12 Risico's

 

Mara fronste haar voorhoofd.

Ze verborg haar zorgen achter een waaier van gesteven kant en verwoorde haar wens tot stoppen. Papewaio gaf het teken aan de vijftig man in haar gevolg, en de dragers zetten haar draagkoets neer in de voortuin van het grote huis van de Tuscalora.  

Mara trok de gordijnen opzij om een beter zicht te krijgen op haar onbereidwillige gastheer. Jidu van de Tuscalora was dik, had een maanrond gezicht met een dubbele onderkin en oogwimpers zo lang als die van een vrouw. Zijn beide plompe polsen hingen vol jade armbanden en op de bol staande stof van zijn gewaad waren paarlemoeren schijfjes genaaid. Hij rinkelde als een blikslager als hij bewoog en zijn parfum hing als een bijna zichtbare wolk om hem heen.  

Van Jican wist Mara dat Jidu's inkomsten uitsluitend uit de chocha-Ia afkomstig was. Deze zeldzame variëteit op de chochaboon was de duurste en meest geliefde zoete lekkernij van het keizerrijk en vanwege een uitzonderlijk hoge concentratie mineralen in de grond, was de Tuscalora gezegend met de allerbeste plantage van het keizerrijk. Als Jidu de hersens had om zijn handel goed te organiseren, dan was hij nu een schatrijk man geweest. In plaats daarvan was hij slechts welvarend.  

Maar dit armzalige landgoedbeheer was nog geen reden om aan te nemen dat de Tuscalora-regent ongeschikt was als heerser. Jidu's twistzieke karakter had meer dan eens geleid tot een bloedig treffen met zijn zuiderburen. Slechts de pure Acoma-overmacht van vóór Sezu's dood had 's mans agressieve aard weten te temperen.  

Terwijl ze Jidu begroette, was haar hele garnizoen, met uitzondering van een paar wachtposten langs de grenzen van haar terrein, bezig stelling te nemen op korte afstand van de grens met de Tuscalora. Als het tot vechten kwam, zouden Tasido en Lujan een gecombineerde aanval doen op de Tuscalora terwijl Keyoke met de reserves het grote huis verdedigd hield. Als Mara's onzekere plan mislukte - als de strijd verkeerd afliep en de Acoma op tijd konden terugtrekken om de verliezen tot een minimum te beperken - waren er nog genoeg manschappen over om Ajiki in leven te houden tot zijn Anasati-grootvader hem kwam redden. Mara zette die gedachten uit haar hoofd. Onder dergelijke omstandigheden was zij al dood en lag alles in de handen van de goden -oftewel Tecuma van de Anasati.  

Gewaarschuwd voor het bezoek door een koerier van zijn grenswacht maakte heer Jidu een buiging zonder uit de schaduw van zijn veranda te komen. Dat Mara's erewacht was gewapend voor de strijd deed hem niets en hij leunde achteloos tegen de deurstijl. 'Vrouwe Mara, uw komst is een onverwacht genoegen. Waar heb ik de eer aan te danken?'

Zijn gezicht verstrakte toen zijn bezoekster de krijgers rond haar koets op de plaats rust gelastte. De vrouwe was duidelijk van plan langer te blijven, ondanks dat de Heer van de Tuscalora zich met nadruk onhoffelijk betoonde door haar niet binnen te noden voor enige verfrissingen.

Mara zei: 'Heer Jidu, ik heb een door u ondertekende brief waarin u wijlen mijn echtgenoot een som van tweeduizend centurie in metaal hebt beloofd. Mijn hadonra heeft in de afgelopen weken al enkele malen contact opgenomen met uw hadonra inzake deze kwestie. Toen er nog eens een verzoek, door mij persoonlijk gedaan, bij u werd bezorgd, hebt u het op zich genomen met een belediging te antwoorden. Daar kom ik over praten.'

'Ik weet niet zeker of ik u goed heb begrepen,' zei de Heer van de Tuscalora. Hij nam uitgebreid de tijd om een stukje fruitschil weg te werpen en stuurde met een klein hoofdknikje een van zijn bedienden het huis in. Een ogenblik later schoot de boodschapper door een zijdeur naar buiten, ongetwijfeld rennend in de richting van het soldatenkwartier.

'Ik bedoel het volgende,' zei Mara met alle kracht die ze in haar stem kon leggen. 'Als u zegt dat u zich niet verplicht voelt om op mijn verzoek te reageren en het op prijs stelt als ik ophou met u hierover aan het hoofd te zeuren, is dat een belediging aan mijn adres, heer Jidu.' Wijzend met een beschuldigende vinger leek ze meer op haar vader dan ze zelf wist. 'Hoe durft u tegen mij te spreken alsof u het hebt tegen een viswijf langs de rivier! Ik ben de Vrouwe van de Acoma! Zo'n toon duld ik van geen enkele man! Ik eis de eer die mij toekomt.'

Heer Jidu maakte zich los van de deurstijl, zijn houding niet langer futloos. Alsof hij tegen een kind sprak, zei hij: 'Vrouwe Mara, gokschulden worden doorgaans niet zo direct vereffend. Dat was wijlen uw echtgenoot bekend.'  

Met een tik vouwde Mara haar waaier dicht. De man hield haar aan de praat. Zodra zijn garnizoen verscheen, zou zijn spottend vaderlijke aandacht ten einde zijn. Ze slikte en met een bittere vastberadenheid antwoordde ze met de trots van haar voorouders: 'Wijlen mijn echtgenoot regeert niet langer, maar ik verzeker u: had heer Buntokapi het onbeleefde verzoek ontvangen om u niet langer aan het hoofd te zeuren, dan stond u nu te praten tegenover de punt van zijn zwaard. Denk niet dat ik voor hem zal onderdoen als u niet ogenblikkelijk uw excuses maakt en uw schuld vergoedt.'  

Als iemand die zojuist een copieuze maaltijd heeft genoten, wreef heer Jidu over zijn bolle buik. Hij hield zijn blik op Mara gericht en zijn zelfvertrouwen waarschuwde haar, nog voor ze het kletteren van wapens en wapenrustingen hoorde, dat er een peloton Tuscalora-soldaten aan kwam gestormd. Papewaio naast haar verstijfde toen ze in zicht kwamen. Dit waren geen slappe huiswachters, maar geoefende soldaten met veel ervaring aan de grens. Ze stelden zich op aan weerskanten van de deuropening in een voordelige positie: bij de aanval moesten de Acoma-boogschutters heuvelopwaarts schieten, tegen het zonlicht in.  

Zich zo hoog oprichtend als zijn gedrongen het toestond zei heer Jidu: 'En als ik aanstoot neem aan uw eis om betaling, wat dan, vrouwe Mara? Als u mij lastig komt vallen over de som die ik u schuldig ben, wilt u daarmee zeggen dat ik mijn schulden niet betaal. Dat lijkt me toch een belediging aan het adres van de Tuscalora.'

Bij het horen van deze beschuldiging legden de soldaten bij de deur met een klap hun hand op het zwaardgevest. Hun discipline was vlekkeloos en hun bereidheid tot aanvallen groot.  

