4 Gambiet

 

De gong werd geluid.

De harmonieën van de slag vibreerden door de grote zaal van de Anasati. Overal hingen oeroude krijgsbanieren, en de lucht was zwaar van de geur van oude boenwas en generatielange intriges. Het gewelfde, betegelde plafond herbergde zulke diepe schaduwen dat het vertrek zelfs met brandende kaarsen somber bleef. De zaal zelf dempte alle klanken, zelfs in zo'n mate dat de verzamelde hovelingen en bedienden, gezeten wachtend, op stomme standbeelden leken.

Aan het uiteinde van een lange loper over het middenpad zat de Heer van de Anasati op een indrukwekkende verhoging, gekleed in zijn formele ambtsgewaad. Onder zijn hoog optorenende, zware ceremoniële hoofdtooi glom zijn voorhoofd van het zweet. Zijn broodmagere gelaat vertoonde echter geen spoor van ongemak, ook al was zijn kledij verstikkend in de hitte van de middag. Een twaalftal rode en gele sjerpen bemoeilijkte hem het ademen, en door de schouderstukken, die als stijve vleugels uitstonden, kon hij zich amper bewegen. Telkens wanneer hij dat toch deed, moesten de bedienden ze snel weer rechttrekken. In zijn ene hand had hij, ten teken van zijn opperheerschappij als Regerend Heer, een grote handgesneden staf, zo oud dat de herkomst niet meer te achterhalen was. Op zijn knieën lag het eeuwenoude stalen zwaard van de Anasati, een relikwie die bijna net zo belangrijk was als de natami van de familie en die was overgegaan van vader op zoon sinds de tijd van de Ontvluchting over de gouden brug, toen de volkeren op Kelewan verschenen. Nu drukte het gewicht zwaar op zijn oude knieën, een last die hij moest verdragen, tezamen met alle andere ambtsornamenten terwijl hij wachtte op de aankomst van het omhooggevallen Acoma-meisje. De zaal was waarlijk een oven, want de traditie schreef voor dat alle schermen tot de formele binnenkomst van de huwelijkskandidate gesloten moesten blijven.  

Tecuma, Heer van de Anasati, neigde zijn hoofd een beetje en zijn eerste adviseur, Chumaka, spoedde zich naar zijn zij. 'Hoe lang nog?' fluisterde de heer ongeduldig.

'Niet lang meer, meester.' Knikkend als een zenuwachtig knaagdier weidde de trouwe raadsheer uit: 'De gong is al drie keer gegaan: toen Mara's draagkoets door de buitenpoort kwam, toen hij het grote huis binnenging, en nu net toen hij door de poort naar de binnentuin werd gedragen. De vierde gongslag klinkt als ze wordt toegelaten tot uw verheven aanwezigheid, heer.'  

Geërgerd door de stilte terwijl hij verlangde naar muziek, zei de Heer van de Anasati: 'Heb je nog nagedacht over mijn vraag?'

'Uiteraard, mijn heer. U heeft maar te wensen. Ik heb verscheidene gepaste beledigingen bedacht om de arrogantie van deze Acoma-teef te beantwoorden.' De raadsman likte langs zijn lippen en vervolgde: 'Uw zoon Jiro komen vragen als haar gemaal... wel, dat zou briljant zijn.'

De Heer van de Anasati wierp zijn adviseur een nieuwsgierige blik toe, waardoor zijn rituele toga naar links overhelde. Meteen schoten er bedienden op hem af die druk in de weer gingen tot hij weer recht zat.  

Chumaka hervatte zijn commentaar. 'Briljant, als het ook maar de kleinste kans van slagen had. Een huwelijk met een van uw zoons zou u verbinden in een bondgenootschap met de Acoma. Niet alleen zou dat uw middelen uitputten omdat u hen moest beschermen, maar ook zou die heks haar volledige aandacht op de Heer van de Minwanabi kunnen richten.'

De Heer van de Anasati krulde met slecht verholen afkeer zijn lippen bij het horen van die naam. 'Ik zou zelf met haar trouwen als ik daardoor een kans kreeg om die onwelriekende aaseter, die stinkende jaguna, in het Spel van de Raad te verslaan.' Hij verstevigde zijn greep rond de oude staf. 'Maar wat denkt ze ermee te bereiken? Ze snapt zelf toch ook wel dat ik nooit zou toestaan dat Jiro haar gemaal wordt? De Acoma is de enige familie die ouder is dan de mijne, buiten de Vijf Grote Families. Als de Acoma valt en er per ongeluk ook een van de Vijf Grote Families ten val komt...'

'Dan wordt de Anasati een van de Vijf Grote,' verwoordde Chumaka de vaak herhaalde wens van zijn heer.

Tecuma knikte. 'En op een dag rijst dan een van mijn nakomelingen tot de functie van Krijgsheer.' Hij wierp een blik naar links, waar zijn drie zonen op een iets lagere verhoging zaten te wachten.

Het dichtst bij zijn vader zat Halesko, erfgenaam van de Anasati-mantel. Naast hem zat Jiro, de intelligentste en bekwaamste van de drie, van wie nu al duidelijk was dat hij zou gaan trouwen met een dochter van een zeer belangrijk heer, misschien zelfs wel met een kind van de keizer, waarmee de Anasati een machtige politieke verbintenis rijker zou worden. Naast hem hing Buntokapi op een stoel, ingespannen het vuil onder zijn duimnagel vandaan peuterend.  

Kijkend naar het vlezige gezicht van zijn jongste fluisterde de Heer van de Anasati tegen Chumaka: 'Je denkt zeker niet dat er een kans is dat ze door tussenkomst van de voorzienigheid haar keus op Bunto zal laten vallen, hè?'

De smalle wenkbrauwen van de raadsheer gingen omhoog. 'Volgens onze informatie is het een slim meisje, zij het onervaren, maar als ze Bunto als gemaal zou vragen... zou ze een stuk slimmer zijn dan ik dacht, heer.'

'Slimmer? Door Bunto als gemaal te vragen?' Vol ongeloof draaide Tecuma zich naar hem om, waardoor zijn vleugels verschoven en zijn bedienden weer op hem toe schoten. 'Ben je niet goed bij je hoofd?' Met een blik op de dikhuidige derde zoon zei de raadsman: 'U zou in de verleiding kunnen komen om ja te zeggen.'

Met iets van spijt verzuchtte de Heer van de Anasati: 'Maar ik zal wel nee moeten zeggen, denk je niet?'

De eerste adviseur klikte met zijn tong tegen zijn tanden. 'Zelfs Bunto zou haar veel te veel politieke macht brengen. Denkt u zich eens in, als die Minwanabi-hond bij het vernietigen van de Acoma per ongeluk ook Bunto doodt... En vergeet u de rotzooi niet die de kerel heeft veroorzaakt door die Hamoi-moordenaar te sturen.'

De Heer van de Anasati knikte. 'Ja, dan zou ik gedwongen zijn me op zijn familie te wreken. Het is jammer dat die Minwanabi de moord op Mara heeft verprutst, maar dat was denk ik eigenlijk wel te verwachten. Die man is erger dan een jaguna. En hij is zo subtiel als een nidrastier in een fokstal.' Op zoek naar een gemakkelijkere houding ging Tecuma verzitten en zijn schouderstukken bewogen vervaarlijk. Toen de bedienden aanstalten maakten in zijn richting te snellen, bleef hij roerloos zitten en hield zo zijn kostuum op zijn plaats. 'Ik vond het niet erg om haar vader te vernederen; Sezu was er op zijn beurt op gebrand om mij te grazen te nemen wanneer hij maar kon. Maar dat viel allemaal binnen de regels van het spel. Deze kwestie van bloedvetes...' Hij schudde zijn hoofd en de zware hoofdtooi gleed zo scheef weg dat hij bijna viel. Chumaka greep hem beet en zette hem voorzichtig recht terwijl Tecuma verder sprak. 'En eigenlijk is het tijdverspilling, al die moeite om dat juffertje van hem te vernederen.' Hij blikte de hete zaal door en zei: 'Goden, al die muzikanten, en er wordt geen noot gespeeld.'  

Chumaka, die zo bezorgd over de details was dat hij er bijna pedant van werd, zei: 'Ze moeten klaar blijven zitten om de formele opkomstmuziek te spelen, heer.'  

Geïrriteerd slaakte de Heer van de Anasati een zucht. Zijn frustratie was echter slechts deels te wijten aan het gedrag van zijn adviseur. 'Ik had me nog zo verheugd op de nieuwe composities die de muzikanten deze maand hebben geschreven. Nu is de hele dag verknoeid. Kunnen ze niet iets spelen totdat Mara binnenkomt?'

Chumaka schudde langzaam het hoofd en het zweet rolde over zijn dikke neus. 'Heer, iedere schending van de etiquette werkt in het voordeel van de Vrouwe van de Acoma.'

Al was hij geduldiger van aard dan zijn meester, ook hij vroeg zich af waarom de hofstoet van het meisje zo traag was met het oversteken van de binnen tuin. 'Ga kijken waarom het zo lang duurt,' fluisterde hij tegen de dichtstbijzijnde bediende.

Na een korte buiging sloop de man onopvallend weg door een zijdeur. Enkele tellen later kwam hij bij de eerste adviseur terug met zijn bericht. 'De Vrouwe van de Acoma staat voor de deur, meester.'  

