3 Innovaties

 

Het stof wolkte hoog op.

De straffe bries deed niets af aan de hitte en de nidra's snoven het prikkende gruis uit hun neus. Met piepende houten wielen knarsten de drie wagens waaruit Mara's karavaan bestond over de kiezelzandweg. Langzaam ging het omhoog de heuvels in, met achter hen het vlakke land, en de grenzen van het Acoma-landgoed. Heldergroen gelakte spaken reflecteerden het zonlicht, schijnbaar knipogend tijdens het draaien, dan vertragend als het voortgaan door keien werd bemoeilijkt. De drijvers riepen aanmoedigend naar de nidra's, die knipperend met hun rafelige wimpers hun tegenzin toonden om stal en weide achter zich te laten. De slaven die Mara's draagkoets droegen liepen stevig door, tot ruwer terrein hen dwong tot een kalmer tempo, opdat hun meesteres niet door elkaar zou worden geschud. Om een aan de slaven onbekende reden hield de gewoonlijk zo attente vrouwe er een moorddadig tempo in om ervoor te zorgen dat de karavaan vóór het vallen van de avond door de hoge passen was.

Mara zat niet op haar gemak. De schaduwrijke bomen met hun dikke stammen en het dichte struikgewas aan weerskanten van het pad boden uitstekende mogelijkheden voor soldaten om zich te verbergen. Bovendien vormden de wagens een makkelijk doelwit. Zelfs het scherpste oor kon het ruisen van de bomen niet horen door het loeien van de nidra's en het knarsen en kraken van de wielen, en zelfs het scherpste oog werd gehinderd door het overal rondwervelende stof. Ook de geharde veteranen onder de soldaten waren gespannen.  

Traag klom de zon naar zijn hoogste punt. Achter hen danste de lucht boven de vallei, en waar de karavaan passeerde schoten de geschubde ketso's met hun lange staarten weg van de keien waarop ze zich in de warme stralen zaten te koesteren. De voorste wagens bereikten als eerste de top van een heuvel en daarna de draagkoets.

Keyoke liet halt houden. In de schaduw van een uitstekende rots lieten de dragers de koets zakken, in stilte een dankgebed opzeggend, maar de drijvers en de krijgers bleven op hun plaatsen onder de waakzame blik van Papewaio.  

Verderop sneed een verticale kloof door de oostelijke hellingen van de Kyamakabergen. De weg liep steil naar beneden, eerst met haarspeldbochten, later recht, dwars door een dal met een bron.  

Keyoke maakte een buiging voor Mara's koets en wees naar een kleine vallei aan een kant van het dal, waar geen bomen groeiden en de grond hard was aangestampt. 'Meesteres, de verkenners die na de overval zijn uitgestuurd, hebben daar warme as en de resten van een geslachte nidra gevonden. Ook hebben ze voetafdrukken en sporen van een kamp gevonden, maar de dieven zelf zijn verder getrokken. Ongetwijfeld verplaatsen ze steeds hun kamp.'  

Mara keek naar de kloof, haar ogen met een hand afschermend tegen de middaggloed. Ze was gekleed in een uitzonderlijk duur gewaad, met geborduurde vogels op de mouwen en een tailleband van gevlochten veren van allerlei kleuren. Over de striemen in haar hals droeg ze een sjaal van gesponnen zijde, en rond haar polsen rinkelden jade armbanden, door de insectoïde cho-ja's zo dun geslepen dat ze bijna doorzichtig waren. Haar opsmuk was frivool en meisjesachtig, maar haar houding straalde dodelijke ernst uit. 'Verwacht je een aanval?'

'Ik weet het niet.' Opnieuw ging Keyoke's blik door de kloof, alsof hij door pure concentratie kon zien of er bandieten verscholen lagen. 'Maar we moeten voorbereid zijn op iedere wending van het lot. En we moeten er rekening mee houden dat al onze bewegingen door vijanden worden gadegeslagen.'

'Dan gaan we verder,' zei Mara. 'Laat de voetslaaf een waterkruik aanbreken. De soldaten en koets dragers kunnen zich· tijdens het lopen verfrissen. Als we bij de bron zijn, houden we langer halt om te drinken, zodat we er kwetsbaarder uitzien dan we zijn.'

Keyoke salueerde. 'Uw wil, meesteres. Ik wacht hier op de anderen. Papewaio neemt het bevel over de karavaan.' Met een verrassende blijk van bezorgdheid in zijn ogen voegde hij eraan toe: 'Wees voorzichtig, mijn vrouwe. Het gevaar voor uw persoon is erg groot.'

Mara wankelde niet onder zijn blik. 'Niet groter dan mijn vader zichzelf zou laten lopen. Ik ben zijn dochter.'  

Na een van zijn zeldzame korte glimlachjes draaide de opperbevelhebber zich weg van de koets. Met zo weinig mogelijk drukte liet hij Mara's bevelen uitvoeren. De waterdrager repte zich heen en weer door de gelederen, zijn kruiken kletterend tegen het harnas dat hij droeg, en gaf de soldaten te drinken met een snelheid die hij zich alleen eigen kon hebben gemaakt door jarenlange ervaring te velde. Op Keyoke's teken gaf Papewaio het bevel om verder te gaan. De nidradrijvers schreeuwden, de wielen piepten, en het stof wolkte op. De wagens rolden verder en begonnen aan hun dreunende afdaling naar de kloof. Alleen een zeer geoefend verkenner zou hebben gezien dat het aantal soldaten met eentje was verminderd.  

Mara maakte een waardige, serene indruk, maar haar kleine beschilderde waaier trilde tussen haar nerveuze vingers. Bijna onwaarneembaar schrok ze telkens wanneer de koets bewoog doordat een van de dragers zijn greep verplaatste om te drinken uit de kruik van de waterdrager. Ze sloot haar ogen, van binnen smekend om Lashima's welgezindheid.  

Aan deze kant van de heuvel zat de weg vol groeven en losse stenen. Mensen en dieren moesten voorzichtig lopen, de ogen gericht op het pad. Keer op keer lieten de kiezels los en rolden er steentjes stuiterend en kletterend de helling af om met luid geraas het struikgewas in te vliegen. Mara, door elkaar geschud doordat de slaven de grootste moeite hadden met het verraderlijke terrein, betrapte zich erop dat ze haar adem inhield. Ze dwong zich niet achterom te kijken of door iets anders te laten blijken dat haar karavaan geen gewone reis aan het maken was. Keyoke had gezegd dat de Acoma-soldaten die hen achterop kwamen dit pad niet ongezien konden nemen. Die moesten dus dwars door de bossen een omtrekkende beweging maken. Tot het moment dat ze hun iets achterop liggende positie weer konden innemen, was Mara's karavaan zo kwetsbaar als een jiga op het hakblok van de kok.  

Beneden in de kloof leek het bos dichter, de vochtige aarde onzichtbaar door de vele braamvarens die zich overal verspreidden tussen de enorme stammen van de pynonbomen, waarvan de ruige, geurige bast soms met wingerds was overwoekerd. De slaven die de koets droegen haalden diep adem, dankbaar voor de relatieve koelte van het woud. Mara evenwel vond de lucht doods na de grillige bries van de grotere hoogtes. Of was het gewoon de spanning waardoor de stilte zo drukkend werd? De klik die klonk toen ze haar waaier opende, deed verscheidene krijgers met een ruk omzien.  

Hier ging zelfs het kale gesteente schuil onder een laag bladaarde, waarop voetstappen volledig verstomden. Het kraken en piepen van de wagens werd gesmoord door muren van wingerds en boomstammen; wat dit woud inging, kwam er niet meer uit terug.

Papewaio hield zijn gezicht naar voren, maar zijn ogen speurden onophoudelijk de duisternis aan weerskanten af. Zijn hand week geen moment van het ingewikkelde leren vlechtwerk rond het gevest van zijn zwaard. Terwijl ze naar hem keek, moest Mara denken aan haar vader, die was gestorven in de wetenschap dat hij door bondgenoten was verraden. Ze vroeg zich af wat er gebeurd was met zijn zwaard, een kunstwerk met een handgesneden gevest en een met juwelen bezette schede. Op de knop prijkte een shatra van email, en de kling was gemaakt volgens de jessami-methode: driehonderd repen nidrahuid, geschraapt tot ze zo dun waren als papier en vervolgens uiterst nauwgezet gelamineerd - een piepklein luchtbelletje maakte ze al waardeloos - tot ze zo hard en scherp waren als een kling van metaal. Alleen de legendarische stalen zwaarden uit het verleden waren beter. Misschien was er een barbaarse krijgsheer die het zwaard nu als trofee aan zijn gordel droeg ... Misschien was het een eerzaam man, voor zover een barbaar dat tenminste kon zijn.  

Mara schudde deze morbide gedachten van zich af. Ze klemde haar handen ineen, onder de indruk van de drukkende stilte en het donkere bladerdek boven haar hoofd, tot de broze houten waaier in tweeën dreigde te breken.  

'Vrouwe, ik vraag uw permissie om de mannen gelegenheid te geven uit te rusten en de kruiken te vullen,' zei Papewaio.

Mara schrok op, knikte en streek de vochtige haren die aan haar slapen plakten naar achteren. De karavaan had de bron zonder incidenten bereikt. Traag kwamen de zware wielen tot stilstand en de krijgers stelden zich op in een verdedigende positie terwijl de voetslaaf en verscheidene drijvers zich naar hen toe haastten met vochtige doeken en een maaltijd van thyzabiscuits en gedroogd fruit. De andere herders ging voor de nidra's zorgen. Met gesmoord gekreun van opluchting zetten de dragers Mara's draagkoets neer en bleven geduldig staan wachten tot het hun beurt was om het gezicht schoon te mogen spoelen in de bron.  

Papewaio kwam aangelopen en knielde voor zijn meesteres neer. 'Is mijn vrouwe genegen de draagkoets te verlaten om de benen te strekken?'  

Toen Mara haar hand uitstak, viel haar wijde mouw bijna tot op de grond. De dolk die erin verstopt zat, was een akelig gewicht aan haar pols. Als kind had ze, tot Nacoya's niet aflatende ontzetting, wel met Lanokota geworsteld, maar wapens hadden haar nooit getrokken. Keyoke had erop gestaan dat ze het mes droeg, ook al waren de in allerijl verkorte riempjes eigenlijk gemaakt voor een langere arm en lag het ongemakkelijk in haar hand. Ze liet zich door Papewaio overeind helpen, enigszins onwel van de hitte en zich ineens onzeker voelend.

