaantrekkelijke Kehotara-krijgers begeleidden Bruli's koets. Zes andere soldaten waren ondergebracht in de Acoma-kazerne. Mara wist zeker dat de erewacht was geselecteerd op lelijkheid om het contrast met de knappe gelaatstrekken van hun meester te vergroten.
Eén van de soldaten trad op als Bruli's eerste adviseur en stapte naar voren. 'Vrouwe Mara, ik heb de eer Bruli van de Kehotara aan u voor te stellen.'
Nacoya gaf het rituele antwoord. 'Vrouwe Mara heet een geëerd gast als Bruli van de Kehotara welkom in onze aanwezigheid.'
Op dat moment verscheen een boodschappenjongen door een zijdeur. Hij had een stokje bij zich met een wit lint eraan, ten teken van de komst van een bericht. Mara deed net of ze haar opluchting moest bedwingen. 'Bruli,' zei ze vlug, 'welkom in ons huis. Vraag wat u wilt van onze bedienden, zij zullen ervoor zorgen dat het u aan niets ontbreekt. Als u mij nu wilt verontschuldigen? De drukke zaken mogen niet te lang blijven liggen voor de Vrouwe van de Acoma. Ik zie u gauw terug -morgen misschien?'
Ze stond op en onthulde daarmee een ranke gestalte die tot dusver verborgen was gebleven onder de rijk gedetailleerde ceremoniekleding. Haar buiging was hooghartig en gebiedend en overijld stapte ze door een zij scherm, Bruli van de Kehotara achterlatend met een mond vol onuitgesproken dichterlijke frasen en een beduusde uitdrukking op zijn gezicht.
Zonder hapering nam Nacoya het over, geheel volgens plan. In de wetenschap dat ijdelheid de grootste zwakheid van deze jonge edelman was, liep ze op Bruli toe, nam hem bij de arm en klopte er moederlijk op.
Met een harde blik staarde Bruli nog steeds naar het scherm waarachter Mara was verdwenen. 'Moeder der wijsheid, het gedrag van de vrouwe grenst aan het beledigende. Welke zaken kunnen er nu niet wachten tot ik mijn nederige lofprijzingen heb gesproken?' Bruli zweeg en betastte zijn haar om zich ervan te vergewissen dat hij het niet door de war had gemaakt toen hij zijn helm had afgezet. 'Het moet beslist iets anders zijn, waardoor vrouwe Mara mij zo bruusk heeft afgewezen. Vertel mij, alstublieft, wat is er mis?'
Een glimlach onderdrukkend stuurde ze de knappe man naar een zijkamer waar al wijn en fruit was klaargezet. Jong heerschap, kom, neem wat ter verfrissing, dan zal ik u vertellen wat ik niemand anders heb gezegd, want ik zie dat u een knap en welopgevoed man bent. Vrouwe Mara is nog erg jong, ondanks dat ze al weduwe is. Haar vader, broer en echtgenoot waren allen krijgers, goede krijgers, maar wel de enige mannen die ze ooit heeft gekend. Ze is op haar hoede voor mannen in wapenrusting. Als u haar gunsten wilt winnen, ga dan onmiddellijk terug naar Sulan-Qu en breng een bezoek aan de beste kleermakers aldaar. Laat hen een schitterend gewaad van zachte stof en vrolijke kleuren voor u maken. Als u morgen verschijnt met het uiterlijk van een geleerde of een dichter, en niet dat van een krijger, dan zal dat naar mijn idee haar koele houding ten opzichte van uw toenadering beslist veranderen.'
Er verscheen een bedachtzame frons op Bruli's voorhoofd. Het krijgerschap was het hoogste doel voor een Tsuranees man, maar vrouwen hadden nu eenmaal allerlei rare ideeën. Zijn blauwe ogen lichtten op. 'Dank u, oude moeder, dat is een goed advies.' Met een zucht van zelfverwijt nam hij de wijn aan die Nacoya hem aanbood. 'Als ik slim was geweest, had ik dit aan zien komen. Natuurlijk, het is me nu zo duidelijk. Morgen kom ik terug en dan zal Mara zien hoe zacht ik kan zijn: een beschaafd en elegant man die geen wapens of wapenrusting nodig heeft om zijn mannelijkheid te tonen. Dank u.'