Driftig fluisterde Chumaka: 'Waarom slaat er dan niemand op de gong, zodat ze naar binnen kan?'

De bediende wierp een ongemakkelijke blik op de hoofdingang, die nog steeds bewaakt werd door de geüniformeerde gestalten van de ceremoniële deuropeners. Met een hulpeloos gebaar fluisterde hij: 'Ze klaagde over de hitte en vroeg om geparfumeerde vochtige doeken en iets koels te drinken voor zichzelf en haar gevolg, zodat ze zich wat konden verfrissen alvorens naar binnen te komen, meester.'  

Chumaka's blik gleed langs de leden van het Anasati-hof, die allemaal al ruim een uur zaten te zweten in de smorende hitte van de gesloten ruimte. Wellicht moest zijn inschatting van Mara worden bijgesteld. Dit oponthoud kon een slimme manipulatie zijn, zodat ze van de bij haar tegenstander opgewekte ergernis gebruik kon maken.

'Maar zo lang hoeft het toch niet te duren om een kommetje water te drinken?' merkte Tecuma op.

'Mijn heer,' zei de bediende, 'haar verzoek kwam als een volslagen verrassing. Het heeft even geduurd om wat te drinken te halen voor zo'n groot gevolg.'

De Heer van de Anasati en diens eerste adviseur keken elkaar aan. 'Hoe groot is dat gevolg dan wel niet?' vroeg Chumaka.

De bediende werd rood. Door zijn gebrekkige scholing kon hij niet veel verder dan twintig tellen. Niettemin deed hij zijn best om te antwoorden. 'Ze heeft vijf eigen dienstmeisjes en een oude vrouw van een bepaalde rang meegebracht. En ik heb twee officieren met pluimen op hun helm gezien.'  

'Dat betekent dus minstens vijftig krijgers.' Tecuma boog zich naar zijn eerste adviseur en sprak zo zacht en snel dat hij bijna siste. 'Ik dacht dat jij had gezegd dat haar hele huisgarnizoen was teruggebracht tot nog geen vijftig krijgers.'

Chumaka knipperde met zijn ogen. 'Mijn heer, onze spion in het huishouden van de Minwanabi heeft te kennen gegeven dat in de slag waarin Sezu en zijn zoon zijn gedood, ook de hoofdmacht van de Acoma het leven heeft gelaten.'

De bediende voelde zich duidelijk ongemakkelijk doordat hij zich binnen gehoorafstand bevond, maar daar lette Chumaka niet op. Op luidere toon zei hij: 'Zou de Vrouwe van de Acoma het dan wagen om het totale restant van haar troepen mee te nemen?'

De bediende, naarstig op zoek naar een plek om onopgemerkt door de grond te zakken, antwoordde: 'Mijn heer, volgens de hadonra heeft ze er nog veel meer meegenomen. Tot onze schande...' Hij zag de Heer van de Anasati verstijven bij de suggestie dat zijn slechte voorbereidingen schande zouden brengen over zijn huis, en hij verbeterde zich snel: 'Tot schande van uw armzalige bedienden, natuurlijk, mijn heer, heeft ze nog eens honderd krijgers moeten achterlaten in een kamp buiten de poort van het landgoed van mijn heer, aangezien we voor hen geen onderkomen hadden ingericht.'  

Tot grote opluchting van de bediende wuifde Chumaka hem weg en de ergernis van de Heer van de Anasati over de mogelijk onterende tekortkomingen van zijn bediende maakte plotseling plaats voor ontsteltenis over de implicaties van wat hem zojuist was verteld. 'De opperbevelhebber van de Acoma,' - zijn hand beschreef een cirkel terwijl hij zocht naar diens naam - 'Keyoke, is een ervaren strateeg en niet bepaald op zijn achterhoofd gevallen. Als Mara honderdvijftig krijgers heeft meegebracht, moeten we aannemen dat er nog eens tweemaal zoveel zijn achtergebleven om haar landgoed te bewaken. Sezu's reservegarnizoen moet veel groter zijn geweest dan we dachten.' In zijn ogen vlamde ergernis. Toen werden ze plots kleiner, met een zweem van argwaan erin. 'Onze spion is ofwel in dienst van de Minwanabi, ofwel incompetent. En aangezien jij degene bent die mij ertoe heeft overgehaald iemand die niet in dit huis is geboren op zo'n gevoelige vertrouwenspositie te plaatsen, belast ik jou met het vergaren van inlichtingen over de man. Als we verraden zijn, moeten we dat onmiddellijk weten.' De hitte en het ongemak leken nog erger te worden dan ze al waren. Tecuma herinnerde zich nog goed dat hij kosten noch moeite had gespaard om die spion in het huis van de Minwanabi-heer te plaatsen. Zijn blik richtte zich op de eerste adviseur. 'Het lijkt me duidelijk dat je ons een slechte koers hebt laten varen.'  

Chumaka schraapte zijn keel. Uitgebreid wuifde hij zich verkoeling toe met een decoratieve waaier om zijn mond te verbergen voor het geval dat iemand zou kunnen liplezen. 'Mijn heer, weest u alstublieft niet te vlug met uw oordeel. Deze agent heeft ons in het verleden altijd trouw gediend en heeft opmerkelijk goede connecties.' Hij zweeg onderdanig en likte langs zijn lippen. 'Veel waarschijnlijker is het dat onze vrouwe Mara de Minwanabi-heer heeft weten te misleiden, wat de slechte informatie van onze spion kan verklaren. Ik zal een andere agent sturen. Die komt terug met de bevestiging van mijn vermoeden óf met het bericht dat er een verrader is opgeruimd.'  

Tecuma bedaarde, als een lichtgeraakte moordwiek die langzaam zijn opgezette veren weer tot rust laat komen.

Op dat moment klonk eindelijk de vierde gongslag. De in de zaal opgestelde bedienden trokken langzaam de deuren naar de binnentuin open terwijl Chumaka met dreunende stem begon aan de rituele begroeting die hoorde bij het verwelkomen van een huwelijkskandidaat. 'Wij heten u welkom in ons huis, als licht en wind, warmte en regen, als iemand die leven komt brengen in onze zaal.' De tekst was oeroud en vormde geenszins een afspiegeling van de ware gevoelens van de Anasati voor de Acoma. In het Spel van de Raad moest de vorm echter altijd in acht worden genomen.  

Een lichte bries deed de voorhang bewegen en de Heer van de Anasati slaakte bijna hoorbaar een zucht. Chumaka sprak luider om de lichte onbetamelijkheid van zijn meester te maskeren. 'Treed binnen, aanzoeker, en vertel ons wat u wenst. Wij bieden dranken en spijzen, warmte en steun.' Bij deze laatste woorden moest Chumaka een grijns onderdrukken. Niemand had vandaag behoefte aan extra warmte en steun was wel het laatste wat Mara kon verwachten van de Anasati-heer. Hij richtte zijn aandacht op de ingang naar de zaal.  

Op de maat van een enkelvoudige trom slag kwamen dragers in een grijs gewaad door de deur die het verst van de verhoging verwijderd was. De vlakke, open koets die ze droegen, was hoog opgetast met kussens. Op deze kussens zat een roerloze Mara. De muzikanten begonnen aan het welkomstlied voor de huwelijkskandidaat. Terwijl het irritant eenvoudige melodietje werd herhaald, keek heel het Anasati-hof naar het tengere meisje aan het hoofd van haar indrukwekkend uitgedoste gevolg, een meisje in de mantel van een van de meest vooraanstaande namen van het keizerrijk. Evenals haar gastheer was ze op traditionele wijze gekleed. Haar donkere haar was hoog opgestoken met schelp- en edelsteenspelden, haar gezicht hoog boven een brede parelkraag. De formele japon eronder was in platte plooien gesteven, met grote Acoma-groene schouderstukken en wijde, tot de vloer reikende mouwen. Maar ondanks alle gezichtsoprnaak en de zware, druk versierde kleding, scheen het meisje onaangedaan door hitte of praal.  

Links van Mara, maar een stap achter haar, liep Nacoya, nu in de mantel van eerste adviseur. Rechts van Mara marcheerden drie officieren, hun wapenrustingen helder glanzend van de nieuwe, geboende lak. Op hun helmen prijkten schitterende nieuwe veren. Met hen kwam een escorte van vijftig krijgers, even schitterend met hun glimmend gepoetste wapenrustingen, marcherend aan weerskanten van Mara's koets. Strak in het gelid bleven de soldaten staan aan de voet van de verhoging, een vlekje groen tussen het rood-en-geel van de Anasati. Eén officier bleef achter bij de soldaten terwijl de andere twee met Mara's koets verder liepen tot op de derde tree van de verhoging. Daar zetten de slaven hun last neer en de twee heersers keken elkaar aan, de ene een magere, pezige, geërgerde man en de andere een tenger meisje dat kwam onderhandelen voor haar leven.  

Chumaka voltooide zijn formele begroeting: 'De Anasati verwelkomen onze hoogst verheven gast, de Vrouwe van de Acoma.'  

Nacoya gaf het traditionele antwoord: 'De Acoma danken onze hoogst geëerde gastheer, de Heer van de Anasati.' Ondanks haar ouderdom en de drukkende hitte hield de oude vrouw zich goed onder het gewicht van het formele kostuum. Haar stem klonk helder, alsof de rol van eerste adviseur haar op het lijf geschreven was.  

