7 Bruiloft
Nacoya maakte een diepe buiging. 'Mijn vrouwe, het istijd.'
Mara deed haar ogen open. Ze had het veel te warm voor het uur van de dag. De koelte van de vroege ochtend was nog maar amper voorbij en toch zat haar kleding al veel te strak. Ze keek naar Nacoya, die stond te wachten, vlak voor de met bloemen overladen draagkoets. Heel eventjes nog, dacht Mara. Maar ze durfde niet te dralen. Deze bruiloft was al moeilijk genoeg zonder het risico van een slecht voorteken van een voor de middag onvoltooide plechtigheid. Zonder hulp stond Mara op en klom in de koets. Zodra ze met een handgebaar te kennen gaf dat ze klaar was, uitte Nacoya een bevel. De slaven deden hun blinddoek af, want nu begon de bruidsprocessie. De wachters rond de tuin keerden als één man om en salueerden naar hun meesteres terwijl de dragers haar koets weer opnamen en begonnen aan de tocht naar het podium.
Geluidloos brachten de blote slavenvoeten Mara naar de betegelde gang van het grote huis. Keyoke en Papewaio stonden te wachten bij de ingang en lieten de koets voorbijgaan voordat ze op waakzame afstand achteraan meeliepen. In de deuropeningen aan weerszijden van de gang stonden bedienden, strooiend met bloemen om hun meesteres vreugde en een gezond kraambed toe te wensen. Tussen de deuropeningen stonden haar krijgers, die stuk voor stuk geestdriftig salueerden als ze voorbijkwam. Sommigen wisten hun tranen niet te bedwingen. Deze vrouw was niet alleen hun vrouwe. Voor de mannen die grijze krijgers waren geweest, was zij de schenkster van een nieuw leven, tegen alle verwachtingen in. Mara mocht dan hun trouw overdragen aan Buntokapi, maar hun liefde zou ze altijd houden.
De dragers bleven staan buiten de gesloten deuren van de ceremoniezaal, waar twee maagden in dienst van Chochocan gekleurde sluiers aan Mara's kapsel bevestigden. Ook drukten ze haar een krans van linten, shatraveren en thyzahalmen in de hand, als teken van de onafhankelijkheid van geest en lichaam, van hemel en aarde, en de heilige vereniging van man en vrouw; Mara hield de gevlochten kroon losjes in haar vochtige handen, bang dat ze de zijden linten zou ontsieren. De bruin-en-wit gestreepte pluimen van de shatra verrieden het trillen van haar handen.
Vier elegant geklede maagden gingen rond de koets staan. Het waren dochters van Acoma-bondgenoten, vriendinnen uit Mara's jeugd. Hun vaders hielden zich politiek dan wel op afstand, maar voor deze ene dag waren het weer haar beste vrienden. De warmte waarmee ze glimlachend naar haar keken, kon niets afdoen aan Mara's vrees. Ze mocht dan de grote zaal betreden als de Regerend Vrouwe van de Acoma, maar ze zou vertrekken als de vrouw van Buntokapi, niet meer dan een versiering ter meerdere eer en voldoening van haar heer, evenals alle andere vrouwen die geen erfgenaam waren. Na een korte plechtigheid voor de natami in de heilige tuin had ze geen rang meer, behalve via de genade van haar man.
Keyoke en Papewaio grepen ieder een van de houten deurringen en trokken. Geluidloos gleden de beschilderde panelen open. Er klonk een gong. De muzikanten bespeelden hun blaasinstrumenten en haar dragers zetten zich in beweging. Knipperend met haar ogen vocht Mara tegen haar tranen. Met opgeheven hoofd onder de sluiers werd ze voor de ogen van de grootste hoogwaardigheidsbekleders en families van het keizerrijk naar binnen gedragen. De ceremonie die haar lot zou verbinden aan dat van Buntokapi van de Anasati was nu door niemand meer te stuiten.
Door de gekleurde sluiers heen kwamen de gasten Mara voor als schimmen. De houten wanden en vloeren roken naar verse was en hars, wat een geurig boeket vormde met het aroma van de bloemen. Langzaam droegen de slaven haar de trap op naar een verhoging die bestond uit twee lagen. Op het lage niveau zetten ze haar draagkoets neer en trokken zich terug, haar achterlatend aan de voeten van de hogepriester van Chochocan en drie acolieten terwijl de maagden plaatsnamen op kussens naast de trap. Duizelig van de hitte en de bijna overweldigende geur uit de wierookbrander van de priester, snakte Mara naar adem. Al kon ze achter de verhoging van de priester niets zien, ze wist dat Buntokapi de zaal tegelijkertijd van de andere kant was binnengekomen op een koets die versierd was met papieren decoraties die wapens en wapenrusting symboliseerden; dat eiste immers de traditie. Inmiddels moest hij op gelijke hoogte met haar zitten aan de rechterkant van de priester. Zijn mantel zou net zo kostbaar en gedetailleerd zijn als haar eigen japon, en zijn gezicht zou schuil gaan achter het enorme gepluimde masker dat door een verre Anasati-voorzaat speciaal voor bruiloften was gemaakt.
De hogepriester hief zijn handen op, de palmen ten hemel gericht, en sprak de openingszinnen. 'In den beginne was er niets dan macht in de geesten der goden. In den beginne vormden zij met hun macht duisternis en licht, vuur en lucht, land en zee, en ten slotte man en vrouw. In den beginne herschiepen de afzonderlijke lichamen van man en vrouw de eenheid van de goddelijke gedachte waaruit zij waren voortgekomen, en zo werden er kinderen tussen hen gewonnen, ter glorie van de macht der goden. Evenals in den beginne zijn wij vandaag bijeen ter bekrachtiging van de eenheid van de goddelijke wil door het in de echt verbinden van de aardse lichamen van deze jonge man en vrouw.'
De priester liet zijn handen zakken. Er galmde een gongslag en een knapenkoor zong een frase over de duisternis en het licht van de schepping. Met gekraak van sandalen en geruis van zijde, brokaat, kralen, juwelen en veren, stonden de aanwezige gasten op.
Terwijl Mara vocht tegen de neiging om onder de sluiers aan haar neus te krabben, hervatte de priester zijn rituele tekst. De formele pracht en praal deed haar denken aan een gebeurtenis uit haar jeugd, toen Lano en zij waren thuisgekomen van eenzelfde staatsbruiloft als welke ze nu onderging. Ze hadden bruid en bruidegom gespeeld, Mara zittend in de zon op de hete planken van een thyzawagen, haar hoofd getooid met akasi's. Lano had een bruiloftsmasker voor van in de zon gebakken klei, getooid met veren, en de 'priester' was een bejaarde slaaf die door de kinderen was overgehaald om voor de gelegenheid een deken om te slaan. Droevig klemde Mara haar vingers ineen. De ceremoniële krans in haar handen was nu echt, geen kinderlijke imitatie van gevlochten gras en ranken. Als Lanokota nog had geleefd, zou hij haar hebben geplaagd en een heildronk hebben uitgebracht op haar geluk. Maar van binnen zou hij hebben gehuild, wist ze.
De gong werd weer geluid en de priester begon aan een ander gedeelte. De gasten namen weer plaats op hun kussens terwijl een van de acolieten op het podium wierookkaarsen aanstak, die een zware geur in het vertrek verspreidden. De hogepriester reciteerde de deugden van de Eerste Vrouw. Bij het noemen van elke deugd - kuisheid, gehoorzaamheid, beleefdheid, reinheid en vruchtbaarheid - maakte Mara een buiging tot ze met het voorhoofd de vloer raakte. En telkens wanneer ze weer overeind kwam, verwijderde een acoliet in een paars gewaad en met beschilderde handen en voeten een van haar sluiers, wit voor kuisheid, blauw voor gehoorzaamheid, roze voor beleefdheid, tot alleen nog een dunne groene sluier voor de eer van de Acoma overbleef.
Nog steeds jeukte de gaasstof, maar nu kon Mara tenminste haar omgeving zien. De Anasati zaten aan de kant van de bruidegom, rechts van het podium, en het Acoma-gevolg zat links, achter Mara. Voor het podium zaten de gasten naar rangorde. Het duidelijkst zichtbaar was het wit-met-gouden gewaad van de Krijgsheer, die het dichtst bij de ceremonie zat, met naast hem zijn vrouw in karmozijnrood brokaat met turquoise pluimen. Te midden van de schreeuwende kleuren van veel van de gasten vielen twee gedaanten in diep zwart op als nachtvlerken in een bloementuin. Twee Grootheden van de Assemblee der Magiërs hadden Almecho begeleid naar de bruiloft van de zoon van zijn oude vriend.
