9 Val

 

Er werd geschreeuwd. 'Mara!'

Buntokapi's woede verscheurde de stilte van de ochtend als het gebrul van een nidrastier. Mara kromp ineen. Automatisch wierp ze een blik opzij, waar de wieg naast haar stond. I<:1eine Ajiki sliep nog steeds, niet gestoord door zijn vaders gebrul. Zijn oogjes zaten stijf dicht en zijn dikke armpjes en beentjes zaten half verstrikt in de dekens. Na twee maanden gebulder van Buntokapi sliep dit kind zelfs dwars door een noodweer heen.

Mara zuchtte. De jongen was een zoon van zijn vader: dik van lijf en leden en een groot hoofd dat zijn moeder in het kraambed had doen smeken om te mogen sterven. De zware bevalling had Mara verder uitgeput dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. Hoewel ze nog maar achttien jaar was, voelde ze zich net een oude vrouw, de hele tijd moe. En de eerste blik op haar zoon had haar bedroefd. Ze had stiekem gehoopt op een fijngebouwd, knap kindje, zoals haar broer Lano moest zijn geweest toen hij heel klein was. Maar in plaats daarvan had Buntokapi haar een kleine bruut gegeven met een rond rood hoofd en een gerimpeld oudemannetjesgezicht. Vanaf het eerste moment dat hij zijn longen vol met lucht had gezogen, kon hij schreeuwen als zijn vader. En nu al kon hij net zo vuil kijken. Maar toch kon Mara als Ajiki lag te slapen alleen maar liefde voor hem voelen. Hij is ook mijn zoon, dacht ze, en het bloed van zijn grootvader stroomt door zijn aderen. De trekken van zijn Anasati-afkomst worden hem afgeleerd en die van de Acoma gekoesterd. Hij wordt niet als zijn vader.  

'Mara!' Buntokapi's boze stem klonk nu dichtbij en een tel later werd het scherm naar de kinderkamer met een ruk opengeschoven. 'Hier zit je dus, vrouw. Ik heb het hele huis naar je afgezocht.' Met een gezicht als een donderwolk kwam Buntokapi binnen.

Maar al te blij om haar borduurwerk neer te kunnen leggen maakte Mara waardig een buiging. 'Ik ben bij onze zoon geweest, echtgenoot.'

Buntokapi kalmeerde. Hij ging naar de wieg waarin de jongen lag te slapen, nu rusteloos door zijn vaders luidruchtige binnenkomst. Toen Buntokapi zijn hand uitstak, was Mara even bang dat hij de jongen over zijn zwarte haardos zou aaien op de manier waarop hij dat bij zijn honden deed, maar zijn vlezige hammen streken slechts voorzichtig het dekentje glad dat verfomfaaid tussen de kleine beentjes lag. Zijn gebaar wekte een ogenblik van genegenheid voor hem op, maar meteen maakte Mara korte metten met dat gevoel. Ook al droeg hij de mantel van de Acoma, Buntokapi was en bleef een zoon van de Anasati, een huis dat bijna net zo fel gekant was tegen de Acoma als de Minwanabi. Dat was het gevoel dat Mara kende. En binnenkort was het tijd voor verandering.  

Onnodig fluisterend - Ajiki was een vaste slaper - zei ze: 'Wat is uw wens, echtgenoot?'

'Ik moet naar Sulan-Qu... eh, voor zaken.' Met gekunsteld gebrek aan enthousiasme draaide Buntokapi zich om van de wieg. 'Ik kom vannacht niet terug en morgen misschien ook nog niet.'

Met zwijgende instemming maakte Mara een buiging, echter zonder de haast te missen waarmee haar echtgenoot vertrok. Dergelijke ongerijmdheden had Mara echter helemaal niet nodig om te weten dat haar man helemaal geen zaken te doen had in Sulan-Qu. In de afgelopen twee maanden was zijn interesse in zaken aanzienlijk getaand, tot aan verwaarlozing toe.  

En terwijl Jican het beheer van de Acoma weer naar zich toe trok, hield hij zijn vrouwe goed op de hoogte. Wel stuurde Buntokapi nog steeds Keyoke's organisatie van de krijgers door de war: welke mannen er op welke posten werden gezet. Mara had nog maar amper het punt bereikt waar ze op een paar kleine huishoudelijke zaken invloed wist uit te oefenen, en aan het schema van de soldaten kon ze niets doen - nog niet, tenminste.

Afkerig starend naar haar borduursel was ze blij dat ze daar in Buntokapi's afwezigheid niet mee door hoefde te gaan. Ze had steeds meer tijd nodig om na te denken over haar plannen voor de toekomst. Het wantrouwige karakter van haar echtgenoot had haar daarbij gedeeltelijk in de kaart gespeeld. Zich op zijn eigen logge manier bewust van het feit dat Mara's aan1eg voor de handel die van hem verre overtrof, had Buntokapi zich beperkt tot maatregelen waardoor zijn vrouw het bestuur van zijn huishouden niet kon overnemen, maar wel de vrijheid kreeg om de lopende zaken te regelen, wat ze uitstekend deed. Nog nooit was het bij hem opgekomen dat ze vóór hun huwelijk het garnizoen even handig had bestierd. Ook had hij nog nooit stilgestaan bij andere merkwaardige praktijken op het landgoed, zoals het feit dat Papewaio een zwarte doek rond zijn hoofd droeg. En ondanks zijn belangstelling voor de krijgskunst was Buntokapi nooit vertrouwd geraakt met de manschappen. Hun achtergronden interesseerden hem niet, anders had hij beslist ontdekt dat er grijze krijgers in het Acoma-groen rondliepen.  

In ieder geval miste hij de fantasie om dergelijke veranderingen van de traditie te verwelkomen, dacht Mara. Maar onmiddellijk kwam ze daarop terug. Zelfs in haar gedachten moest ze voorzichtig met hem zijn. Veel te vaak had hij laten zien dat hij meer was dan een eenvoudig krijger.

Niettemin was de man gespeend van alle fijngevoeligheid. Luisterend naar zijn bulderende lach op de verzamelplaats, waar hij de krijgers voor zijn escorte bijeenbracht, vroeg Mara zich af waar zijn onhandige poging tot subversief gedrag uit voortkwam. Misschien ging hij uitverveling naar Sulan-Qu, op het heetst van de dag, om naar het badhuis te gaan en verhalen uit te wisselen met andere soldaten, misschien nog wat te worstelen of te gokken ... ofte stoeien met een vrouw van het Rieten Leven.  

Kort na haar bevalling was Buntokapi teruggekeerd in Mara's bed, maar nu de Acoma over een erfgenaam beschikte, had ze geen reden meer om de plichtsgetrouwe echtgenote te spelen. Uit weerzin voor Buntokapi's krampachtige, speekselrijke omhelzing was ze doodstil blijven liggen, niet delend in zijn passie. De eerste nacht had hij gedaan alsof hij er niets van merkte, maar de tweede nacht was hij kwaad geworden. De derde nacht had hij zijn nood geklaagd over haar gebrek aan enthousiasme en de vierde nacht had hij haar geslagen, waarna hij was gaan slapen met een van haar meisjes. Sindsdien reageerde ze helemaal niet meer op zijn toenaderingen en ten slotte was hij haar totaal gaan negeren.  

Maar nu ging Buntokapi voor de derde keer in tien dagen naar de stad en de reden daarvoor intrigeerde Mara. Ze liet Misa het scherm opendoen en op het moment dat Bunto's draagstoel met het kleine escorte strak in het gelid het pad naar de keizerlijke hoofdweg nam, stuurde ze haar boodschapper naar Nacoya.  