Nu de begroetingen waren uitgewisseld, ging Tecuma meteen over tot het doel van de ontmoeting. 'Wij hebben uw petitie ontvangen, Vrouwe van de Acoma.' Er viel een stilte over de verzamelde hovelingen, want Tecuma's woorden vormden een lichte belediging. De verwijzing naar het huwelijksaanzoek met de term petitie gaf aan dat Mara's sociale status ondergeschikt was aan de zijne en dat het in zijn macht lag haar te belonen of te straffen.  

Maar het meisje op de staatsiekoets antwoordde zonder aarzelen: 'Het doet mij deugd dat u aan onze eisen kunt voldoen, heer Tecuma.'

De Heer van de Anasati rechtte zijn rug. Dit meisje was bijdehand en niet in het minst van streek over de manier waarop ze werd ontvangen. Niettemin was het een lange, warme dag en hoe eerder deze belachelijke kwestie achter de rug was, des te eerder kon hij in een verkoelend bad, misschien met wat muziek erbij. Maar zelfs met een gezworen vijand moesten de beleefdheden in acht worden genomen. Ongeduldig zwaaide hij met zijn ambtsstaf.

Chumaka reageerde met een zalvende glimlach en een amper waarneembare buiging. 'En hoe luidt het voorstel van de Vrouwe van de Acoma?'  

Had Mara's vader nog geleefd, dan zou Sezu de onderhandelingen voor de hand van zijn zoon of dochter hebben gevoerd. Als Regerend Vrouwe moest Mara zelf alle huwelijken in haar huis regelen, ook die van haarzelf, van het huren van de huwelijksmakelaars die het contact tot stand brachten, tot aan de formele ontmoeting met de Heer van de Anasati.

Nacoya maakte een buiging, haar bewegingen zo oppervlakkig dat de beledigende bedoeling erachter duidelijk was. 'De Vrouwe van de Acoma zoekt -'

'Een echtgenoot,' onderbrak Mara haar.

Er ging een golf van beroering door de zaal, vlug vers tillend tot een staat van scherpe aandacht. Iedereen had verwacht dat deze aanmatigende heerseres van de Acoma kwam vragen om een gemaal, die volgens de wet niet met haar mee mocht regeren.  

'Een echtgenoot?' Chumaka trok zijn wenkbrauwen op, openlijk verbaasd over deze wending. Kennelijk was dit aanzoek ook een verrassing voor de eerste adviseur van de Acoma, want de oude vrouw wierp het meisje even een stomverbaasde blik toe alvorens haar evenwicht te hervinden. Chumaka kon bijna zien waar deze onverwachte wending naar toe kon leiden, maar net niet helemaal, wat hem een onbehaaglijk gevoel bezorgde.  

Met een stem die iel klonk in de ruime zaal van de Anasati gaf Mara zelf antwoord. 'Ik ben te jong voor deze zwaarwichtige verantwoordelijkheid, mijn heer. Ik zou een Zuster van Lashima zijn geworden, vlak voordat deze verschrikkelijke eer mij te beurt viel. Mijn onwetendheid mag geen gevaar vormen voor de Acoma. In het volle besef van wat ik doe, zoek ik een zoon van de Anasati om met mij mee terug te gaan. Als we trouwen, zal hij Regerend Heer van de Acoma worden.'  

De Heer van de Anasati was met stomheid geslagen. Van alle mogelijke aanzoeken had hij deze niet verwacht. Want in één zin had dit meisje niet alleen afstand gedaan van haar macht, maar ook nog haar familie volkomen overgeleverd aan de genade van de Anasati, die een van de oudste politieke vijanden van haar vader was. Zo onverwacht was haar aanzoek dat er overal in de zaal gefluister losbrak.  

Vlug zijn evenwicht hervindend, bracht de Heer van de Anasati zijn hovelingen het zwijgen op met een scherpe blik en een nauwelijks zichtbare beweging van zijn ceremoniële staf. Hij staarde recht in het gezicht van het meisje dat was komen vragen om de hand van een van zijn zonen en zei toen botweg: 'U wilt uw eer onderwerpen aan mijn huis, vrouwe. Mag ik weten waarom?'  

De Acoma-hovelingen wachtten roerloos op het antwoord. De enige beweging in de zaal was een plotseling oplichtende weerkaatsing van zonlicht door de deuropening op de met juwelen bestikte kostuums. Het schitterlicht negerend sloeg Mara haar ogen neer alsof ze zich schaamde. 'Mijn positie is zwak, heer Tecuma. De Acoma-landerijen zijn nog steeds talrijk en vruchtbaar, maar ik beschik slechts over schaarse middelen. Als mijn huis dan toch aan macht moet inboeten, laat ik dan zelf mijn bondgenoten kiezen. Mijn vaders grootste vijand was de Heer van de Minwanabi. Dat is geen geheim. Dat hij en u in vrede leven is slechts een kwestie van tijd. Vroeg of laat moet het tussen u tot een botsing komen.' Ze sloeg haar kleine handen ineen in haar schoot en haar stem kreeg een vastberaden klank. 'Ik wil me aansluiten bij iemand die in staat is op een dag de man die verantwoordelijk is voor de dood van mijn vader te verpletteren!'  

De eerste adviseur van de Heer van de Anasati draaide zich om zodat niemand in de zaal zijn gezicht kon zien - het was een gegeven dat minstens een van de Acoma-bewakers een spion was die kon liplezen. 'Ik geloof geen woord van wat ze zegt, mijn heer,' fluisterde hij in het oor van heer Tecuma.

Zijn hoofd neigend, antwoordde Tecuma door opeengeklemde kaken: 'Ik ook niet. Maar als dit meisje Jiro tot Regerend Heer van de Acoma maakt, win ik daarmee een groot huis als levenslange bondgenoot en rijst mijn zoon tot een hogere status dan ik ooit had durven dromen. En ze heeft gelijk: vroeg of laat zullen we voorgoed moeten afrekenen met Jingu van de Minwanabi. En als we de Minwanabi vernietigen, wordt mijn zoon de heer van een van de Vijf Grote Families.'  

Met een bijna onmerkbaar gebaar van gelatenheid schudde Chumaka zijn hoofd. Zijn heer had slechts oog voor één ding: dat op een dag een van zijn afstammelingen in aanmerking zou komen voor het ambt van Krijgsheer. 'Trouwens,' vervolgde Tecuma zijn redenering, 'zij is dan niet meer dan de vrouw van de Regerend Heer. Haar man bepaalt het Acoma-beleid. Nee, Chumaka, wat Mara hiermee ook beoogt, het is een veel te mooie gelegenheid om zomaar voorbij te laten gaan. Volgens mij is dit meisje niet intelligent genoeg om ons te slim af te zijn als Jiro eenmaal over de Acoma regeert.'

Tecuma wierp een blik op zijn drie zonen en zag dat Jiro de kleine vrouwe met belangstelling zat op te nemen. Te oordelen naar de intensiteit van zijn blik, vond hij zowel de rang van het meisje als haar persoon zelf intrigerend. Als de verstandige jongeling die hij was, zou hij het huwelijk wel op prijs stellen. Op dat moment zocht de jongen zijn vaders blik en knikte ja. Jiro's uitdrukking was net iets te gretig naar Tecuma's zin, zijn knikje net iets te nadrukkelijk. De jongen wist dat hij nog maar een haarbreedte verwijderd was van macht en hunkerde er openlijk naar. Tecuma's zucht was bijna hoorbaar. Jiro was nog jong, hij zou het nog wel leren. Maar toch, in dit alles klonk een dissonante noot die de oude man niet zinde. Heel even overwoog hij het meisje weg te sturen en haar uit te leveren aan de niet al te zachte genade van de Minwanabi. Zijn ambitie belette het hem. Het vooruitzicht dat zijn zoon een tot dusver onbereikbare positie zou bekleden, gecombineerd met het genoegen om de dochter van een oude vijand definitief onder zijn heerschappij te krijgen, deed zijn laatste twijfel wegsmelten.

Zijn weifelende raadsheer opzij wuivend, wendde de Heer van de Anasati zich tot Mara en zei: 'U hebt een verstandige keus gemaakt, dochter.' Door haar zijn dochter te noemen, bezegelde hij onherroepelijk de aanvaarding van haar huwelijksaanzoek in het bijzijn van getuigen. 'Met wie wilt u trouwen?'

Nacoya wist haar woede nauwelijks te verbergen. Het krachtige wapperen van haar waaier was niet zozeer bedoeld om haar gezicht te verkoelen als wel om het boze beven van haar hand te maskeren. Mara glimlachte. Ze leek nog het meest op een kind dat was ontwaakt uit een boze droom en zich nu koesterde in de veilige armen van haar ouders. Ze liet zich overeind helpen door haar twee officieren. Volgens de traditie moest ze nu de bruidegom kiezen.  