De volgende in rang waren eigenlijk de Minwanabi, maar vanwege de bloedvete tussen de Minwanabi en de Acoma was het voor de Anasati geen belediging dat Jingu verstek liet gaan. Alleen bij een staatsaangelegenheid, zoals de kroning van de keizer of de verjaardag van de Krijgsheer, konden beide families aanwezig zijn.
Achter het gevolg van de Krijgsheer zag Mara de Heren van de Keda, de Tonmargu en de Xacatecas. Samen met Almecho's Oaxatucan en de Minwanabi vormden zij de Vijf Grote Families, de machtigste huizen van het keizerrijk. In de rij daarachter zaten de Shinzawai-heer Kamatsu en zijn tweede zoon Hokanu, wiens knappe gezicht ze van opzij zag. Evenals de Acoma en de Anasati stond de Shinzawai in rang direct onder de Vijf Grote Families.
Mara beet op haar lip en de bladeren en veren van haar bruiloftskrans trilden. Boven haar dreunde de stem van de hogepriester voort, nu bezig met de beschrijving van de deugden van de Eerste Man terwijl de acolieten kralenkettingen over de papieren zwaarden aan Bunto's draagkoets hingen. Mara zag de rode en witte pluimen van zijn bruiloftsmasker omlaaggaan wanneer hij de zojuist genoemde deugd erkende, in volgorde eer, kracht, wijsheid, viriliteit en vriendelijkheid.
Weer galmde de gong. De priester ging zijn acolieten voor in een zegeningsgebed. Eerder dan Mara voor mogelijk had gehouden stonden de vier maagden op om haar uit de draagkoets te helpen. Ook Bunto stond op en met de priester en de acolieten tussen hen in stapten ze van het podium af en maakten een buiging voor de zaal met gasten. In een kleine optocht, waarin ook Buntokapi's vader, de Heer van de Anasati, en Nacoya, als eerste adviseur van de Acoma, meeliepen, brachten de priester en zijn acolieten de bruid en bruidegom de zaal uit en de voortuin door naar de ingang van de heilige boomgaard.
Daar maakten bedienden een buiging en deden Mara en Buntokapi hun sandalen uit, opdat hun voeten in contact stonden met de aarde en de voorouders van de Acoma wanneer de vrouwe haar geboorterechten van het regentschap afstond aan haar toekomstige echtgenoot. Onderwijl stond de zon al zo hoog aan de hemel dat de laatste dauwdruppels waren verdwenen. De hete stenen van het pad voelden onwerkelijk aan onder Mara's voetzolen en het vrolijke gekwinkeleer van de vogels in de juloboom leek afkomstig uit een kinderdroom. Maar Nacoya's hand op haar arm was heel vast, geen dagdroom. De priester begon aan een nieuw gebed en plots liep ze alleen met Buntokapi aan haar zij, een met juwelen getooide pop naast het rijzige gevederte van zijn bruiloftsmasker. Na een buiging voor zijn god liet de priester zijn acolieten, de heer en de eerste adviseur achter en volgde het paar naar de tuin.
Krampachtig vasthoudend aan haar rol durfde Mara niet om te kijken. Als het ritueel het haar had toegestaan, zou ze Nacoya's tranen hebben gezien.
De processie trok langs de geruststellende schaduw van de juloboom en meanderde in het zonlicht langs de bloeiende struiken, lage poorten en boogbruggen naar de natami van de Acoma. Houterig volgde Mara hetzelfde pad dat ze nog maar een paar weken geleden was gegaan, rouwend om haar vader en broer. Maar nu dacht ze niet aan hen, opdat hun schimmen deze bruiloft met een vijand, teneinde hun erfgoed zeker te stellen, niet hoefden te veroordelen. Ook keek ze niet naar de man aan haar zij, wiens schuifelende voeten getuigden van zijn onbekendheid met dit pad en wiens ademhaling zachtjes floot achter het felrood-en-goud beschilderde masker voor zijn gezicht. De ogen van de karikatuur staarden met starre plechtigheid recht vooruit terwijl de ogen van de man heen en weer schoten om alles in zich op te nemen wat hem straks als Heer van de Acoma rechtens toekwam.
Vaag klonk er een gongslag, het teken voor het paar om in stilte te mediteren. Mara en haar bruidegom maakten een buiging voor de godheid die op de ceremoniële poort was geschilderd en bleven eronder staan aan de rand van de vijver. Er was geen spoor meer te zien van de moordenaar die de gras rand had ontheiligd, maar het oeroude gezicht van de natami was overschaduwd door een baldakijn dat de priesters van Chochocan hadden opgezet. Na een periode van gebed en meditatie klonk de gong nogmaals. De priester kwam naar voren en legde zijn handen op de schouders van bruid en bruidegom, het paar zegenend en hen vervolgens besprenkelend met water uit de vijver. Toen bleef hij zwijgend staan terwijl de plechtige beloften werden uitgesproken.
Mara dwong zich kalm te blijven, al kostte haar dat meer moeite dan welke oefening ook die ze van de zusters van Lashima had geleerd. Met een ijzeren vastheid in haar stem sprak ze de woorden waarmee ze haar geboorterecht als Regerend Vrouwe van de Acoma opgaf. Zwetend, maar standvastig hield ze vol terwijl de priester de groene sluier lostrok en hem verbrandde in de brander bij de vijver. Daarop maakte hij zijn vinger nat, doopte hem in de warme as en tekende er symbolen mee op Bunto's handpalmen en voeten. Toen knielde Mara neer om de natami te kussen. Ze bleef zitten met haar hoofd tegen de aarde die de beenderen van haar voorouders bevatte terwijl Buntokapi van de Anasati zwoer zijn leven, zijn eer en zijn eeuwige geest te wijden aan de naam Acoma. Toen knielde hij neer naast Mara, die het ritueel voltooide met een stem die aan een vreemde scheen toe te behoren.
'Hier rusten de geesten van Lanokota, mijn broer; heer Sezu, mijn natuurlijke vader; vrouwe Oskiro, mijn natuurlijke moeder. Mogen zij getuigen zijn van mijn woorden. Hier ligt het stof van mijn grootvaders, Kasru en Bektomachan, en van mijn grootmoeders, Damaki en Chenio. Mogen zij getuigen zijn van mijn daden.' Ze haalde diep adem en wist zonder haperen de lange lijst van voorzaten op te zeggen, helemaal tot aan de Patriarch van de Acoma, Anchindiro, een gewone soldaat die in een vijf dagen durend duel met heer Tiro van de Keda de hand van diens dochter en de titel van Heer veroverde en aldus zijn familie direct onder de Vijf Grote Families van het keizerrijk wist te plaatsen. Zelfs Buntokapi knikte respectvol, want ondanks zijn vaders geweldige macht ging de Anasati-lijn niet zo ver terug in de geschiedenis als die van de Acoma. Het zweet liep langs Mara's kraag. Wonderbaarlijk genoeg beefden haar vingers niet toen ze een bloem uit haar krans plukte en voor de natami legde, als symbool van de terugkeer van haar lichaam tot klei.
De gong klonk, een treurige noot. De priester zette een nieuw gebed in en Bunto sprak de rituele zinnen die hem onherroepelijk bonden aan de naam en de eer van de Acoma. Toen gaf Mara hem het ceremoniële mes, waarmee hij een kras maakte in zijn huid, zodat het bloed vloeide en op de grond stoffige druppels vormde. Met banden van eer, hechter bindend dan die van het vlees, en van verwantschap, duurzamer bindend dan de herinnering aan de goden zelf, nam Buntokapi de heerschappij over de Acoma op zich. De priester haalde het rood-met-gouden bruiloftsmasker van de Anasati weg - en de derde zoon van een vijand van de Acoma boog en kuste de natami. Zijwaarts blikkend zag Mara de lippen van haar bruidegom krullen in een arrogante grijns. Toen werden zijn gelaatstrekken overschaduwd door het groene bruiloftsmasker van de Acoma dat de hogepriester van Chochocan op de schouders van de nieuwe heer liet zakken.
Mara kon zich niet herinneren dat ze was opgestaan. De terugtocht naar de ingang van de tuin ging voorbij in een waas, een droom op de maat van vogelzang. Daar stonden bedienden klaar om het zand van haar voeten te wassen en haar de met juwelen ingelegde sandalen aan te trekken. Ze verdroeg het toen de Anasati-heer een formele buiging maakte voor zijn gastheer, de nieuwe Heer van de Acoma, en ze huilde niet toen Nacoya haar plaats innam, een stap schuin achter Buntokapi. Verblind door het zonlicht op het gewaad van de priester liep ze mee naar de grote zaal om het formele gedeelte van de huwelijksplechtigheid te voltooien.