Papewaio gebaarde naar het Acoma-gevolg en even soepel sloten de groene gelederen van de vrouwe zich beschermend rond haar draagkoets, de schilden naar buiten gericht. Mara onderdrukte de neiging haar vochtige handpalmen af te vegen. Had haar vader op de barbarenwereld ook die angst gevoeld, voordat hij tot de aanval overging in de wetenschap dat hij zijn dood tegemoet ging? Vechtend om een schijn van kalmte op te houden, keek Mara tussen de schilden van haar lijfwacht door en staarde de Heer van de Tuscalora recht in de ogen. 'Dus we zijn het eens dat er een rekening te vereffenen is.'  

Het zweet parelde op Jidu's bovenlip, maar hij wendde zijn blik niet af. Hij knipte met zijn vingers en ogenblikkelijk doken zijn soldaten ineen ter voorbereiding op een aanval. Bijna onhoorbaar gaf Papewaio zijn mannen opdracht hun kalmte te bewaren. Maar zijn hak schoof achterwaarts door het grind en Mara hoorde een vaag geruis achter de koets. De schutter die zich daar ophield, buiten het zicht van het grote huis, had het signaal gezien. Heimelijk spande hij zijn boog en Mara voelde de angst als een mes door haar hart snijden. Papewaio bereidde zich voor op de strijd en zijn intuïtie met betrekking tot krijgszaken was onfeilbaar.  

Jidu zei: 'U hebt een grote mond voor iemand die zich diep in het hart van Tuscalora-terrein bevindt.'

Mara kwam overeind van haar koets en bleef roerloos staan in de zon. 'Als de eer van de Acoma niet wordt erkend, wordt dat met bloed betaald.'  

De twee regenten taxeerden elkaar. Toen liet heer Jidu even zijn blik glijden over Mara's vijftig wachters. Zijn eigen peloton telde drie maal dat aantal en ondertussen zouden zijn reservetroepen ook al wel gewapend klaar staan, wachtend op het bevel van hun slagleider om de landgoedgrenzen te bestormen waar de verkenners al melding hadden gemaakt van soldaten in Acoma-groen. De Heer van de Tuscalora fronste zijn wenkbrauwen op een manier die zijn bedienden het grote huis in deden duiken. 'Het bloed dat gaat vloeien is van de Acoma, vrouwe!' En zijn vlezige hand ging omhoog, het teken voor de aanval.  

Sissend kwamen de zwaarden uit hun scheden en de Tuscalora-schutters zonden hun eerste pijlensalvo op het moment dat de voorste gelederen naar voren stormden. Mara hoorde de strijdkreten uit de kelen van haar eigen soldaten - toen duwde Papewaio haar omlaag en naar opzij, uit de vuurlijn. Maar hij was te laat. Mara voelde een dreun tegen haar bovenarm waar ze van om haar as tolde. Ze viel achterover, door het gaasgordijn in de kussens van haar draagkoets, een pijl met veren in de lichtblauwe kleur van de Tuscalora in haar arm. Het draaide haar voor de ogen, maar ze gaf geen kik.  

De schilden van haar verdedigers tikten tegen elkaar aan, amper op tijd voordat de vijand bij hen was. Kletterend sloegen er zwaarden op schilden. Grind knarste onder persende voeten. Door een nevel van pijn probeerde Mara zich te concentreren op het feit dat de ene Acoma-schutter die ertoe deed zijn schot nog niet had gelost. 'Pape, het signaal,' zei ze door opeengeklemde kaken. Haar stem klonk haar zwak in de oren.  

Haar machtige slagleider gaf geen antwoord. Het zweet uit haar ogen knipperend, tuurde Mara door zonlicht en wervelende zwaarden tot ze de gepluimde helm had gevonden. Maar Papewaio kon niet naar haar toe komen, belegerd als hij werd door vijanden. Mara zag hem er een uitschakelen met een stoot door de hals, maar onmiddellijk sprongen er twee anderen in Tuscalora-blauw over hun stervende kameraad heen op hem af. Blijkbaar had Jidu bevel gegeven die ene Acoma-officier te elimineren, in de hoop Mara's garde daarmee in wanorde te brengen. Dwars door haar pijn heen wist Mara bewondering op te brengen voor de tactiek. De Acoma-garde telde een groot aantal nieuwkomers die weinig tot geen gevechtservaring hadden. Velen vochten schouder aan schouder met mannen die hun vreemd waren. Zelfs Papewaio had de grootste moeite met de meedogenloze, geconcentreerde aanval van Jidu's beste krijgers. Mara knarste met haar tanden. Over een paar minuten had de vijand haar wacht overmeesterd en het plan dat ze had bedacht om juist zo'n bloedbad te vermijden, moest nog in werking worden gezet.  

Ze greep zich vast aan de zijkant van de koets, maar zelfs die kleine beweging deed de pijl in haar arm langs het bot schuren. Een helse pijn vlamde door haar lichaam. Met opeengeklemde kaken vocht ze om niet flauw te vallen.

Twee zwaarden gleden knarsend over elkaar, schijnbaar vlak boven haar hoofd. Toen viel er een Acoma-soldaat achterover terwijl het bloed door een scheur in zijn wapenrusting naar buiten spoot. Hij sidderde en zijn open ogen weerkaatsten de hemel. Toen vormden zijn lippen een afscheidsgebed tot Chochocan en verslapte de hand rond zijn zwaard. Mara voelde de tranen in haar ogen prikken. Zo was haar vader gestorven, en Lano ook. De gedachte aan de kleine Ajiki, gespietst op een vijandelijke speer, maakte haar misselijk van razernij.  

Ze stak haar hand uit en greep het vochtige gevest van het gevallen zwaard. De kling als stut gebruikend hees ze zich overeind tot ze op haar knieën zat. De zon scheen heet op haar hoofd en haar ogen waren wazig van de pijn. Door de golven van misselijkheid heen zag ze dat haar dierbaarste boogschutter door een pijl onschadelijk was gemaakt. Hij lag te kreunen met zijn handen tegen zijn onderbuik geklemd. En de signaalpijl die Lujan en Tasido in actie moest brengen, lag ongebruikt aan zijn voeten.  

Mara kreunde. Het schreeuwen van soldaten beukte tegen haar oren en het kletteren van zwaarden was als tromgeroffel in de tempel van Turakamu. Papewaio schreeuwde een bevel en de nog weerbare Acoma sloten de gelederen, noodgedwongen achteruit stappend over de nog warme lichamen van hun kameraden. Biddend tot Lashima om kracht stak Mara een paar onvaste handen uit naar de boog en de pijl van de getroffen schutter. De hoornen boog was onhandig groot en zwaar en de pijl glad in haar bezwete handen. Met felle vastberadenheid zette Mara de pijl op de pees. Door het beven van haar hand gleed de pijl schuin weg. Ze wist hem terug te zetten, maar door de inspanning werd alles tijdelijk zwart voor haar ogen.