Nacoya klopte met een samenzweerderig glimlachje op Bruli's arm. 'En muziek, denk ik. Mijn vrouwe zou diep onder de indruk zijn van een man die belangstelling toont voor de subtiele kunsten.'
Bruli knikte en gaf zijn lege glas aan een bediende. 'Mijn dank, oude moeder. Maar u zult begrijpen dat ik hier niet langer draal. Als ik een nieuw gewaad van de kleermakers wil, moet ik nu meteen naar Sulan-Qu.'
'U bent een ijverig huwelijkskandidaat, die de aandacht van mijn vrouwe waardig is.' Nacoya klapte om de bedienden Bruli's draagkoets en zijn garde te laten ontbieden. Er volgde een komische bedrijvigheid toen Bruli zijn erewacht naar lengte rangschikte, opdat ze tijdens het marcheren een stoere en harmonieuze indruk maakten. Toen ze het landgoed hadden verlaten, kon Nacoya zich voor het eerst sinds mensenheugenis niet beheersen. Dubbel gevouwen liep ze door de gang naar de deur van Mara's kamer. Toen kon ze haar lachen niet langer inhouden. Als allerlaatste redmiddel sloeg ze een gerimpelde hand voor haar mond en repte ze zich naar haar meesteres. Wie anders dan een Regerend Vrouwe zou gebruik hebben gemaakt van Bruli's ijdelheid en die zwakheid hebben omgesmeed tot een plan? Dat zou de heren Jingu van de Minwanabi en Mekasi van de Kehotara leren dat erekwesties niet altijd met de wapenen werden beslecht.
Nog steeds grinnikend betrad Nacoya Mara's kamer, waar Jican en Arakasi al in vergadering zaten met de Vrouwe van de Acoma. Toen Mara opkeek van een tekstrol zag ze meteen de hand die de eerste adviseur voor haar mond had geslagen. 'Wat ben jij vrolijk.'
Langzaam ging Nacoya zitten, waarbij haar wanordelijke haarspelden nog schever gingen hangen. 'Als een vijand kan worden verslagen zonder bloedvergieten, wat voor kwaad schuilt er dan in als er enig vermaak uit wordt geput?'
Onmiddellijk was Mara's interesse gewekt. 'Dus ons plan werkt, moeder van mijn hart?'
Heftig knikkend zei Nacoya: 'Ik denk dat ik Bruli wel een week lang zoet kan houden zonder dat u de Kehotara hoeft te beledigen. Het idee dat we hebben besproken ziet er veelbelovend uit.'
Mara knikte goedkeurend en hervatte haar onderbroken gesprek met Jican. 'Dus je zei dat Hokanu van de Shinzawai toestemming vraagt de Acoma te bezoeken?'
De hadonra raadpleegde het perkament in zijn hand. Het was van hoge kwaliteit schoonschrift, maar geen gekalligrafeerd huwelijksaanzoek. 'De Heer van de Shinzawai stuurt bericht dat zijn zoon langskomt op weg van hun huis in Jamar naar het landgoed in het noorden. Hij vraagt of u Hokanu voor een bezoek wilt ontvangen.'
Mara kon zich Hokanu nog herinneren van de bruiloft: een opvallend knappe, donkere jongeman van ongeveer haar leeftijd. Ze hoefde er door Nacoya niet op gewezen te worden dat hij een van de kandidaten voor gemaal was geweest voordat ze voor Buntokapi had gekozen.
Toen ze zag dat Arakasi's blik strak op haar was gericht, vroeg Mara de spionnenmeester om zijn mening.