Het was warm geworden in de zaal. Voorname vrouwen wapperden met waaiers van geverfde veren, en de muzikanten die hen hadden vermaakt veegden natte vingerafdrukken van hun instrumenten. Bedienden hielpen bruid en bruidegom in hun draagkoetsen en brachten hen naar het podium waarop de hogepriester en diens acolieten stonden. Nu gekleed in een mantel waarop lovertjes van kostbaar zilver, goud en koper waren genaaid, riep de hogepriester het alomtegenwoordige oog van Chochocan, de goede god, aan. De gong galmde en hij sloeg zijn armen over elkaar, het teken voor een jongen en een meisje om het podium te bestijgen, elk met een rieten kooitje met daarin een tnannetjes- en een vrouwtjeskiri, hun zwart-wit gestreepte vleugeltippen gekleurd met het groen van de Acoma.
De priester zegende de vogels en de acolieten namen de kooitjes over. De ivoren ceremonies taf uit zijn mouw halend, riep de priester zijn god aan voor een zegening van het huwelijk tussen Buntokapi en Mara. Het werd stil in de zaal en de waaiers bleven roerloos in de handen van de vrouwen. Van de laagste leden van de landadel tot en met de met edelstenen behangen gedaante van de Krijgsheer keek iedereen reikhalzend toe toen de priester met zijn staf op de kooitjes tikte.
Onder zijn verrichtingen weken de riethalmen uiteen, waardoor de vogels weg konden vliegen, vreugdevol samen als bij voorspoedige verenigingen, of apart van elkaar, tot rampspoed van het paar in de draagkoetsen, want er werd veel belang gehecht aan Chochocans goede gezindheid.
Nacoya hield haar ogen dicht, haar oude handen gevouwen rond een amulet dat ze onder haar kin hield. Bunto keek toe met zijn gezicht verborgen achter het fel beschilderde bruiloftsmasker, maar zijn bruid staarde voor zich uit in de verte, met een lege blik, alsof ze na het ritueel in de boomgaard alle belangstelling was verloren.
De gong galmde en bedienden schoven de papierschermen rondom de zaal open. 'Laat dit huwelijk gezegend zijn in het zicht van de hemel,' sprak de priester.
De acolieten gooiden de kooitjes om, de vogels van hun stokjes duwend. Het wijfje kwetterde woedend en sloeg met haar vleugels terwijl het mannetje de lucht in sprong, rond de menigte cirkelde en toen op zijn wijfje af dook. Hij wilde naast haar neerstrijken op het stokje, maar het vrouwtje zette haar borstveren op en sloeg als een razende met haar vleugels, genadeloos naar hem pikkend. Het mannetje deinsde terug, naderde opnieuw; maar het wijfje schoot omhoog, haar geverfde vleugeltippen een groen waas. Met een luide kreet dook ze de vrijheid tegemoet en verdween in een flits van witte veren in het zonlicht. De mannetjesvogel greep het verlaten stokje stevig beet. Met opgezette veren schudde hij geërgerd met zijn snavel. Terwijl de zaal in stilte afwachtte, streek hij zijn staartveren glad en sprong toen boven op het kooitje, waar hij zich ontlastte.
Na een gespannen minuut wees de hogepriester met zijn vinger, een miniem maar merkbaar geïrriteerd gebaar. Een beschaamde acoliet joeg de mannetjeskiri weg. Alle ogen volgden de traag rondcirkelende vogel, die ten slotte neerstreek in het bloembed buiten de open schermdeur en naar rupsen begon te zoeken.
Als een golf ging het geruis van zijde en brokaat door de zaal. De hogepriester schraapte zijn keel, zijn staf omlaag hangend in een gerimpelde hand. Uiteindelijk, na een blik op de stijf rechtop zittende Buntokapi, zei hij: 'Loof de goedheid van Chochocan en neem zijn les in acht. Moge dit paar onder zijn leiding genade, begrip en vergeving vinden.' Weer schraapte hij zijn keel. 'Het voorteken toont ons dat een huwelijk diplomatie vereist, want als man en vrouw moeten deze heer en vrouwe altijd naar eenheid blijven streven. Dat is de wil van de goden.'
Er volgde een ongemakkelijke stilte, waarin acolieten en gasten wachtten tot de priester verder zou gaan. Uiteindelijk werd het duidelijk dat hij verder niets meer te zeggen had en werd er op de gong geslagen. Een bediende deed Buntokapi het bruiloftsmasker af. Hij keek naar Mara, die een verdoofde indruk maakte, behalve dan dat haar ogen een weinig waren toegeknepen en er een lichte frons op haar voorhoofd lag.
'Geef elkaar de krans,' zei de priester, alsof hij bang was dat het paar het zou vergeten.
Bunto boog zijn hoofd en Mara drukte de wat verwelkte ceremoniële kroon op zijn donkere haar. Toen hij rechtop ging zitten, verschoof de krans enigszins en toen hij zich naar haar toe boog om haar op zijn beurt te kronen, rook ze wijn op zijn adem.
Mara's frons werd dieper. Tijdens haar contemplatie-uur moest de bruidegom volgens de traditie een ritueel glas wijn met zijn vrijgezelle vrienden drinken om hun voorspoed en een vrouw voor henzelf te bezorgen. Naar het scheen hadden Bunto en zijn makkers echter de hele ceremoniële fles geleegd en waarschijnlijk nog wel een of twee meer. Zich ergerend aan zijn onfatsoen hoorde Mara amper dat de priester hen verklaarde tot man en vrouw voor de duur van hun sterfelijke leven. Ze besefte pas dat het formele gedeelte van de ceremonie was verstreken toen de gasten luid begonnen te juichen en er een kleurrijke zee van geluksfiguurtjes van kunstig gevouwen papier over de bruid en bruidegom werd uitgestort.
Mara toonde een mechanische glimlach. Nu was het tijd dat de gasten hun bruiloftshuldiging deden, in de vorm van een kunstwerk, een gedicht of een muzikale compositie. Sommige huldigingen zouden ingewikkelde en kostbare aangelegenheden worden, gepresenteerd door de grote en politiek machtige heren van het keizerrijk. Het gerucht deed de ronde dat de Krijgsheer een voltallig theatergezelschap had ingehuurd, compleet met kostuums en podium. Maar zijn voorstelling zou pas over een paar dagen plaatsvinden, aangezien de laagsten in rang als eerste optraden.
Buntokapi viste een papieren figuurtje uit zijn hemd en bespaarde zich de verveling van de eerste nummers door te wijzen op de noodzaak zich te ontlasten en gemakkelijker kleding aan te trekken. Volgens de traditie kon hij pas met zijn bruid naar bed als de laatste gast zijn huldiging had gedaan en haar dikke bruiloftskleren waren zo verhullend dat het staren naar slavenmeisjes een beter tijdverdrijf was.
Mara knikte hoffelijk naar haar heer. 'Ik blijf hier, mijn echtgenoot, opdat onze minste gasten de dankbaarheid van de Acoma voor hun voorstellingen zullen kennen.'
Buntokapi snoof, ervan overtuigd dat ze hem opzettelijk meed. Later zou hij daar nog wel op terugkomen. Voorlopig wachtte er een feestmaal, met mooie muziek en drank en de gelegenheid om zijn broers voor het eerst voor hem te laten buigen, aangezien hij nu Heer van de Acoma was. Grijnzend onder zijn scheve bruiloftskrans klapte Buntokapi in zijn handen, opdat zijn slaven hem de zaal uit droegen.
Mara bleef, ondanks het feit dat de meeste bruiloftsgasten het voorbeeld van haar heer volgden. De zon klom nog naar zijn hoogste punt en nu al trilde de lucht boven de nidraweiden in de verte. De gasten van de hoogste rangen trokken zich terug in hun verblijf en stuurden bedienden om iets koels te drinken te halen terwijl ze zich omkleedden. Als vogels van kleurrijke pluimage kwamen ze weer te voorschijn om zich te goed te doen aan roomijs, gekoelde jomachs en sa-wijn, tot het's avonds koeler werd.