De grond rondom de bron zat vol afdrukken van mensen en dieren die na de regentijd hard waren gebakken in de zon. Terwijl Papewaio met een kom wat water ging scheppen, draaide zijn meesteres met haar sandaal in de grond, zich afvragend hoeveel prenten er hier gemaakt waren door dieren die van Acoma-weidegrond waren gestolen. Ooit had ze een handelaar horen zeggen dat bepaalde clans in het noorden de hoeven van hun vee merkten, zodat gestolen dieren gemakkelijker konden worden opgespoord, maar tot op heden hadden de Acoma altijd het bevel over genoeg trouwe krijgers gehad, zodat zulke voorzorgsmaatregelen overbodig waren.  

Papewaio hield haar een druipende kom water voor. 'Mijn vrouwe?'

Ontwaakt uit haar overpeinzingen nam Mara een paar slokjes, maakte toen haar vingers nat en sprenkelde wat water op haar wangen en hals. Het middaguur was ruim verstreken en het schuin vallende zonlicht deed soldaten op vormen van gloed en schaduw lijken. In het bos verderop was het doodstil, alsof alle levende wezens in de hitte van de middag lagen te slapen. Mara huiverde. Ineens waren de druppels op haar huid te koud.

Maar als er bandieten in een hinderlaag lagen, zouden ze nu vast al hebben aangevallen, stelde ze zichzelf gerust. Toen bedacht ze plotseling dat er nog een andere mogelijkheid was, en geschrokken keek ze naar haar slagleider. 'Pape, wat als de grijze krijgers achter ons langs zijn getrokken en het Acoma-landgoed hebben aangevallen terwijl wij onderweg waren?'  

De krijger zette de aardewerken kom neer op een steen. De riemen van zijn wapenrusting kraakten toen hij zijn schouders ophaalde en zijn handen ophief om aan te geven dat het slagen van een plan afhankelijk was van de grillen van het lot. 'Als de bandieten uw landgoed hebben overvallen is alles verloren, vrouwe, want uw beste krijgers zijn hier ingezet.' Hij wierp een blik op de bossen terwijl zijn hand terloops op het gevest van zijn zwaard viel. 'Maar ik acht dat niet waarschijnlijk. Ik heb de mannen gezegd paraat te zijn. De hitte wordt minder, maar in het bos zijn geen bladspringers te horen.' Ineens klonk er een luide schreeuw van een vogel. 'En als de karkak roept, nadert er gevaar.'

Toen schalde er een kreet vanuit de bomen aan de rand van de vallei. Door sterke handen werd Mara achteruit haar draagkoets in geduwd. Haar armbanden bleven hangen in de zijden draperieën toen ze naar houvast graaide. Ze kwam ongelukkig neer in de kussens, rukte de gordijnen opzij en zag Papewaio zich bruusk omdraaien om haar te verdedigen, onderwijl zijn zwaard uit de schede trekkend. Zijn voet trof de waterkom, die kapotsloeg tegen een steen. Terwijl de scherven langs Mara's enkels vlogen, kwamen de zwaarden van haar krijgers suizend uit de scheden om de aanval van de bandieten te beantwoorden, die vanuit hun dekking te voorschijn stormden.  

Door de dichte gelederen van haar verdedigers heen ving Mara een glimp op van een groep mannen die met getrokken wapens naar de wagens renden. Hoewel ze mager, vies en armzalig gekleed waren, rukten de overvallers in strakke gelederen op. Met door de kloof galmende strijdkreten trachtten ze de formatie van de verdedigers te breken. Mara kneep in de dunne stof. Haar krijgers waren ver in de minderheid. Zich ervan bewust dat haar vader en broer op de barbarenwereld tegenover hetere vuren hadden gestaan, spande ze zich tot het uiterste in om niet ineen te krimpen door het gekletter van zwaard op zwaard. Papewaio's stem schalde boven het gedruis van de strijd uit en zijn officierspluim was duidelijk zichtbaar in het gedrang. Op zijn teken trokken de veteranen van de Acoma zich met haast werktuiglijke discipline terug.

De aanvallers aarzelden. Aangezien er met terugtrekken geen eer viel te behalen, was het de gebruikelijke Tsuranese tactiek om aan te vallen, niet om een verdedigende houding aan te nemen. Het feit dat de wagens werden achtergelaten, maande de schurken tot voorzichtigheid. Mara, die ingesloten was door de groene rugpantsers van haar escorte, hoorde een hoge, scherpe kreet. Aarzelend bleven de aanvallers staan. Op de ongewapende drijvers en de ineengedoken gestalte van de waterdrager na had iedereen de wagens gelaten voor wat ze waren. Kennelijk hadden de krijgers zich geschaard om de werkelijk waardevolle schat die verdedigd moest worden.  

Langzaam, behoedzaam, kwamen de bandieten naderbij. Tussen de lijven van haar verdedigers door zag Mara bij de glanzend gelakte wagens een vijandelijke macht, in aantal vijf maal zo groot als haar escorte, in een halve cirkel rond de bron oprukkend.

Het stromen van water werd overstemd door het gekraak van wapenrustingen en het snelle, nerveuze ademen van gespannen mannen. Papewaio bleef in positie naast Mara's koets, stil als een standbeeld, met getrokken zwaard. Een minuut lang scheen niemand te bewegen. Toen blafte een man achter de vijandelijke linies een bevel. Twee bandieten stormden naar voren en sloegen de touwen van het zeil over de wagens stuk. Mara voelde het zweet langs haar ruggengraat lopen toen gretige handen Acoma-goederen blootstelden aan het zonlicht. Nu kwam het moeilijkste moment, want voorlopig moesten haar krijgers in het gelid blijven, in weerwil van beledigingen en provocaties. Pas wanneer de verschoppelingen Mara bedreigden, zouden de Acoma-soldaten in actie komen.  

De bandieten beseften al snel dat er geen tegenaanval zou komen. Jubelend tilden ze de zakken thyza van de wagen. Anderen schuifelden dichter naar de Acoma-bewaking, nieuwsgierig naar de schat die zo goed werd beschermd. Toen ze dichterbij kwamen, ving Mara een glimp op van smerige knokkels, gescheurde kleren en een ruwe, slecht bij elkaar passende verzameling wapens. Maar de manier waarop de wapens werden vastgehouden wees op oefening en vaardigheid en toonde een meedogenloze nood. Deze mannen waren wanhopig genoeg om te moorden of te sterven voor een wagenlading thyza van slechte kwaliteit.  

Dwars door het gejoel van de mannen bij de wagen sneed een stem waar een onmiskenbare autoriteit van uitging. 'Wacht! Liggen laten!' De bandieten keerden zich af van hun buit, ineens stil, sommigen met een zak graan nog tegen de borst geklemd.

Een slanke man met een baard, die duidelijk de aanvoerder van de bende was, maakte zich los uit de gelederen van zijn ondergeschikten en beende brutaal naar de krijgers rondom Mara. 'Laten we eens gaan kijken wat het lot ons vandaag nog meer heeft gebracht.' Halverwege de linies bleef hij staan, zijn zwaard opgeheven met zo'n arrogante zelfverzekerdheid dat Papewaio een dreigende houding aannam.  

'Rustig, Pape,' fluisterde Mara, meer om zichzelf te kalmeren dan om haar slagleider in de hand te houden. Vanuit de benauwde begrenzingen van haar draagkoets zag ze de bandiet een minachtend gebaar met zijn zwaard maken.

'Wat is dit? Mannen met zwaarden, harnassen en de eer van een groot huis die niet vechten?' De bendeleider verplaatste zijn gewicht, waarmee hij zijn verborgen ongemak verried. Nog nooit had hij een Tsuranese krijger meegemaakt die niet bereid was aan te vallen, desnoods te sterven, want het hoogste goed dat een krijger kon verwerven, was ten onder gaan in de strijd. Zijn volgende stap bracht hem zo dichtbij dat hij Mara's koets kon zien. Hij tuurde reikhalzend en riep toen uit, niet langer in het ongewisse: 'Een vrouw!'

Mara klemde haar handen ineen in haar schoot. Met opgeheven hoofd, haar bleke gelaat ondoorgrondelijk, keek ze de bendeleider aan, op wiens gezicht een brede grijns verscheen. Alsof de twaalf krijgers die gereed stonden om hem de weg te versperren niet bestonden, draaide hij zich om naar zijn kameraden. 'Een mooie dag, mannen. Een karavaan en een gevangene, en geen druppel bloed verspild aan de rode god!'

Belangstellend lieten een paar bandieten de zakken thyza vallen en gingen bijeen staan, hun wapens op de Acoma-gelederen gericht. Hun aanvoerder keerde zich weer in Mara's richting en riep: 'Vrouwe, ik hoop dat uw vader of man van u houdt en zeer rijk is, of dat hij, als hij niet van u houdt, in ieder geval rijk is, want u bent nu onze gevangene.'

Met een ruk trok Mara het gordijn van de koets opzij. Ze pakte Papewaio's uitgestoken hand, stond op en zei: 'Die conclusie is wellicht wat voorbarig, heer bandiet.'  

Haar kalmte bezorgde de leider van de verschoppelingen een steek van onzekerheid. Geïntimideerd door haar zelfvertrouwen deed hij een stap terug. Maar de gewapende groep achter hem had niets aan gretigheid ingeboet, en er kwamen nog meer mannen uit de bossen om naar de gebeurtenissen te kijken.

Terwijl ze over de schouders van haar bewakers naar de slanke man keek, vroeg Mara op gebiedende toon: 'Hoe is je naam?'

De bendeleider leunde op zijn zwaard en zei op luchtige toon: 'Lujan, vrouwe.' Toch was er in zijn houding ook iets van eerbied voor deze adellijke vrouwe te zien. 'En aangezien het lot mij aanwijst als uw gastheer voor een tijdlang: mag ik vragen met wie ik de eer heb te spreken?'  