Ze dwong zich op de tast verder te gaan. Haar gezichtsvermogen keerde vlekkerig terug - een andere man sloeg tegen haar koets en zijn bloed spoot over het witte gaas. Mara bracht de boog omhoog, vechtend tegen zwakheid en pijn om de pees te spannen.

Haar poging mislukte. Een verscheurende pijn vlamde door haar schouder en aan haar mond ontsnapte ongewild een kreet. Tranen van schaamte huilend deed ze haar ogen dicht en probeerde het nogmaals. De boog was onwrikbaar als ijzerwortel. Een zwart waas van zwakheid daalde over haar neer. Terwijl het geschreeuw en wapengekletter in haar oren zachter werd, bleef ze proberen de pees te spannen van een boog die onder normale omstandigheden waarschijnlijk al te zwaar voor haar was.

Ineens werd ze door iemand ondersteund. Zekere handen reikten langs haar schouders en sloten zich stevig rond de vingers waarmee ze de lederen greep en pees vasthield, en de kracht van een volwassen man voegde zich bij de hare. De pijl kwam naar achteren, bleef staan en schoot weg.

Met een fluitend gesis dat boven het strijdgewoel uitkwam scheerde de signaalpijl de lucht in - en de Regerend Vrouwe van de Acoma viel flauw in de schoot van een man met een beenwond, een man die zonder haar goedertierenheid als veroordeeld crimineel in de wildernis zou zijn gestorven. Voorzichtig liet hij de tengere gestalte van zijn meesteres zakken op de met bloed besmeurde kussens van haar draagkoets. De reep stof waarmee hij zijn eigen wond had moeten verbinden gebruikte hij om het bloed te stelpen dat uit de pijlwond in Mara's schouder stroomde terwijl om hem heen de Tuscalora de overwinning nabij waren. 

 

Heer Jidu zat enthousiast voorover geleund op zijn kussen, zonder enige aandacht voor het gekoelde fruit dat naast hem stond. Hij gebaarde naar een slaaf hem koele lucht toe te wuiven en bleef kijken naar de afloop van de veldslag in zijn voortuin. Het zweet van de opwinding liep van zijn voorhoofd. De overwinning was nabij - al duurde het langer dan hij had verwacht. Veel van zijn beste krijgers lagen bloedend op het grindpad, en een niet onaanzienlijk aantal van hen was geveld door de zwartharige Acoma-officier, wiens handen nu tot aan de polsen rood gekleurd waren. Onoverwinnelijk scheen die man en met fatale regelmaat ging zijn zwaard op en neer. Maar de overwinning was aan de Tuscalora, ondanks de kundigheid waarmee de officier zijn rake klappen uitdeelde. Even overwoog Jidu hem gevangen te laten nemen, want met het geld dat hij zou opbrengen in de arena konden de kosten van deze slag makkelijk worden vergoed. Maar toen verwierp de Heer van de Tuscalora het idee. Beter er zo snel mogelijk een eind aan te maken. De andere troep Acoma-soldaten, die nu, na het afschieten van die signaalpijl, ongetwijfeld aanviel op de grens, was er ook nog. In ieder geval had een van zijn schutters de vrouwe getroffen. Misschien lag ze nu wel dood te bloeden.

Hij pakte wat te drinken van het dienblad, nam een diepe teug en zuchtte verwachtingsvoL De kwestie van zijn schuld die hij had opgelopen door de weddenschappen met heer Buntokapi naderde een betere ontknoping dan hij had durven hopen. Misschien kreeg hij de Acoma-natami nog wel in handen, zodat hij die ondersteboven kon begraven naast de beenderen van de voorouders van de Tuscalora.  

Toen dacht heer Jidu ineens aan Tecuma van de Anasati, die niets van deze slag afwist. Er welde een lach op in zijn vette keel. Dat Acoma-joch gevangennemen en Tecuma aan de onderhandelingstafel dwingen! Dat knulletje in ruil voor het terugtrekken van de Anasati uit de Alliantie voor de Krijg! Jidu glimlachte bij het idee. Het Grote Spel deelde zowel klappen uit aan de machtigen als de zwakken. En iedere bondgenoot van de Krijgsheer moest worden gedwarsboomd, want door de oorlog boog de geldstroom van de handel in chocha onvermijdelijk af naar de zakken der wapenmakers.  

Maar dat hing allemaal af van deze overwinning en de Acoma-soldaten toonden een verontrustende hardnekkigheid. Misschien had hij te veel manschappen naar de aanval op de grens gestuurd. Nu al waren beide kanten geslonken, maar inmiddels was het overwicht weinig groter dan twee tegen een ten gunste van de Tuscalora. Weer viel de groene pluim van de Acoma-officier terug en de eerste slagleider van de Tuscalora riep zijn mannen toe op te rukken. Er was nog maar een handjevol soldaten over, samengedromd rond Mara's koets, vermoeid zwaaiend met hun zwaarden. Hun einde was nu zeker.  

Toen kwam er een boodschapper hijgend naar het grote huis gerend. De man wierp zich ter aarde aan de voeten van zijn meester. 'Heer, de Acoma-troepen zijn doorgedrongen tot de kwekerijen en hebben de chocha-lastruiken in brand gestoken.'

Woedend riep Jidu om zijn hadonra. Maar de boodschapper had nog ernstiger nieuws: 'Twee Acoma-slagleiders hebben met een troepenmacht van driehonderd krijgers positie ingenomen tussen de brandende gewassen en de rivier. Onze arbeiders kunnen er niet door om de brand te blussen.'  

De Heer van de Tuscalora sprong overeind. De situatie was kritiek. Chocha-lastruiken groeiden ontzettend traag, zo traag zelfs dat de opbrengst van een nieuw veld tijdens zijn leven niet meer genoeg zou opbrengen om zijn verliezen te compenseren. Als de struiken afbrandden, konden met de opbrengst van de oogst van dit jaar zijn schuldeisers niet worden afbetaald. Dan was het Tuscalora-kapitaal geheel vernietigd en Jidu's huis geruïneerd.  

Druk gebarend naar de uitgeputte boodschapper om uit de weg te gaan, schreeuwde de Heer van de Tuscalora om zijn koerier. 'Roep de versterkingstroepen uit de kazerne! Laat hen een pad vrijmaken voor de arbeiders!'

De koerier rende weg. Ineens had het feit dat Mara's escorte bijna was verslagen alle glans verloren. De ochtendhemel werd roetzwart van de rook. Het vuur was duidelijk geen half werk. Bijna sloeg heer Jidu de tweede boodschapper, die hijgend kwam vertellen dat de gewassen over korte tijd niet meer te redden waren - tenzij de Acoma-troepen zich terugtrokken om een waterbrigade door te laten naar de rivier.

Jidu aarzelde en riep toen een hoorndrager. 'Blaas de aftocht!' commandeerde hij. Mara had hem gedwongen tot een bittere keuze: ofwel eer betonen en toegeven dat zijn verzuim een schandelijke daad was, ofwel haar vernietigen tegen de prijs van de ondergang van zijn eigen huis.  