Maar in de bedompte ruimte van de grote zaal bleven de laagsten van rang stijfjes op hun plaats zitten terwijl een ingehuurd artiest of een talentvol familielid een spel opvoerde, een lied zong of een gedicht voordroeg ter ere van het pas getrouwde Acoma-paar. Op kleinere bruiloften bleven de bruid en bruidegom uit hoffelijkheid nog even kijken naar de eerste paar voorstellingen, maar bij de grootste huizen stonden er waarlijk spectaculaire gebeurtenissen op het rooster en liet het paar meestal het vermaak van de eerste dag over aan de bedienden die geen dienst hadden. Niettemin bleef Mara zitten tijdens de hele eerste ronde van voorstellingen: een jongleur die het beter deed als komediant, twee zangers, een toneel tovenaar - wiens magie uit louter vingervlugheid bestond - en een dichter wiens eigen beschermheer dwars door zijn voordracht zat te snurken. Na ieder nummer applaudisseerde ze beleefd en al betuigde ze niet haar lof door een van de bloemen op haar koets op het toneel te gooien, ze bleef beleefd geïnteresseerd tot aan de pauze. De artiesten die daarna zouden komen, wachtten stijfjes af in de overtuiging dat ze zou vertrekken naar het feest. Maar in plaats van haar dragers liet Mara dienstmeisjes komen met lichte hapjes en drankjes. De gasten mompelden verrast.
De dikke koopman uit Sulan-Qu op de eerste rij verstopte zich blozend achter de waaier van zijn vrouw; Van zijn leven had hij niet gedacht dat de Vrouwe van de Acoma zou blijven kijken naar de voorstelling van zijn fluitspelende zoon. De jongen had totaal geen muzikale aanleg, maar zijn moeder straalde van trots. Nippend van gekoeld jomachsap bleef Mara zitten op de verhoging. Uiteindelijk maakte de jonge fluitist een buiging en vluchtte weg, bijna struikelend in zijn haast om plaats te maken voor het volgende nummer. Ze knikte minzaam en glimlachte naar de zich vreselijk schamende vader en zijn vrouw; De verveling van het moeten aanhoren van zulke muziek had toch iets opgeleverd, besefte ze, want mocht ze ooit verlegen zitten om een gunst van deze koopman, dan hoefde ze het maar te vragen.
Rustig en geduldig bleef de edele vrouwe zitten kijken naar een mimespeler, een man met opgeleide honden, een zingende lyendivogel en vervolgens nog twee dichters. De tweede poëet beloonde ze met een bloem, die ze behendig in zijn hoed wierp. En de schilder die daarna kwam, maakte haar aan het lachen met zijn komische tekeningen van een krijger die door nidrastieren achterna werd gezeten. Toen ze tijdens de tweede pauze haar dienstmeisjes riep om haar mantel uit te trekken, opdat ze minder last zou hebben van de middaghitte, mompelden de laagste gasten dat deze vrouwe edelmoediger gestemd was dan menigeen in het keizerrijk. Haar interesse bemerkend bliezen de artiesten hun optredens nieuw leven in. En toen de vrouwe bedienden stuurde om verfrissingen uit te delen, soms zelfs met een blijk van haar dankbaarheid voor de gasten wier bijdrage reeds was geleverd, begon de zaal wat te ontdooien. Onder invloed van de wijn waagde wat stoutmoediger tongen te fluisteren dat dit een wel zeer hoogstaand vrouwe was, die de eer van haar voorouders verdiende.
Mara glimlachte vriendelijk toen ze hier en daar dergelijke opmerkingen opving. Bij de aanvang van de derde pauze vroeg ze haar meisjes de beteugelende lussen van haar kapsel los te maken en haar lange haar los over haar rug te kammen. Met een verwelkende bruiloftskrans aan haar zij maakte ze het zich gemakkelijk voor de volgende ronde voorstellingen, tot grote vreugde van de voor haar optredende artiesten. Naarmate de middag vorderde en het steeds heter in de zaal werd, kwamen er andere gasten binnendruppelen om te zien wat de Vrouwe van de Acoma zo geboeid hield.
Tegen zonsondergang liet de bruidegom zich even zien, zijn tred een weinig onvast. Zwaaiend met een fles sa-wijn beklom Buntokapi de verhoging en maakte met veel te luide stem bekend dat hij wel eens wilde weten waarom zijn vrouw zo lang bleef treuzelen in de zaal. De Krijgsheer en de andere Acoma-gasten waren feest aan het vieren; zat ze zich wellicht te vergapen aan ordinaire minstrelen en functionarissen van lage rang om hem te mijden?
Onderworpen zwijgend boog Mara het hoofd, toen sloeg ze de ogen op en keek haar man aan. Hij stonk naar drank en zweet. Niettemin glimlachte ze hem toe. 'Mijn heer, de dichter Camichiro is aan de beurt en al is zijn werk te nieuw om al beroemd te zijn, zijn patroon, de Heer van de Teshiro heeft de reputatie een neus te hebben voor talent. Waarom blijft u niet om de presentatie van een nieuw genie te vieren?'
Bunto rechtte zijn rug en sloeg zijn armen over elkaar, zonder acht te slaan op druppels uit de fles die vlekken maakten op zijn linkermouw; Geconfronteerd met de serene onschuld van een vrouw wier kleren ieder zicht op wat eronder lag verhinderde, en overrompeld door de stralende trots van Camichiro en heer Teshiro, gromde hij iets onverstaanbaars. Het zou van uitzonderlijk slechte manieren getuigen om de lovende woorden van zijn vrouw tegen te spreken. Nuchter genoeg om zich terug te trekken voordat hij zijn gastheerschap in opspraak zou brengen, boog hij terug en blafte: 'Ik heb nu geen tijd voor dichtkunst. Een paar van uw gasten zijn bezig met een partijtje chiro en ik heb geld staan op de winnaars.'
De Heer van de Acoma verliet de zaal. Zijn vrouwe riep bedienden voor een rondje wijn voor de artiesten, en door tegen de zin van haar bruidegom in te blijven zitten, genoot ze de bewondering van haar minst belangrijke gasten. De luidste loftuitingen kwamen van de koopman met zijn gênant slecht fluitspelende zoon en de dweperige, zwaar opgemaakte vrouw van de dichter Camichiro. Onder de burgerij van Sulan-Qu was algemeen bekend dat ze de minnaar van heer Teshiro was en dat het patronaat van de familie slechts was toe te schrijven aan haar opvallende charmes.
De zon ging onder en de shatra's begonnen aan hun vlucht. De bijeenkomst voor de bruiloftshuldiging ging uiteen tot de volgende dag en de koks dienden exotische schalen op, versierd met papieren geluksfiguurtjes. De lantarens werden aangestoken en de muzikanten speelden op hun instrumenten, en toen de duisternis viel kwamen er acrobaten jongleren met fakkels. Mara bleef zitten aan de zijde van haar man, tot hij in zijn handen klapte, de slavenmeisjes ontbiedend om te beginnen met een sluierdans. Op dat moment trok de Vrouwe van de Acoma zich uitgeput terug in een speciale ceremoniële hut van beschilderd papier, waar ze zich uitkleedde, een bad nam en nog lange tijd wakker lag.
De ochtend brak droog en stoffig aan, zonder een zweem van wind. De hele nacht hadden bedienden gezwoegd ter voorbereiding van een nieuwe dag vol festiviteiten en de akasi's stonden er schitterend bij, pas besproeid door de tuiniers, die nu met een schort voor in de keuken stonden om de koks te helpen met het snijden van groenten. Mara stond op, hoorde het gekreun van haar man door het dunne scherm dat de bruiloftshut in tweeën deelde en veronderstelde terecht dat hij een kater had. Ze stuurde haar knapste slavinnetje om hem te bedienen en riep toen om chocha voor zichzelf. In de nog koele ochtend maakte ze een wandeling over het terrein. Over niet al te lange tijd zouden de cho-ja-koningin en haar korf genoten arriveren op Acoma-land. Verdediging was dan geen probleem meer en dat was enigszins een geruststellend idee. Jican was bekwaam genoeg om de familiemiddelen te beheren en als het landgoed zelf in veiligheid was, kon ze zich volledig richten op de heer met wie ze was getrouwd.
Ineens kwam er een herinnering bij haar op: de hoge lach van een vrouwen Bunto's knorrig eisende stem, voordat hij tegen zonsopgang snurkend in slaap sukkelde. Fronsend, haar mond verstrakkend, bad ze tot Lashima om kracht.
Net op tijd keek ze op uit haar meditatie om een bediende met een banier aan het hoofd van een kleine stoet naar de grote zaal te zien lopen. De tweede dag van de huwelijkshuldiging brak aan en tegen alle verwachtingen in stuurde Mara haar bedienden om haar draagkoets te gaan halen. Ze zou alle voorstellingen zien, tot de laatste aan toe, en al stonden er tot laat in de middag geen gasten van gelijke of hogere rang op het schema, ze zou ervoor zorgen dat er geen enkele voorstelling niet werd beloond. Met Buntokapi als Regerend Heer had de Acoma alle welwillendheid nodig die ze wist te wekken.