Tecuma van de Anasati twijfelde niet toen zijn toekomstige schoondochter van haar draagzetel stapte en sloeg geen acht op de plotselinge agitatie van zijn eerste adviseur toen het meisje naar Jiro liep, trippelend omdat haar omvangrijke staatsiekostuum haar geen grotere passen toestond. De juwelen in haar hoofdtooi schitterden in het licht terwijl ze voor de kussens langs liep waarop de drie zonen zaten, in vol ornaat. Met verschillende uitdrukkingen op hun gezichten keken Halesko en Buntokapi naar hun broer Jiro, Halesko met iets wat veel weghad van trots terwijl de jongste broer zich ronduit onverschillig toonde.  

Mara voltooide de formele buiging van een meisje voor haar verloofde en stapte naar voren. Zonder aarzelen viel haar hand op de schouder van de derde Anasati-zoon en ze zei: 'Buntokapi van de Anasati, wil jij de Heer van de Acoma worden?'  

'Ik wist het!' mompelde Chumaka. 'Op het moment dat ze van die koets stapte wist ik dat het Bunto zou zijn.' Hij richtte zijn blik op Nacoya, die zich nog steeds verborg achter haar waaier. De woede in haar ogen was vervangen door een totale leegte. Ineens voelde Chumaka een steek van onzekerheid. Was het mogelijk dat ze dit meisje allemaal schromelijk hadden onderschat? Zijn evenwicht hervindend richtte hij zijn aandacht op zijn heer.  

Hoog boven de verbluft zwijgende gelederen van het Anasati-hof, op de ereplaats van de Heer des Huizes, zat Tecuma, volkomen van zijn stuk. Zijn vlezige derde zoon stond op en ging onbeholpen naast Mara staan, een zelfvoldane grijns op zijn gezicht. Met dringende gebaren riep de Heer van de Anasati zijn eerste adviseur bij zich en toen de raadsheer naast hem stond, fluisterde hij in zijn oor: 'Wat is dit? Waarom uitgerekend Bunto?'  

Met zachte stem zei Chumaka: 'Ze wil een man die ze onder de duim kan houden.'

Tecuma fronste zijn wenkbrauwen van ongenoegen. 'Ik moet haar tegenhouden.'

'Heer, dat kan niet. Het ritueel is al te ver gevorderd. Als u uw formele acceptatie herroept, moet u de vrouwe en al haar krijgers doden, hier en nu.' Met een blik alsof zijn kraag plotseling te strak zat, keek hij naar de vijftig Acoma-bewakers op slechts zes passen afstand en hij voegde eraan toe: 'Ik wijs u erop dat uw eigen soldaten buiten dit gebouw staan opgesteld. Zelfs al zou u het bloedbad overleven - wat niet erg waarschijnlijk is - het kost u alle eer.'  

Die laatste opmerking stak, want Tecuma wist dat het waar was. Als hij nu een einde aan Mara's bestaan maakte, had hij geen enkele morele positie meer. Zijn stem in de Raad zou alle betekenis verliezen en zijn aanzienlijke macht zou teloorgaan. Rood van toorn fluisterde hij nijdig: 'Had die idioot van een Minwanabi haar vorige maand maar vermoord!'

Op dat moment wierp Mara hem een ogenschijnlijk onschuldige blik toe en hij beheerste zich. 'We moeten haar gewiekstheid tegen haar keren en er ons voordeel mee doen, Chumaka. Jiro is nog steeds vrij voor een sterke bondgenoot en Bunto...' Zijn stem daalde iets. 'Ik heb nooit gedacht dat hij veel voor zou gaan stellen. Nu wordt hij Heer van een groot huis. Dit meisje mag dan een kneedbare echtgenoot aan de haak hebben geslagen, maar ze is zelf niet meer dan een onervaren maagd uit Lashima's orde. Buntokapi is straks haar opperheer, de Regent van de Acoma, en hij is mijn zoon. Hij zal doen wat ik wil, voor de eer van de Anasati.'  

Chumaka keek het onwaarschijnlijke paar na dat terugliep over de verhoging. Hij moest zijn uiterste best doen om zijn eigen ongenoegen te verbergen toen Buntokapi zijn o-benen kruiste en onbeholpen naast Mara op de Acoma-baar plaatsnam. Nu al hadden zijn grove, verveelde gelaatstrekken een uitdrukking aangenomen die geen van de aanwezigen in de zaal ooit van hem had gezien: zijn lippen krulden met een trots die grensde aan arrogantie. Iets wat lang in Buntokapi had gesluimerd was ontwaakt, diezelfde hunkering naar macht die Jiro nog maar kort geleden had vertoond. Alleen was het voor Buntokapi geen droom, maar iets wat hij nu vast in zijn greep had. Aan de stand van zijn ogen en de plotselinge zelfverzekerdheid in zijn grijns was duidelijk te zien dat hij nog liever zou sterven dan dat hij zich die macht nog liet ontglippen.

'Ik hoop dat u gelijk hebt, mijn heer,' fluisterde de eerste adviseur tot Tecuma.

Verfomfaaid ogend onder de ingewikkelde lagen van zijn kostuum weigerde de Regerend Heer van de Anasati te reageren op dit commentaar. Maar terwijl Mara's bedienden de formaliteiten van het verlovingsritueel voltooiden en de zaal verlieten, zag Chumaka al die tijd de vleugelachtige schouderstukken van zijn meester trillen van razernij. Eén ding wist de eerste adviseur van de Anasati zeker: ook al zat een moordwiek stevig ingezwachteld, de grote roofvogel was er niet minder dodelijk om. 

 

Nacoya vocht tegen vermoeidheid. De lasten van de ouderdom en de spanning hadden de dag onmogelijk zwaar gemaakt. Door de inspannende reis, met daar bovenop de hitte in de grote zaal en de schok van Mara's onverwachte gedrag, was de oude kindermeid aan het einde van haar krachten. Maar ze was een Tsurana, en een Acoma, en ze vervulde de rol van eerste adviseur. Ze liet zich nog liever bewusteloos de zaal uit dragen dan dat ze schande over haar huis bracht door permissie te vragen om zich terug te trekken.  

Het traditionele verlovingsfeestmaal was overvloedig, zoals het een viering voor een Anasati-zoon betaamde. Niettemin was deze gelegenheid merkwaardig ingetogen, aangezien niemand precies wist wat er nu eigenlijk werd gevierd. In het begin van de maaltijd was Mara erg stil geweest en had ze niets van belang tegen iemand gezegd. Haar officieren, Keyoke, Papewaio en Tasido, zaten er opgeprikt bij en namen weinig tot geen sa-wijn tot zich. Gelukkig was er 's avonds een briesje opgestoken, bedacht Nacoya. Nu was het alleen nog maar warm in de grote zaal, niet meer gloeiend heet zoals overdag.  

De tafel van de Acoma stond in het middelpunt van de belangstelling. Alle gasten in het huis waren Anasati-onderdanen of -bondgenoten en allemaal probeerden ze de gevolgen van Mara's keuze van echtgenoot te bepalen. Naar het zich liet aanzien had het Acoma-meisje de macht over haar huis geruild tegen veiligheidsgaranties, en al zou niemand zo'n zet toejuichen, geheel eerloos was het niet. Jarenlang zou de Acoma afhankelijk van de Anasati zijn, maar het was altijd mogelijk dat er in de toekomst een jonge Acoma-heer opstond die zijn eigen aandeel in het Spel van de Raad opeiste en nieuwe bondgenootschappen smeedde. Ondertussen genoot het huis Acoma de bescherming die het nodig had voor zijn voortbestaan. Maar voor deze generatie Acoma-getrouwen was Mara's verloving een bittere erkenning van zwakte. Huiverig ondanks de zomerse hitte trok Nacoya een sjaal over haar schouders.  

Ze keek naar het hoofd van de tafel en bestudeerde Tecuma. Ook de Heer van de Anasati had zich de hele maaltijd al gereserveerd gedragen, zijn gesprekken somber voor een man die zojuist een onvoorstelbare zege over een oude rivaal had behaald. Ondanks de grote vooruitgang die Buntokàpi's nieuwe titel als Heer van de Acoma in het Spel van de Raad vertegenwoordigde, scheen hij zich net zoveel zorgen over dit huwelijk te maken als Nacoya, zij het om' andere redenen. Zijn zoon was een onbekende factor.  

Nacoya verplaatste haar aandacht naar Buntokapi. Hij leek de enige feestganger te zijn die zich werkelijk vermaakte. Na een uur lang in dronkenschap zijn broers tot vervelens toe te hebben verteld dat ze niets meer waren dan hij, had hij over de tafel heen naar Jiro geschreeuwd dat vanaf nu, wanneer ze elkaar ontmoetten, de tweede zoon een buiging moest maken voor de derde. Te oordelen naar de gekwelde, stijflippige glimlach op het gezicht van zijn oudere broer, zouden die gelegenheden niet talrijk zijn. Naarmate de avond vorderde, was Buntokapi bedaard tot het punt dat hij hardop zat te mompelen tegen zijn etensbord, bijna roerloos van de sa-wijn tijdens het eten en de acamel daarna.