De oude vrouw reageerde traag op haar ontbieding, maar haar buiging was onberispelijk eerbiedig. 'Mijn meesteres wenst?'  

'Wat roept onze heer Bunto de laatste tijd zo vaak naar de stad?' vroeg Mara. 'Wat voor verhalen doen daarover de ronde bij de staf?'

Nacoya wierp een betekenisvolle blik op Misa, die bij het scherm op de wensen van haar meesteres wachtte. De waarschuwing dat het antwoord misschien niet geschikt was voor de oren van bedienden ter harte nemend, stuurde Mara haar dienstmeisje weg om het middagmaal te halen. Toen Misa het vetrek verliet, slaakte Nacoya een zucht. 'Zoals te verwachten was. Uw echtgenoot heeft in de stad een woning waar hij een vrouw ontvangt.'  

Mara liet zich achterover zakken. 'Mooi. We moeten hem aanmoedigen om zoveel mogelijk in de stad te blijven.'  

'Dochter van mijn hart,' zei Nacoya met fonkelende ogen van nieuwsgierigheid, 'ik weet dat er dingen zijn gebeurd die niet om herhaling vragen. Wilt u me niet vertellen wat uw plannen zijn?'  

Het was verleidelijk. Maar Mara's voornemen om de macht over haar huis te herwinnen grensde aan verraad jegens haar heer. Weliswaar had Nacoya zelf al de conclusie getrokken dat het haar bedoeling was Buntokapi uit de weg te ruimen, maar het plan was te gevaarlijk om aan iemand te worden toevertrouwd. 'Dat was alles, oude moeder,' zei Mara ferm.  

Even aarzelde de kindermeid, toen maakte ze een buiging en vertrok. Mara staarde naar het kind, dat in zijn wieg onrustig lag te bewegen, maar Ajiki's welzijn was niet in haar gedachten. Dat haar heer in de stad een vrouw had, kon wel eens precies de kans zijn waarop ze zat te wachten. Hopend dat de goden eindelijk weer op haar letten, was ze net begonnen met peinzen over de mogelijkheden die deze nieuwe ontwikkeling bood, toen Ajiki's luide gehuil haar in haar gedachten stoorde. Ze tilde de kleine druktemaker naar haar borst en kromp ineen toen het jochie hard in haar tepel beet. 'Au!' zei ze verrast. 'Jij bent een zoon van je vader, hoor.' Het kind kalmeerde snel toen hij begon te zuigen. Misa kwam terug met een dienblad. Zonder belangstelling at Mara haar maaltijd, in gedachten druk met een plan dat nog veel riskanter was dan haar oude kindermeid zou hebben vermoed. Er stond veel op het spel. Eén misrekening en ze verloor iedere kans om de titel van Regerend Vrouwe terug te krijgen. Zowaar, als haar plan mislukte, zou de heilige eer van haar voorouders onherstelbaar worden gegriefd.

 

Mara schonk een kopje chocha in en ging weer op haar hielen zitten. Gihan, de zoon van heer Detsu van de Kamaiota, knikte beleefd. Het gebaar verborg zijn ongeduld, maar zelfs zijn uiterst kritische geest had niets aan te merken op de gastvrijheid van de jonge echtgenote. Ze had het hem gemakkelijk gemaakt in de zachtste kussens, hem verfrissingen laten brengen en onmiddellijk bericht naar haar man gestuurd dat er onverwacht een oude vriend was gearriveerd die hem graag gedag wilde zeggen.

De ringen aan zijn vingers bewonderend liet Gihan zich achterover zakken. Zijn nagels waren schoon tot op het neurotische af en zijn juwelen opzichtig, maar voor het overige was zijn kledij ingetogen. 'En waar mag heer Buntokapi dan wel zijn?'  

'Voor bepaalde zaken in de stad, verwacht ik.' Mara vertoonde niets van de irritatie die kon worden verwacht van een jonge, knappe vrouw wier echtgenoot afwezig was. Zich ervan bewust dat Buntokapi's gast haar nauwlettend observeerde, wuifde ze achteloos met een hand. 'Dat soort dingen gaan mijn verstand te boven, Gihan, al moet ik zeggen dat hij veel van huis is.'

Gihan kneep zijn ogen tot spleetjes en bestudeerde nu met duidelijk geveinsde bewondering zijn jade. Er inmiddels van overtuigd dat deze gast was gekomen om te spioneren voor de Anasati, dronk Mara van haar chocha. Ongetwijfeld wilde heer Tecuma weten hoe het zijn derde zoon als Heer van de Acoma verging en had hij een knappe boodschapper gestuurd, wellicht in de hoop dat het contrast met Buntokapi de jonge echtgenote ertoe kon overhalen vrijuit te spreken. Na een korte stilte zei de jonge edelman: 'Laat die schurk zijn zaken dan versloffen?'

'O, nee hoor, Gihan.' Om haar schoonvader geen excuus te geven om zijn neus dieper in Acoma-zaken te steken, bracht ze uitgebreid verslag uit. 'Daar is heer Buntokapi veel te nauwkeurig voor. Hij heeft zo'n aandacht voor details dat hij lange uren achter zijn schrijftafel zit.'

'Bunto?' flapte Gihan er vol ongeloof uit. Beseffend dat hij hiermee zijn dunk van de nieuwe Heer van de Acoma had verraden, deed hij zijn openhangende mond gauw dicht en voegde eraan toe: 'Natuurlijk. Bunto is altijd al een ijverige kerel geweest.'

Mara onderdrukte een glimlach. Allebei logen ze dat ze zwart zagen en allebei wisten ze het van elkaar. Maar een gast kon het woord van zijn gastvrouw niet in twijfel trekken zonder in netelige erekwesties verstrikt te raken.

Nadat het onderwerp van Buntokapi's bestuur afdoende was behandeld, werd de rest van de ochtend met beleefdheidsgesprekjes doorgebracht. Mara liet thyzabrood en vis brengen, wat Gihans pogingen om haar uit te horen aanzienlijk vertraagde, tot eindelijk haar koerier terugkwam uit de stad. Buiten adem van zijn tocht liet de in een lendendoek geklede boodschapper zich voor Mara op zijn knieën vallen. 'Meesteres, ik heb een boodschap van de Heer van de Acoma.'  

'Wat is de wens van mijn echtgenoot?' vroeg Mara vriendelijk.

De slaaf had amper de tijd genomen om het stof van zijn voeten te wassen alvorens voor zijn meesteres te verschijnen. Nog nahijgend van zijn tocht zei hij: 'Mijn heer Buntokapi zegt dat het hem ten zeerste spijt dat hij er niet was om zijn goede vriend Gihan van de Kamaiota te ontvangen. Op dit moment is hij niet in staat om terug naar het landgoed te komen en hij vraagt of Gihan hem in Sulan-Qu wil komen opzoeken.'  

Gihan knikte de uitgeputte slavenjongen toe. 'Zeg mijn bedienden dat ze mijn koets in gereedheid brengen.' Toen glimlachte hij naar Mara. 'Als mijn vrouwe geen bezwaar heeft?'

Mara glimlachte terug, alsof de brutaliteit om haar koerier een opdracht te geven slechts zijn goed recht was als man tegenover een vrouw. Wat zou dat anders zijn geweest als ze nog Regerend Vrouwe was. En zo zou het binnenkort weer zijn, zwoer ze toen ze haar meisje zei de tafel met etenswaren af te ruimen.  