De heraut blies een reeks noten en de slagleider van de Tuscalora keek stomverbaasd om. De totale overwinning was al binnen handbereik, maar zijn meester gaf hem de opdracht terug te trekken. De Tsuranese gehoorzaamheid liet zich gelden en ogenblikkelijk gaf hij zijn mannen het bevel zich terug te trekken van de omsingelde Acoma-wachters.

Van de vijftig soldaten die op het Tuscalora-landgoed waren gearriveerd, stonden er nog geen twintig voor de met bloed bespatte draagkoets van hun vrouwe.  

'Ik wil een wapenstilstand!' riep Jidu.

'Bied de Vrouwe van de Acoma uw verontschuldigingen aan,' riep de groengepluimde officier, die met zijn zwaard in de aanslag bleef staan voor het geval dat de strijd werd hervat. 'Bewijs haar de eer die haar toekomt, heer Jidu, en de Acoma-krijgers leggen de wapens neer en helpen uw mensen de oogst te redden.'

De Heer van de Tuscalora was razend toen hij besefte dat hij zich had laten beetnemen. Het meisje in de koets had deze strategie van tevoren helemaal uitgewerkt. Wat een gemene draai gaf dat aan deze hele situatie. Als Jidu overleg wilde plegen, als hij zelfs maar de tijd nam om koeriers te sturen teneinde hen de schade in ogenschouw te laten nemen, zodat hij kon bepalen of zijn troepenmacht een kans had om door te breken, kon alles verloren zijn. Er restte hem geen andere keus dan te capituleren.

'Ik erken de eer van de Acoma,' schreeuwde heer Jidu beschaamd.

Met tegenzin gaf zijn eerste slagleider het bevel de wapens neer te leggen.

De Acoma-soldaten hielden hun schildmuur in stand, uitgeput maar trots. In Papewaio's ogen blonk triomf, maar toen hij zich omdraaide naar de koets om de zege te delen met zijn vrouwe, verstrakte zijn gezicht. Haastig bukte hij zich, het bloedige zwaard in zijn hand vergeten - en de Heer van de Tuscalora bad dat het lot hem goedgezind zou zijn. Want als vrouwe Mara dood was, was de Tuscalora geruïneerd. 

 

Mara kwam bij, met bonzend hoofd en vlammende arm. Een Acomasoldaat was haar aan het verbinden met een afgescheurde reep gaasgordijn. 'Wat...' begon ze zwak.  

Plots doemde Papewaio's gezicht boven haar op. 'Mijn vrouwe?'

'Wat is er gebeurd?' vroeg ze met een klein stemmetje.

'Zoals u had gehoopt liet Jidu terugtrekken toen zijn akkers werden bedreigd.' Hij wierp een blik over zijn schouder, waar zijn zwaar belaagde en vermoeide peloton paraat stond, en zei: 'We lopen nog steeds gevaar, al denk ik dat u voorlopig de beste positie hebt. Maar u moet meteen met Jidu spreken, voordat de zaken een andere wending nemen.'

Mara liet zich door Papewaio en een andere soldaat uit de draagkoets tillen. Op een of andere manier waren haar voeten onbetrouwbaar. Ze moest zich vasthouden aan de arm van haar slagleider terwijl ze langzaam over het met bloed bevlekte grind naar haar resterende gelid soldaten liep. Alles was wazig. Ze knipperde een paar maal met de ogen en rook toen een scherpe lucht. De rook van de aangestoken velden zweefde als een lijkkleed boven het grote huis.

'Mara!' schreeuwde Jidu buiten zichzelf, 'ik wil een wapenstilstand. Laat uw mannen mijn akkers verlaten en ik geef toe dat ik onjuist heb gehandeld door niet aan mijn verplichtingen te voldoen.'

Kijkend naar de dikke, bekommerde man besloot Mara de situatie verder naar haar hand te zetten. 'U hebt mij aangevallen zonder gegronde reden daartoe. Dacht u dat ik u zomaar deze slachting van goede mannen vergeef voor de betaling van een bedrag dat u mij toch al schuldig was?'

'We komen later wel tot een vergelijk!' riep Jidu uit, zijn gezicht hoogrood. 'Mijn akkers staan in brand!'  

Mara knikte. Papewaio gebaarde met zijn zwaardpunt en een van de soldaten schoot een andere signaalpijl af. Toen Mara weer wilde spreken, werd ze door zwakheid overmand. Ze fluisterde iets tegen Papewaio, die riep: 'Mijn meesteres zegt dat onze soldaten het vuur zullen doven. Maar onze mannen blijven in positie met brandende fakkels. Als er hier iets misgaat, worden de chocha-lavelden in de as gelegd.'

Met een woest licht in zijn ogen probeerde Jidu iets te bedenken om te redden wat er te redden viel. Op dat moment kwam er een uitgeputte koerier vol roetplekken de voortuin ingerend. 'Meester, de Acoma-soldaten hebben onze mannen teruggedreven. De versterking heeft geen pad naar de rivier kunnen openen.'  

De Heer van de Tuscalora gaf zich gewonnen. Met pijnlijke berusting liet hij zich op zijn kussen zakken en wreef met zijn handen over een paar vlezige knieën. 'Goed dan, Mara. Ik aanvaard het onvermijdelijke. We leggen ons neer bij uw wensen.' Tegen zijn slagleider zei hij: 'Berg je wapens op.'

 

Ongemakkelijk keek de Heer van de Tuscalora toe hoe Mara haar gewicht verplaatste om haar gewonde arm te ontzien. De Vrouwe van de Acoma had Jidu's aanbod om zich door zijn genezer te laten behandelen afgeslagen. In plaats daarvan had ze genoegen genomen met een noodverband dat Papewaio had aangelegd. De Acoma-soldaten stonden nog steeds tussen de chocha-Iastruiken en de opperbevelhebber van de Tuscalora had het ergste bevestigd. De Acoma konden de akkers opnieuw aansteken voordat ze konden worden teruggedreven.  

Zwetend deed Jidu zijn uiterste best om de hele kwestie af te doen als een misverstand. 'Het was een herenakkoord, mijn vrouwe. Ik heb een heleboel weddenschappen met wijlen uw echtgenoot gehad. Soms won hij en soms won ik. We lieten de bedragen oplopen en als ik een weddenschap won, werd de som verminderd. Zou ik in de toekomst winst hebben geboekt, dan had ik die schuld ook laten staan. Zoals ik al zei, een herenakkoord.'  

'Maar ik ben geen gokker, heer Jidu.' Mara richtte een duistere blik op haar onwillige gastheer. 'Laten we dus maar overgaan tot betaling van de schulden ... en van een schadeloosstelling voor de aangerichte smaad. Er zijn vandaag een hoop goede Acoma-soldaten gesneuveld.'

'U vraagt het onmogelijke!' Op zeer on-Tsuranese wijze gaf de Heer van de Tuscalora blijk van zijn ontsteltenis door zijn mollige handen ten hemel te werpen.