Langzaam schudde Nacoya het hoofd. Nadat Jiro voor de eerste keer door zijn broer op hun nieuwe gezagsverhouding was gewezen, had hij Mara lange tijd strak aangekeken. Gedurende de rest van de maaltijd was het steeds duidelijker geworden dat het meisje er een vijand bij had. Die middag had Jiro misschien slechts heel kort in de veronderstelling verkeerd dat hij de nieuwe Heer van de Acoma zou worden, maar dat was voor hem genoeg geweest om zich verraden te voelen, nu Buntokapi de mantel ging dragen die hem rechtens toekwam. Dat Jiro gefrustreerd was door niets meer dan niet uitgekomen verwachtingen die hij zelf ten onrechte had gekoesterd, deed niet ter zake. Hij gaf Mara de schuld. Toen Tecuma bedienden had gestuurd met de ceremoniële sa-wijn voor de gasten, had Jiro zijn beker amper aangeraakt. Bij de eerste fatsoenlijke gelegenheid die zich voordeed, was hij vertrokken.

Vermoeid richtte Nacoya haar aandacht opnieuw op het hoofd van de tafel. Tecuma keek een tijdlang ingespannen naar Buntokapi en zei toen zachtjes iets tegen Mara, die even een blik wierp op haar toekomstige echtgenoot en instemmend knikte. Knipperend met zijn ogen deed Buntokapi zijn uiterste best om de uitwisseling te volgen, maar hij was duidelijk te dronken om er iets van te begrijpen. Daarop sprak Tecuma tot Chumaka, die een tweetal bedienden wenkte. Twee potige bedienden droegen de toekomstige Heer van de Acoma naar zijn bed. Mara wachtte een gepast ogenblik alvorens ze permissie vroeg om te vertrekken. Tecuma knikte bruusk en het hele gezelschap stond op om de aanstaande bruid te groeten.  

De muzikanten, die de hele avond hadden gespeeld, begonnen aan de bijpassende melodie terwijl Mara de gasten goedenacht wenste. Toen Nacoya tezamen met de andere Acoma-getrouwen opstond, zag ze de raadsheer van Tecuma op zich af komen.

'Gaat u al vlug weg?' informeerde hij.

Nacoya knikte. 'Morgen. Mijn vrouwe wil meteen terug naar ons landgoed zodat ze kan beginnen met de voorbereidingen voor het huwelijk en de komst van de nieuwe heer.'  

Chumaka spreidde zijn handen om aan te geven dat dat geen probleem was. 'Ik zal een van de schrijvers vannacht laten doorwerken, dan zijn de verlovingspapieren klaar om te worden getekend voordat u vertrekt.' Hij draaide zich om, bedacht zich toen en zei verrassend openhartig: 'Ik hoop voor ons allemaal dat deze jonge vrouwe van u zich niet heeft vergist.'  

Hierdoor overrompeld verkoos Nacoya geen direct commentaar te geven. Ze zei slechts: 'Ik kan alleen maar hopen dat het de goden behaagt deze vereniging te zegenen.'

'Natuurlijk, dat doen we allemaal,' zei Chumaka met een glimlach. 'Tot morgenochtend dan maar?' .

Nacoya knikte, gebaarde de twee achtergebleven Acoma-soldaten met haar mee te gaan en vertrok. Door de koele avondlucht buiten kwam ze weer een beetje op adem. Terwijl ze door een Anasati-bediende naar haar vertrekken werd gebracht, dacht ze na over Chumaka's onverwachte woorden en vroeg zich af of hij niet gelijk had.

 

Het stof wolkte op onder de voeten van de marcherende soldaten. Langzaam was het Acoma-gevolg op weg naar de rest van het escorte, dat wachtte in het kamp bij de brug die de grens van het Anasati-landgoed aangaf. Sinds Nacoya bij Mara op de kussens van de grote palankijn was gaan zitten, had ze haar mond niet opengedaan. De plannen die de Regerend Vrouwe smeedde hield ze voor zich en Nacoya besloot er niet naar te vragen. Ook al vervulde ze nu de rol van eerste adviseur, ze kon pas raadgeven als ze daarom werd gevraagd. Maar een oude kindermeid mocht haar twijfels laten horen. Met de beelden van Buntokapi's grofheden tijdens het feestmaal van de vorige avond nog op haar netvlies zei ze op knorrige toon tegen het meisje dat ze al die jaren onder haar hoede had gehad: 'Ik hoop dat u hem onder de duim kunt houden, meesteres.'  

Uit diepe gedachten opgeschrikt, keek Mara haar aan. 'Wat? O, Bunto. Dat is net een nidrastier die in de bronsttijd de koeien ruikt, Nacoya. Al zijn hersenen zitten tussen zijn benen. Volgens mij is hij precies de man die ons kan brengen wat we nodig hebben.'

Zachtjes mompelde Nacoya iets onverstaanbaars. Toen eenmaal de schok van Mara's keus wat minder was geworden, begon de oude kindermeid een groter plan te vermoeden. Mara leverde niet zomaar haar familie uit aan de genade van de Anasati in ruil voor het behoud van de naam Acoma. Sinds de list met de bandieten in de heuvels liet het meisje alleen maar iets los wanneer ze vond dat Nacoya het moest weten. Welhaast van de ene op de andere dag had het beschermde, onschuldige tempelmeisje getoond dat ze geen kind meer was. Ondanks Nacoya's twijfels en zelfs angst aangaande haar koppige naïviteit wat mannen betrof, had Mara onmiskenbaar aangetoond dat ze een strijdlustig deelneemster aan het Spel van de Raad was.

Zwijgend heroverwoog Nacoya de krachten, zwakheden, patronen en machten van de spelers in het licht van Mara's nieuwe verbintenis. En wat ze had gezien van Buntokapi deed haar vrezen dat haar geliefde meesteres hem misschien wel had onderschat. Er was iets met de derde Anasati-zoon, iets gevaarlijks waar Nacoya geen naam aan kon geven, en ze vroeg zich bezorgd af hoe haar goed geordende huis onder zo'n Regerend Heer zou varen. Ze werd door Mara's stem uit haar overpeinzingen gehaald. 'Wat zou er aan de hand zijn?'  

Nacoya keek tussen de gordijnen door. Turend tegen de felle middagzon zag ze Acoma-soldaten opgesteld staan langs de weg waar ze het kamp hadden opgeslagen. Maar ze waren niet gereed op mars te gaan. In plaats daarvan stonden ze in twee groepen op kleine afstand tegenover elkaar. 'Problemen, vrees ik,' zei Nacoya zacht.  

Mara liet' haar escorte halt houden. Terwijl ze het gaasgordijn opentrok, willigde ze Keyoke's verzoek om te gaan kijken in.  

Met een snelheid die zijn leeftijd logenstrafte repte de opperbevelhebber zich van het hoofd van de stoet naar de kiftende Acoma-soldaten. Beide groepen kwamen op hem af en verscheidene mannen begonnen tegelijkertijd tegen hem te praten. Keyoke eiste stilte en ogenblikkelijk zwegen alle stemmen. Na twee kalme vragen riep hij terug naar Mara: 'Er zijn wat problemen gerezen terwijl we weg waren, meesteres. Ik kom u zo dadelijk het verhaal brengen.'  

De hitte deed de lucht boven de weg sidderen. Keyoke stelde vragen, kreeg korte antwoorden en binnen de kortste keren had hij drie mannen apart gezet. Met dit drietal voor zich uit marcheerde hij terug naar de palankijn van hun meesteres. Onder het vuil en het glimmende zweet zag Mara de sporen van een gevecht op hun gezichten.

'Dit is Selmon, mijn vrouwe.' Keyoke wees naar een man met een gescheurd hemd en bloedende knokkels.

'Dat weet ik.' Mara's gelaatsuitdrukking werd verduisterd door de diepe schaduw van de gordijnen. 'Eén van de nieuwkomers.' Die term gebruikte ze voor de voormalige grijze krijgers. 'Aangezien we maar drie officieren hebben, heb je hem als waarnemend wachtleider het bevel gegeven.'

Het deed Keyoke zichtbaar deugd dat Mara goed op de hoogte was van zijn krijgsbestuur, maar zijn aandacht week geen moment van de drie mannen. 'Selmon leek me bekwaam genoeg, maar misschien heb ik me vergist.'

Mara keek naar de twee andere mannen. De een, Zataki, kende ze al jaren. Als kind had hij nog met Lanokota en haar gespeeld. Mara wist nog goed dat hij een opvliegend karakter had en kon al raden wat het probleem was. 'Zataki, Selmon heeft je een bevel gegeven en jij hebt geweigerd.'  

Zataki hief zijn kin op. 'Mijn vrouwe, deze Selmon heeft ons de eerste wacht gegeven terwijl hij met zijn kameraden kon rusten en eten na een lange dagmars.'

Mara richtte haar blik op de derde strijder. Jij bent ... Kartachaltaka, ook een nieuwkomer. Jij hebt aanstoot genomen aan Zataki's ongehoorzaamheid.'  

Kartachaltaka rechtte zijn rug. 'Mijn vrouwe, hij en de anderen doen uit de hoogte tegen ons en laten ons de vervelende klussen opknappen.' Mara's blik ging weer naar Selmon. 'Heb jij partij voor hem getrokken?'  

Haastig gaf Keyoke antwoord. 'Nee, mijn vrouwe. Hij wilde alleen ingrijpen om een einde aan het handgemeen te maken. Hij heeft juist gehandeld.'

Mara stond op van haar kussens. Zonder te wachten op Keyoke's hulp stapte ze van haar koets en ging tegenover de twee mannen staan die hadden gevochten. 'Op je knieën!' gebood ze. Ook al was ze een hele kop kleiner dan beide mannen, het tengere meisje in het lichtgele gewaad maakte op niet mis te verstane wijze duidelijk dat zij het opperste gezag van de Acoma vertegenwoordigde.