Luchtig en bevallig bracht ze Gihan naar de voordeur van het grote huis. Terwijl ze in de gang wachtte tot het escorte van de gast zich had verzameld, stuurde ze haar boodschapper weg. Ze voelde zich opgelucht. Ze was bang geweest dat Buntokapi terug zou komen. De reis van het landgoed naar de stad duurde te voet twee uur, maar een koerier redde het in de helft van die tijd heen en terug. In zijn draagkoets zou Gihan pas tegen zonsondergang in Sulan-Qu zijn. Ongetwijfeld hield Gihan ook van gokken en hoefde Buntokapi hem niet in het donker terug naar huis te laten gaan. Met dobbelen, kaarten en wedden zouden ze zich in de stad de hele nacht wel bezig kunnen houden, hetgeen een kleine zegen van de goden was. Nu al koesterde Mara zich in zijn afwezigheid, al durfde ze niet te veel van die vrijheid te genieten uit angst dat haar ongeduld haar uiteindelijk fataal zou gaan worden.

Ten afscheid maakte Gihan een formele buiging. 'Ik zal uw gastvrijheid prijzen tegenover uw echtgenoot, vrouwe Mara,' zei hij met een onverwacht charmante glimlach, en Mara besefte dat deze man zich afvroeg of zij als verwaarloosde echtgenote wellicht toe was aan een avontuurtje.  

Formeel en afstandelijk wees ze hem abrupt de deur. Veel tijd hoefde ze niet te verdoen om een amoureus gezinde jongere zoon van een minder vooraanstaand heer op afstand te houden. Wat Buntokapi haar van het liefdesspel had laten zien, had haar ervan overtuigd dat ze niet veel van mannen nodig had. En mocht ze ooit behoefte krijgen aan het gezelschap van een minnaar, dan toch zeker niet zo'n rare, ijdele edelman die nu hier afscheid nam om zich samen met Bunto over te geven aan een nacht vol goklust, wijn en prostituées.

Op het moment dat de koets zich in beweging zette, hoorde Mara een luid gejammer uit de kinderkamer.

'Mannen,' mompelde ze zachtjes en haastte zich naar haar zoon. De jongen moest verschoond worden. In gedachten verzonken gaf Mara hem over aan Nacoya, die haar handigheid met kleine kinderen nog niet was kwijtgeraakt. Terwijl de oude vrouw met het kind begon aan een spelletje dat met zijn vingers en tenen te maken had, overwoog Mara wat Buntokapi's reactie op Gihans bezoek zou zijn.

 

De volgende middag was het alsof ze zijn gedachten had gelezen. Nog steeds gekleed in zijn worstelaarsdoek en nog glimmend van de olie en het zweet, stond Buntokapi zich te krabben in het haar op zijn borst. 'Als er onverwacht iemand komt als ik in de stad ben, verdoe dan geen tijd met het laten brengen van een boodschap, vrouw; Stuur hem maar gewoon door naar mijn huis in de stad.'  

Ajiki veerde omhoog op Mara's knie. 'Huis in de stad?' informeerde ze met opgetrokken wenkbrauwen.

Alsof het iets onbelangrijks was, antwoordde Buntokapi boven de vergenoegde kreten van zijn zoon uit: 'Ik heb mijn intrek genomen in grotere woning in Sulan-Qu.'

Hij gaf geen reden op, maar Mara wist dat hij een woning had betrokken voor zijn ontmoetingen met zijn maîtresse, een vrouw die Teani heette. Voor zover Mara het zich kon herinneren had heer Sezu nooit de behoefte gehad aan een huis in de stad. Het was dan wel een heel gewone zaak voor heren wier landgoed op grotere afstand lag, maar hoe laat het ook was geworden, Sezu was altijd naar huis gekomen om met zijn gezin onder hetzelfde dak te slapen. Als Mara mild was met haar inschatting, was Buntokapi amper meer dan een kind, slechts twee jaar ouder dan zij, echter zonder ook maar iets van haar evenwichtige aard. Maar zij had dan ook naast haar broer gezeten toen die de bestuurslessen van zijn vader kreeg, terwijl Bunto als eenzaam en verwaarloosd jongetje zijn tijd alleen had doorgebracht, of in het ongemanierde gezelschap van soldaten. Haar koelheid deed hem niets, die was eerder een aanmoediging om terug te vallen in zijn oude gewoontes en voldoening te zoeken in de dingen die hij begreep. Maar goed, Mara had ook geen echtgenoot gezocht die net zo krachtdadig en resoluut was als haar vader. Nu vergden haar plannen van haar dat ze die genotzuchtige en opvliegende trekken in hem aanmoedigde, al zou dat een uiterst gevaarlijke koers zijn.  

Met een laatste oorverdovende gil greep Ajiki naar haar kralenketting. Zich uit zijn wurgende greep bevrijdend, reageerde Mara alsof het haar niets kon schelen dat haar man zijn eigen gang ging. 'Zoals mijn echtgenoot het wil.'  

Bunto keek haar aan met een van zijn zeldzame glimlachjes, en wegduikend voor een van Ajiki's zwiepende vuistjes vroeg Mara zich heel even af wat voor een vrouw die maîtresse Teani was, die zo verzot was op een bruut als haar man.  

Buntokapi's tevreden uitdrukking verdween op slag toen Jican verscheen, vlekkeloos op tijd, met een stuk of tien tekstrollen in zijn hand. 'Mijn heer, wat zijn de goden ons genadig! Wat een fortuinlijk toeval dat u terug bent. Ik heb een paar dingen aangaande uw verafgelegen bezittingen die uw onmiddellijke goedkeuring behoeven.'  

'Fortuinlijk!' zei Bunto met een gekwelde kreet. 'Ik moet vanavond weer in de stad zijn.'

Zonder groet beende hij bij zijn vrouw vandaan, maar Mara scheen zich er niet om te bekommeren. Haar blik was gevestigd op het roze gezichtje van haar zoon, die kwijlend verwoede pogingen deed haar amberkralen in zijn mond te stoppen. 'Die gulzigheid wordt op een dag nog je dood,' waarschuwde ze vriendelijk, maar of ze het had tegen haar man of tegen zijn kroost mochten de goden weten. Glimlachend pakte Mara haar sieraden terug. Teani de maîtresse had een nieuwe wending gegeven aan de ontwikkelingen sinds de dag dat de grijze krijgers hun trouw hadden gezworen. Het uur was aangebroken om Buntokapi te leren wat het werkelijk kostte om de zaken van de Acoma te regelen. 

 