Mara trok haar wenkbrauwen op. 'Dus u wilt deze schuld alsnog niet delgen?' Nadrukkelijk keek ze naar haar soldaten, die op korte afstand bijeen stonden, met te midden van hen een boogschutter, paraat met een signaalpijl.

Jidu staarde naar de paarlemoeren lovertjes op zijn sandalen. 'Ach, mijn vrouwe... neemt u mij niet kwalijk dat ik u ongerief bezorg. Maar met dreigen verandert u niets aan het feit dat ik op dit moment niet in staat ben deze schuld in te lossen. Uiteraard zal ik ten volle aan mijn verplichtingen voldoen zodra de omstandigheden het toestaan. Daarop hebt u mijn erewoord.'

Met een harde, bittere klank in haar stem zei Mara: 'Momenteel ben ik niet bepaald geneigd tot geduld, heer Jidu. Binnen welke termijn kan ik uw betaling verwachten?'

'Ik heb de laatste tijd wat persoonlijke tegenslagen gehad, vrouwe Mara,' gaf Jidu met een beschaamd gezicht toe. 'Maar ik kan u veilig beloven dat u wordt betaald als de oogst van dit jaar de markt op gaat.'

Als die de markt op gaat, dacht Mara venijnig. Ze liet zich achterover zakken. 'De chocha-Ia wordt pas over drie maanden geoogst, heer Jidu. Wilt u mij al die tijd laten wachten op tweeduizend centurie in metaalplus mijn schadeloosstelling?'  

'Maar dat moet!' riep de Heer van de Tuscalora wanhopig uit. Hij gebaarde naar de kleine magere man die naast zijn meester zat. Siyana, de hadonra van de Tuscalora, ritselde met perkamenten in een haastig onderzoek naar de financiën van het landgoed. Daarop fluisterde hij heftig in zijn meesters oor en zweeg verwachtingsvol. Met herwonnen zelfvertrouwen klopte heer Jidu op zijn buik. 'In feite kan die tweeduizend centurie meteen worden betaald - met nog eens vijfhonderd om de geleden schade te vergoeden. Maar door zo'n groot bedrag ineens te betalen, kan ik de plantage voor volgend jaar niet uitbreiden. Heer Buntokapi had daar begrip voor en gaf zijn toestemming voor een gunstig terugbetaalschema van vijfhonderd centurie per jaar over de komende vier jaar - vijf jaar de tijd om terug te betalen.' Jidu zag zijn hadonra verbijsterd naar hem kijken, en te laat besefte hij dat zijn woorden in tegenspraak waren met zijn eerdere bewering dat Buntokapi en hij hadden afgesproken hun schulden te laten staan in afwachting van toekomstige weddenschappen. Jidu kleurde tot diep in zijn kraag. Omdat hij besefte dat Mara deze kleine doch schandelijke leugen beslist zou aangrijpen, voegde hij er snel aan toe: 'Ik betaal rente, uiteraard.'  

Er viel een drukkende stilte met als enige geluiden Jidu's zware ademhaling en een bijna onwaarneembaar kraakje van Papewaio's wapenrusting toen hij zijn gewicht verplaatste naar de ballen van zijn voeten. Met haar goede hand vouwde Mara haar waaier open. 'U onderhandelt als een geldlener terwijl er Acoma-soldaten dood op uw drempel liggen?' zei ze op dreigend zachte toon. 'Als mijn man die voorwaarden aan de schuld heeft gesteld, dan leg ik me erbij neer. Laat mij het document zien en ik zal de bepalingen eerbiedigen.'  

Jidu knipperde met zijn ogen. 'Maar onze overeenkomst was mondeling, vrouwe Mara, een afspraak tussen twee heren.'  

Achter een wapperende waaier hield Mara haar woede in toom. 'U hebt geen bewijs? En toch probeert u te marchanderen?'

Nu zijn akkers met vernietiging werden bedreigd, durfde Jidu niet nogmaals het woord 'herenakkoord' in de mond te nemen. 'U hebt mijn woord dat de afspraak zo luidde, mijn vrouwe.'

Inwendig kromp Mara ineen. De Heer van de Tuscalora had een situatie geschapen waarin ze hem alleen nog maar van meineed kon beschuldigen, een belediging die geen enkele regent kon negeren. De etiquette vereiste dat de Vrouwe van de Acoma ofwel de overeenkomst accepteerde en daarmee de komende drie maanden niets zou ontvangen en dan slechts een vijfde van de verschuldigde hoofdsom, ofwel de zinloze slachtpartij hervatte.  

De waaier bleef roerloos stilstaan in haar hand. 'Maar u bent al te laat met terugbetalen, heer Jidu,' zei ze. 'Het feit dat uw hadonra niet tijdig heeft gereageerd op herhaalde verzoeken heeft deze impasse teweeggebracht. Ik duld geen verder uitstel meer, of uw akkers worden in brand gestoken.'  

'Wat is uw voorstel dan?' vroeg hij zwak.

Mara legde haar waaier op haar knie. Ondanks de pijn van haar wond wist ze haar moment volmaakt te kiezen en deed ze het tegenbod voordat Jidu kon vermoeden wat er aan de hand was. 'Mijn heer, u bezit een strook land tussen mijn noordelijke en zuidelijke nidraweiden, met in het midden een droge beekbedding.'

Jidu knikte. 'Ik weet ervan.' Vroeger had hij Mara's vader een keer dat stuk land te koop aangeboden, maar Sezu had beleefd geweigerd omdat het nutteloos was. De rotsige oevers van de droge bedding waren diep uitgesleten en veel te steil om te cultiveren. Er trok een geslepen uitdrukking over Jidu's gezicht. 'Hebt u plannen met dat land, mijn vrouwe?'  

Bedachtzaam tikte Mara tegen haar waaier. 'Kort geleden hebben we onze hooglanden ter beschikking gesteld aan de cho-ja's. Mijn hadonra zou het nuttig kunnen vinden om deze laaglandweiden met elkaar in verbinding te stellen, misschien met een houten brug, zodat de nidrakalveren kunnen oversteken zonder hun poten te verwonden.' Denkend aan de terloopse krabbel die Sezu in een hoek van een oude kaart had gezet, moest Mara moeite doen om niet te glimlachen. Alsof ze Jidu een gunst bewees, zei ze: 'Heer Jidu, ik ben bereid uw schuld te schrappen in ruil voor dat stuk land met alle daarop rustende rechten en voorrechten. Ook zult u zweren de rest van uw leven de Acoma geen tegenstand te bieden.'  

De gerimpelde hadonra verstijfde van schrik en fluisterde iets in Jidu's oor. Toen de Heer van de Tuscalora hem had aangehoord, keek hij Mara met een overdreven vriendelijke glimlach aan. 'Als de Tuscalora de toegang tot de keizerlijke hoofdweg niet wordt geweigerd, ga ik akkoord.'  

'Uiteraard,' antwoordde de Vrouwe van de Acoma met een sierlijk gebaar van haar waaier. 'Uw arbeiders mogen uw wagens door de bedding naar de hoofdweg rijden wanneer ze dat maar willen, heer Jidu.'  