'U zou er verstandig aan doen Hokanu's interesse te koesteren. De Shinzawai is een van de oudste en meest invloedrijke families in de Hoge Raad. De grootvader was het Krijgshoofd van de Kanazawai-clan, tot hij werd opgevolgd door Kamatsu. Als twee opeenvolgende Krijgshoofden uit dezelfde familie afkomstig zijn, wijst dat op een zeldzame bedrevenheid in de clanpolitiek. En het zijn geen meedogenloze spelers in het Spel van de Raad. Ze hebben hun positie verkregen door vaardigheid en intelligentie, zonder dat daar bloedvetes of schulden aan te pas kwamen. En behalve de Xacatecas is het de enige vooraanstaande familie die zich niet heeft aangesloten bij de Krijgsheer, de Minwanabi of de Anasati. Maar wel zijn ze betrokken bij een of ander plan van de Blauwe-Wielpartij.'
Dus ook Arakasi dacht dat een bondgenootschap door een huwelijk goed voor de Acoma zou zijn. Mara's interesse was echter van puur politieke aard. 'Wat voor plan?'
'Dat weet ik niet.' Met een gebaar maakte Arakasi zijn frustratie hierover kenbaar. 'Mijn agenten zijn niet zodanig geplaatst dat ze aan vertrouwelijke informatie over de Blauwe Wiel kunnen komen. Wel kan ik uit hun berichten afleiden dat er iets op handen is om de invloed van de Krijgsheer te ondermijnen, aangezien de Blauwe Wiel binnen de raad van mening is dat Almecho veel te machtig is. Maar sinds Almecho's invasie op de barbarenwereld is die tendens vrijwel helemaal verdwenen. Zelfs de Shinzawai steunen hem. Kamatsu's oudste zoon, Kasumi, is krijgsleider bij de Kanazawai-troepen op Midkemia' - de spionnenmeester fronste zijn voorhoofd bij het uitspreken van de vreemde namen - 'en is gestationeerd tegenover het leger van Schreiborg in de meest westelijke provincie van wat de barbaren het Koninkrijk der Eilanden noemen.'
Mara stond altijd versteld van de hoeveelheid informatie die Arakasi kon onthouden, tot schijnbaar onbelangrijke details aan toe. Hij maakte nooit aantekeningen en hield geen lijsten bij, en behalve de gecodeerde boodschappen in de vorm van gewone zakelijke documenten liet hij zijn agenten nooit iets opschrijven. En zijn intuItieve vermogen tot het maken van gevolgtrekkingen was fenomenaal.
'Denk je dat de Blauwe-Wielpartij ergens anders allianties is aangegaan?' vroeg ze.
'Nee,' antwoordde Arakasi beslist. 'De wereld Midkemia bevat veel te veel rijkdom voor maar één overwinnaar en Kamatsu is een veel te geraffineerd speler van het spel. Ik verwacht dat de Blauwe Wiel zich op een kritisch moment terugtrekt uit de Alliantie voor de Krijg, zodat de krachten van de Krijgsheer gevaarlijk versnipperd zullen raken. Wat beslist interessante gevolgen zal krijgen.'
In het licht van deze informatie nam Mara de brief van de Heer van de Shinzawai opnieuw in overweging en ze besloot met tegenzin beleefd te weigeren. Door haar plannen met Bruli en de minder goede staat waarin de Acoma-fmanciën verkeerden, kon ze Hokanu niet ontvangen met de gastvrijheid die hij verdiende. Mettertijd zou ze hem misschien een uitnodiging sturen om de spijtbetuiging die ze nu ging zenden goed te maken. Jican, laat de schrijvers een beleefde brief opstellen waarin ik de jongste zoon van de Heer van de Shinzawai antwoord dat we op dit moment zijn verzoek helaas niet kunnen honoreren. Door de dood van mijn heer verkeert het landgoed in grote verwarring en we vragen nederig om begrip. Ik teken het perkament persoonlijk, want Hokanu is iemand die ik echt niet wil beledigen.'
Jican maakte een aantekening op zijn schrijfplank. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Dan is er nog de kwestie van wijlen heer Bunto's gokschulden, vrouwe.'