Alleen in de koele schaduw van de kinderkamer bestudeerde Mara de lijst die ze in de afgelopen maand stiekem was gaan bijhouden. Niemand zou haar hier storen. Nacoya was weg met Ajiki en de slavin die de dekens in de wieg verschoonde kon niet lezen. Peinzend kauwde Mara op het uiteinde van haar griffel. Iedere dag dat Buntokapi in de stad verbleef, had ze minstens een bediende of Jican zelf gestuurd met een onbelangrijk document dat hij moest tekenen. Van de tientallen rapporten die daarna werden uitgebracht, had ze geduldig de stukjes in elkaar gepast, om tot de ontdekking te komen dat haar man een zeer geregeld bestaan leidde. Als hij in Sulan-Qu was, stond Buntokapi laat in de ochtend op, maar nooit na het derde uur na zonsopgang. Dan ging hij te voet naar een openbare oefenarena waar huurlingen en krijgers wier meesters in de stad waren samènkwamen om zich met elkaar te meten. Buntokapi ging er liever worstelen of boogschieten dan zwaardvechten, maar met een ijver die zijn vriend Gihan had verbaasd, beoefende hij nu alle drie de disciplines. Zijn techniek met het zwaard verbeterde gestadig, maar hij verkoos nog steeds het gezelschap van gewone soldaten boven dat van de andere heren die zich bij tijd en wijle van de gelegenheden bedienden. 's Middags ging hij in bad, kleedde zich om en keerde terug naar het huis. Zo'n twee uur nadien bleef hij beschikbaar voor het werk dat hem door Mara vanaf het landgoed werd gestuurd. Zijn maîtresse, Teani, was zelden eerder uit bed dan halverwege de middag en zijn geduld met het werk vervloog op het moment dat ze wakker werd. Met een charme die door zelfs de oudste boodschapper met bewondering werd beschreven lokte ze Buntokapi terug in bed tot er nog nauwelijks tijd over was om zich aan te kleden voor het avondmaal. Daarna bezochten ze getweeën het theater om naar een komedie te kijken, de drinklokalen om naar minstrelen te luisteren, of de gokhuizen voor een spel, al bezat Teani geen rijkdommen, behalve wat haar werd geschonken. Ze ontleende een pervers genoegen uit het aanmoedigen van haar minnaar en als hij verloor, fonkelden haar ogen volgens de geruchten des te meer.  

Mara fronste haar voorhoofd. Voor deze informatie waren een hoop bedienden gestraft en geslagen - de laatste koerier met een document voor heer Buntokapi had een verschrikkelijk pak slaag gehad - maar in deze kwestie was een slavenjongen van weinig belang. Het zou tot veel ergere dingen kunnen komen als de man met wie ze was getrouwd nog veel langer de mantel van de heer des huizes bleef dragen.

Door de gang achter het scherm schalde een woedende kreet van Ajiki, gevolgd door de berispende stem van Nacoya. Als het kind zich had bevuild, was de kinderkamer in korte tijd het toneel van een kleine rel. Ajiki vocht als een kleine harulth als iemand hem wilde verschonen. Met een toegeeflijke zucht, waaruit tegelijkertijd irritatie sprak, verstopte Mara de lijst onder een oude perkamenten landkaart en hervatte haar studie van het keizerrijk. De grenzen en landgoederen op deze weergave waren enigszins verouderd, aangezien de kaart getekend was toen ze klein was. Maar de kleuren waren nog helder en de meeste bezittingen van de belangrijkere heren van het keizerrijk stonden duidelijk aangegeven. Aangezien Buntokapi alles verafschuwde wat te maken had met tekst op papier, zou hij dit ene document niet missen. Het enige dat hij met een kaart deed was zoeken in welke gebieden er kon worden gejaagd.  

Terwijl Ajiki's gejammer dichterbij kwam, viel Mara's oog op iets interessants: de Heer van de Zalteca, een kleine buur die een zeer bloeiende handel in aardewerk had, maakte gebruik van een strook land tussen zijn eigen landgoed en de keizerlijke hoofdweg dat kennelijk eigendom was van de Heer van de Keno, die helemaal in het oosten woonde, vlak bij de stad Ontoset. Op een of andere manier vond Mara dit grappig. Als andere families zich zulke eigendomsrechten toeëigenden, kon die wetenschap later nog wel eens van pas komen. Ze zou er Arakasi naar vragen als hij terugkwam - en die gedachte deed haar plots iets beseffen. Buntokapi en zij waren volgende week een jaar getrouwd: de spionnenmeester kon ieder moment op het landgoed terugkeren.  

Terwijl bij Mara de bezorgdheid toesloeg, kwam Nacoya binnen met een schreeuwende Ajiki in haar armen. 'Uw zoon zou het goed doen als guli,' zei de oude vrouw; doelend op de harige trolachtige wezentjes uit kinderverhalen, die hun slachtoffers de doodschrik bezorgden met hun afgrijselijke geschreeuw.

Mara knikte afwezig. Zich afvragend of haar meesteres misschien doof was geworden, riep Nacoya de slavin die bezig was met het wiegje om haar te helpen met de Acoma-erfgenaam, die bleef krijsen tot zijn gezicht rood was en de oren van de overige aanwezigen tuitten. Uiteindelijk kwam Mara overeind. Ze boog zich over haar kind en rammelde met haar kralen om hem af te leiden. Toen Ajiki's gejammer als bij toverslag veranderde in een vrolijke lach, hervatte ze haar gepeins.

Op een of andere manier moest ze zien te voorkomen dat Arakasi's netwerk in handen van Buntokapi viel. Haar lompe echtgenoot zou zijn informatie alleen maar verknoeien of, nog erger, doorspelen aan zijn vader, waarmee de Heer van de Anasati de beschikking kreeg over een veel te gevaarlijke macht. Door noodzaak gedwongen nam Mara een stoutmoedig besluit. Om zich van Arakasi's trouw aan haar persoon te verzekeren, moest zijn komst met onmiddellijke ingang worden voorbereid. Met een innerlijke blik op het dagschema van haar echtgenoot sprak Mara op ferme toon tot de slavin die aan het zwoegen was met de blote schoppende beentjes van haar zoon: 'Ga Jican halen.'

Nacoya trok haar wenkbrauwen op. 'Naar de kinderkamer?' zei ze verrast.

Haar meesteres negeerde haar vrijpostigheid. 'Dit kan niet wachten.' Zonder verdere uitleg pakte ze de vochtige doeken uit de handen van de slavin en begon de vieze billen van haar kind schoon te maken.

Jican verscheen en maakte een diepe buiging voor zijn meesteres, die haar zoon net een schone lendendoek omdeed. Ze vroeg: 'Hebben we nog documenten die onze heer mijn echtgenoot zou moeten inzien?'

Ternauwernood zijn afkeer verbergend bij het horen noemen van de Heer van de Acoma, zei Jican: 'Mijn vrouwe, er zijn altijd documenten die onze heer des huizes zou moeten inzien.' De hadonra besefte meteen dat hij hiermee zijn heer beledigde door te insinueren dat Buntokapi zijn verantwoordelijkheden verwaarloosde, en hij maakte beschaamd een buiging.  

Mara merkte zijn onbehagen op en Ajiki tegen haar schouder leggend zei ze met een stem zo zacht als roodbijenhoning: 'Dan acht ik het derde uur na de middag een geschikt moment om een schrijver bij het huis van mijn echtgenoot in de stad te laten aankloppen.'

Jican smoorde zijn nieuwsgierigheid. 'Als u dat verstandig acht, meesteres, dan wordt daarvoor gezorgd.'  

Toen Mara hem wegstuurde zag ze dat ook Nacoya haar aankeek met een listige fonkeling in haar ogen. Jij bent doof, moeder van mijn hart,' zei de V rouwe van de Acoma zacht. 'En in de kinderkamer worden nooit zaken besproken.'

Prompt maakte de kindermeid een buiging. Misschien dat ze iets van' haar meesteres' bedoelingen kon raden, maar als ze de volle omvang van haar plan besefte, zou de oude vrouw doodsbang zijn geworden. Net zo bang als ikzelf, dacht Mara, en ze vroeg zich af of de Godin der Wijsheid zou luisteren naar de gebeden van een vrouw die bewust een echtgenoot tergde wiens slechte humeur berucht was.

 

Buntokapi hief zijn hoofd op van een gekreukeld kussen dat vochtig was van het zweet. De schermen waren dichtgeschoven, maar zelfs met de beschilderingen in scharlakenrode, kastanjebruine en okergele tinten wisten ze de middagzon in de tuin erachter niet geheel buiten te sluiten.