Pas de volgende dag begon het 's middags te waaien. Over de nidraweiden scheerden wolkenschaduwen en aan de oostelijke hemel dreigde regen. Toch zaten de gasten in de open lucht, ondanks het gevaar van een nat pak, te kijken naar het laatste nummer.
Tot grote verbazing van alle aanwezigen had de Krijgsheer uit zijn persoonlijke schatkist geput voor een voorstelling van het Keizerlijke Jojantheater. Jojan was de formele theatervorm voor de adel, aangezien de burgerij liever keek naar de grovere, plattere Segumi-theatergroepen die door het land trokken. Maar de Keizerlijke Jojan bestond uit de beste acteurs van het rijk en was de kweekvijver voor de Keizerlijke Shalo-tobaku, de groep die uitsluitend optrad voor de keizer en zijn naaste familie. De voorstelling was Heer Tedero en de Sagunjan, een van de tien klassieke sobatu, letterlijk 'verheven stijl', de antieke operavorm.
Ten volle genietend van de koele bries en zich lavend aan ieder moment dat ze nog niet met haar man in het huwelijksbed hoefde te stappen, probeerde Mara zich te concentreren op het komende slotstuk. De acteurs waren ongeëvenaard en gingen zelfverzekerd om met hun tekst, ondanks de wind die de pluimen van hun kostuums scheef blies. Jammer dat het stuk zo overdadig was geschreven, vond de Vrouwe van de Acoma, wier voorkeur meer uitging naar tai do dan naar sobatu. Bovendien was het toneeldecor opzichtig, zelfs naar Tsuranese maatstaven.
Op het hoogtepunt van de opera, wanneer heer Tedero de grot ingaat om de oude Neshka te bevrijden uit de klauwen van de gevreesde sagunjan, betraden twee in het zwart geklede gedaanten de zaal. De aanwezigheid van de Grootheden op zich maakte het al tot een speciale gebeurtenis, maar de twee magiërs riepen ook nog eens illusies op. In plaats van de traditionele papieren sagunjan met daarin de zanger en verscheidene toneelknechten, verscheen er een illusie van schrikbarende proporties. Uit de deuropening die de grot voorstelde, dook een sagunjan op met een schofthoogte van twaalf voet, een en al gouden schubben, en rode vlammen uitbrakend. Aan een muil met verschrikkelijke slagtanden ontsnapte een prachtige bariton en al wist iedereen in de zaal dat de zanger over het toneel liep, niemand kon hem zien. Zelfs Mara raakte in vervoering door de aanblik en vergat een ogenblik al haar zorgen. Toen viel Tedero's zwaard en loste de illusie van de sagunjan op in rook, die in het niets verdween. Traditioneel werd de sobatu afgesloten met een formele buiging van alle spelers voor een beleefd applaus, maar het hoogtepunt van deze opera verwekte een luid gejuich en een daverend handgeklap dat eerder thuishoorde in het straattheater. Alle aanwezigen zagen het gezicht van de Krijgsheer ontdooien tot een zeldzame glimlach toen de man zich koesterde in de op hem afstralende glorie van zijn theatergroep en zijn magiërsvrienden. Mara zuchtte spijtig toen de acteurs na hun laatste buiging overeind kwamen. Terwijl het met lovertjes versierde gordijn dicht zwaaide - zo goed en zo kwaad als dat kon, want inmiddels vlaagde de wind al behoorlijk -legde ze zich neer bij het onvermijdelijke.
'Zo, vrouw,' zei Buntokapi in haar oor. 'Nu is het tijd om ons terug te trekken.'
Onwillekeurig verstijfde Mara, de gepaste glimlach stijf bevroren op haar gezicht. 'Uw wil, mijn echtgenoot.'
Maar zelfs voor een blinde was haar tegenzin onmiskenbaar. Buntokapi lachte. Met een dronken triomfkreet nam hij haar in zijn armen en tilde haar op.
De gasten juichten. De kracht in de armen rond haar lichaam indachtig probeerde Mara haar snel kloppende hart te kalmeren. Ze zou het verdragen, ze moest het verdragen, voor het voortbestaan van de naam Acoma. Ze verborg haar gezicht in het bezwete hemd van haar man en liet zich door hem van de verhoging dragen. Terwijl de papieren vruchtbaarheidssymbolen over hen uit werden gestrooid, droeg hij haar de zaal met gelukwensers uit, het pad af naar de in felle kleuren beschilderde bruiloftshut.
Aan het eind van het pad stonden Keyoke en Papewaio als erewacht. Buntokapi liep hen voorbij als waren het gewone bedienden en stapte over de drempel in het zilveren halflicht van het hemelschijnsel dat door de papieren muren naar binnen viel. De knecht en het meisje binnen maakten een diepe buiging toen hun meester en meesteres verschenen. Buntokapi zette Mara neer. Op zijn half gegromde bevel kwam het meisje overeind om de schermdeur dicht te schuiven. De mannelijke bediende stelde zich op in een hoek, waar hij roerloos de wensen van zijn heer afwachtte.
Eerder op de dag was de hut heringericht. Het scherm dat de verblijven van man en vrouw van elkaar scheidde was verwijderd en vervangen door een brede slaapmat, opgemaakt met satijnen lakens, geplaatst tegen de oostelijke wand omdat de dageraad een nieuw begin symboliseerde. In het midden van de hut lag een serie zitkussens op de vloer rond een lage, lege tafel. Met een beverige stap nam Mara plaats op de kussens voor de tafel en hield haar ogen neergeslagen toen Bunto tegenover haar ging zitten.
'Ga de priester van Chochocan halen,' commandeerde de Heer van de Acoma en terwijl de bediende gehoorzaam opsprong uit zijn hoek, richtte hij een koortsachtige, intense blik op Mara.
De priester kwam alleen, met in zijn handen een dienblad met daarop een kruik gouden tura-wijn, twee kristallen glazen en een kaars in een keramische, met juwelen ingelegde standaard. Een zegening uitsprekend hief hij het dienblad ten hemel en zette het toen neer op het tafeltje tussen man en vrouw. Hij wierp een twijfelachtige blik op hen allebei, de vrouwe wier handen onbeheerst beefden en de jonge heer met het bijna tastbare ongeduld. Berustend stak hij de kaars aan. 'Laat Chochocans wijsheid u verlichten.' Rond de kaarsenstandaard tekende hij met krijt een symbool, waarna hij de wijn zegenend ophief. Hij schonk de twee glazen vol en zette ze bruid en bruidegom voor. 'Mogen uw harten vol zijn van Chochocans zegen.' Toen tekende hij nog een paar symbolen rond beide glazen en de halflege kruik.
'Drink, kinderen der goden, en ken elkander zoals uw meesters in de hemel het hebben beschikt.' De priester maakte zegenend een buiging en verliet met zichtbare opluchting de bruiloftshut.
Buntokapi wuifde met een hand en de bedienden trokken zich terug. Toen het papierscherm dicht klikte, was hij alleen met zijn bruid in een schuilplaats die sidderde in de vlagen van de opstekende wind.
Met zijn donkere ogen keek hij naar Mara. 'En nu, mijn vrouw; ben je eindelijk van mij.' Hij pakte zijn glas te snel op en de wijn die eruit spatte, wiste een van de symbolen uit. 'Kijk me aan, mijn vrouwe. De priester zou het zeer op prijs stellen als we samen dronken.'
Er sloeg een windvlaag tegen de schermen, waardoor het papier tegen het houten raamwerk klapperde. Mara schrok, scheen zich toen te vermannen en pakte haar glas. 'Op ons huwelijk, Buntokapi.'
Ze nam een klein slokje, maar haar heer leegde zijn glas tot op de laatste druppel. Daarop keerde hij de kruik om boven zijn glas en dronk de rest ook op. Toen hij glas en kruik neerzette, spetterden de eerste regendruppels zwaar op het oliedoeken dak van de bruiloftshut.
'Vrouw, ga meer wijn halen.'
Mara zette haar glas op tafel, binnen de krijttekens die de priester had gezet. In de verte rommelde de donder en de wind ging liggen, plaatsmakend voor een luidruchtige stortregen. 'Uw wil, mijn echtgenoot,' zei ze zacht en hief haar hoofd op om een bediende te roepen.