'Afgesproken!' Heer Jidu's wangen glommen van genoegen. 'Mijn woord erop! En blij toe.' Toen maakte hij in een poging de spanning te verminderen een diepe buiging. 'Ook maak ik u mijn complimenten voor uw moed en uw wijsheid, vrouwe. Dat deze onfortuinlijke confrontatie onze beide families dichter bij elkaar moge brengen.'

Mara gebaarde naar Papewaio, die haar overeind hielp. 'Maar zweren zult u, Jidu. Laat uw familiezwaard brengen.'

Even hing er weer spanning in de lucht, want Mara eiste openlijk de allerheiligste eed in plaats van een eenvoudige verzekering. Maar toch, zolang er nog Acoma-krijgers op Tuscalora-akkers stonden, durfde heer Jidu niet te protesteren. Hij stuurde een bediende om het antieke zwaard van zijn voorvaderen te halen, oud als alle andere in het keizerrijk, nog gemaakt van kostbaar staal, in een eenvoudige schede van bamboehout. Terwijl Mara en haar officier toekeken, pakte de Heer van de Tuscalora het bij het gevest en zwoer uit naam van zijn voorzaten zich aan zijn woord te zullen houden.

Ten slotte tevredengesteld gebaarde Mara naar haar soldaten, die haar terug in haar besmeurde draagkoets hielpen. Ze leek bleker toen ze op haar kussens ging liggen. Voorzichtig tilde haar gevolg haar op de schouders. Terwijl de dragers zich voorbereidden om hun gewonde meesteres naar huis te brengen, knikte Mara de Heer van de Tuscalora toe. 'De schuld is goed voldaan, Jidu. Met genoegen zeg ik iedereen die het vraagt dat de Heer van de Tuscalora een man van eer is die zijn verplichtingen zonder meer nakomt.' Ze zweeg even. 'En een die zich aan zijn beloften houdt. Iedereen zal weten dat u een man van uw woord bent.'  

Onbewogen nam de Heer van de Tuscalora haar sarcasme in ontvangst. Hij had haar onderschat en met die fout een hoop aanzien verloren. Maar in ieder geval werd het feit dat hij zijn woord had gebroken nu niet algemeen bekend en daar dankte hij de hemelen voor. 

 

Toen de Acoma-stoet op veilige afstand van het grote huis van de Tuscalora was, deed Mara haar ogen dicht en sloeg haar handen voor het gezicht. Geschrokken ging Papewaio dichter bij de draagkoets lopen. 'U hebt een zeer groot risico genomen, mijn vrouwe, maar de zege was aan u.'  

Mara's antwoord klonk gedempt door haar handen: 'Er zijn veel dappere mannen gesneuveld.'  

Papewaio knikte. 'Maar ze zijn gestorven als krijgers, meesteres. Zij die onder uw bevel eer hebben vergaard zullen uw lof prijzen tegenover de goden.' Toen viel hij stil, want het was alsof de koets schudde. 'Mijn vrouwe?'

Hij keek om te zien wat zijn meesteres scheelde. Achter het schild van haar handen zat Mara te huilen van woede. Papewaio liet haar een tijdlang begaan en zei toen: 'Als de beek vol staat, heeft de Heer van de Tuscalora geen makkelijke weg om zijn oogst naar de markt te brengen.'

Mara's handen gingen omlaag. Ondanks haar rode ogen en haar witte gezicht was haar blik triomfantelijk. 'Als Jidu de omweg rond de kloof moet nemen om bij de keizerlijke hoofdweg te komen, is zijn chocha-Ia al beschimmeld voordat hij in Sulan-Qu is. Onze Heer van de Tuscalora zal het nog moeilijk krijgen, want ik betwijfel of hij de tol kan betalen die ik ga heffen voor het gebruik van mijn nidrabrug.' Toen Papewaio zijn meesteres nieuwsgierig aankeek, vervolgde ze: Je hebt Jidu toch horen zweren dat hij de Acoma nimmer tegenstand zal bieden? Nou, dat is het begin. Die dikke hond wordt mijn eerste vazal. Dit jaar nog, Pape, dit jaar nog.'

Terwijl de slagleider van de Acoma voortmarcheerde, dacht hij na over alles wat deze jonge vrouw al had bereikt sinds hij samen met Keyoke naar de tempel was gegaan om haar terug naar huis te brengen. Hij knikte in zichzelf. Ja, Jidu van de Tuscalora zou op zijn knieën gaan voor Mara, of anders was hij zijn oogst kwijt. Zo ging dat in het Spel en Mara had de zege behaald. Daar viel niet aan te twijfelen.

 

De in felle kleuren beschilderde draagkoets in de voortuin van de Acoma bevestigde dat Bruli van de Kehotara wachtte op de terugkomst van de Vrouwe van de Acoma. Mara beteugelde haar irritatie. Ze was net teruggekeerd van de korf van de cho-ja's, wier groter wordende koningin haar een wonderbaarlijke balsem voor haar gewonde arm had gegeven. Haar dragers en escorte stuurde ze weg. Ze moest Bruli minstens persoonlijk gedag zeggen voordat ze zich met een smoes kon verontschuldigen, anders liep ze het risico de Kehotara te beledigen. En dat zou wel eens precies de reden kunnen zijn waarom de Heer van de Minwanabi de knappe zoon van zijn vazal naar het Acoma-landgoed had gestuurd.  

Misa, een van haar knapste dienstmeisjes, stond haar al in de deuropening op te wachten met een kam en een borstel. Over haar ene arm hield ze een rijkelijk met borduurwerk versierde overgooier waarvan de kleuren Mara's donkere ogen goed deden uitkomen. De hand van Nacoya herkennend in dit welkomstcomité, gaf Mara zich zonder commentaar over. Met een lichte frons op haar voorhoofd bleef ze staan terwijl Misa's vaardige handen haar haren in een knot vastzetten met haarspelden vol juwelen. Het overkleed sloot aan de voorkant met een reeks smalle lintjes, maar hield het witte verband rond de wond in haar bovenarm verborgen. Haar vraagtekens plaatsend bij Nacoya's smaak, gaf ze Misa met een kort hoofdknikje toestemming om te vertrekken en ging op weg naar de grote zaal waar Nacoya in haar afwezigheid haar gast vermaakte. Bij haar binnenkomst stond de jongste zoon van de Kehotara op en maakte een formele buiging. Hij droeg een duur gewaad met knopen van saffier. De snit van de zoom en mouwen deden zijn armen en benen zeer goed uitkomen.  

'Bruli, wat leuk om je weer te zien.' Mara nam plaats op de kussens tegenover de jongeman, verbijsterd over de verandering die zijn uiterlijk had ondergaan. Hij zág er ook goed uit. Ze bedacht dat de meeste jonge vrouwen gevleid, ja zelfs blij zouden zijn de aandacht te hebben van deze knappe huwelijkskandidaat. Zijn glimlach was hartverwarmend en zijn charme onmiskenbaar. Eigenlijk was het jammer dat hij als edelman was geboren, want hij had makkelijk een meester van het Rieten Leven kunnen zijn en rijk kunnen worden met het verlenen van zijn gunsten aan hooggeplaatste dames.  