De kamer stond in een gouden gloed, die een warme glans verleende aan de verfomfaaide lakens en de slapende gestalte van zijn maîtresse, Teani. Hij keek naar haar lange ronde dijen, en er verscheen een glimlach rond de dikke lippen van de Heer van de Acoma. Dit was pas een vrouw, dacht hij. Haar naaktheid benam hem de adem, in tegenstelling tot Mara's tengere gedaante. Toen ze pas waren getrouwd, had hij nog passie voor zijn vrouw gevoeld, maar na de verrukkingen van Teani's talenten te hebben geproefd, besefte hij dat zijn gevoelens voor Mara voortkwamen uit de wens om de dochter van een groot huis te domineren - en om zijn eigen beperkte ervaring met vrouwen uit de tijd dat hij nog geen heer was te compenseren. Toen zijn zoon was geboren, had hij zijn plicht als echtgenoot nog geprobeerd te vervullen, maar Mara lag erbij als een lijk en welke man bleef er nou lang geïnteresseerd in een vrouw die niets te bieden had?

Van Mara's vreemde intellectuele liefhebberijen, zoals haar liefde voor de dichtkunst en haar fascinatie voor de korf van de cho-ja-koningin, kreeg Buntokapi alleen maar hoofdpijn. Zijn maîtresse was een ander verhaal. In stille bewondering bekeek hij Teani's lange benen. Haar heupen en rug gingen schuil achter een plooi in het laken, maar over haar schouders lag een porseleinen waterval van roodgoud haar, een zeldzaamheid in het keizerrijk. Teani's gezicht was van hem afgewend, maar Buntokapi kon zich haar volmaaktheid makkelijk voor de geest halen: de volle, sensuele mond die hem tot razernij kon brengen, de rechte neus, de hoge jukbeenderen en de ogen met de welhaast amberkleurige tint die alle mannen versteld deed staan als ze aan zijn arm liep. Haar aantrekkingskracht werkte sterk op Buntokapi's mannelijkheid en alleen al van het kijken naar haar trage ademhaling raakte hij opgewonden. Met een verlekkerd gezicht stak hij een hand onder de lakens om op zoek te gaan naar haar stevige, ronde borst. Iemand koos juist dat moment om op de deur te kloppen.  

Buntokapi's tastende vingers balden zich tot een vuist. 'Wie is daar?' Door zijn geërgerde brul kwam Teani half overeind, slaperig om zich heen kijkend. 'Huh?' zei ze, knipperend met haar ogen. Een hoofdbeweging veroorzaakte een stortvloed van loshangend haar en het licht scheen warm op haar borsten. Buntokapi likte zijn lippen af.  

Van achter het scherm klonk de gedempte stem van een bediende. 'Meester, het is een boodschapper van uw hadonra, met documenten die u moet zien.'

Even overwoog Buntokapi op te staan, maar toen Teani verder overeind kwam werden haar stevige tepels zichtbaar. Het schrijnende gevoel in zijn kruis werd heviger. Zijn beweging veranderde van richting en hij dook met zijn gezicht tussen die twee uitnodigende heuvels van vleselijkheid. De lakens vielen open en toen hij met zijn vingers over Teani's blote buik kriebelde, begon ze te giechelen. Dat bracht Buntokapi tot een besluit. Zich overgevend aan zijn lustgevoelens schreeuwde hij: 'Zeg hem maar dat hij morgen terugkomt!'  

De bediende aan de andere kant van het scherm aarzelde even, maar zei toen timide: 'Meester, u hebt hem nu al drie dagen achtereen gezegd om morgen terug te komen.'

Zich bedreven onder zijn handen verplaatsend, fluisterde Teani iets in Buntokapi's oor en knabbelde toen aan zijn oorlel. 'Zeg hem dan dat hij morgenochtend terugkomt!' riep Buntokapi. Toen herinnerde hij zich dat hij die ochtend moest worstelen met een slagleider van de Tuscalora. 'Nee, zeg hem dat hij tegen het middaguur komt met zijn documenten. En laat me nu met rust!'

Stram van ergernis wachtte Buntokapi tot hij de bediende hoorde weggaan. Hij slaakte een zucht vanwege de geweldige verantwoordelijkheden van zijn positie, en kwam tot de slotsom dat hij recht had op zijn genoegens. Anders zou hij door de werkdruk nog vermorzeld worden. Toen zijn allergrootste genoegen hem in zijn schouder begon te bijten, vond hij het tijd worden voor wat afleiding. Half lachend, half grommend trok de Heer van de Acoma zijn concubine naar zich toe. 

 

Tegen het einde van de volgende ochtend marcheerde Buntokapi zelfvoldaan door de straten van Sulan-Qu. Met gemak had hij de slagleider van de Tuscalora verslagen en daarmee nog een redelijk geldbedrag gewonnen ook. De dertig centurie was voor hem niet veel nu hij Regerend Heer was, maar toch een leuk bedrag om in je zak te horen rinkelen. Begeleid door zijn escorte van twee jonge Acoma-soldaten die zijn passie voor het worstelen deelden, verliet hij het gedrang van de hoofdstraat en sloeg de hoek om naar zijn huis. Meteen betrok zijn humeur, want zijn hadonra zat op de stoep. De twee bedienden die hij bij zich had, stonden gebogen onder de last van leren tassen barstensvol perkamenten.  

Met het stof in wolkjes rond zijn voeten wervelend kwam Buntokapi stampend tot stilstand. 'Wat nu weer, Jican?'

Haastig sprong de kleine hadonra overeind en maakte een buiging, zoals altijd met een eerbied die hem op een of andere manier irriteerde. 'U zei mijn boodschapper tegen het middaguur terug te komen, heer. Aangezien ik toch in de stad moest zijn, dacht ik zelf even met de papieren naar u toe te gaan.'

Sissend tussen zijn tanden door ademhalend herinnerde Buntokapi zich ietwat te laat de woorden die hij door het scherm had gesproken, vlak voor zijn middagstoeipartijtje met Teani. Nog even keek hij zijn geduldige hadonra vuil aan, toen wuifde hij de slaven met de stapels documenten naar de deur. 'Goed dan, breng maar naar binnen.'

Kort daarop lagen de schrijftafel, dienbladen en bijna ieder beschikbaar stukje vloer vol stapeltjes perkamenten. Buntokapi worstelde zich door het ene na het andere document tot zijn ogen prikten van het staren naar de cijferkolommetjes en inventarislijsten. Hij kreeg kramp in zijn ene been, die hij wegwreef met zijn knokkels. De kussens werden hard en nat van zijn eigen zweet en ten slotte ging zijn voet slapen. Getergd sleepte Buntokapi zich overeind en zag dat de zon al aan de andere kant van de tuin stond. De middag was bijna voorbij.  

Onvermoeibaar gaf Jican hem het volgende document. Starend met waterige ogen vroeg Buntokapi: 'Wat is dit?'

'Wat er staat, heer.' Jican tikte vriendelijk met een vinger op de titel.

'Schatting van nidramest?' Woedend zwaaide Buntokapi het document door de lucht. 'Bij alle goden in de hemel, wat is dit voor een onzin?'

Jican raakte niet van streek door de toorn van zijn heer. 'Geen onzin, meester. Ieder seizoen moeten we een schatting maken van het gewicht aan mest om te bepalen of we genoeg hebben voor de thyzavelden. Een tekort moet worden aangezuiverd en een teveel gaat naar de landbouwcoöperatie.'  