Bunto bewoog naar voren. De tafel verschoof en wijn klotste over de rand van het glas. Mara's roep werd een gil toen de zware vuist van haar man haar in het gezicht sloeg. Verdoofd viel ze achterover in de kussens en de vallende regen trommelde als het bloed in haar oren. Haar hoofd tolde door een nevel van pijn. Ondanks de razernij die ze onwillekeurig door haar geschoktheid heen voelde opwellen, behield Mara haar Acoma-trots. Snakkend naar adem bleef ze liggen toen de schaduw van haar man over haar heen viel.
Zich voorover buigend, zodat zijn gestalte het licht achter hem verduisterde, wees hij naar Mara. 'Ik zei dat jij het moest doen.' Zijn stem klonk laag en dreigend. 'Begrijp me goed, vrouw. Als ik je vraag om wijn, ga jij die halen. Nooit meer draag je die taak, of welke andere taak dan ook, zonder mijn toestemming over aan een bediende. Als ik jou iets vraag, vroow, doe je het zelf.'
Hij ging weer zitten, de brute trekken van zijn gezicht benadrukt in het halfdonker. 'Jij denkt dat ik dom ben.' Zijn stem verried langdurig verborgen gehouden wrok. 'Jullie denken allemaal dat ik dom ben: mijn broers, mijn vader en nu jij. Nou, dat ben ik niet. Met Halesko en vooral met Jiro in de buurt was het niet zo moeilijk om de domkop te zijn.' Met een duister, bitter lachje vervolgde hij: 'Ha! Je bent in een nieuwe orde getrouwd. Ik ben Heer van de Acoma. Vergeet dat nooit, vrouw. En ga nu meer wijn halen!'
Mara deed haar ogen dicht. Met geforceerd vaste stem zei ze: 'Ja, mijn echtgenoot.'
'Sta op!' Bunto duwde haar met zijn voet.
De neiging onderdrukkend om haar rood opgezwollen wang te betasten, gehoorzaamde Mara, haar hoofd gebogen in het volmaakte toonbeeld van vrouwelijke onderworpenheid, maar in haar donkere ogen fonkelde iets heel anders toen ze een buiging maakte aan Buntokapi's voeten. Nog beheerster dan toen ze haar rechten als Regent van de Acoma had opgegeven, stond ze op en ging ze wijn halen uit een kist bij de deur.
Buntokapi keek toe terwijl ze de tafel rechtzette, zijn glas oppakte en het volschonk. Kijkend naar het rijzen en dalen van Mara's borsten onder de dunne stof van haar japon, zag hij in zijn jeugdige overmoed de haat in haar ogen niet. En toen de wijn op was en hij zijn glas opzij had geworpen, legde hij een paar bezwete handen op dat razend makende obstakel van zijde. Hij duwde zijn nieuwbakken vrouw neer in de kussens, te dronken en bezeten van lust om zich ergens om te bekommeren.
Mara verdroeg zijn handen op haar naakte lichaam. Ze stribbelde niet tegen en ze gaf geen kik. Met een moed gelijk aan die van haar vader en broer op het barbaarse slagveld op Midkemia, doorstond ze wat daarna kwam zonder tranen, al was Bunto zo begerig dat hij haar pijn deed. Lange uren lag ze op verkreukelde, bezwete lakens te luisteren naar het trommelen van de regen en het raspende gesnurk van haar man. Gekwetst, gekrenkt en bezeerd dacht ze aan haar moeder en haar kindermeid, Nacoya, en vroeg zich af of hun eerste nacht met een man ook zo was geweest. Toen, zich op haar zij draaiend, met haar rug naar de vijand met wie ze was getrouwd, sloot ze haar ogen. Ze kon de slaap niet vatten. Maar ook al had haar trots ernstig te lijden gehad, haar Acoma-eer was onaangetast. Ze had geen kik gegeven.
De ochtend brak merkwaardig stil aan. De bruiloftsgasten waren vertrokken en de Heer van de Anasati en Nacoya hadden namens het pas getrouwde paar afscheid van hen genomen. Bedienden zetten de schermen van de bruiloftshut op een kiertje, waardoor frisse, regennatte lucht naar binnen woei, tezamen met het geroep van de herders die de kudde in de wei te grazen zetten. Mara snoof de geur van natte aarde en bloemen diep in en stelde zich de heldere kleuren van de tuinen voor, nu het laagje zomers stof was weggespoeld. Ze was gewend vroeg op te staan, maar de traditie schreef voor dat ze op de ochtend na de vervolmaking van het huwelijk niet vóór haar man het bed uit mocht. Meer dan ooit was het niets doen een ramp nu ze veel te veel tijd had om na te denken, zonder iets dat haar kon afleiden van de kneuzingen op haar lichaam. Tobbend en piekerend lag ze te woelen terwijl Bunto zonder er iets van te merken rustig door sluimerde.
De zon kwam op en het werd muf in de hut. Mara riep een bediende om de schermen helemaal open te zetten, en toen het middagzonlicht op het grove gezicht van haar man viel, kreunde hij. Met een uitgestreken gezicht keek Mara toe hoe hij zich omdraaide in de kussens, een kort bevel blaffend om de schermen en de gordijnen te sluiten. Voordat de schaduwen van de draperieën vielen, zag ze zijn gezicht groen worden en het zweet parelen op zijn nek en polsen.
In het volle besef dat hij een reus van een kater had, zei ze vriendelijk: 'Mijn echtgenoot, bent u onwel?'
Bunto kreunde en vroeg haar om chocha. Zelf zwetend bij de herinnering aan zijn mishandelingen stond Mara op en ging een dampende pot halen. Ze drukte haar heer een warme kop in de bevende handen. Aangezien de chocha al de hele ochtend had staan pruttelen, was hij waarschijnlijk veel te sterk om te drinken, maar Buntokapi slurpte het kopje leeg. 'Jij bent maar een klein ding,' merkte hij op, zijn brede knuist vergelijkend met haar smalle hand. Chagrijnig van de pijn in zijn hoofd stak hij een hand uit en kneep in haar nog steeds opgezette tepel.
Het lukte Mara om niet ineen te krimpen - ternauwernood. Het haar over haar schouders schuddend zodat het los en warm voor haar borsten hing, zei ze: 'Mijn heer wenst?'
'Meer chocha, vrouw.' Alsof hij zich schaamde voor zijn bruutheid, keek hij toe terwijl ze zijn kopje volschonk. 'O, het lijkt wel of er een kudde nidra's in mijn mond heeft gekakt.' Hij trok een grimas en spoog. jij helpt me bij het aankleden en daarna roep je bedienden voor thyzabrood en jomachs.'
'Ja, echtgenoot,' zei Mara. 'En daarna?' Verlangend dacht ze aan de koele schaduwen van haar vaders werkkamer en aan Nacoya.
'Val me niet lastig, vrouw;' Bunto stond op, voorzichtig zijn hoofd vasthoudend. Naakt rekte hij zich voor haar uit, de knobbels van zijn knieën op slechts een paar duim van haar neus. jij regelt de zaken van het huis, maar pas als ik je niet meer nodig heb.'
Haar huivering ging verloren in de schaduw van de draperieën. Mismoedig vanwege de rol die ze moest vervullen, bereidde ze zich voor op wat komen ging. Maar de drank en het uitbundige feestvieren hadden de lustgevoelens van haar man afgestompt. Hij liet zijn lege kopje achter op de lakens en riep om zijn gewaad. Mara bracht het hem en hielp de zijden mouwen over zijn gedrongen, harige armen. Toen bleef ze zitten terwijl de bedienden het bad voor hun heer in orde maakten. Nadat ze zijn brede rug had afgesponsd tot het water in de tobbe was afgekoeld, gaf hij zijn vrouwe toestemming zich aan te kleden. De bedienden brachten brood en fruit, maar alleen zij mocht hem bedienen. Kijkend naar de manier waarop hij stukken jomach in zijn mond stak terwijl het sap langs zijn kin droop, vroeg ze zich af hoe de listige Heer van de Anasati aan zo'n zoon gekomen was. Toen zag ze, door zijn ongemanierdheid heen kijkend, zijn heimelijke blik en besefte ze met een rilling van pure paniek dat hij haar op zijn beurt even aandachtig opnam, als een roofdier. Terugdenkend aan zijn bewering dat hij niet dom was, vroeg Mara zich plotseling af of dat misschien niet alleen maar snoeverij was geweest. Ineens werd het haar droef te moede. Als Buntokapi gewoon sluw was, zoals de Heer van de Minwanabi, dan wist ze hem wel te bespelen. Maar als hij ook nog intelligent was... Ze kreeg het er koud van.
'Jij bent heel slim,' zei Buntokapi ten slotte. Met een kleverige vinger streelde hij bezitterig, bijna dweperig haar pols.