'Mijn vrouwe, het doet mij deugd u te zien.' Bruli ging weer zitten, zijn sandalen keurig onder zijn kuiten schuivend. 'Ik neem aan dat de zaken met uw buurman goed zijn gegaan?'

Mara knikte afwezig. 'Slechts een kleine schuld van Jidu aan wijlen mijn heer Buntokapi die moest worden voldaan. De kwestie is afgehandeld.'  

Er blonk iets van interesse in de ogen van de jongeman, wat in tegenspraak was met zijn lome voorkomen. Indachtig dat Bruli zelf een spion voor de Minwanabi kon zijn, stuurde Mara het gesprek een andere kant op. 'Het was een vermoeiend uitstapje en ik heb het erg warm. Als u meegaat, laat ik mijn bediende wijn en koek in de tuin brengen.' Om wat tijd te winnen, opdat haar tactiek des te beter zou werken, bediende ze zich van een eenvoudig excuus. 'Ik zie u daar als ik een wat gemakkelijker gewaad aan heb getrokken.'  

Nacoya's bijna onzichtbare hoofdknik zei Mara dat dit oponthoud goed van pas kwam. De jongeling maakte een buiging. Terwijl hij door een bediende werd weggeleid, repte de eerste adviseur van de Acoma zich naar haar meesteres, haar gewoonlijk zo norse bui vervangen door bezorgdheid. 'Hebben de cho-ja's uw pijn verlicht?'

Ja.' Mara frunnikte aan de linten van de overgooier. 'Moeder van mijn hart, wil je me nu vertellen wat deze rare franje te maken heeft met onze plannen aangaande Bruli?'

'Ach, Mara-anni,' verzuchtte Nacoya met een vals lichtje in haar ogen, 'u hebt nog een boel te leren over mannen!' Haar beschermelinge stevig bij de hand nemend nam ze haar mee naar haar verblijf. 'Vanmiddag moet u uw best doen om de grote verleidster te spelen, mijn vrouwe. Ik heb gepaste kledij uitgezocht voor na uw bad.'

De bedienden waren achter het kleine vouwscherm al bezig met het gieten van badwater en op de slaapmat lagen al verscheidene kledingstukken uitgespreid. Met een sceptische blik keek Mara naar de door haar raadsvrouwe uitgekozen kleren. 'Nacoya, er ontbreken nogal wat dingen.'  

Nacoya glimlachte. Ze pakte een niemendalletje op dat vrouwen gewoonlijk droegen in de afzondering van hun eigen verblijf. Naaktheid op zich was sociaal volstrekt aanvaardbaar. Volwassenen en kinderen van beide geslachten gingen samen in bad en alleen wie dat wilde droeg bij het zwemmen een kleine lendendoek. Maar zoals meestal bij de hofmakerij, was provocatie iets wat zich afspeelde op het mentale vlak. Een weinig verhullende japon zou onder de gegeven omstandigheden op Bruli een veel stimulerender uitwerking hebben dan als Mara hem zou hebben uitgenodigd om naakt met haar te gaan zwemmen.  

Plotseling ernstig streelde Nacoya met haar oude vingers de doorschijnende stof. 'Om mijn plannetje te laten slagen, moet Bruli een andere motivatie krijgen dan de wens om zijn vader een genoegen te doen. Als hij u gaat begeren, doet hij dingen die anders niet eens in hem op zouden komen. U moet zo koket zijn als u maar kunt.'  

Mara kromp bijna ineen. 'Zal ik een beetje onnozel glimlachen?' Ze droeg haar kanten waaier over aan een van haar bedienden die kwam om haar het reisgewaad uit te trekken.

'Dat kan geen kwaad.' Nacoya liep naar een kist en viste er een klein flesje uit. Ze begon zachtjes te neuriën, nauwelijks hoorbaar boven het gespetter van het badwater uit. Het was een oud vrijersliedje uit haar jeugd. Gewikkeld in zachte handdoeken kwam Mara achter het scherm vandaan. De oude vrouw wuifde de bedienden opzij en bracht een exotisch parfum aan op de schouders en polsen en tussen de borsten van het meisje. Toen deed ze haar de handdoeken af. Kijkend naar de naakte gestalte van haar meesteres weerstond ze de neiging te grinniken. 'U hebt een mooi, gezond lichaam, Mara-anni. Als u zich wat sierlijker en eleganter kunt gedragen, stijgt binnen de minuut het bloed hem al naar zijn hoofd.'  

Bij lange na niet overtuigd draaide Mara zich om naar het spiegelglas, een kostbaar bruiloftsgeschenk van een clanleider. In de donkere weerspiegelende laag staarde haar evenbeeld naar haar terug. Haar zwangerschap had nauwelijks sporen achtergelaten, dankzij de toepassing van kostbare oliën tijdens die periode. Haar borsten waren iets groter dan voor die tijd, maar haar buik was nog altijd even plat. Nadat ze haar zoon had gebaard, was ze begonnen met het beoefenen van tan-che, de antieke dansvorm die het lichaam sterker maakte en de spieren soepel hield. Doch Mara vond haar tengere figuur maar weinig aantrekkelijk, zeker na het zien van Teani's charmes.  

'Ik voel me straks vast verschrikkelijk opgelaten,' vertrouwde ze haar spiegelbeeld toe. Niettemin liet ze zich door haar bedienden kleden in het nietige gewaad, met een paar fonkelende juwelen en een lint rond haar rechterenkel. Een paar pofmouwen verhulden het verband rond haar bovenarm. Nacoya ging achter haar meesteres staan en maakte haar haren boven op haar hoofd vast met ivoren en jade pinnen, waarbij ze een paar plukjes kunstig liet loshangen rond Mara's gezicht. 'Ziezo, mannen houden van een enigszins slordig uiterlijk. Het doet hen eraan denken hoe vrouwen er 's morgens vroeg uitzien.'  

'Met wallen onder hun ogen en een opgezet gezicht?' Mara schoot bijna in de lach.

'Bah!' Ernstig zwaaide Nacoya met een vinger. 'U moet nog leren wat de meeste vrouwen inttiitief al weten, Mara-anni. Schoonheid is evenzeer een zaak van de houding als van het gezicht en het figuur. Als u de tuin betreedt als een keizerin, langzaam lopend en kijkend alsof alle mannen uw slaven zijn, is Bruli bereid om tien knappe danseresjes straal te negeren om met u naar bed te kunnen. Naast het beheer van uw landgoed is ook deze kunst onmisbaar voor een Regerend Vrouwe. Dus denk eraan: langzaam lopen. Als u gaat zitten of drinkt van uw wijn, doe dat zo elegant als u kunt, als een vrouw van het Rieten Leven die boven de straat over haar balkon paradeert. Luister glimlachend naar Bruli alsof alles wat hij zegt verbijsterend briljant is; en als hij een grapje maakt, bij de goden, lach dan, al is het nog zo flauw; En als uw jurk opkruipt of een stukje openvalt, laat hem dan eerst een beetje gluren voordat u het herstelt. Ik wil dat die zoon van de Kehotara naar u snuift als een nidrastier in de paartijd.'  