Verscheidene bandieten lachten om het spottende gedrag van hun leider. Mara's escorte verstijfde van verontwaardiging, maar het meisje zelf bleef kalm. 'Ik ben Mara, Vrouwe van de Acoma.'

Tegenstrijdige emoties gleden over Lujans gezicht: verrassing, geamuseerdheid, bezorgdheid, en ten slotte bedachtzaamheid. Toen hief hij zijn zwaard en maakte een sierlijk gebaar met de punt. 'Dus u hebt geen man of vader, Vrouwe van de Acoma. Dan moet u zelf onderhandelen over uw losprijs.' Tijdens het spreken zwierven zijn ogen langs de bosrand achter Papewaio en Mara, want haar zelfverzekerde houding en het geringe aantal van haar gevolg wezen erop dat er iets niet klopte. Een Regerend Vrouwe van een groot huis stelde zich niet zomaar bloot aan gevaar. Iets in zijn houding wekte verontrusting bij zijn mannen, die met bijna honderdvijftigwaren voor zover Mara het kon bepalen. Ze zag hun onrust toenemen. Sommigen keken speurend rond terwijl anderen op het punt leken te staan Papewaio's stelling op eigen gezag aan te vallen.  

Mara speelde glimlachend met haar armbanden, alsof de situatie geenszins levensbedreigend aan het worden was. 'Mijn opperbevelhebber zei al dat ik kon worden lastig gevallen door zo'n zooitje ongeregeld als jullie.' Haar stem werd nurks. 'Ik heb er zo de pest aan als hij gelijk krijgt. Nu houdt hij helemaal nooit meer op met mopperen!'  

Verscheidene verschoppelingen schoten in de lach. Papewaio vertoonde geen reactie op deze onwaarschijnlijke beschrijving van Keyoke. Hij ontspande zich wat, zich ervan gewaar dat zijn meesteres de spanning probeerde te verminderen teneinde het dreigende conflict te vermijden. Mara keek de bandietenhoofdman aan, zogenaamd uitdagend, maar ondertussen zijn stemming peilend.  

Onbeschoft wees hij met zijn wapen in haar richting. 'Het komt ons goed van pas dat u de raad van uw adviseur niet serieus hebt genomen. In de toekomst zou u er goed aan doen dergelijke waarschuwingen niet in de wind te slaan... als u daar nog de kans voor krijgt.'

Verscheidene Acoma-soldaten verstijfden bij deze impliciete dreiging.

Heimelijk legde Mara even haar hand op Papewaio's rug om hem te kalmeren. Toen zei ze op onschuldige toon: 'Waarom zou ik daar de kans niet voor krijgen?'

Met een gebaar alsof het hem speet liet Lujan zijn zwaard zakken. 'Nou, vrouwe, als de onderhandelingen niet naar wens verlopen, komt u niet meer in de gelegenheid om uw opperbevelhebber te spreken.' Zijn ogen schoten heen en weer, op zoek naar mogelijke problemen. Niets aan deze overval was zoals het wezen moest.

'Wat bedoelt u daarmee?' riep Mara stampvoetend uit, zonder acht te slaan op de dreigende houding die haar escorte aannam.

'Ik bedoel dat ik misschien niet weet hoeveel waarde u aan uw vrijheid hecht, maar dat ik wel weet wat u gaat opbrengen op de slavenmarkt in Migran.' Lujan sprong een halve stap terug en zijn zwaard veerde omhoog toen de Acoma-bewakers zich er ternauwernood van wisten te weerhouden die belediging met een aanval te beantwoorden. De bandieten namen de gevechtshouding aan, zeker van hun overwinning, hun wapens in de aanslag.  

Terwijl beide partijen op het punt van aanvallen stonden, speurde Lujan verwoed de vallei af. Doch er veranderde niets. Toen begon er begrip te dagen in de ogen van de verschoppeling. 'Plannen aan het smeden, knappe meesteres?' Het was half een vraag, half een mededeling.  

Onverwacht geamuseerd door Lujans schaamteloosheid zag Mara in dat zijn vrijpostige en provocerende opmerkingen bedoeld waren om haar op haar beurt op de proef te stellen. Bijna had ze deze man onderschat. Dat zo'n slim leider niettemin teloor kon gaan, dacht ze. Om tijd te rekken, haalde ze als een verwend kind haar schouders op.  

Brutaal stapte Lujan naar voren, stak een ruwe, groezelige hand door het cordon van haar bewakers en betastte de sjaal rond haar hals.

Ogenblikkelijk volgde er een reactie: ineens voelde Lujan iets tegen zijn pols. Hij keek omlaag en zag Papewaio's zwaard op een haar na tegen zijn huid rusten. Het hoofd van de verschoppeling schoot omhoog zodat hij de slagleider recht in de ogen keek. Op vlakke toon zei Papewaio: 'Er zijn grenzen.'

Langzaam gingen Lujans vingers open en liet hij de sjaal los. Met een nerveuze glimlach trok hij behendig zijn hand terug en liep toen weg van Mara's wacht. Hij werd steeds wantrouwiger en vijandiger, want onder normale omstandigheden zou het hem zijn leven hebben gekost als hij een vrouwe zo had aangeraakt. 'Er is hier sprake van misleiding, vrouwe. Wat voor spelletje is dit?' Hij greep zijn zwaard stevig beet en zijn mannen schuifelden naar voren, wachtend op zijn bevel tot aanvallen. Ineens zag de bandiet dat Mara en haar officier naar de rotsen boven de vallei keken. Hij vloekte. 'Geen enkele Regerend Vrouwe haalt het in haar hoofd om met zo weinig krijgers op reis te gaan. Ach, wat ben ik een stommeling!' Hij deed een stap naar voren.  

Nog terwijl de bandieten zich voorbereidden op de aanval, schreeuwde Mara: 'Keyoke!'  

Meteen scheerde er een pijl door de lucht, die in de grond sloeg tussen de benen van de bendeleider. Met een schok kwam hij tot stilstand, alsof hij aan een touw werd teruggetrokken. Hij struikelde een onhandige pas achteruit, balancerend op zijn tenen.

Van boven schalde een stem: 'Nog een stap dichter bij mijn meesteres en je bent dood!'

Bliksemsnel draaide Lujan zich om naar de stem. Hoog boven hem wees Keyoke met een getrokken zwaard naar de bandietenleider. Met een grimmig gezicht knikte de opperbevelhebber eenmaal, waarop er een signaalpijl over de rand van de kloof vloog. Met een gierend geluid suisde de pijl omhoog. Keyoke riep naar zijn onderbevelhebbers. 'Ansami! Mesai!'  

Vanuit de bossen werd terug geschreeuwd. De bandieten in de achterhoede draaiden zich met een ruk om en vingen glimpen op van glanzende wapenrustingen tussen de bomen, de lange pluimen van een officiershelm voorop. Omdat hij niet wist wat de grootte was van de strijdmacht die hij tegenover zich trof, reageerde de bendeleider ogenblikkelijk. Hij draaide zich weer om en schreeuwde zijn mannen toe de bewakers rond Mara's draagkoets aan te vallen.  

Een tweede kreet van Keyoke maakte een abrupt einde aan zijn offensief. 'Dacoya! Hunzai! Oprukken! Wees gereed om te schieten!'  

De hemel boven de rand werd ineens onderbroken door de silhouetten van een honderdtal helmen, met hier en daar de krommingen van bogen. Er barstte een kabaal los alsof er nog eens enkele honderden mannen oprukten door de bossen rond de kleine vallei.  

De roverhoofdman gebaarde; zijn mannen hielden struikelend halt. Verrast door een overmacht wierp hij een onbehaaglijke blik op de wanden van de kloof, te laat de kansen voor een aftocht inschattend. Slechts een enkele hoofdofficier stond duidelijk in zicht; Keyoke had de namen van vier slagleiders geroepen. Met de ogen toegeknepen tegen de gloed van de zon nam Lujan de opstelling van zijn eigen mannen in ogenschouw: Ze waren zo goed als verloren.  

Mara had haar kinderlijke houding laten varen. Zonder een enkele blik op haar lijfwacht ter ondersteuning zei ze: 'Lujan, zeg je mannen dat ze hun wapens neerleggen.'

'Heeft het verstand u verlaten?' Volledig overweldigd en gevangen in een flessenhals, rechtte de verschoppelingenleider zijn rug. Met een uitdagende grijns zei hij: 'Vrouwe, ik prijs uw plan om uw landgoed van hinderlijke buren te ontdoen, maar ik moet u erop wijzen dat uw persoon nog steeds gevaar loopt. Wij zitten in de val, maar u kunt nog steeds samen met ons sterven.' Zelfs in het aangezicht van een overweldigende meerderheid probeerde deze man de omstandigheden naar zijn hand te zetten. 'Wellicht kunnen we tot een soort schikking komen,' opperde hij vlug. Zijn stem verried schurkachtige scherts en wanhopige bluf, maar nimmer een zweem van angst. 'Als u ons nu eens in vrede liet vertrekken...'  

Mara neigde haar hoofd. 'U vergist zich in ons.' In de stilte die volgde rinkelden haar jade armbanden toen ze een hand op Papewaio's arm legde en hem een stukje opzij schoof. Toen liep ze langs hem en haar bewakers en bleef vlak tegenover de bandietenhoofdman staan. 'Als Vrouwe van de Acoma heb ik mezelf in gevaar gebracht opdat wij konden spreken.'  

Lujan wierp een blik op de rand van de kloof. Op zijn voorhoofd glinsterde zweet, dat hij afwiste met zijn gescheurde, vuile mouw: 'Ik luister, vrouwe.'

Met haar bewakers als standbeelden achter zich, ving Mara de blik van de rover en hield die vast. 'Eerst leggen jullie je wapens neer.'

De man reageerde met een bittere lach. 'Ik mag dan geen begiftigd aanvoerder zijn, mijn vrouwe, maar ik ben geen dwaas. Als ik vandaag de rode god moet begroeten, wil dat nog niet zeggen dat ik mezelf en mijn mannen overgeef om te worden opgehangen voor het stelen van koeien en graan.'

'Hoewel je hebt gestolen van de Acoma en een slavenjongen hebt vermoord, heb ik niet al deze moeite genomen om je alleen maar op te hangen, Lujan.'