'Mijn kwaliteiten verbleken naast die van mijn heer,' fluisterde Mara. Ze kuste zijn knokkels om hem van zijn gedachten af te leiden.
'Je eet niet,' merkte hij op. 'Je denkt alleen maar. Dat zie ik niet graag van een vrouw.'
Mara sneed een stukje thyzabrood af en hield het in haar handpalm. 'Met permissie van mijn heer?'
Buntokapi grijnsde en ze nam een klein hapje. Het brood lag smakeloos op haar tong, maar ze kauwde en slikte het toch door. Vlug verveeld door het kijken naar haar onbehagen riep de zoon van de Heer van de Anasati om muzikanten.
Mara deed haar ogen dicht. Ze had dringend behoefte aan Nacoya's aanwezigheid, zo dringend dat het zeer deed van binnen. Maar als vrouw van de Regerend Heer kon ze niets anders doen dan wachten op zijn wensen terwijl hij riep om ballades en met de zanger in discussie ging over nuances in het vierde couplet. Het werd warmer en met de gordijnen gesloten werd het benauwd in de bruiloftshut. Mara verdroeg het allemaal en haalde wijn toen haar man genoeg had van de muziek. Ze kamde zijn haren en deed hem zijn sandalen aan. Toen danste ze op zijn verzoek tot het haar aan haar slapen vochtig was en haar gekneusde gezicht pijn deed van de inspanning. Net toen het erop leek dat haar heer de hele dag in de bruiloftshut zou verpozen, stond hij op en brulde naar de bedienden om zijn draagkoets in gereedheid te brengen. Tot het vallen van de avond zou hij de tijd doorbrengen in de kazerne om zich een beeld te vormen van de aantallen en de oefening van de Acoma-krijgers, verkondigde hij.
Mara vroeg Lashima om geduld voor Keyoke. Flauw van de hitte en de inspanning volgde ze haar man de hut uit, de verblindende middagzon in. In haar onbehagen had ze helemaal niet meer gedacht aan de erewacht en zo was de blauwe plek op haar wang niet bedekt toen ze voor Papewaio en Keyoke verscheen.
Door jaren keiharde oefening was het hun mogelijk van een dergelijke schande getuige te zijn zonder er iets van op hun gezicht te tonen. Maar de onverstoorbare hand van Keyoke verstrakte rond de schacht van zijn speer tot de knokkels er wit van waren en Papewaio's tenen krulden tegen de zolen van zijn sandalen. Was het niet de Regerend Heer geweest die hun Mara-anni zo'n kneuzing had bezorgd, dan zou hij zijn gestorven alvorens nog een stap te kunnen verzetten. De dag was zo helder en schoon als de goden hem maar konden krijgen, maar toen Mara langs haar voormalige getrouwen liep, voelde ze hun woede als zwarte schaduwen achter haar rug.
Voordat ze het grote huis had bereikt, stond de bruiloftshut al in brand. De traditie eiste dat het gebouw werd verbrand ter ere van de heilige overgang van man en vrouw naar echtgenoot en echtgenote. Nadat hij de rituele toorts over de drempel had geworpen, richtte Keyoke zwijgend zijn schreden naar het soldatenkwartier om te wachten op de bevelen van zijn heer. Papewaio's gezicht bleef onbeweeglijk, als uit steen gebeiteld. Desondanks keek hij met woeste intensiteit toe hoe papier en latwerk met daarbinnen de bezoedelde kussens en verkreukelde lakens vlam vatten. Nog nooit had hij met zoveel genoegen iets zien branden, want door het zien van het geweld van het vuur kon hij bijna de blauwe plek op Mara's gezicht vergeten.
Nacoya was niet in de werkkamer. Met een schok herinnerde Mara zich dat ook hier de orde zoals ze die had gekend door haar huwelijk was gewijzigd. Het werkvertrek van de meester was nu het terrein van Buntokapi, als Heer van de Acoma. Vanaf nu was geen enkel aspect van het huishouden dat ze had gekend nog hetzelfde. Jican maakte gewoon nog steeds zijn rekeningen op in de schrijversvleugel, maar ze kon hem nu niet meer ontvangen. Doodmoe ondanks haar zeventien jaren trok Mara zich terug naar de schaduw onder de julo in haar tuin. Ze ging niet zitten, maar leunde tegen de gladde stam van de boom terwijl de boodschapper die ze had gestuurd in allerijl Nacoya ging halen.
Er scheen geen einde aan het wachten te komen en het ruisen van het water in de fontein kalmeerde haar niet Toen Nacoya eindelijk verscheen, buiten adem, haar opgestoken haren scheef tegen de spelden leunend, kon Mara haar alleen maar aanstaren, zwijgend van opgekropte ellende.
'Meesteres?' Aarzelend deed de kindermeid een stap naar voren. De adem stokte haar in de keel toen ze de blauwe plek op Mara's wang zag. Zonder een woord spreidde de oude vrouw haar armen. Het volgende ogenblik lag de Vrouwe van de Acoma als een angstig kind te snikken in haar omhelzing.
Nacoya streelde haar hevig schokkende schouders. 'Mara-anni, dochter van mijn hart,' mompelde ze. 'Ik zie dat hij niet zacht is geweest, deze heer met wie u bent getrouwd.'
Even was het enige geluid in de tuin het spetteren van de fontein. Toen, eerder dan Nacoya had verwacht, maakte Mara zich los en rechtte haar rug. Met verrassend vaste stem zei ze: 'Hij is de heer, deze man met wie ik ben getrouwd. Maar de naam Acoma is een langer leven beschoren dan hem.' Ze haalde haar neus op, voelde even aan de plek op haar wang en richtte een hartverscheurend smekende blik op haar vroegere kindermeid. 'En, moeder van mijn hart, totdat ik zwanger ben, moet ik de kracht zien te vinden om te leven met dingen waar mijn vader en broer om zouden hebben gehuild.'
Nacoya klopte op de kussens onder de juloboom, Mara uitnodigend te gaan zitten. Haar oude handen maakten het het meisje gemakkelijk en een bediende bracht een kom koel water en zachte doeken. Terwijl Mara achterover in de kussens lag, waste Nacoya haar gezicht. Toen kamde ze de knopen uit haar glanzend zwarte haren, zoals ze had gedaan toen de vrouwe nog maar een kind was, en terwijl ze bezig was, sprak ze, heel zachtjes, in het oor van haar meesteres.
'Mara-anni, de afgelopen nacht heeft u geen vreugde gebracht, dat weet ik. Maar bedenk dat de man met wie u bent getrouwd nog jong is, en net zo onstuimig als een nidrastier in zijn derde lente. Beoordeel niet alle mannen naar de ervaringen met deze ene.' Ze zweeg. Onuitgesproken liet ze het feit dat Mara haar advies in de wind had geslagen en koppig had geweigerd iemand van het Rieten Leven te laten komen om haar op zachte wijze met mannen kennis te laten maken. Nacoya bette de blauwe plekken van haar meesteres met koud water. De tol van die koppigheid was op brute wijze geïnd.
Met een zucht sloeg Mara haar gezwollen ogen op en keek haar kindermeid aan met een blik van pijnlijke onzekerheid, doch zonder spijt. Met een waarderend hoofdknikje zette Nacoya de kom neer en legde de doek ernaast. Dit kind mocht dan jong en klein zijn en mishandeld bovendien, maar ze had de taaiheid van haar vader, heer Sezu, als het haar familie betrof. Ze zou volhouden en de naam Acoma zou blijven voortbestaan.
Mara trok aan haar daggewaad en vertrok haar gezicht toen de stof langs zere tepels schuurde. 'Moeder van mijn hart, mannen zijn mij vreemd. Ik heb dringend raad nodig.'
Nacoya keek haar met een schuin hoofd aan. Na een ogenblik te hebben nagedacht, trok ze de spelden uit haar haar en begon het opnieuw op te steken. Kijkend naar de alledaagse, vertrouwde bewegingen van de gerimpelde handen van de oude vrouw ontspande Mara enigszins. N a de nacht kwam altijd weer een dag, hoe donker de wolken ook waren. Ze luisterde aandachtig toen Nacoya begon te spreken, heel zacht, opdat alleen zij het kon horen.
'Kind, het keizerrijk is zo groot, en zo talrijk zijn de heren en meesters wier harten door hun ambities wreed en hard zijn geworden. Ongelukkige bedienden hebben vaak te lijden onder de heerschappij van zulke mannen. Maar uit dergelijke tegenspoed ontspringt wijsheid. De bedienden hebben geleerd, zoals u ook zult leren, dat de erecodes messen zijn die aan twee kanten snijden. Ieder woord heeft twee betekenissen en iedere daad een veelvoud aan gevolgen. Zonder zijn trouw of zijn eer geweld aan te doen, kan een bediende het leven van een wrede opperheer tot een hel maken.'