Buntokapi krabde zich op het hoofd. Op dat moment ging het scherm naar de 'slaapkamer open. In de deuropening verscheen Teani, ontoereikend gehuld in een mantel met rode passievogels. Haar borsten tekenden zich duidelijk zichtbaar af onder de stof en haar haren vielen sensueel over een listig bloot gelaten schouder. 'Bunto, hoe lang heb je nog nodig? Moet ik me al aankleden voor het theater?'

De openlijke verleiding in haar glimlach deed een starende Jican rood kleuren tot aan zijn haarwortels. Teani wierp hem een kushandje toe, meer uit sarcasme dan voor de lol, en de toch al gepikeerde Buntokapi ontstak in jaloerse razernij. 'Afgelopen!' bulderde hij tegen zijn hadonra. 'Wegwezen met die lijst met nidrastront en je aantallen beschimmelde huiden en je raming van het herstel van het aquaduct naar de hooglandweiden en je verslag van de schade na de brand in het pakhuis in Yankora! Geef het allemaal maar aan mijn vrouw. Van nu af aan kom je niet meer hier, tenzij ik je roep. Is dat duidelijk?'  

Jicans blos verbleekte tot een ziekelijk geel. 'Ja, meester, maar -'

'En geen gemaar!' Met zijn vlakke hand hakte Buntokapi door de lucht. 'Die dingen bespreek je maar met mijn vrouw. Als ik het je vraag, geef je me een opsomming van wat je allemaal hebt gedaan. Als er nu nog een Acoma-bediende aan de deur komt met een document waar ik niet om heb gevraagd, hang ik zijn kop boven de deur! Is dat begrepen?'

De schatting van nidramest beschermend tegen zijn borst drukkend maakte Jican een diepe buiging. 'Ja, meester. Alle Acoma-zaken dienen te worden overgedragen aan vrouwe Mara en op uw verzoek wordt er een verslag gemaakt. Geen enkele bediende komt nog bij u met een document, tenzij u erom vraagt.'

Buntokapi knipperde met zijn ogen alsof hij niet zeker wist of dit wel was wat hij bedoelde. Gebruik makend van zijn verwarring koos Teani dat moment om haar mantel open te slaan en zich koelte toe te wuiven. Ze had er niets onder aan. Door de strelende bloedstuwing naar zijn kruis verloor Buntokapi op slag alle interesse in het verduidelijken van zijn standpunt. Met een ongeduldig handgebaar stuurde hij Jican weg en liep over krakende stapeltjes perkament op zijn maîtresse toe.

In allerijl verzamelde Jican de gekreukelde lijsten. Nog voordat het paar in de deuropening zich terugtrok naar de schaduwen van de slaapkamer, had hij zijn perkamenten keurig opgestapeld en de draagtassen netjes dichtgeknoopt alvorens zijn zware last over te dragen aan de bedienden. Toen hij het huis uitliep door de buitendeur, waar een escorte van Acoma-soldaten stond te wachten om hem terug naar huis te brengen, hoorde hij Buntokapi lachen. Voor de lankmoedige bedienden was het onduidelijk wie er op dat moment het gelukkigst af was. 

 

Het landgoed ging slaperig over tot de orde van de zomerse dagen. De dienstmeisjes stonden niet meer op met blauwe plekken, Keyoke's ondergeschikten verloren hun gejaagde blik en Jican liep weer te fluiten als hij terugkwam van de nidraweiden. Zich ervan bewust dat deze kalmte niet meer was dan een illusie, een tijdelijk resultaat van de lange afwezigheid van haar echtgenoot, vocht Mara tegen de neiging om er haar gemak van te nemen. Het was een goede regeling, maar ze mocht er niet op rekenen dat de courtisane Buntokapi tot in het oneindige zou bezighouden. Er moesten andere stappen genomen worden, de ene nog gevaarlijker dan de andere.  

Op weg naar haar vertrekken hoorde Mara kindergekraai. Ze glimlachte goedmoedig. Ajiki groeide als kool, werd sterk en was opvallend vaak vrolijk nu hij rechtop kon blijven zitten. Hij schopte met zijn korte beentjes alsof hij niet kon wachten om te leren lopen en Mara vroeg zich af of Nacoya hem, als het zover was, nog wel in de hand kon houden. Ze nam zich voor een jongere hulp voor de kindermeid te zoeken, zodat het onstuimige kind haar oude gestel niet te zwaar op de proef zou stellen. Met die gedachte stapte Mara over de drempel naar haar kamer en bleef toen stokstijf staan, haar ene voet zwevend in de lucht. Roerloos in de schaduw zat een man, zijn stoffige, rafelige hemd beschilderd met de symbolen van een bedelpriester van de orde van Sularmina, het Schild der Zwakken. Hoe hij ongemerkt langs Keyoke's verdediging en de rondlopende bedienden in haar privé-vertrekken had weten te komen, was haar een compleet raadsel. Ze haalde adem om alarm te slaan.  

De priester was haar voor en zei met onmiskenbaar vertrouwde stem: 'Gegroet, meesteres. Het is niet mijn bedoeling uw rust te verstoren. Zal ik weggaan?'

'Arakasi!' Het versnelde kloppen van Mara's hart kalmeerde en met een glimlach zei ze: 'Blijf zitten, alsjeblieft, en welkom terug. Zoals altijd is je verschijning een verrassing voor me. Zijn de goden je inspanningen genadig geweest?'

De spionnenmeester rekte zich uit en nam de vrijheid de koorden van zijn hoofddeksel los te wikkelen. Toen de doek in zijn schoot gleed, glimlachte hij terug. 'Ik ben geslaagd, vrouwe. Het hele netwerk is weer actief en ik heb een hoop informatie voor uw echtgenoot.'

Mara knipperde met haar ogen. Haar vreugde vervloog en haar handen verstrakten krampachtig. 'Mijn echtgenoot?'  

De kleine tekenen van spanning in haar houding bemerkend, zei Arakasi voorzichtig: 'Ja. Het nieuws van uw bruiloft en van de geboorte van uw zoontje heb ik op reis vernomen. Als uw overeenkomst met mij nog geldt, zal ik mijn trouw zweren aan de Acoma-natami. Daarna moet ik alles aan mijn heer van de Acoma vertellen.'

Daar had Mara al op gerekend, maar ondanks haar voorbereidingen in deze kwestie veroorzaakte de realiteit van Arakasi's trouw een steek van diepe bezorgdheid. Alles waar ze op had gehoopt, kon in een klap worden weggevaagd. Als haar echtgenoot niet als een nidrastier door de fijne nuances van het Spel van de Raad stommelde en aldus de Acoma blootstelde aan intriges van machtswellustige heren wier geheimen op indiscrete wijze waren misbruikt, kon hij altijd nog de talenten van de spionnenmeester in dienst stellen van zijn vader en dan zou haar vijand de Anasati zo sterk worden dat geen enkele familie meer voor hen veilig was.

Uit alle macht probeerde Mara te doen alsof er niets aan de hand was. Nu het zover was, kwam het risico haar opeens beangstigend groot voor. Ze wierp een blik op de cho-jaanse klok op de schrijftafel en zag dat het nog vroeg was: pas drie uur na zonsopgang. Razendsnel maakte ze een berekening. 'Je zult wel toe zijn aan rust,' zei ze tegen Arakasi. 'Neem de tijd tot het middaguur om je te ontspannen en in bad te gaan. Na het middagmaal zal ik je voorgaan in de ceremonie om je trouw aan de Acoma-natami te zweren. Daarna moet je naar Sulan-Qu om jezelf voor te stellen aan mijn heer Buntokapi.'

Arakasi keek haar indringend aan. Keer op keer plooiden zijn vingers het priestergewaad in zijn schoot.