Met kletterende wapenrustingen lieten de mannen zich ogenblikkelijk in een onderworpen houding vallen. 'Hoor mij aan!' riep Mara naar de andere soldaten. 'Allemaal!'

'In het gelid!' schreeuwde Keyoke.

Binnen enkele seconden stond het hele escorte in strakke rotten, de twee soldaten op hun knieën, met de rug naar hun kameraden.

'Wat is de gebruikelijke straf voor dit soort gevallen?' vroeg Mara aan Keyoke.

Zonder een zweem van spijt in zijn stem antwoordde de opperbevelhebber: 'Meesteres, deze mannen dienen ogenblikkelijk te worden opgehangen.'  

Met een ruk keek Mara hem aan. Ze had niet verwacht dat het oordeel zo hardvochtig zou zijn. Nadrukkelijk krabde Keyoke met zijn duim aan zijn onderkaak.

Door dit gebaar gewaarschuwd dat haar besluit ernstige gevolgen kon hebben, keek Mara naar Papewaio, die strak voor zich uit keek, zijn gezicht een ondoorgrondelijk masker. Toen, bijna onzichtbaar, knikte hij eenmaal met het hoofd om zijn volledige instemming met Keyoke's vonnis kenbaar te maken.

Mara voelde zich koud worden van binnen. Ze wist dat er, als ze niet onmiddellijk en ondubbelzinnig handelde, een breuk kon ontstaan tussen de soldaten die al jaren in dienst waren en zij die nog maar pas de Acoma-huiskleuren droegen. Met amper beheerste woede hoorbaar in haar stem sprak ze de soldaten aan: 'In dit garnizoen bestaan geen voorkeursposities. Nieuwkomers bestaan niet meer. Een oude garde bestaat niet meer. Een ieder in het groen van de Acoma is een soldaat van de Acoma. Ieder van jullie heeft gezworen om gehoorzaam te leven en te sterven in dienst van Huize Acoma.' Doelbewust liep ze langs de gelederen en keek van het ene naar het andere ruwe gezicht tot ze iedereen recht in de ogen had gestaard. 'Sommigen van jullie ken ik al sinds mijn jeugd. Anderen zijn nog maar een paar weken bij ons, maar allemaal dragen jullie in gelijke mate de verantwoordelijkheid om het Acoma-groen met ere te dragen. Ik heb die naam zojuist aan een ander beloofd om te verzekeren dat de Acoma blijft voortbestaan, en meer dan dat... op een dag zal bloeien!' Ze sprak nu zo hard dat haar woede zonneklaar was voor alle aanwezige soldaten. 'Een ieder die zichzelf onteert terwijl hij het groen draagt van de Acoma, onteert de Acoma' - haar stem zwakte af tot een zacht, dodelijk geluid - 'en onteert mij.' De mannen bleven in het gelid, maar hun ogen schoten ongemakkelijk heen en weer. Met een ruk draaide Mara zich om naar de twee vechtersbazen. Op Zataki neerkijkend zei ze tegen hem: 'Jij kreeg een legitiem bevel van een officier die door je opperbevelhebber boven je is geplaatst. Je kon niet anders dan gehoorzamen!'  

De man liet zich voorover vallen en duwde zijn voorhoofd in het stof van de weg, zonder een enkel woord om zich te verdedigen.

Zijn meesteres wendde zich tot Kartachaltaka en zei: 'En jij hebt een medestrijder geslagen terwijl je dienst had!'

Hij herhaalde Zataki's gebaar van slaafse gehoorzaamheid aan zijn meesteres. Rond Mara's polsen rinkelden de kostbare metalen armbanden die ze als verlovingsgeschenk van de Heer van de Anasati had gekregen. Dat zo'n rijkdom als lijfsieraad werd gedragen bracht de knielende mannen hun status nog eens extra in herinnering. Zwetend volhardden ze in hun positie terwijl hun meesteres het woord richtte tot haar opperbevelhebber. 'Deze twee mannen zijn schuldig aan verraad van de Acoma-eer. Knoop hen op.'  

Ogenblikkelijk wees Keyoke soldaten aan om de executie uit te voeren. Heel even kon Mara iets zien flitsen in de ogen van de twee veroordeelden: angst. Geen angst voor de dood, want beide krijgers zouden de dood zonder aarzelen omhelzen. Nee, het was angst om te zijn veroordeeld tot de schandelijke dood van een slaaf: de dood door de strop. Met het verlies van hun krijgers eer zouden ze op hun volgende rondgang op het Wiel van het Leven een lagere status hebben, als bediende, misschien zelfs als slaaf. Toen zat het correcte Tsuranese masker weer op zijn plaats. Alleen door op gepaste wijze deze beschamendste dood van allemaal te ondergaan, konden ze hopen op enige vorm van genade wanneer hun ziel een volgende keer aan het Wiel werd gebonden.  

Als een standbeeld van ijzeren zelfbeheersing bleef Mara roerloos voor haar draagkoets staan terwijl de soldaten met de veroordeelden naar een grote boom met stevige takken marcheerden. Vlug werden de twee mannen van hun wapenrusting ontdaan, waarna de soldaten hen de handen achter op de rug bonden. Zonder plichtplegingen of tijd voor een laatste gebed maakten ze van touwen twee stroppen, slingerden die over een boomtak en legden ze rond de halzen van de twee mannen. Het signaal werd gegeven en aan beide touwen gaven zes soldaten een ferme ruk om de mannen een gebroken nek en daarmee een genadige snelle dood te bezorgen. Zataki's nek brak met een hoorbare krak en hij schopte eenmaal, huiverde even en bleef bewegingloos hangen. Kartachaltaka's dood was pijnlijker. Schoppend en zwaaiend stikte hij langzaam, maar uiteindelijk bleef ook hij roerloos hangen, als bitter fruit aan de boom.  

Met vlakke stem zei Mara: 'Keyoke, naar huis.'

Ineens was de zon te fel. Overmand door het feit dat zij de dood van deze twee mannen had verordend, greep Mara zich vast aan het baldakijn van de draagkoets, zich in evenwicht houdend zonder haar zwakheid aan haar soldaten te tonen. Ze wenkte een van de slavenjongens, die haar een beker met vruchten gezoet water kwam brengen. Langzaam dronk ze het op, onderwijl haar zelfbeheersing herwinnend terwijl Keyoke de mannen in het gelid plaatste voor de mars naar huis.

Nacoya had zich afzijdig gehouden in de beschutting van de koets, maar toen Mara roerloos bleef staan, zei ze: 'Meesteres?'

Mara gaf de lege beker terug aan de slaaf. 'Ik kom al, Nacoya. We moeten verder. Er is een hoop te doen in de maand voor de bruiloft.' Zonder een nader woord klom ze terug op de koets. Terwijl haar dragers bukten om hun last weer op te pakken, streek ze naast Nacoya neer in de kussens en hervatte haar peinzende zwijgen.

Keyoke gaf het bevel tot marcheren en de soldaten namen hun plaatsen in voor, achter en aan weerszijden van de palankijn, naar uiterlijke vorm een enkele groep.  

Met grote, in het niets starende ogen begon Mara te beven. Zonder een woord sloeg Nacoya een arm rond haar schouders. Het rillen ging door toen het Acoma-gevolg zich in beweging zette en werd zo hevig dat Nacoya het sidderende meisje in haar armen moest nemen. Stil drukte de zeer jeugdige Vrouwe van de Acoma haar gezicht tegen de schouder van haar kindermeid om haar snikken te smoren.

 

Toen ze de grenzen van haar landgoed naderden, dacht Mara na over de moeilijkheden waarvoor ze zich gesteld zag. Sinds de executie van de twee soldaten had ze alleen oppervlakkig met Keyoke en Nacoya gesproken. Mara besefte dat ze het conflict tussen de voormalige grijze krijgers en de overlevenden van haar vaders garnizoen had kunnen zien aankomen. Boos op zichzelf omdat ze dat niet had gedaan, trok Mara het gordijn van haar koets opzij en riep haar opperbevelhebber bij zich. Toen hij naast haar verscheen, zei ze: 'Keyoke, waarom heeft Selmon de oude soldaten de eerste wacht gegeven? Waarom heeft hij geen oude en nieuwe door elkaar geplaatst?'

Mocht de vraag van zijn meesteres hem verbazen, dan liet hij daar niets van blijken. 'Vrouwe, in zijn poging om zich de vijandschap van de oude soldaten niet op de hals te halen, heeft Selmon een vergissing begaan. Wie de eerste wacht vervult, kan vanaf zijn maaltijd tot de ochtendwacht ongestoord slapen. Hij dacht dat ze dat wel zouden waarderen. Zataki was een heethoofd en als een van ons erbij was geweest' -hij gebaarde naar Papewaio, Tasido en zichzelf, de drie officieren die Mara naar het grote huis van de Anasati hadden vergezeld - 'zou er niets zijn gebeurd.' Hij zweeg even om na te denken over zijn volgende mededeling. 'Maar Selmon heeft het niet slecht gedaan. Het conflict dreigde uit te lopen op een openlijk gevecht tussen de twee partijen, maar behalve de twee die zijn gestraft, heeft hij iedereen in de hand weten te houden.' 