Mara keek naar de bladeren van de julo, donkere, gekartelde figuren met daartussen kleine stukjes hemel. 'Zoals jij en Keyoke en Jican, die dag dat Papewaio mij redde van de Hamoi-tong,' mompelde ze dromerig.
Antwoord geven zou grenzen aan hoogverraad. Met een onbewogen gezicht maakte Nacoya zwijgend een buiging. 'Ik zal de vroedvrouw voor u gaan halen, vrouwe,' zei ze toen. 'Zij beschikt over de wijsheid van de aarde en kan u vertellen hoe u zo snel mogelijk in verwachting kunt raken. Dan hoeft uw heer u niet meer met zijn lusten uit uw slaap te houden en is de naam Acoma in veiligheid gebracht met een erfgenaam.'
Mara nam een zittende houding aan op de kussens. 'Dank je, Nacoya.' Ze klopte de oude vrouw op de hand en stond op.
De kindermeid keek diep in de ogen van het meisje en zag daar pijn en iets van angst. Maar ook zag ze de heldere, berekenende vonk die ze had leren kennen sinds heer Sezu's dood. Vlug maakte ze een buiging, om een opwelling van emotie te verbergen. En toen ze Mara met een rechte rug terug naar haar vertrekken zag lopen, knipperde Nacoya met haar ogen en begon te huilen.
De as van de bruiloftshut koelde af en woei weg in de wind en het stof wolkte op, want het werd heet en droog. De dagen lengden, tot de zomer zijn hoogtepunt voorbij was.
Er werden nidra's geslacht voor het feest van Chochocan en de vrije mensen kleedden zich op hun best voor de rituele zegening van de akkers, waar priesters papieren beeltenissen verbrandden als symbolisch offer voor een overvloedige oogst. Gedurende de ceremonie bleef Buntokapi nuchter, voornamelijk omdat Mara de bedienden de opdracht had gegeven water bij zijn wijn te doen. Misschien drukte het gezelschap van haar luidruchtige echtgenoot op haar, maar haar houding verried geen spoor van spanning. Alleen haar meisjes wisten dat de wallen rond haar ogen met kleurpoeders waren weggewerkt en dat de kleren rond haar ranke lichaam soms kneuzingen en blauwe plekken aan het oog onttrokken.
Ze voelde zich geschraagd door de lessen van de zusters van Lashima. Ze putte troost uit de raad van haar vroedvrouwen leerde hoe ze zich wat van de ongemakken kon besparen als Buntokapi haar in zijn bed riep. Ergens tussen het midzomerfeest en de volgende volle maan ontving ze de zegening van Kelesha, de godin der bruiden, want ze werd zwanger. Buntokapi's onbekendheid met vrouwen kwam goed van pas, want hij accepteerde het bericht dat ze zich niet meer als man en vrouw konden verenigen tot het kind was geboren. Met een minimum aan gemopper stond hij haar toe haar intrek te nemen in de kamers die vroeger van haar moeder waren geweest. Het waren stille kamers, omringd door tuinen. Buntokapi's harde stem drong er niet in door, wat een goede zaak was, want iedere ochtend was ze een paar uur ziek en ze deed geregeld overdag een dutje.
Met een brede glimlach wreef de vroedvrouw zoete olie uit over Mara's zwellende buik en borsten om de huid zacht te maken. 'Het wordt een zoon, mijn vrouwe, ik zweer het bij de beenderen van mijn moeder.'
Mara glimlachte niet terug. De vrouwe van het huis scheen zich in zichzelf terug te trekken omdat ze zich schaamde voor de manier waarop Buntokapi sommige bedienden behandelde. Maar haar berusting gold slechts de buitenkant. Dagelijks sprak ze met Nacoya, die de roddels tussen de leden van de huishouding verzamelde. Als ze buiten in haar draagkoets van de frisse vroege herfstlucht genoot, ondervroeg ze Papewaio tot hij schertsend klaagde dat hij geen adem meer had om antwoord te geven. Terwijl ze zich aanpaste aan de onderworpen rol van echtgenote, ontging haar geen detail van het wel en wee van de Acoma.
De massage beu stond Mara op van de mat. Een bediende gaf haar een licht gewaad, dat ze aantrok en vastmaakte rond haar ronder wordende buik. Met een zucht dacht ze aan de vader van het kind en de veranderingen die zijn heerschappij over dit landgoed had gebracht. Doorgaans dwong Buntokapi wel het respect af van de krijgers door bruut vertoon van kracht, maar soms gaf hij ook blijk van onvermoede slimheid, zodat ze allemaal op hun hoede bleven. Doordat hij ineens kon besluiten gevechtsoefeningen te houden of alle soldaten in de buurt meesleepte als escorte naar de stad, ongeacht de taak die ze tot dan toe aan het vervullen waren, stond het garnizoen regelmatig op zijn kop. Vaak moest Keyoke zich het vuur uit de sandalen lopen om allerlei geschillen bij te leggen als Bunto weer eens een staand bevel had herroepen. Jican bracht steeds meer tijd door in de buitengelegen nidraweiden met zijn schrijfplank. Mara kende de hadonra goed genoeg om zijn groeiende aversie tegen de nieuwe heer op te merken. Buntokapi had duidelijk weinig inzicht in de problemen van de handeL Zoals meestal bij een zoon van een machtig heer was naar zijn idee rijkdom onuitputtelijk en altijd beschikbaar waar en wanneer hij die nodig had.
Halverwege de herfst gingen de nidradrijvers op pad en hing er een sluier van stof boven de weg waarlangs de kalveren van vorig jaar naar de graslanden werden gebracht en vandaar naar de slacht. De voorjaarskalveren werden gelubd of apart gezet voor de fok, dan wel naar de hoge weidelanden gebracht om te groeien. Mara ervoer het verstrijken van de tijd als een kind dat wacht op haar volwassenheidsfeest: iedere dag sleepte zich oneindig voort.
Het nietsdoen werd opgeheven toen de cho-ja's verschenen. De korf kwam zonder waarschuwing vooraf. De ene dag lag het oostelijke weideland nog leeg voor hen en de volgende waren werkers druk bezig met hun energieke onderneming. Langs het hek verschenen zandhopen. Dat de boodschap van de koningin geadresseerd was aan Mara, ergerde Buntokapi. Midden in een van zijn tirades besefte hij ineens dat deze cho-ja's afkomstig waren van het landgoed van de Heer van de Inrodaka. Hij vermoedde al enige tijd dat Mara was gaan onderhandelen in de periode tussen de huwelijkspetitie en de bruiloft. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes.
'Je bent nog slimmer dan mijn vader dacht, vrouw.' Met een blik op Mara's buik glimlachte hij een humorloze grijns. 'Maar de dagen van vlugge, stiekeme reisjes zijn voorbij. Nu ben ik Regerend Heer en de cho-ja's staan onder mijn bevel.'
Maar aangezien Mara de eerste onderhandelaar voor de Acoma was geweest, richtte de koningin zich uitsluitend tot haar, tot de nieuwe heer de tijd nam om voor zichzelf te komen onderhandelen. De bezigheden met de krijgers schenen echter altijd voor te gaan. Wellicht dat zijn jonge vrouw steeds meer tijd doorbracht in de pas gegraven zalen van de koningin om chocha te drinken en over nidraatjes en kalfjes te spreken, maar Buntokapi merkte daar nauwelijks iets van, druk bezig als hij was met het wedden op worstelwedstrijden in Sulan-Qu. Daar was Mara dankbaar voor, want haar gesprekken met de jonge koningin vormden een welkome afwisseling met het saaie leven in huis. Geleidelijk aan raakte ze vertrouwd met de gebruiken van een totaal ander ras.
Terug bovengronds, op terrein dat nu van Buntokapi was, besefte Mara dat ze van het regeren was gaan houden. Teruggebracht tot de ondergeschikte rol van vrouwen echtgenote, telde ze ongeduldig de dagen tot de winter. Als na het voorjaar de regentijd begon, zou haar kind worden geboren en had de Acoma een erfgenaam. Tot die tijd moest ze wachten - en het wachten viel zwaar.
Tastend naar het nieuwe leven legde Mara haar handen op haar buik. Als het een gezonde jongen was, had haar man reden om op zijn hoede te zijn, want in het Spel van de Raad konden zelfs de oppermachtigsten kwetsbaar zijn. Mara had een eed gezworen op de geesten van haar vader en broer en ze zou niet rusten tot haar wraak was voltrokken.