Mara's woorden klonken oprecht, maar de verschoppelingen waren niet van zins haar zomaar te geloven. Hier en daar in hun gelederen bewogen wat wapens en hun ogen schoten van de dreigende macht op de rotsrand naar de kleinere troep soldaten die het meisje bewaakte. De spanning liep hoog op en Lujan zei: 'Vrouwe, als u iets te zeggen hebt, doe het dan snel, want anders vallen er binnen de kortste keren doden, waarvan u en ik de eersten zullen zijn.'

Zonder dat Papewaio daartoe bevel had gekregen en zonder acht te slaan op rangorde, overbrugde hij snel de afstand tussen zichzelf en zijn meesteres. Met zachte doch ferme hand duwde hij Mara achteruit en stelde zich op tussen de Regerend Vrouwe en de bandietenleider.

Mara stond hem deze vrijheid zonder commentaar toe. 'Ik garandeer jullie het volgende. Geef je over en luister naar mijn voorstel. Wie weg wil nadat ik ben uitgesproken, is vrij om te vertrekken. Zolang jullie de Acoma-landerijen niet nogmaals overvallen, zal ik jullie niet lastig vallen. Hierop heb je mijn woord.'

Lujan keek naar zijn mannen. Ze waren allemaal ondervoed, en sommigen ongezond mager. De meesten hadden slechts één wapen, een slecht gemaakt zwaard of mes. Slechts weinigen hadden fatsoenlijke kleren, laat staan een wapenrusting. Het zou een ongelijke strijd worden als het tot een gevecht zou komen met Mara's onberispelijk uitgeruste garde. De bendeleider keek van het ene naar het andere sjofele gezicht van de mannen die hem door dik en dun trouw waren gebleven. De meesten gaven met een hoofdknikje te kennen dat ze dat ook nu zouden doen.

Met een lichte zucht keek hij weer naar Mara en stak zijn zwaard uit, het gevest naar voren. 'Vrouwe, ik kan mij niet beroepen op een huis, maar het kleine beetje persoonlijke eer dat ik nog heb ligt nu in uw handen.' Hij overhandigde het zwaard aan Papewaio. Hij maakte een formele, ironische buiging, ongewapend en geheel afhankelijk van haar goede bedoelingen, en raadde zijn volgelingen aan zijn voorbeeld te volgen.

De zon scheen meedogenloos neer op de groengelakte wapenrustingen van de Acoma en de in lompen gehulde schouders van de roversbende. Alleen de vogels en het stromende water verbraken de stilte waarin de mannen stonden te kijken naar het meisje met de mooie jurk en juwelen.  

Uiteindelijk stapte een van de bandieten naar voren en overhandigde zijn mes. Hij werd gevolgd door een ander met een groot litteken op zijn been. Na de derde gaf de hele groep zich als één man over. Zwaarden en messen vielen uit slappe vingers en kwamen kletterend neer aan de voeten van de Acoma-krijgers. Kort daarop was er geen verschoppeling meer die nog een wapen had.  

Toen de mannen uit haar gevolg de wapens hadden verzameld, stapte Mara naar voren. De bandieten weken uiteen om haar door te laten, op hun hoede voor haar en voor het blanke zwaard waarmee Papewaio achter haar aan liep. Bij het uitvoeren van zijn functie had de eerste slagleider van de Acoma een houding die zelfs de dapperste man intimideerde. Ook de meest roekeloze bandieten bleven op afstand, zelfs toen de krijger hun de rug toekeerde om Mara op de laadklep van de dichtstbijzijnde wagen te tillen.  

Neerkijkend op het haveloze gezelschap vroeg de Vrouwe van de Acoma: 'Zijn dit al je mannen, Lujan?'

Het feit dat ze geen instructies had gegeven om haar boogschutters de pees te laten ontspannen, bracht de bendeleider ertoe naar waarheid antwoorden. 'De meesten zijn hier. Nog eens vijftig zorgen voor ons kamp in het woud of zijn in de buurt op zoek naar voedsel. En nog eens twaalf houden de wacht bij verscheidene wegen.'

Plaatsnemend op de zakken thyza maakte Mara snel een optelsom. 'Hier heb je er zo'n honderdvijftig. Hoeveel van hen waren soldaat? Laat hen zelf antwoorden.'

Van de groep rondom de laadklep van de wagen staken er bijna zestig man hun hand op. Mara glimlachte bemoedigend en vroeg: 'Van welke huizen?'

Trots om te worden gevraagd naar hun vroegere erfgoed riepen ze: 'Saydano!', 'Olmach!', 'Raimara!', en andere huizen die Mara kende en waarvan de meeste waren vernietigd tijdens Almecho's opmars naar het ambt van Krijgsheer, vlak voordat Ichindar zijn voorganger opvolgde en de troon van het keizerrijk besteeg. Toen het kabaal verstierf, voegde Lujan eraan toe: 'Ik was vroeger slagleider van de Kotai, vrouwe.'

Met een bedachtzame frons schikte Mara haar mouwen. 'En de rest van jullie?'

Eén van de mannen, fors ondanks zijn hongerige voorkomen, deed een stap naar voren en maakte een buiging. 'Meesteres, ik was boer op het Kotai-landgoed ten westen van Migran. Toen mijn meester stierf, ben ik gevlucht en meegegaan met deze man.' Respectvol wees hij naar Lujan. 'Door de jaren heen heeft hij goed voor zijn mannen gezorgd, ook al hebben we een hard zwervers bestaan geleid.'

Mara gebaarde naar de buitenste groepsleden. 'Misdadigers?'

Lujan gaf antwoord voor hen. 'Mannen zonder meester, vrouwe. Sommigen waren vrije boeren die hun land kwijtraakten aan de belastingen. Anderen waren schuldig bevonden aan kleine vergrijpen. De meesten zijn grijze krijgers. Maar moordenaars, dieven en mannen zonder principes zijn niet welkom in mijn kamp.' Hij gebaarde naar de omringende bossen. 'Er zijn best moordenaars in de buurt, daar hoeft u niet aan te twijfelen. Uw patrouilles zijn de laatste paar maanden wat laks geweest, en de wildernis biedt een veilig toevluchtsoord. Maar in mijn groep zitten alleen eerlijke bandieten.' Hij lachte wat schaapachtig om zijn eigen grapje en voegde eraan toe: 'Als die bestaan.' Toen werd hij ernstig en keek Mara scherp aan. 'Wil de vrouwe ons nu vertellen waarom ze zich bekommert om het lot van onfortuinlijke lieden zoals wij?'  

Met een licht ironische glimlach keek Mara hem aan en gebaarde naar Keyoke. De opperbevelhebber beval zijn troepen hun slagvaardige houding te laten varen. Toen de boogschutters op de rotsrand uit hun dekking te voorschijn kwamen, kon zelfs de felle zon niet verhullen dat het helemaal geen krijgers waren, maar jongens en oude landarbeiders en slaven, misleidend gekleed in delen van oude wapenrustingen, of groene stof. Wat op een leger had geleken kreeg nu zijn ware gezicht: een enkele compagnie soldaten, in aantal nog niet de helft van de bandieten, vergezeld door arbeiders en kinderen van het Acoma-landgoed.  

Er steeg een wrevelig gemompel op onder de verschoppelingen en Lujan schudde zijn hoofd, op zijn gezicht een verbaasde en bewonderende uitdrukking. 'Meesteres, wat hebt u gewrocht?'  

'Een nieuwe kans, Lujan... voor ons allemaal.'

 

De middag wierp lange schaduwen over het gras bij de bron waar de nidra's graasden, zwaaiend met hun staart om insecten te verjagen. Vanaf de wagen keek Mara omlaag naar de haveloze bende verschoppelingen die langs de randen van het woud op de grond gretig zaten te eten van het door haar koks uitgedeelde vlees, fruit en thyzabrood. Al was het een betere maaltijd dan de meesten in maanden hadden genoten, toch wist Mara dat de mannen zich ongemakkelijk voelden. Wie in de strijd gevangen was genomen werd slaaf, dat was een onweerlegbaar aspect van het leven. Het feit dat de Acoma hun een status als vrije mensen had gegarandeerd, samen met het gul uitgedeelde voedsel dat ze zich goed lieten smaken, wekte bij hen een begin van vertrouwen. Maar toch, de vreemde jonge Regerend Vrouwe had nog steeds niets gezegd over de ware reden achter deze merkwaardige ontmoeting, en de bandieten bleven argwanend.  

Mara sloeg de mannen gade en zag dat ze veel weghadden van de soldaten, arbeiders en slaven op haar eigen landgoed. Toch was er iets anders aan hen. Waren deze mannen gekleed geweest in de gewaden van edellieden, dan nog zou ze hen als verschoppelingen hebben herkend. Toen de laatste kruimels van de maaltijd waren genuttigd, wist ze dat het tijd was haar aanbod te doen.

Na een laatste blik op Papewaio en Keyoke, die aan weerszijden van de wagen stonden opgesteld, haalde het meisje diep adem en verhief haar stem. 'Verschoppelingen! Ik ben Mara, Vrouwe van de Acoma. Jullie hebben van mij gestolen en staan daardoor bij inij in het krijt. Om jullie op eerbare wijze van deze verplichtingen te ontslaan, vraag ik jullie te luisteren naar wat ik te zeggen heb.'

Lujan, die in de voorste gelederen gezeten was, zette zijn wijnbeker neer en antwoordde: 'Het is erg hoffelijk van de Vrouwe van de Acoma om zich te bekommeren om de eer van verschoppelingen. Alle leden van mijn gezelschap gaan met genoegen akkoord.'

Mara keek de bendeleider aan om te zien of hij de draak met haar stak. In plaats daarvan zag ze interesse, nieuwsgierigheid en humor in zijn gezicht. Ze merkte dat ze deze man wel mocht. 'Jullie zijn hier allemaal verschoppelingen, om uiteenlopende redenen, zo is mij verteld. Van elk van jullie kan worden gezegd dat hij onvriendelijk door het lot is bejegend.'  

De man met het litteken op zijn been betuigde zijn instemming. Anderen gingen verzitten, of leunden geïnteresseerd naar voren.  

Tevreden dat ze hun aandacht had, ging Mara verder: 'Voor sommigen kwam het ongeluk omdat ze hun meester overleefden.'

Een man met leren polsbeschermers riep: 'En zo zijn we onteerd!'