Mara knikte. 'Als we thuis zijn, bevorder Selmon dan tot wachtleider. Onze troepen zijn zover aangesterkt dat we meer officieren nodig hebben.'

Toen nam Mara een van die snelle, vastberaden beslissingen waarmee ze het respect van al haar onderdanen afdwong. 'Bevorder ook twee van de beste mannen uit de oude garde. Kies de allerbeste van de oudste soldaten van onze familie, misschien Miaka, en benoem hem tot slagleider. Benoem ook een van de nieuwe mannen. Die schavuit van een Lujan was vroeger slagleider bij de Kotai. Als je niemand weet die er eerder voor in aanmerking komt, geef je hem die rang maar.'  

Keyoke schokschouderde om aan te geven dat hij geen betere kandidaat onder de nieuwkomers wist.  

Zonder haar tevredenheid hierover te laten merken vervolgde Mara: 'Ik zal eens vlug korte metten maken met die kaders en bondgenootschappen. Favorieten doen we niet aan.'  

Keyoke knikte even met het hoofd, op zijn leerachtige gezicht een zweem van een glimlach. Duidelijker zou hij zijn goedkeuring nimmer laten blijken.

Haast in zichzelf voegde Mara eraan toe: 'Binnenkort moet ik mannen naast me hebben die me zonder aarzelen gehoorzamen. Ik kan me niets veroorloven dat mijn plannen in de weg staat.'  

Ze was duidelijk in beslag genomen door de verantwoordelijkheden van het leiderschap, en terwijl Keyoke zich terug haastte naar zijn plek aan het hoofd van de colonne, bedacht hij hoeveel dit meisje op haar vader ging lijken.

 

Toen Mara's stoet door de nidraweiden van de Acoma trok, voelde ze zich voor het eerst sinds ze Lashima's tempel had verlaten in een optimistische stemming. Haar hoofd liep over van de ideeën. Ze zou ze met niemand bespreken, zelfs niet met Nacoya of Keyoke. Want die ideeën werden plannen en vormden het begin van een groot project dat verderging dan slechts het voortbestaan van een naam. Zo ambitieus was dit project dat haar jeugdige hoofd ervan ging duizelen.  

Mettertijd moesten haar plannen natuurlijk worden aangepast aan allerlei veranderingen, want onvoorziene verschuivingen van macht en verbintenissen binnen het Spel van de Raad deden zich nu eenmaal altijd voor. In velerlei opzichten was vastbeslotenheid belangrijker dan middelen of methodes en ze kon nog jaren ervaring opdoen voordat haar grote intrige, zoals ze het in stilte noemde, tot vervulling kon komen. Maar het huwelijk met Buntokapi was de eerste kleine stap. Sinds ze het Anasati-grondgebied had verlaten, kende ze hoop - en de machtige aantrekkingskracht van nieuwe dromen.  

Toen de koets arriveerde op het pad naar het grote huis, werden haar dromen door praktische dingen overschaduwd. In de avondschemering schenen meer lampen dan voor de gewone gang van zaken noodzakelijk was. In het schijnsel zag Mara zo'n tachtig mannen bij elkaar voor de keuken zitten, velen etend uit een kom. Tussen deze mannen liep Lujan, sprekend en uitgebreid gebarend met zijn handen. Toen haar escorte naderde, zetten enkelen van de vreemdelingen hun maaltijd neer en stonden op. De rest ging door met eten, al keken ze allemaal nerveus.  

Mara wierp een blik op Nacoya, maar de oude vrouw was door de hitte en het schommelen van de koets in slaap gevallen. Toen de draagkoets werd neergezet, kwam Lujan aangerend. Terwijl Mara door Keyoke uit de palankijn werd geholpen, maakte hij beleefd een buiging. Voordat ze iets kon vragen, zei de voormalige bendeleider: 'Meesteres, dit zijn allemaal waardige mannen, in ieder geval naar de maatstaven zoals ik die ken. Stuk voor stuk willen ze graag bij u in dienst treden.'  

'Soldaten?' Ogenblikkelijk geïnteresseerd liet Keyoke Mara's hand los.

Lujan zette zijn helm af en de gloed van de lantarens weerkaatste fonkelend in zijn diepliggende ogen. 'Helaas maar een paar, opperbevelhebber. Maar de anderen zijn wapenmakers, vogelaars, schoenmakers, wagenmakers en andere bedreven vaklieden. Ook zijn er twee boeren bij.'

'Goed dat het er maar twee zijn,' zei Mara. 'Ik heb niet veel land meer om aan nieuwe boeren toe te wijzen. Hoeveel soldaten zijn het?'

'Drieëndertig.' Met een gratie die een danser beter paste dan een krijger deed hij een stap opzij en hielp de pas ontwaakte Nacoya van de koets, maar zijn aandacht bleef gericht op zijn meesteres.

'Daarmee komt ons hoofdgarnizoen op meer dan driehonderd,' telde Mara snel. 'Onze positie is niet meer uitzichtloos, alleen nog maar wanhopig.'  

'We moeten meer soldaten hebben,' concludeerde Nacoya bits, door haar slaperigheid knorriger dan gewoonlijk.

Losjes gooide Lujan zijn helm van zijn rechterhand naar zijn linker. 'Meesteres, nog meer mannen zal een beetje moeilijk worden. We hebben alle grijze krijgers binnen redelijke afstand van uw grenzen al geworven. Voor meer soldaten zullen we op reis moeten.'  

'Maar je weet waar je ze kunt vinden,' stelde Mara vast, haar ogen gericht op de handen die nog steeds met de helm speelden.

Met een vrijpostige glimlach zei Lujan: 'Meesteres, ik lijd aan een tekort aan nederigheid, dat weet ik, maar sinds de val van het huis Kotai heb ik in iedere bandietenbende tussen hier en Ambolina gezeten. Ik weet waar ik moet zoeken.'

'Hoeveel tijd heb je nodig?'

Er verscheen een sluw lichtje in zijn ogen. 'Hoeveel mannen wilt u rekruteren, vrouwe?'

'Duizend. Tweeduizend is nog beter.'

'Ayee, meesteres, duizend man, dat duurt drie, Vier maanden.' De helm viel stil terwijl Lujan nadacht. 'Als ik een paar betrouwbare mannen mee kan nemen, kan ik het misschien verkorten tot zes weken. Maar tweeduizend...'

Mara's armbanden rinkelden toen ze een ongeduldig gebaar maakte. 1e krijgt drie weken. De rekruten moeten binnen een maand hier zijn gebracht, beëdigd en ingekwartierd.'

Lujans glimlach werd een grijns. 'Mijn vrouwe, voor u zou ik het met mijn blote handen opnemen tegen een horde plunderende thuns, maar nu vraagt u om een wonder.'

In de avondschemering ging Mara's blos verloren, maar met onkarakteristieke opgewondenheid gebaarde ze naar Papewaio. Op het moment dat haar slagleider zijn buiging had voltooid, zei ze: 'Zoek een paar goede mannen bij elkaar voor Lujan.' Toen keek ze de gewezen verschoppeling waarderend aan. 'Maak je keuze uit zowel oude als nieuwe soldaten. Misschien raken ze er onderweg van overtuigd dat ze meer gemeen hebben dan ze dachten.' Ze zweeg even. 'En neem mannen waarvan je denkt dat het onruststokers kunnen worden.'  

Lujan scheen onaangedaan door het voorstel. 'Onruststokers zijn niets nieuws voor me, mijn vrouwe.' Zijn grijns werd nog breder. 'Voordat ik de rang van officier kreeg, was ik denk ik zelf ook wel een beetje een onruststoker.'  

'Dat denk ik ook, ja,' was Keyoke's commentaar. Zijn roerloze gestalte was in het donker bijna vergeten. De voormalige bandietenleider schrok en onmiddellijk werd hij wat ingetogener.

'Ga in twaalf dagen tijd zo snel en zo ver als je kunt, Lujan,' gelastte Mara. 'Verzamel zoveel betrouwbare mannen als je kunt en kom dan terug. Als tweeduizend te veel is, dan maar tweehonderd en als tweehonderd te veel is, dan maar twintig, maar zorg dat het goede krijgers zijn.'  

Lujan knikte en maakte toen zo'n vlekkeloos correcte buiging dat Mara erom moest glimlachen.

'En laat me nu maar eens zien wie je vanavond allemaal voor me hebt gevonden,' zei ze.

Lujan nam Mara en Keyoke mee naar de groep slecht geklede mannen. Zodra de Vrouwe van de Acoma bij hen in de buurt kwam, stonden ze allemaal op en enkelen lieten zich op de knieën vallen. Voor deze mannen, gewend aan het harde leven van een verschoppeling, was ze met haar mooie kleren en juwelen een keizerlijke prinses. Tot aan de rauwste bonk toe luisterden ze allemaal eerbiedig naar hetzelfde aanbod dat Mara op het pad in de bergen Lujan en zijn volgelingen had gedaan, en evenals bij de drie andere groepen die sindsdien waren benaderd, stonden bijna zestig vakbekwame arbeiders op om van de hadonra een slaapplaats en een taak toegewezen te krijgen. Mara glimlachte bij het zien van het lichtje in Jicans ogen. Hun vakmanschap werd door hem zeer op prijs gesteld. En wapenmakers waren hard nodig als het Lujan lukte om de broodnodige nieuwe krijgers voor haar te werven. De groep dunde uit en de verwarring werd wat minder toen de arbeiders met Jican meeliepen.  