Mara stond op en liep naar het open scherm met daarachter de akasituin. Starend naar de bloemen vroeg ze: 'Hoeveel heeft hij verloren?'
'Zevenduizend centurie van metaal, zevenentwintig dimi en vijfenzestig cinti... en vier tienden,' antwoordde de hadonra zonder aarzelen, alsof het bedrag hem al nachtenlang uit zijn slaap had gehouden.
Mara draaide zich om. 'Kunnen we dat betalen?'
'Zeker, al zal het de kapitaalstroom beperken tot de volgende oogst is verkocht.' Alsof het hem zeer deed, voegde Jican eraan toe: 'We zullen het nodige op krediet moeten doen.'
Maar de ambachtslieden van de cho-ja waren al begonnen met het maken van makkelijk te verkopen jade, dus de schulden zouden na korte tijd weer worden afgelost. 'Meteen betalen,' zei Mara.
Jican maakte weer een aantekening. 'Dan is er nog de kwestie van de schuld van de Heer van de Tuscalora.'
'Wat voor schuld?' Het Tuscalora-landgoed lag aan de zuidelijke grens van het Acoma-territorium en voor zover Mara wist, waren er al verscheidene generaties lang geen handelsbetrekkingen met de Regerend Heer geweest.
Met een zucht zei Jican: 'Uw echtgenoot was een slecht gokker, maar in het worstelen blonk hij uit. Hij heeft de kampioen van de Tuscalora bij vier gelegenheden verslagen en heer Jidu heeft daarbij iedere keer flink verloren. De dertig centurie die hij op de eerste wedstrijd zette, betaalde hij in edelstenen. De tweede wedstrijd ging om vijfhonderd centurie en daar liet hij een papieren contract voor opstellen dat hij sindsdien niet is nagekomen, omdat hij bij de volgende twee wedstrijden quitte of dubbel speelde. Zijn kampioen werd verslagen en het is een week lang het gesprek van de dag geweest in Sulan-Qu. Momenteel is de Heer van de Tuscalora de Acoma een bedrag schuldig van tweeduizend centurie.'
'Tweeduizend! Dat zou de druk op onze financiën aanzienlijk verlichten.'
Jican haalde zijn schouders op. 'Als hij de middelen heeft om te betalen. Ik heb al tweemaal een beleefde herinnering gestuurd, maar nog helemaal geen antwoord gekregen, waarschijnlijk omdat de heer al op maximaal krediet zit tot de oogst van dit seizoen kan worden binnengehaald.'
'Stuur maar een krachtig verwoorde eis met mijn persoonlijk zegel.' Na een ogenblik bedachtzaam haar blik te hebben afgewend, vervolgde Mara: 'Het zou slecht zijn als mensen het idee kregen dat ze misbruik kunnen maken van het feit dat er weer een vrouw aan het hoofd van de Acoma staat. Laat de Heer van de Tuscalora weten dat ik een onmiddellijk antwoord verlang.'
Jican knikte.
Mara sloot de vergadering, en alleen gelaten dacht ze na over het ongemakkelijke gevoel dat ze had gekregen bij het vernemen van de schuld van de Tuscalora aan Huize Acoma. Haar zuiderbuur was nooit van enig belang geweest, noch als bondgenoot, noch als vijand. Maar zijn leger was groot genoeg om een dreiging voor de Acoma te vormen, mocht deze schuldkwestie omslaan in een conflict tussen de twee huizen. Maar als ze niet opeiste wat haar rechtens toekwam, werd er binnen de kortste keren op alle marktpleinen door heel het keizerrijk geroddeld over de zwakheid van de Acoma. Mara slaakte een zucht. De Heer van de Tuscalora stond bekend om zijn lichtgeraakte en strijdlustige temperament. Hij hield er niet van bakzeil te halen, wat ook de reden was dat Buntokapi hem zo'n grote schuld had kunnen bezorgen. Mara hoopte maar dat Jidu van de Tuscalora zich voor deze ene keer een redelijke buur zou tonen.