'En dus hebben wij geen eer!' beaamde een ander.

Mara maande met haar hand om stilte. 'Eer ligt in het vervuilen van je plicht. Als iemand als bewaker naar verafgelegen landerijen wordt gestuurd en zijn meester sterft zonder dat hij hem had kunnen verdedigen, is hij dan een eerloos man? Als een krijger gewond raakt in de strijd en bewusteloos blijft liggen terwijl zijn meester sterft, is het dan zijn schuld dat hij blijft leven en zijn meester niet?' Mara's stem kreeg een bevelende klank. 'Iedereen die bediende, boer of arbeider was: hand opsteken.'  

Een stuk of twaalf mannen gehoorzaamden zonder aarzelen. De anderen gingen onzeker verzitten. Hun ogen bewogen snel van de vrouwe naar hun kameraden en ze wachtten om te zien hoe haar voorstel zou luiden.  

'Ik heb arbeiders nodig.' Mara maakte een weids gebaar en glimlachte. 'Ik sta jullie toe in dienst te treden bij mijn hadonra.'

Alle orde was op slag verdwenen toen de bandieten allemaal tegelijk begonnen te praten, mompelend, hardop of luidkeels, want het aanbod van deze vrouwe was ongekend binnen het keizerrijk. Keyoke zwaaide met zijn zwaard om stilte, maar een boer, zich verstoutend, sprong overeind. "Toen de Heer van de Minwanabi mijn meester versloeg ben ik gevlucht. Maar volgens de wet ben ik een slaaf van de overwinnende heer.'  

'Dat is niet waar!' klonk Mara's stem duidelijk boven de verwarring uit. Het werd stil en alle ogen werden op haar gericht. Evenwichtig, maar kwaad sprak ze ferm en bemoedigend verder; in haar kostbare gewaad zag ze er mooi uit in de ogen van deze mannen die maanden, misschien zelfs jarenlang ontberingen hadden geleden in de wildernis. 'Volgens de traditie is een arbeider inderdaad een oorlogsbuit, maar de wet zegt hierover niets! De overwinnaar beslist wie meer waard is als vrij man en wie slaaf wordt. De Minwanabi zijn mijn vijanden, dus als jullie oorlogsbuit zijn, zal ik jullie status bepalen. Jullie zijn vrij.'  

Op dit punt werd de stilte drukkend en leek geladen, als de trillende hittegolven boven een zonbeschenen rots. De mannen gingen rumoerig verzitten, verontrust door de verstoring van de orde zoals zij die kenden. Iedere stap in het Tsuranese leven werd door verfijnde maatschappelijke regels bepaald. Wie aan zulke fundamentele zaken iets veranderde, riskeerde oneer voor zichzelf, en de ontbinding van een eeuwenoude beschaving.  

Toen ze de verwarring onder de mannen bemerkte keek Mara eerst naar de boeren, wier gezichten voorzichtige hoop uitstraalden, en toen naar de sceptischer gestemde, hardere grijze krijgers. Ze zei, puttend uit de wijsheden die ze in de tempel van Lashima had geleerd: 'De traditie waarnaar wij leven is als de rivier die ontspringt in de bergen en altijd naar zee stroomt. Geen mens mag die stroming bergopwaarts sturen. Dat zou ongehoorzaamheid aan de natuurwetten betekenen. Evenals de Acoma hebben velen van jullie tegenspoed gekend. Evenals de Acoma maken jullie nu een gelegenheid mee waarbij de traditie verschuift, zoals de loop van een rivier soms door een noodweer in een nieuwe bedding wordt gedwongen.'

Het meisje zweeg even en staarde naar haar handen, de ogen versluierd achter haar wimpers. Dit was een kritiek moment, want als er ook maar één bandiet was die zijn mond opendeed om haar tegen te spreken, was ze haar overwicht kwijt. De stilte drukte ondraaglijk op haar schouders. Toen, zonder een enkel woord, deed Papewaiokalm zijn helm af. Rond zijn voorhoofd was de zwarte sjaal van een veroordeelde nu duidelijk zichtbaar.  

Lujan stiet een kreet van verbazing uit, even verrast als de anderen bij het zien van een ter dood veroordeelde man die een erepositie innam in het gevolg van een groot vrouwe. Trots op Pap e's trouwen het gebaar dat hij had gemaakt om te tonen dat schaamte iets anders kon zijn dan de traditie voorschreef, legde Mara met een glimlach haar hand lichtjes op de schouder van haar slagleider. 'Deze man dient mij met trots. Willen jullie niet hetzelfde doen?' Tegen de boer die door de Minwanabi was verjaagd, zei ze: 'Als de heer die je meester versloeg een andere boer wil, mag hij je komen halen.' Met een knikje naar Keyoke en haar krijgers voegde ze eraan toe: 'De Minwanabi zullen jullie met geweld moeten komen halen. En op mijn landgoed zijn jullie vrije mensen.'

Met een wilde vreugdekreet sprong de boer naar voren. 'U biedt mij uw eer?'

'U hebt mijn eer,' antwoordde Mara, en Keyoke maakte een buiging om zijn trouw aan haar woord te bevestigen.

Ter plekke viel de boer op zijn knieën en bood Mara zijn gekruiste polsen in het traditionele gebaar van onderworpenheid. 'Vrouwe, ik behoor u toe. Uw eer is mijn eer.' Met die woorden liet de boer alle aanwezigen weten dat hij, net als Mara's krijgers, bereid was de naam Acoma met zijn leven te verdedigen.  

Mara knikte en Papewaio liep naar voren, tussen de bandieten door, tot hij voor de boer stond. In een oeroude rituele handeling bond hij een koord om 's mans polsen en maakte de boeien toen weer los om aan te geven dat de man in plaats van slaaf een vrij man was. Er werd opgewonden gepraat, en zo'n tien tot vijftien andere mannen dromden naderbij. In een cirkel knielden ze rond Papewaio, gretig om Mara's aanbod aan te nemen, in de hoop op een nieuw leven.

Keyoke gaf een krijger opdracht de beëdigde arbeiders bijeen te brengen. Begeleid door Acoma-bewakers gingen ze op weg naar het landgoed, waar ze van Jican onderdak en werk zouden krijgen.  

Met hoop in hun ogen keek de rest van het bandietengezelschap op naar Mara toen ze opnieuw het woord nam. 'Degenen die verschopt zijn, voor welke misdaden was dat?'

Een kleine, ziekelijk bleke man riep hees: 'Ik heb kwaadgesproken over een priester, vrouwe.'

'Ik heb graan achtergehouden voor de belastinginner omdat mijn kinderen honger hadden,' riep een ander.

De lijst van kleine misdrijven ging voort tot Mara zich had vergewist van de waarheid van Lujans bewering dat er in zijn groep geen plaats was voor dieven en moordenaars. Tegen de veroordeelden zei ze: 'Jullie kunnen vertrekken als je dat wilt, of dienst nemen als vrije mensen. Als Regerend Vrouwe van de Acoma verleen ik u gratie binnen de grenzen van mijn land.'

Hoewel amnestie niet binnen de jurisdictie van een Regerend Heer of Vrouwe viel, zou geen enkele minister van de keizerlijke regering bezwaar maken tegen het verlenen ervan aan een eenvoudige, zo goed als anonieme landarbeider; zeker als diens lot hem onbekend was.  

Grijnzend om de slimheid van de vrouwe repten de van hun straffen kwijtgescholden mannen zich naar Papewaio om hun trouw te zweren. Met een licht gemoed knielden ze. Als Acoma-arbeiders mochten ze dan misschien bedreigd worden door Mara's vijanden, maar risico lopen terwijl men in dienst was van een groot huis was altijd te verkiezen boven het bittere bestaan van verschoppelingen.  

Kijkend naar de uitgedunde gelederen van de roversbende, liet Mara haar blik uiteindelijk rusten op Lujan. 'Soldaten zonder meester, luister goed.' Ze zweeg even, wachtend tot het uitbundige gebabbel van de zojuist beëdigde arbeiders was weggestorven. Ze leek broos en breekbaar naast Papewaio's gespierde aanwezigheid, maar ze ontmoette frank en vrij de blikken van Lujans ruwste en hardste volgelingen. 'Ik bied jullie iets dat geen enkele krijger in de geschiedenis van het keizerrijk ooit heeft gekregen: een nieuw begin. Wie van jullie gaat met ons mee, terug naar mijn landgoed om zijn eer opnieuw gestalte te geven door neer te knielen buiten de heilige boomgaard en een eed te zweren op de natami van de Acoma?'  

Het was een ogenblik doodstil in de kleine vallei, en even was het alsof niemand adem durfde te halen. Toen brak er een hels kabaal los. Mannen die schreeuwend vragen stelden werden weer overschreeuwd door anderen die beweerden de antwoorden te weten. Vuile vingers prikten in de lucht om wettelijke bepalingen kracht bij te zetten en de grond trilde van de stampende voeten van opgewonden mannen die overeind sprongen en Mara's wagen bestormden.  

Met getrokken zwaard hield Papewaio de stormloop tegen en Keyoke schreeuwde een bevel. Er viel een stilte, waarin de bandieten kalmeerden. Toen ze eenmaal rustig waren, wachtten ze af wat hun leider zou zeggen.

Met ontzag voor Papewaio's waakzaamheid maakte Lujan voorzichtig een buiging voor haar die het leven zoals hij het had gekend onherroepelijk dreigde te ontwrichten. 'Vrouwe, wat u daar zegt is... verbazingwekkend... onvoorstelbaar edelmoedig. Maar we hebben geen meester die ons kan ontslaan uit onze vorige dienst.' In zijn ogen flitste even iets dat leek op verzet.  

Mara zag het en probeerde het te begrijpen. Hij was schalks, zelfs knap onder het vuil op zijn gezicht, maar de bandiet had de houding van een man die werd bedreigd. Ineens wist het meisje waarom. Deze mannen hadden domweg geen reden tot bestaan meer gehad. Ze hadden van dag tot dag geleefd, zonder hoop. Als ze hen zover kon krijgen dat ze hun lot weer in eigen handen zouden nemen door trouw te zweren aan de Acoma, zou ze daarmee krijgers winnen van onschatbare waarde. Maar dan moesten ze er wel weer in kunnen geloven.  