'Je kunt hier met mij het avondmaal gebruiken,' voegde Mara eraan toe en haar glimlach was nog net zo charmant als hij zich herinnerde. Het huwelijk had aan haar levenslust dus niets veranderd.

Arakasi stond op en de manier waarop hij zijn buiging maakte was geheel in tegenspraak met zijn kledij. 'Uw wil, vrouwe.' En op stille voeten vertrok hij naar de kazerne en het bad.

Daarna gingen de ontwikkelingen erg snel. Zittend op kussens in de wind die door het open scherm kwam dronk Arakasi hete thee van geurige kruiden en fruitbomenbloesems. Genietend van Mara's scherpe verstand schetste hij haar de staat waarin het keizerrijk verkeerde. De oorlog tegen de Thuril die een paar jaar geleden was beëindigd, had gezichtsverlies tot gevolg gehad voor de Krijgsheer en zijn Krijgspartij. De coalitie tussen de Blauwe-Wielpartij en de Partij voor Vooruitgang had bijna gezorgd voor een verandering in het keizerlijk beleid, tot de vreemde wereld Midkemia werd ontdekt, bevolkt door barbaren en rijker aan metalen dan de krankzinnigste dichter durfde dromen. Verkenners hadden rondslingerend metaal gevonden, duidelijk bewerkt door intelligente wezens en vervolgens afgedankt, genoeg rijkdom om een heel landgoed een jaar lang draaiende te houden. Daarna kwamen er nog maar weinig berichten binnen, want de campagne die de Krijgsheer tegen deze barbaren voerde, hield vrijwel alle uitgaande informatie tegen. Sinds de dood van haar vader en broer was Mara de ontwikkelingen van de oorlog aan de andere kant van de scheuring uit het oog verloren. De laatste tijd wisten alleen de aanhangers van de nieuwe Alliantie voor de Krijg wat er zich op de barbarenwereld afspeelde - en zij waren ook de enigen die deelden in de buit.

Arakasi's goed geplaatste agenten hadden toegang tot dergelijke geheimen. De oorlog verliep goed voor de Krijgsheer en zelfs de meest onwillige leden van de Blauwe-Wielpartij namen nu deel aan de invasie op Midkemia. Vuriger dan hij ooit in vermomming was geweest, bracht Arakasi Mara op de hoogte van de grote lijnen, maar hij scheen de details met niemand anders te willen bespreken dan de Heer van de Acoma.

Mara op haar beurt toonde zich slechts de plichtsgetrouwe echtgenote, tot de theepot helemaal leeg en Arakasi's schijnbaar altijd holle maag gevuld was. Met een zo terloops mogelijke blik op de wandklok zei ze: 'Het wordt laat. Zullen we je de eed gaan afnemen, zodat je naar mijn man in Sulan-Qu kunt?'  

Met een buiging stond Arakasi op. Zijn scherpe waarnemingsvermogen had de lichte trilling in Mara's stem niet gemist. Hij keek diep in haar donkere ogen en werd gerustgesteld door de vastberadenheid die hij daar zag. Sinds het incident bij de cho-ja-koninginnen had hij een diep respect voor deze vrouw. Ze had zijn trouw gewonnen. Hij volgde haar naar de tuin om zijn trouwen zijn eer te verbinden aan een onbekende heer.  

Het was een korte, eenvoudige ceremonie, met als enig opvallend kenmerk dat Arakasi ook zwoer namens zijn agenten. Mara vond het een vreemd idee dat de Acoma trouwe volgelingen telde die ondanks hun zorgvuldig bewaarde anonimiteit bereid waren hun leven te geven voor de eer van een meester en meesteres die ze nog nooit hadden gezien. De grootsheid van Arakasi's geschenk en de vrees dat zijn offer en arbeid zouden worden verspild, dreigde haar tot tranen toe te roeren. Bruusk ging Mara over tot de praktische dingen.

'Arakasi, als je naar mijn man gaat... ga dan vermomd als bediende. Zeg hem dat je komt praten over de verscheping van nidrahuiden die in Jamar aan de tentenmakers moeten worden verkocht. Dan bepaalt hij wel of er veilig kan worden gesproken. Er zijn nieuwe bedienden in het huis in de stad, dus mijn heer kan wat voorzichtig zijn. Hij zal je wel vertellen wat je moet doen.'

Arakasi maakte een buiging en vertrok. Kijkend naar het gouden licht dat schuin over het pad naar de keizerlijke hoofdweg viel, beet Mara vertwijfeld op haar lip. Als ze het goed had uitgerekend, viel Arakasi's komst precies samen met het hoogtepunt van Buntokapi's passie in de armen van Teani. Naar alle waarschijnlijkheid zou de spionnenmeester op heel andere wijze worden ontvangen dan hij had verwacht - tenzij haar man, hoogst onkarakteristiek, in een tolerante bui was. Bezorgd, opgewonden en bang vanwege de breekbare draden waaraan ze haar hoop had opgehangen, bestelde Mara de dichter af die zou komen voordragen en bracht ze de middag door in de ijzeren discipline van meditatie. In haar huidige gemoedstoestand zou de schoonheid van zijn woorden immers volledig aan haar voorbijgaan.  

De uren verstreken. De nidra's werden naar binnen gebracht en de shatra's stegen op, als voorbode van de invallende duisternis. Toen de hoofdknecht van de tuinman de lantarens in de voortuin aan kwam steken, keerde Arakasi terug, stoffiger dan hij die ochtend was geweest en zichtbaar vermoeid van het lopen. Hij meldde zich bij Mara toen de dienstmeisjes net bezig waren kussens voor haar neer te leggen. Zelfs in de onverlichte schemering van de kamer was de grote rode striem op zijn wang duidelijk te zien. Zwijgend stuurde Mara haar meisjes weg en zond een bediende om een koude maaltijd en een kom water en een doek voor een lichte wasbeurt. Daarop vroeg ze de spionnenmeester plaats te nemen.  

Het klepperen van de sandalen van de bediende stierf weg door de gang. Alleen met zijn meesteres maakte Arakasi een formele buiging. 'Mijn vrouwe, uw heer luisterde aandachtig naar mijn gecodeerde groet en barstte toen in woede uit. Hij sloeg me en brulde dat ik met al dat soort dingen naar u of naar Jican moest gaan.' Met een neutraal gezicht doorstond Mara zijn indringende blik, gespannen afwachtend, en een ogenblik later sprak Arakasi verder. 'Er was daar een vrouw, met wie hij... in bespreking was. In ieder geval, uw man is een voortreffelijk toneelspeler. Of hij speelde helemaal geen toneel.'  

Mara's gezicht bleef onschuldig. 'Mijn echtgenoot heeft een hoop taken binnen dit huishouden aan mij overgedragen. Tenslotte was ik Regerend Vrouwe voordat hij hier kwam.'

Maar Arakasi liet zich niet beetnemen. "'Als het Spel van de Raad het huis binnenkomt, speelt een wijs dienaar niet mee,'" citeerde hij. 'Uit eer moet ik precies doen wat mijn heer zegt en ik zal aannemen dat alles is zoals het lijkt, tot het tegendeel is bewezen.' Toen werden zijn ogen koud, wat zelfs in de verhullende schemering duidelijk te zien was. 'Maar ik ben trouw aan de Acoma. Mijn hart behoort aan u, Mara van de Acoma, maar ik ben plichtsgetrouw gehoorzaam aan mijn wettige heer. Ik zal hem niet verraden.'

'Je zegt alleen maar wat een trouwe dienaar uit eer behoort te zeggen, Arakasi. Ik had niets anders verwacht.' Mara glimlachte, onverwacht blij met Arakasi's waarschuwing. 'Koester je enige twijfels omtrent de wensen van mijn echtgenoot?'  