Naar de achtergebleven mannen kijkend zei Lujan: 'Mijn vrouwe, dit zijn drieëndertig geroutineerde krijgers die bereid zijn om trouw aan de Acoma-natami te zweren.'

'Heb je hun alles uitgelegd?'

'Duidelijker kan niet, zou ik zeggen, behalve wanneer u het zelf had gedaan, natuurlijk.'

Keyoke snoof afkeurend en Mara keek op om te zien of de vroegere rovershoofdman de spot met haar dreef. Zo te zien niet, in ieder geval niet openlijk. Ze was zich ineens bewust van de vreemde aantrekkingskracht die deze man op haar scheen uit te oefenen, en besefte dat ze in hem dezelfde sluwe scherpzinnigheid herkende die ze zo in haar broer Lanokota had bewonderd. Zijn plagerij deed haar licht blozen. Vlug ging ze met een hand langs haar voorhoofd, alsof het de hitte was die haar deed transpireren. Deze man was niet aan haar verwant, niet eens een heer van gelijke rang als de hare. Niet zeker hoe ze moest reageren na de maanden van isolatie in de tempel, richtte ze haar volledige aandacht op de onderhavige kwestie. Alle mannen waren in goede conditie, zij het ondervoed, en ze maakten een enthousiaste indruk, op twee na, die zich wat afgezonderd hielden. Eén van de twee wisselde een blik met Lujan.  

'Ken je die man?' vroeg Mara.

Lujan begon te lachen. 'Welzeker, meesteres. Dit is Saric, mijn neef, die diende bij de Heer van de Tuscai. Voordat hij het Kotai-landgoed verliet, was het mijn beste kameraad.'

Om Lujan terug te pesten voor haar verlegenheid van zopas, vroeg Mara: 'En is het een goed soldaat?'

Lujan grijnsde en op het gezicht van zijn neef verscheen een bijna identieke uitdrukking. 'Mijn vrouwe, net zo'n goed soldaat als ik.'

'Nou, daar is dan meteen een probleem mee opgelost.' Mara tikte op de helm die bungelend aan Lujans pols hing - een soldatenpot, zoals hij werd genoemd vanwege het totale gebrek aan versiering. 'Ik wilde je net vragen om deze aan hem te geven en er zelf een met een officierspluim te gaan halen. Keyoke heeft de opdracht om jou te bevorderen tot slagleider. Maar aangezien je de komende drie weken weg bent, kan hij in plaats van jou maar beter je neef bevorderen.'  

Nog steeds grijnzend zei Lujan: 'Nou ja, bijna net zo goed als ik, vrouwe.' Op iets ernstiger toon voegde hij eraan toe: 'Als u het goed vindt, neem ik hem mee. Met alle respect voor de andere soldaten hier, maar er is niemand die ik zo graag met een zwaard aan mijn zij heb staan als hij.' Toen werd zijn toon weer lichter. 'En trouwens, we kunnen de groep maar beter laten bestaan uit louter onruststokers.'

Mara kon er geen weerstand aan bieden. Voor het eerst sinds Lano's dood verdween de frons volledig van haar gezicht en viel het lamplicht op een verrassend charmante glimlach. 'Dan moest je je pluim maar gaan halen bij Keyoke, slagleider.' Tegen de nieuwkomer zei ze: 'Welkom, Saric.'

De man neigde zijn hoofd. 'Meesteres, uw eer is mijn eer. Als het de goden behaagt, zal ik als krijger sterven - niet te vlug, hoop ik - en in dienst van een schoonheid zoals u, als een gelukkig man.'

Met opgetrokken wenkbrauwen keek Mara beide mannen aan. 'Vleierij is bij jullie zeker een familiekwaal, net als een bepaalde nonchalante houding ten opzichte van rangorde.' Daarop wees ze naar de andere man, die naast Saric had gezeten. Hij had gewone kleren en eenvoudige leren sandalen aan. Zijn haar was in een nietszeggend model geknipt, noch de korte kop van een krijger, noch de modieuze krulletjes van een koopman, noch de rafelige pieken van een arbeider. 'Wie is dit?'  

De man stond op terwijl Saric zei: 'Dit is Arakasi, vrouwe. Ook hij was in dienst bij mijn heer, maar hij was geen soldaat.'

De man was van gemiddelde lengte en had regelmatige gelaatstrekken. Maar hij had noch de trotse houding van een krijger, noch de eerbiedige van een arbeider. Ineens onzeker zei Mara: 'Waarom heb je je dan niet aangemeld met de vaklieden en arbeiders?'  

Er flitste iets in Arakasi's donkere ogen, misschien geamuseerdheid, maar zijn gezicht bleef neutraal. Toen veranderde hij. Ook al had hij nauwelijks bewogen, zijn hele manier van doen was anders. Ineens was hij de gereserveerde, beheerste geleerde. Meteen zag Mara ook wat ze onmiddellijk had moeten zien: hij had niet de verweerde huid van een landarbeider. Op zijn handen zat wat eelt, maar het waren niet de ruwe plekken van het intensieve gebruik van gereedschap of wapens. 'Vrouwe, ik ben geen landarbeider.'

Plots was Keyoke op zijn hoede. Zonder erbij na te denken stelde hij zich op tussen de vreemdeling en zijn meesteres. 'Als je geen boer of soldaat bent, wat ben je dan? Een koopman, een matroos, een handelaar, een priester?'

Nauwelijks reagerend op Keyoke's tussenkomst zei Arakasi: 'Vrouwe, in mijn tijd ben ik dat allemaal geweest. Ooit ben ik een keer uw vaders gast geweest in de vermomming van priester van Hantukama. Ik heb mijzelf voorgedaan als soldaat, koopman, slavenmeester, hoerenbaas, binnenschipper, zelfs als matroos en bedelaar.'

Hetgeen een hoop verklaart, dacht Mara, maar niet alles. 'Aan wie was je trouw?'

Verrassend sierlijk maakte Arakasi een buiging, stijlvol als een edelman. 'Ik was de dienaar van de Heer van de Tuscai, tot de Minwanabi-honden hem doodden in de strijd. Ik was zijn spionnenmeester.'  

'Zijn spionnenmeester?' Mara's ogen werden groot, ondanks haar poging zich te beheersen.

De man rechtte zijn rug en in zijn glimlach school geen humor. Ja, meesteres. En er is een doorslaggevende reden waarom u mij in dienst zou willen nemen. Wijlen mijn heer van de Tuscai heeft het grootste deel van zijn fortuin uitgegeven aan het opbouwen van een netwerk van informanten, een netwerk waarop ik het toezicht hield, met agenten in alle steden van het keizerrijk en spionnen in een groot aantal invloedrijke huizen.' Op zachte toon, met een vreemde mengeling van weerzin en trots in zijn stem, zei hij: 'Dat netwerk is nog steeds intact.'

Ineens bracht Keyoke zijn hand naar zijn gezicht en krabde met zijn duim aan zijn kin.

Mara schraapte haar keel, Arakasi doordringend aankijkend. Het was alsof zijn voorkomen met de minuut veranderde. 'Zulke dingen kunnen beter niet in het openbaar besproken worden.' Ze keek rond. 'Het reisstof zit nog op mijn lijf en ik heb sinds vanmiddag geen tijd meer gehad om wat te eten. Kom over een uur naar mijn vertrekken. Tot die tijd voorziet Papewaio in je behoeften.'  

Arakasi maakte een buiging en keek naar Papewaio, die de spionnenmeester gebaarde hem te volgen naar het badhuis bij de kazerne.  

Alleen gelaten met Keyoke en drieëndertig meesterloze krijgers stond Mara een tijdlang in gedachten verzonken. 'De spionnenmeester van de Tuscai,' peinsde ze ten slotte hardop. Tegen Keyoke zei ze: 'Vader heeft altijd al gezegd dat de Heer van de Tuscai meer wist dan in de ogen van de goden goed voor hem was. Sommige mensen grapten wel dat hij een magiër met een kristallen bol had opgesloten in een kelder onder zijn werkkamer. Denk je dat Arakasi daar de reden van was?'

Zonder direct zijn mening te geven, zei Keyoke: 'Wees voorzichtig met hem, meesteres. Een man die spioneert neemt het niet zo nauw met eerlijkheid. U deed er goed aan hem met Pape weg te sturen.'

'Trouwe Keyoke,' zei Mara met genegenheid in haar stem. In het licht

van de lantarens gebaarde ze met haar hoofd in de richting van de groep armoedige mannen die stonden te wachten op haar bevel. 'Denk je dat je die jongens vlug genoeg kunt beëdigen om nog tijd te hebben voor een bad en een maaltijd?'

'Dat moet maar.' De opperbevelhebber schokschouderde even, een zeldzaam, wrang gebaar. 'Maar de goden mogen weten hoe ik ooit zo oud heb kunnen worden onder de last van zoveel werk.' Voordat Mara iets terug kon zeggen, schreeuwde hij een bevel en geroutineerd als ze waren, gehoorzaamden de sjofele mannen in de voortuin onmiddellijk aan de stem van het gezag.