'Jullie zijn niet meer in dienst,' zei ze vriendelijk tegen Lujan.  

'Maar we hebben een eed gezworen...' Zijn stem stierf weg tot een amper hoorbaar gefluister. 'Er is ons nog nooit zo'n aanbod gedaan. We... Wie van ons kan weten wat wel of niet eervol is?' Het klonk half smekend, alsof Lujan haar vroeg te bepalen waar ze goed aan deden. En de rest van het gezelschap wachtte op de leiding van de hoofdman.

Mara voelde zich ineens weer de onervaren zeventienjarige novice van Lashima, en ze zocht met haar blik steun bij Keyoke. De oude krijger stelde haar niet teleur. Ook al voelde hij zich net zo slecht op zijn gemak als Lujan door deze schending van de traditie, zijn stem bleef kalm. 'Een soldaat sterft in dienst van zijn meester of verliest zijn eer, zo staat het vast. Maar, zoals mijn vrouwe zegt, als het lot anders bepaalt, is het de mens niet gegeven de goden tegen te spreken. Mochten de goden niet willen dat u in dienst treedt bij de Acoma, dan zal hun ongenoegen beslist over dat huis worden uitgestort. Mijn vrouwe aanvaardt dat risico, omwille van zichzelf en u. Met of zonder de gunst van de goden zullen we allemaal sterven.' Hij zweeg even alvorens hij verderging. 'Maar de vrijmoedigen onder u zullen dat risico nemen... en als soldaten sterven.'  

Weifelend wreef Lujan over zijn polsen. Wie de toorn van de goden wekte, bewerkstelligde zijn eigen ondergang. Door als verschoppeling te leven en dit ellendige bestaan te verdragen, kreeg hij tenminste een kans om boete te doen voor het feit dat hij niet samen met zijn meester was gestorven. En misschien kon hij zelfs voor de volgende ronde op het Wiel van het Leven een betere plaats voor zijn ziel verdienen.

Papewaio keek naar de bandieten, die de nervositeit van hun leider weerspiegelden, elk van hen duidelijk innerlijk verdeeld over deze kwestie. Hij streek met een duim over zijn litteken en zei bedachtzaam: 'Ik ben Papewaio, eerste slagleider van de Acoma. Ik ben geboren in dienst van dit huis, maar mijn vader en grootvader hadden familie in dienst van de Shinzawai, de Wedewayo, de Anasati...' Hij zweeg even, en toen niemand sprak, noemde hij nog wat namen van andere huizen op.  

Lujan stond stokstijf te luisteren, de ogen half gesloten. Achter hem riep een man: 'Mijn vader was in dienst van het huis Wedewayo, waar ik woonde voor ik in dienst trad bij de Heer van de Serak. Hij heette Almaki.'  

Papewaio knikte en dacht snel na. 'Was dat de Almaki die de neef was van Papendaio, mijn vader?'

Teleurgesteld schudde de man het hoofd. 'Nee, maar die heb ik wel gekend. Dat was kleine Almaki. Mijn vader was grote Almaki. Maar er dienden daar ook nog andere neven van mijn vader.'

Pape wenkte de man uit de gelederen en buiten gehoorafstand van Mara bleven ze even staan praten. Na een paar minuten verscheen er een brede grijns op het gezicht van de bandiet, en met een eerbiedige buiging keerde Papewaio zich om naar zijn meesteres. 'Mijn vrouwe, dit is Toram. Zijn oom was een neef van de man die is getrouwd met de zuster van de vrouw die met mijn vaders neef is getrouwd. Hij is familie van mij en is het waard bij de Acoma in dienst te treden.'

Mara moest een glimlach onderdrukken. Pape en de onmiskenbaar slimme Toram deden een beroep op een simpel gegeven in de Tsuranese cultuur: tweede en derde zonen van soldaten waren volgens de traditie vrij om in dienst te treden bij een ander huis dan dat waarin ze geboren waren. Door deze grijze krijger te behandelen alsof hij een jongeling was, had Papewaio Lujans erekwestie geheel en al omzeild. Toen Mara haar ernst had hervonden, zei ze eenvoudig: 'Pape, vraag je verre neef bij ons in dienst te treden, als hij daartoe bereid is.'

Op broederlijke wijze greep Papewaio Toram bij de schouder. 'Neef, je wordt geroepen om de Acoma te dienen.'

Met hervonden trots hief de man zijn kin op en zei met heldere stem: 'En ik kom!'

Zijn woorden verbraken de ban waarin de verschoppelingen hadden verkeerd. De mannen verdrongen zich rond de twaalf Acoma-soldaten om de namen van familieleden uit te wisselen. Weer moest Mara haar gezicht in de plooi zien te houden. Alle Tsuranese edellieden en soldaten kenden hun bloedlijn tot verscheidene generaties terug, van neven en nichten tot ooms en tantes die alleen van naam bekend waren. Als twee Tsurani elkaar voor het eerst ontmoetten, informeerden ze uitgebreid naar de gezondheid van wederzijdse familieleden, tot er zoveel historische feiten waren uitgewisseld dat de twee vreemden wisten wie er hoger op de sociale ladder stond. In het geval van de bandieten was het vrijwel zeker dat ze met minstens één van de Acoma-soldaten een verre familieband hadden, waardoor de grijze krijgers in dienst konden treden.

Mara liet zich door Papewaio van de wagen af helpen. Rond iedere soldaat stond een kluitje bandieten, en overal schalden vragen en antwoorden, en werden met opgewekte stemmen familiebanden ontdekt. Lujan schudde vol verwondering het hoofd en toen hij Mara aankeek, glinsterden zijn ogen van amper beheerste emotie. 'Mijn vrouwe, de list waarmee u ons gevangen hebt genomen was meesterlijk en alleen al daarom zou ik het een eer hebben gevonden te dienen. Maar dit...' Hij gebaarde naar de opgewonden door elkaar lopende mannen. 'Dit gaat ieder begrip te boven.' Bijna overmand door gevoelens wendde hij zich een ogenblik af en slikte moeizaam. Toen hij haar weer aankeek was zijn gezicht opnieuw een keurig Tsuranees masker, ook al glinsterden zijn ogen. 'Ik weet niet... of ik er juist aan doe, maar met het grootste genoegen treed ik in uw dienst en maak ik de Acoma-eer de mijne. U beschikt over mijn leven, mijn vrouwe. En mocht mijn leven kort zijn, dan zal het in ieder geval goed zijn, nu ik weer huiskleuren mag dragen.' Van zijn baldadigheid was niets meer over, en hij rechtte zijn rug. Hij keek Mara lang en onderzoekend aan, recht in haar ogen. De woorden die hij vervolgens sprak, troffen haar door hun oprechtheid. 'Ik hoop dat het lot mij nog vele jaren zal schenken, meesteres, opdat ik aan uw zijde kan blijven. Want volgens mij speelt u het Spel van de Raad.' Toen verloor hij bijna zijn zelfbeheersing. Met vochtig glanzende ogen en een brede grijns op zijn gezicht zei hij: 'En ik denk dat het keizerrijk daardoor nooit meer hetzelfde zal zijn.'  

Zwijgend bleef Mara staan terwijl Lujan een buiging maakte en wegliep om zijn stamboom met die van de Acoma-soldaten te vergelijken en een gemeenschappelijk familielid te vinden, hoe ver ook. Daarop stuurde hij, met Keyoke's permissie, koeriers naar het kamp om de rest van zijn volgelingen te laten komen. De laatkomers arriveerden in diverse staten van ongeloof, maar toen ze de vrouwe zagen zitten op de thyzawagen alsof ze hofhield onder het schaduwdak van haar landhuis, raakten ze al hun scepsis kwijt. Overtuigd door de jubelstemming van de kameraden die al in Acoma-dienst waren getreden, lepelden ze hun familiegeschiedenis en die van hun schoonfamilie op, tot ook zij de eer van het dienen van een huis hadden herkregen.  

De middag verstreek, en de bomen aan de rand van de kloof wierpen lange schaduwen over de vallei. De schaduwen onder het bladerdak werden dieper en waar de takken het dunst waren, schitterde een gouden gloed. De hitte nam af en de bladeren boven de karavaan ruisten rusteloos in de late windvlagen, die de geur van vochtige aarde met zich meevoerden. Tevreden met de gebeurtenissen van die dag keek Mara naar een zwerm gagwins die neerdook om zich te goed te doen aan de insecten die op de bries dansten. Toen ze hun maal hadden beëindigd en krassend wegvlogen naar het zuiden, besefte Mara pas hoe moe ze was, en hoeveel honger ze had.  

Alsof hij hetzelfde dacht, kwam Keyoke naar haar toe. 'Vrouwe, als we nog voor het donker terug willen zijn op uw landgoed, moeten we zo dadelijk vertrekken.'

Mara knikte, nu verlangend naar zachte kussens in plaats van de ruwe zakken thyza. Moe als ze was van de starende blikken van de hongerige mannen, kwam de afzondering van haar draagkoets haar plots uitnodigend voor. Luid riep ze, opdat de mannen het konden horen: 'Laat ons dan op pad gaan, opperbevelhebber. Er zijn hier Acoma-soldaten die behoefte hebben aan een bad, een warme maaltijd en een goede nachtrust in een kazerne waar hun dekens niet klam worden van de nevel.'  

Zelfs Mara wist haar ogen niet droog te houden bij de onvervalste vreugdekreten uit de kelen van de voormalige bandieten. Mannen die nog maar kort geleden hadden klaargestaan om haar aan te vallen, waren nu meer dan bereid haar te verdedigen. Zwijgend zond het meisje een dankgebed op naar Lashima. Deze eerste overwinning was gemakkelijk geweest, maar tegen de kracht van de Minwanabi en de snode geslepenheid van de Anasati zou het veel zwaarder zijn, zo niet onmogelijk, om successen te behalen. 