'Laat jouw plan alsjeblieft de moeite waard zijn,' zei Mara vol afkeer, met haar vingers langs diverse rinkelende halskettingen strijkend. 'Ik voel me net een ledenpop van een koopman. Maar als je denkt dat we er wat mee opschieten, zal ik me wel gedragen als dat hoertje van Bunto, die Teani.' Toen kreeg haar stem een scherpe klank. 'Maar begrijp me goed, moeder van mijn hart, ik ga niet met die pavo naar bed.'

Nacoya moest glimlachen om haar vergelijking met de prachtig gepluimde vogels die veel edellieden vanwege hun schoonheid hielden. 'Een pavo is hij, meesteres, en mijn plan vereist dat hij zich in zijn beste veren laat zien.'  

Mara wierp een blik hemelwaarts en knikte toen. Op haar gewone, vlotte manier liep ze naar de deur, maar herinnerde zich toen dat ze moest schrijden in haar beste imitatie van een vrouw van het Rieten Leven. Toen ze op een lomere manier naar de tuin liep, begon ze te blozen van verlegenheid. Ze vond de manier waarop ze voor de jonge huwelijksaanzoeker verscheen schromelijk overdreven, maar Bruli veerde onmiddellijk rechtop in zijn kussens. Met een brede glimlach sprong hij overeind en maakte een eerbiedige buiging voor de Vrouwe van de Acoma. Onderwijl keek hij zijn ogen uit.  

Toen Mara eenmaal had plaatsgenomen op haar kussens, was de jongeman zelfs van plan haar eigenhandig wijn in te schenken, maar de bediende, in werkelijkheid Arakasi, was hem voor. Hij vertoonde geen spoor van wantrouwen, maar Mara wist dat hij zijn meesteres geen druppel zou laten drinken uit een beker die was aangeraakt door een vazal van de Minwanabi. Plots merkte ze dat Bruli was opgehouden met praten. Ze wierp hem een stralende glimlach toe en sloeg toen, bijna verlegen, haar ogen neer, grote belangstelling veinzend. Het gesprek ging nergens over, maar ze luisterde naar de onbeduidende verhalen over mensen en gebeurtenissen aan het hof en in de grote steden alsof die onderwerpen haar fascineerden en lachte bij iedere poging van Bruli om geestig te zijn. Arakasi dirigeerde de huisslaven, die af en aan liepen met dienbladen vol in wijn gedrenkt fruit. Terwijl Bruli's adem steeds meer naar sterke drank ging ruiken, werd hij loslippiger en meer dan eens daverde zijn lach door de tuin. Een paar keer legde hij zijn vingers even losjes op Mara's pols en al liet ze zich niet in het minst bedwelmen, zijn zachtheid zond een rilling door haar lichaam. Ondertussen vroeg ze zich af of Nacoya niet gelijk had en de liefde tussen man en vrouw toch niet meer inhield dan Buntokapi met zijn ruwe optreden had laten zien.  

Maar haar innerlijke barrières bleven intact. Ook al was het hele tafereel voor Mara lachwekkend, zo onbeholpen als ze zich voelde in de rol van verleidster, de onthechte waarnemer in haar merkte op dat Bruli in vervoering was. Zijn blik liet haar geen moment los. Eén keer, toen ze naar Arakasi wuifde om opnieuw in te schenken, viel de voorkant van haar gewaad een stukje open. Zoals Nacoya haar had aangeraden, aarzelde ze even alvorens de opening te sluiten. Bruli's ogen werden groot en schenen te zijn vastgeklonken aan het ontblote deel van haar boezem.  

Wat raar, dacht ze, dat zo'n knappe man zich door zoiets laat grijpen. Hij moet al veel vrouwen hebben gehad - waarom zou de volgende hem niet vervelen? Maar Nacoya's wijsheid was oud en de raad van haar adviseur opvolgend liet Mara een poosje later de zoom van haar gewaad een stukje omhoogkruipen.

Bruli struikelde over zijn woorden. Glimlachend en wijn drinkend om zijn onhandigheid te verbergen, kon hij niet anders dan staren naar het langzaam groter wordende zichtbare deel van haar dij.

Nacoya had gelijk gehad. Verder testend zei Mara: 'Bruli, ik moet je vragen mij te verontschuldigen. Maar ik hoop dat je tijd hebt om terug te komen over...' - ze tuitte haar lippen, alsof het nadenken haar moeilijk viel, en glimlachte - 'laten we zeggen, twee dagen.' Zo gracieus als ze maar kon stond ze op, waarbij ze zeer kunstig haar gewaad verder open liet vallen dan de vorige keer. Bruli's kleur werd roder. Tot Mara's voldoening verzekerde hij haar met klem dat hij zou terugkomen wanneer ze maar wilde. Toen zuchtte hij, alsof twee dagen een hele lange tijd was.  

Mara verliet de tuin, zich ervan bewust dat hij naar haar keek tot ze in de schaduwen van het huis verdween. Bij de eerste deur stond Nacoya al te wachten. De schittering in haar ogen zei Mara dat ze het hele gesprek van een uur had gevolgd.

'Hebben alle mannen hun hersens tussen hun benen zitten?' informeerde Mara. Met een frons vergeleek ze Bruli's gedrag met wat ze zich herinnerde van haar vaders strenge optreden en de zwierige charme van haar broer.  

Bruusk duwde Nacoya haar meesteres bij het scherm vandaan. 'De meesten wel, de goden zij dank.' Vlak voor de deur naar Mara's verblijf bleef ze even staan. 'Meesteres, vrouwen hebben maar weinig middelen om hun eigen leven richting te geven. U verkeert in de zeldzaam fortuinlijke omstandigheid dat u Regerend Vrouwe bent. De rest van ons is bij voortduring onderworpen aan de grillen van onze heer, echtgenoot of vader en wat u zojuist hebt beoefend is het machtigste wapen dat we hebben. Vrees de man die geen vrouwen begeert, want die ziet u alleen maar als een werktuig of een vijand.' Met een bijna kwaadaardig genoegen klopte ze Mara op de schouder. 'Maar onze kleine pavo heeft het helemaal te pakken en denkt allang niet meer alleen aan wat zijn vader van hem wil. Maar nu moet ik zo snel mogelijk naar de voortuin voordat hij is vertrokken. Ik wil hem nog een paar ideeën aan de hand doen waarmee hij u voor zich kan winnen.'  

Mara keek de oude vrouw na, die energiek weghobbelde, haar haarspelden gevaarlijk naar links overhellend. Hoofdschuddend om de dwaasheden van het leven vroeg ze zich af wat Nacoya deze onnozele hals van de Kehotara zou raden. Toen besloot ze daarover na te zullen denken in een heet bad. Door dit vertoon van vrouwelijke charmes met als enig doel Bruli het hoofd op hol te brengen, voelde ze zich enigszins bezoedeld.