Mara las het perkament, haar keel verstrakkend van woede en een niet geringe hoeveelheid angst. Arakasi, Keyoke, Papewaio en Nacoya stonden stil te wachten tot ze het antwoord van de Heer van de Tuscalora had uitgelezen. Lange tijd bleef ze zwijgend zitten, met de tekstrol tegen haar vingers tikkend. 'We kunnen dit niet zomaar voorbij laten gaan,' zei ze ten slotte. 'Keyoke, wat zou mijn vader hebben gedaan met zo'n boodschap?'
'Dan waren de mannen zich nu aan het bewapenen,' zei de opperbevelhebber. Hij keek Sezu's dochter indringend aan en voegde eraan toe: 'Op uw bevel kunnen we op mars, meesteres.'
Mara slaakte een zucht, zonder de moeite te nemen haar bezorgdheid voor haar vier naaste raadslieden verborgen te houden. 'Ik kan dit antwoord niet opvatten als een oorlogsverklaring, Keyoke. Als we de strijd met de Tuscalora aangaan, wordt dat onze ondergang.'
Keyoke keek haar strak aan. 'We kunnen hem wel aan.'
Onversaagd staarden Mara's bruine ogen terug. 'Tegen welke prijs? De Tuscalora zijn niet zo zwak dat we er zonder verliezen binnen kunnen marcheren.' Ze schudde haar hoofd. 'Moeten we weer terug naar hoe het was toen vader en Lano net waren gesneuveld? Deze keer zal onze vijand niet zo traag zijn met toeslaan.' Haar stem werd hees van frustratie. 'Alles wat ik heb opgebouwd, alles wat ik heb doorstaan, allemaal voor niets.'
'Doe dan ook niets, vrouwe,' zei Nacoya, met een gebaar haar woorden benadrukkend. 'Het bedrag is niet groot genoeg om uzelf en Ajiki voor op het spel te zetten. Reken pas af met dit beledigende mannetje als u daar beter toe in staat bent.'
Mara werd heel stil. 'Nee, ik moet iets doen. Als we deze afwijzing van onze vordering negeren, zeggen we daarmee tegen ieder ander huis in het keizerrijk dat we niet in staat zijn een belediging van onze eer te wreken.' Ze liet het perkament op een bijzettafeltje vallen alsof het giftig was. 'Dit moet worden beantwoord. Keyoke, zorg dat het hele garnizoen klaar staat om bij het eerste ochtendlicht op mars te gaan. Breng de mannen zo dicht mogelijk bij de grens van de Tuscalora zonder zijn schildwachten te waarschuwen.'
Keyoke neigde zijn hoofd. 'Het terrein is daar niet erg geschikt voor een aanval. Het kost ons twintig minuten om bij het huis te komen, mochten er zich problemen voordoen.'
Grimmig staarde Mara naar de bloembedden buiten. 'Het maakt voor mij niet uit of het vijf minuten of vijf uur duurt. Tegen de tijd dat jullie er zijn, ben ik al dood. Nee. We moeten op een andere manier dan met mankracht de overhand zien te krijgen.'
Er volgde een bespreking van tactieken die tot lang na het vallen van de avond duurde. De bedienden brachten een maaltijd die grotendeels onaangeroerd bleef. Zelfs Arakasi scheen geen trek te hebben. En tenslotte, toen Keyoke en Papewaio al hun kennis van de krijgskunst hadden uitgeput, kwam Mara met een ander plan, een hoopvol, doch gevaarlijk plan.
Nacoya werd stil en trok wit weg. Papewaio zat met zijn duim langs zijn kin te strijken en Keyoke keek alleen maar grimmig. Alleen Arakasi begreep Mara's bitterheid ten volle toen ze haar raadslieden liet vertrekken met de woorden: 'Morgen ga ik naar Jidu. En als de goden onwelwillend tegenover de Acoma staan, dan is onze ondergang tenminste niet te wijten aan de snode plannen van de Anasati of het verraad van de Minwanabi, maar aan een eerloos man die zijn schulden weigert na te komen.'