 

Mara voelde zich slap. Ze zat diep in de kussens gezonken toen de slaven haar draagkoets optilden, en stond zich een diepe zucht van opluchting toe. Alle twijfel en angst die ze tijdens de gewapende confrontatie en de onderhandelingen met de bandieten had onderdrukt, kwamen nu, in de afzondering van haar palankijn, naar boven. Tot op dit moment had ze niet durven toegeven hoe bang ze was geweest. Onverwacht begon ze te huiveren. Ze haalde haar neus op, beseffend dat vocht slecht was voor de fijne zijde van haar japon, vechtend tegen een ergerlijke aandrang om te huilen. Lano had haar altijd geplaagd met de emotionele uitbarstingen die ze als kind soms had en vaak gezegd dat ze geen Tsurana was, ook al werd er van vrouwen niet verwacht dat ze zich als mannen beheersten.

Terugdenkend aan zijn plagerige lach en het feit dat haar vader nooit een spoor van onzekerheid, twijfel of angst had vertoond, deed ze haar ogen dicht in een ontspanningsoefening. De stem van de zuster die haar in de tempel van Lashima had lesgegeven klonk in haar hoofd: leer de aard van het zelf kennen, accepteer alle aspecten van het zelf, dan kan de zelfbeheersing beginnen. Het zelf ontkennen is alles ontkennen.

Ze haalde nog een keer haar neus op. Nu had ze ook nog een loopneus. Ze schoof haar mouwen omhoog en erkende in stilte de waarheid. Ze was doodsbang geweest, vooral op het moment dat ze had bedacht dat de bandieten haar landgoed konden aanvallen terwijl zij tevergeefs in de heuvels naar hen zocht.  

Nogmaals riep ze zichzelf tot de orde. Zo hoort een Regerend Vrouwe zich niet te gedragen! Toen begreep ze waar haar gevoelens vandaan kwamen: ze wist niet hoe een Regerend Vrouwe zich behoorde te gedragen. Het was haar nooit geleerd. Ze was een tempelmeisje dat hals over kop in de gevaarlijkste spel van het keizerrijk was gestort.  

Mara dacht aan een van de eerste lessen van haar vader: twijfel doet af aan het vermogen tot besluitvaardig handelen. En in het Spel van de Raad stond aarzelen gelijk aan sterven.

Om niet te lang bij haar zwakheid stil te staan, gluurde Mara door een spleet in de gordijnen naar de pas gerekruteerde Acoma-getrouwen. Ondanks hun vuile kleren, holle gezichten, broodmagere armen en gejaagde blikken waren het soldaten, maar pas nu zag Mara iets in hen wat haar tot dusver was ontgaan: deze verschoppelingen, ook de brutale Lujan, waren net zo bang geweest als zij. Dat vond ze verbijsterend, totdat ze de hinderlaag vanuit hun gezichtspunt bekeek. Hoewel de Acoma-krijgers in de minderheid waren geweest, waren ze stuk voor stuk doorgewinterde soldaten, goed bewapend en in uitstekende conditie. Een paar van de grijze krijgers daarentegen hadden al een jaar geen fatsoenlijke maaltijd meer gehad. En hun wapens waren een rare verzameling van afgedankte, gestolen of zelf gemaakte zwaarden en messen. Enkelen hadden iets als een schild en niemand droeg een wapenrusting. Nee, dacht Mara, veel van deze zielige, radeloze mannen moesten in de veronderstelling geweest zijn dat een aantal leden van hun onfortuinlijke broederschap vandaag de dood zou vinden. En iedereen zou zich hebben afgevraagd of hij daarbij zou zijn.  

Zich niet bewust van de observatie van hun meesteres marcheerden de mannen voort. Op hun gezichten speelden andere emoties, waaronder hoop, en de angst voor valse hoop. Mara liet zich terug in de kussens zakken, afwezig kijkend naar het kleurrijke ontwerp van de draperieën in de koets. Hoe kwam het dat ze ineens al die dingen op hun gezichten kon zien? Kon haar angst haar een opmerkzaamheid hebben gegeven die ze niet in zichzelf had vermoed? Alsof haar broer Lanokota naast haar zat, roerde zich de herinnering aan zijn aanwezigheid. Als ze haar ogen dichtdeed, kon ze hem in haar hoofd horen fluisteren: 'Je bent een grote meid aan het worden, zusje.'  

Ineens kon Mara haar tranen niet meer bedwingen. Dit keer huilde ze niet van verdriet, maar van een jubelend gevoel dat veel weghad van de vreugde die ze had gevoeld toen Lano in Sulan-Qu voor de laatste keer de zomerspelen had gewonnen. Die dag hadden Mara en haar vader als boeren staan juichen op de tribunes, zich even niet bekommerend om hun sociale status en de daarbij passende zeden en goede manieren. Alleen waren haar emoties nu tienmaal zo krachtig.

Ze had gewonnen. Ze had haar eerste overwinning in het Spel van de Raad gesmaakt, en die ervaring scherpte haar verstand en wekte een verlangen naar iets groters. Voor het eerst in haar leven begreep ze waarom de grote heren streden, en zelfs stierven, voor een kans om aan eer te winnen.  

Glimlachend door haar tranen heen, liet ze zich op de bewegingen van de draagkoets ontspannen. Geen van haar tegenstanders op het onzichtbare speelveld van de Tsuranese politiek zou iets van deze zet te weten komen, in ieder geval niet direct en zeker niet de komende tijd. Maar nadat het huisgarnizoen van de Acoma door het verraad van de Minwanabi was teruggebracht tot vijftig soldaten, had ze nu het bevel over ruim tweehonderd trouwe mannen. En aangezien er grijze krijgers door het hele keizerrijk heen verscholen zaten, kon ze deze mannen inzetten om er meer te rekruteren. Als ze na het versturen van het kistje met de veer en het koord nog een week tijdwinst kon boeken, had ze misschien wel vijfhonderd of meer soldaten als tegenwicht voor de volgende bedreiging van de Heer van de Minwanabi. Mara was opgetogen. Zo smaakte de overwinning! Uit haar herinneringen rezen twee stemmen op, aan de ene kant de zuster die haar lesgaf: 'Kind, wees op je hoede voor de verlokkingen van macht en triomf, want al dat soort dingen zijn vergankelijk.' Maar Lano's onstuimige stem zei haar te waarderen wat ze had bereikt. 'Geniet van de overwinning zolang het kan, Mara-anni. Geniet ervan zolang het kan.'

Terwijl haar slaven haar door de dieper wordende schaduwen van de zonsondergang naar huis droegen, liet Mara zich in de afzondering van haar draagkoets achterover zakken, moe genoeg om haar geest tot rust te laten komen. Ze glimlachte. Ook al wist ze dat haar situatie nog steeds vrijwel uitzichtloos was, ze zou Lano's raad ter harte nemen. Zolang het duurde, zou ze van het leven genieten.

Piepend draaiden de wagenwielen, en de nidra's snoven vanwege het stof dat de marcherende mannen opwierpen en dat de lucht oker en goud kleurde. Terwijl de zonsondergang langzaam overging in avondschemering, trok Mara's onwaarschijnlijke karavaan met de bonte verzameling gewapende mannen voort over de weg naar het Acoma-landgoed. 

 

De fakkels bij de hoofdingang van het grote huis wierpen licht over een grote verwarring. Door de komst van de voorheen meesterloze arbeiders en boeren hadden Jican en zijn stafleden het zo druk met het uitdelen van maaltijden, slaapplaatsen en andere taken, dat ze nergens anders meer aan toekwamen. Toen Mara's karavaan tegen het vallen van de avond terugkeerde met Lujans haveloze, ondervoede krijgers, wierp de hadonra zijn handen ten hemel, de goden smekend deze onmogelijke werkdag te beëindigen. Inmiddels had hij zich neergelegd bij het feit dat hij kon rekenen op een fikse uitbrander van zijn vrouw omdat hij de bedtijd van zijn kinderen had gemist, en ondanks de honger in zijn eigen buik stuurde hij de koks bericht om nog een ketel thyza op te zetten en koud vlees en fruit te bereiden. Zijn onuitputtelijke energie diende als compensatie voor het lengteverschil tussen hemzelf en vrijwel alle mannen die aan zijn zorg werden toevertrouwd. De kleine hadonra begon met het opnemen van namen, daarbij vaststellend wie er kleren en wie sandalen nodig had. Terwijl Keyoke de nieuwkomers in groepjes begon te splitsen, stelden Jican en zijn assistenten een ploeg slaven samen om een lege kazerne schoon te vegen en dekens op de matrassen te leggen. Zonder dat hij daartoe instructies had gekregen nam Lujan de rol op zich van officier, waar nodig aanmoedigend of scheldend om te helpen met het onderkomen voor zijn groep.  

Dwars door deze chaos van rondlopende mannen en nidrawagens kwam Nacoya aangestevend, haar scheve haarspelden een teken van haar agitatie. Na een norse blik op Lujans liederlijke bende koerste ze regelrecht naar Mara's koets. Ze zigzagde vastberaden door het gedrang en arriveerde precies op het moment dat Papewaio zijn vrouwe uit de kussens overeind hielp. Stijf van het lange zitten en enigszins verblind door het licht van de fakkels zag Mara hoe haar slagleider de zorg voor haar persoon overdroeg aan Nacoya. De onzichtbare scheidslijn tussen het domein van lijfwacht en dat van kindermeid liep ongeveer daar waar het stenen pad vanaf de grote deuren van het huis de weg raakte. Nacoya begeleidde haar meesteres naar haar vertrekken, een pas schuin achter haar, zoals het hoorde. Toen ze eenmaal binnen was, gebaarde de oude meid de dienstmeisjes zich terug te trekken. Toen, haar gezichtsuitdrukking onleesbaar in de flakkerende schaduwen van de olielampen, schoof ze het scherm stevig dicht.  

Terwijl Mara de armbanden en juwelen afdeed die ze had aangedaan om er tijdens de list wuft uit te zien, sprak de kindermeid haar scherp toe. 'Wat heeft deze onverwachte terugkeer te betekenen? En wie zijn al die haveloze kerels?'

Mara wierp een broche en een halsketting van jade in een juwelenkistje. Na de spanning, het gevaar en de bedwelmende euforie van succes ergerde Nacoya's gebiedende toon haar in hoge mate. Ze hield zich echter in, trok een voor een haar ringen af, en vertelde onderwijl gedetailleerd van het plan dat ze had uitgevoerd om het Acoma-garnizoen aan te vullen.  

Nog voordat het laatste kleinood met een tik op de stapel viel, barstte Nacoya los. 'Heeft u de toekomst van de Acoma op het spel gezet met zo'n slecht bedacht plan? Meisje, beseft u wel wat u gedaan hebt?' Mara draaide zich om naar N acoya en zag de kindermeid handenwringend, met rood aangelopen gezicht, naar haar staan kijken. 'Als een van die bandieten zich niet had weten te beheersen, zouden uw mannen zijn gestorven! En waarvoor? Er zouden nog geen twaalf krijgers over zijn geweest om dit huis te verdedigen als de Minwanabi waren gekomen! Wie had dan de natami moeten verdedigen? Niet Keyoke of Papewaio. Die waren dan dood geweest!' Bijna hysterisch van woede begon de oude vrouw te beven. 'En ze hadden zich allemaal aan u kunnen vergrijpen! U had wel dood kunnen zijn!' Nacoya's stem werd hoger, alsof ze haar woede niet kon bedwingen. 'In plaats van dit... dit roekeloze avontuur... had u... had u voor een geschikt huwelijk moeten kiezen.' Met een snelle beweging greep ze Mara bij de armen en begon haar door elkaar te schudden, alsof ze nog steeds een kind was. 'Als u zo doorgaat met die koppige stompzinnigheden, zult u zien dat u uw vooruitzichten beperkt tot de zoon van een of andere rijke mesthandelaar die op zoek is naar een naam voor zijn familie, omdat uw landgoed wordt bewaakt door moordenaars en dieven!'

'Genoeg!'

Geschrokken van de hardheid van haar eigen stem duwde Mara de oude vrouw van zich af. Haar scherpe manier van doen sneed door Nacoya's tirade als een zeis door gras. De oude vrouw slikte haar protesten in. Toen ze kennelijk weer iets wilde zeggen, zei Mara: 'Genoeg, N acoya.' Haar toon, diep en dreigend, maskeerde haar woede nauwelijks. Ze stapte naar voren tot ze vlak voor haar oude kindermeid stond en keek haar recht in de ogen. 'Ik ben de Vrouwe van de Acoma.' Haar stem verried nog maar weinig van de kwaadheid van kort tevoren. Ze bestudeerde het gezicht van de vrouw die haar van jongs af aan had opgevoed. Op ernstige toon zei ze: 'Moeder van mijn hart, van al mijn bedienden ben jij de meest geliefde.' Toen kneep ze haar ogen tot spleetjes en kwam het vuur terug in haar stem. 'Maar vergeet nooit ook maar voor een moment dat je een bediende bent. Als je me ooit nog een keer op die manier aanraakt, Nacoya, of als je ooit nog op die manier tegen me spreekt, laat ik je ranselen als een keukenslaaf. Heb je dat begrepen?'  

Even aarzelde Nacoya, toen boog ze langzaam haar bejaarde hoofd. Achter in haar nek bewogen een paar plukjes los haar toen ze stijf voor Mara neerknielde tot haar beide oude knieën op de vloer rustten. 'Ik smeek mijn meesteres om vergeving.'

Een ogenblik later boog Mara zich voorover en legde haar armen rond Nacoya's schouders. 'Oudste en beste vriendin, het lot heeft onze rollen verwisseld. Nog maar een paar dagen geleden was ik een novice in de tempel en jij mijn lerares en moeder. Nu moet ik over jou regeren, zoals mijn vader vóór mij. Je dient me het beste door je grote wijsheid met me te delen. Maar uiteindelijk ben ik degene die kiest welke paden er worden gevolgd.' Ze drukte de bevende oude vrouw tegen zich aan. 'En als je twijfelt, bedenk dan dat ik niet door bandieten gevangen ben genomen, dat Pape en Keyoke niet dood zijn. Ik heb de goede keus gemaakt. Mijn plan is geslaagd en nu hebben we een weinig teruggewonnen van wat we verloren hadden.'

Een tijdlang was Nacoya stil. 'U had gelijk,' fluisterde ze toen.

Mara liet de oude vrouw los en klapte tweemaal in haar handen. Haastig kwamen haar meisjes binnen om hun meesteres bij te staan terwijl de oude kindermeid opstond. Nog steeds bevend van haar reprimande zei Nacoya: 'Vrouwe, heb ik permissie om me terug te trekken?'

Mara hief haar kin op om de kraag van haar gewaad door een van de dienstmeisjes los te laten maken. 'Ja, oude moeder, maar meld je weer als ik in bad ben geweest. We hebben veel te bespreken. Ik heb veel nagedacht over je raadgevingen. Het is tijd dat ik me ga voorbereiden op een huwelijk.'  

Nacoya's zette grote ogen op. Zo kort na Mara's plotselinge eigenzinnigheid was deze concessie een totale verrassing. 'Uw wil, mijn vrouwe,' zei ze. Ze maakte een buiging en vertrok, de meisjes aan hun werk overlatend. In de schemering van de gang rechtte de oude vrouw opgelucht haar rug. Eindelijk had Mara haar rol als Regerend Vrouwe geaccepteerd. En al had de felheid van Mara's berisping flink gestoken, het wegvallen van de verantwoordelijkheid voor een kind dat de eer van haar voorouders moest zien te behouden, bracht een diep gevoel van tevredenheid met zich mee. De oude kindermeid knikte in zichzelf. Voorzichtigheid mocht dan niet een van Mara's deugden zijn, maar het meisje had in ieder geval de verbazingwekkende doortastendheid en moed van haar vader geërfd. 

 

Een uur later kwam de Vrouwe van de Acoma uit haar badkuip. Twee meisjes sloegen handdoeken rond haar glinsterende lichaam terwijl een derde het scherm terugplaatste dat de houten kuip scheidde van de rest van het slaapvertrek. Zoals bij alle Tsuranese landgoedhuizen het geval was, waren ook hier aantal en grootte van de vertrekken slechts een kwestie van waar en hoe de schermen en deuren werden geplaatst. Door een ander deurscherm open te schuiven kon Mara's slaapkamer bereikt worden vanuit de werkkamer zonder dat de woonvertrekken verlaten hoefden te worden.

Het was nog steeds heet. Mara koos haar dunste zijden gewaad, dat amper tot halverwege de bovenbenen hing. De bijna doorzichtige stof was niet versierd met borduurwerk. Het was een uiterst vermoeiende dag geweest, en ze had behoefte aan eenvoud en ontspanning. Later, in de koelere uren van de late avond, zou ze een langer, dikker overgewaad aantrekken. Maar in de aanwezigheid van haar meisjes en Nacoya kon Mara genieten van het onzedige, maar gemakkelijk zittende jurkje.

Op bevel van haar vrouwe schoof een van de meisjes een scherm opzij naar een klein deel van de binnen tuin, die altijd voor bespiegeling en meditatie tot haar beschikking stond. Door slim geplaatste struiken en dwergbomen was er een groen hoekje ontstaan, waar ze zich niet hoefde te storen aan bedienden als die zich tijdens hun taken door de binnentuin van het huis repten.

Terwijl Mara plaatsnam voor de opening, verscheen Nacoya. Het meisje gebaarde de meid tegenover haar te gaan zitten. Toen wachtte ze af.

'Meesteres, ik heb een lijst van geschikte kandidaten meegebracht,' opende Nacoya het gesprek.

Mara bleef naar buiten staren, haar enige beweging een zacht knikken van haar hoofd omdat haar lange, natte haren door een dienstmeisje werden gekamd. In de veronderstelling dat ze door mocht gaan, rolde Nacoya het perkament tussen haar gerimpelde handen open. 'Meesteres, als we de complotten van de Minwanabi en de Anasati willen overleven, moeten we onze verbintenis zorgvuldig kiezen. We hebben drie keuzes, denk ik. We kunnen ons aansluiten bij een oude en geëerde naam waarvan de invloed tanende is; we kunnen kiezen voor een man uit een familie die recent rijk en machtig geworden is, maar nog op zoek is naar eer, traditie en een politieke verbintenis; of we kunnen een familie zoeken die zich wil verbinden met naam van uw familie omdat dat dat hun eigen ambities in het Grote Spel zou helpen verwezenlijken.'  

Nacoya zweeg, zodat Mara zou kunnen reageren. De jonge vrouw bleef echter naar de duisternis van de tuin staren, een lichte frons op haar voorhoofd. Het meisje was klaar met kammen. Ze bond Mara's haar op in een keurige knot, maakte een buiging en vertrok.

Nacoya wachtte. Toen Mara nog steeds niet reageerde, schraapte ze haar keel, streek toen met nauw verholen ergernis over de perkamentrol en zei: 'De families met macht maar zonder traditie heb ik weggelaten. U bent meer gebaat bij een huwelijk met een zoon van een huis dat al machtige bondgenoten heeft. Aangezien dit mogelijk bondgenoten van de Minwanabi en vooral de Anasati zou kunnen betreffen, zijn er maar weinig huizen die echt in aanmerking komen.' Ze keek weer naar Mara, maar de Vrouwe van de Acoma scheen alleen oor te hebben voor de insecten die na zonsondergang hun zoemend gezang aanhieven.

De bedienden kwamen langs om de lonten bij te knippen. Nacoya zag dat de frons op Mara's voorhoofd dieper was geworden. Met een doelbewust gebaar streek de oude kindermeid het perkament glad. 'Van de huizen die belangstellend zullen reageren, zijn de beste keuzes -'  

Plotsklaps sprak Mara: 'Nacoya. De Minwanabi mag dan het machtigste huis zijn van het keizerrijk, maar welk huis heeft de machtigste politieke verbintenissen?'

Nacoya liet de lijst in haar schoot zakken. 'De Anasati, natuurlijk. Als de Heer van de Anasati niet bestond, was deze lijst vijfmaal zo lang. Die man heeft bondgenootschappen gesmeed met meer dan de helft van alle machtige heren van het keizerrijk.'

Mara knikte, haar ogen gericht op het luchtledige, alsof zich daar iets bevond dat alleen zij kon zien. 'Mijn besluit is genomen.'

Nacoya leunde zwijgend naar haar toe, plotseling bang. Mara had de lijst niet eens in handen gehad, laat staan naar de namen gekeken die Nacoya aan de schrijver had gedicteerd.

Mara draaide langzaam haar hoofd om en richtte een priemende blik op Nacoya. 'Ik ga trouwen met een zoon van de Heer van de Anasati.'