De slaaf kwam binnen met de maaltijd. Dankbaar nam de spionnenmeester een jigapasteitje en antwoordde: 'Eerlijk gezegd wel, als ik die vrouw niet had gezien met wie hij... aan het praten was toen ik kwam.'

'Hoe bedoel je?' Ongeduldig wachtte Mara tot hij klaar was met kauwen en slikken.

'Teani. Ik ken haar.' Zonder van toon te veranderen, verklaarde Arakasi: 'Het is een agent van de Heer van de Minwanabi.'  

Mara voelde een steek van kou door haar heen gaan. Lange tijd bleef het stil, waaruit Arakasi haar ontsteltenis kon afleiden. 'Zeg daar tegen niemand iets over,' zei ze uiteindelijk.

'Ik hoor u, meesteres.' Gebruik makend van de gelegenheid begon Arakasi in ernst te eten. Hij was mager geworden van zijn reis en had vandaag een hoop mijlen afgelegd.

Mara voelde zich schuldig omdat hij het pijnlijke merkteken van Buntokapi's toorn droeg, en ze stond hem toe zijn maaltijd te verorberen voordat ze hem om een volledig verslag vroeg. Daarna vergat ze door haar opwinding helemaal dat hij zo moe was. Met fonkelende ogen luisterde ze naar de eenvoudige bewoordingen waarin Arakasi verslag deed van de intriges en complexiteiten van de politiek, gelardeerd met grappige anekdotes. Hier was ze voor geboren! Naarmate de avond vorderde en de maan achter het scherm de hemel in klom, begonnen de beelden en patronen zich in haar geest te vormen. Ze onderbrak hem met vragen en door de snelheid waarmee ze haar conclusies trok, nam Arakasi's vermoeidheid zichtbaar af. Eindelijk had hij een meesteres die de nuances van zijn werk wist te waarderen. Voortaan zou zijn kundigheid door haar enthousiasme worden gewet. En naarmate de mensen in zijn netwerk de macht van de Acoma zagen toenemen, zou hun aandeel daarin een trots opwekken die ze onder de Heer van de Tuscai nooit hadden gekend.  

Er kwamen slaven om de lampen te verzorgen. Toen het verse licht over de gelaatstrekken van de spionnenmeester viel, zag Mara de veranderingen in Arakasi's houding. Wat een juweel was deze man en wat een eer waren zijn talenten voor Huize Acoma. Tot diep in de nacht luisterde Mara aandachtig naar zijn berichten, van binnen verscheurd door een frustratie die zelfs zijn scherpe zintuigen niet opvingen. Eindelijk had ze nu de middelen die ze nodig had om deel te nemen aan het spel en aldus een manier te zoeken om zich voor haar vader en broer op de Minwanabi te wreken. Maar er kon nog niets worden gedaan; zijn informatie kon niet worden gebruikt zolang Buntokapi nog Heer van de Acoma was.  

Toen Arakasi uiteindelijk vertrok, bleef Mara zitten, met een lege blik starend naar de afgekloven jigabotjes op het dienblad. Ze dacht diep na en ging pas slapen toen het licht werd.

 

De gasten kwamen laat die volgende ochtend. Met rode ogen van slaapgebrek keek Mara naar de zeven draagkoetsen die op weg waren naar het grote huis. De kleuren van het escorte waren haar bekend en vormden geen reden tot vreugde. Met een berustende zucht vroeg Mara haar dienstmeisje een geschikt gewaad te halen om de gasten in te begroeten. Dat die een prachtige ochtend kwamen verstoren deed er niet toe. De eer en de gastvrijheid van de Acoma moesten hoog worden gehouden. Toen de voorste koets de voortuin bereikte, stond Mara de inzittende al op te wachten in het gezelschap van drie dienstmeisjes. Vanuit een andere deur kwam Nacoya bij haar vrouwe staan toen de eerste gast zich uit zijn kussens verhief.  

Mara maakte een formele buiging. 'Mijn heer Chipaka, wat een eer.' De rimpelige oude man knipperde met zwakke ogen in een poging te zien wie er had gesproken. Aangezien hij ook hardhorend was, waren Mara's woorden hem eveneens ontgaan. Schuifelend naar het meisje dat het dichtst bij hem stond, keek hij haar turend aan en bulderde: 'Ik ben heer Chipaka van de Jandawaio. Mijn vrouwen mijn moeder en mijn dochters komen je meester en meesteres bezoeken, meisje.'

Hij hield Mara voor een bediende. Ternauwernood haar pret verbergend, negeerde de Vrouwe van de Acoma deze misstap en sprak vlak bij het oor van de oude: 'Ik ben Mara, de echtgenote van heer Buntokapi, mijn heer. Waar hebben we deze eer aan te danken?'  

Maar de oude man had zijn aandacht al verplaatst naar de broze, stokoude vrouw van wel honderd, die uit de opzichtigste van de drie draagkoetsen werd geholpen alsof ze van duur porselein was. Als teken van respect stuurde Mara haar meisjes om te helpen, want de dragers waren smerig van het reisstof. De oude vrouw toonde zich allerminst dankbaar. Rimpelig en spichtig als een kale vogel ging ze gewoon op haar hurken zitten, tussen de twee bedienden die haar ondersteunden. Uit andere koetsen erachter kwamen nog drie vrouwen, elk een jongere kopie van hun grootmoeder, maar minstens zo humeurig. Uitgedost in een hoogst grillige modestijl gingen ze allemaal rond de hoogbejaarde vrouw staan en begonnen meteen tegen elkaar te kwetteren. Mara moest haar afkeer beteugelen, want reeds nu was deze invasie van haar huis een oefening in verdraagzaamheid.

De oude man schuifelde dichterbij en klopte haar glimlachend op haar achterste. Knipperend met haar ogen van geschoktheid en walging sprong Mara naar voren, maar de oude man scheen zich totaal niet bewust van haar ongemak. 'Ik kon niet naar de bruiloft van je meesteres, meisje. Mijn landgoed bij Yankora is hier een heel eind vandaan en moeder was ziek.' Hij wuifde naar het broze vrouwtje, dat nu met een lege blik voor zich uit zat te staren terwijl haar kleindochters kakelden als jigahennen en een onophoudelijke stroom verwensingen uitstortten over de bedienden over de onbekwame wijze waarop ze het oude besje ondersteunden. Een vrouw klom uit de achterste koets en kwam naar hen toe gehobbeld. Ze droeg een japon van sharsaostof met borduurwerk, en achter het deftige gewapper van haar waaier prijkte een gezicht van dezelfde jaargang als dat van heer Chipaka. Mara concludeerde dat zij de Vrouwe van de Jandawaio moest zijn.  

Hardnekkig trekkend aan de mouw van de Vrouwe van de Acoma zei de oude man: 'We kwamen toevallig langs op onze noordwaartse route naar de Heilige Stad, dus hebben we even aangelegd in Sulan-Qu om een bezoekje te brengen aan uw heer ... ah, juist, die bedoel ik. Ik ben een oude vriend van zijn vader, weet je.' Hij knipoogde veelbetekenend naar Mara. 'Mijn vrouw slaapt erg vast, begrijp je wel. Kom later op de avond maar eens langs, meisje.' Hij wilde een klopje op haar arm geven, maar zijn hand was zo beverig dat hij haar compleet miste.

Er verscheen een vals lichtje in Mara's ogen. 'U wilt de Heer van de Acoma spreken? Dan, mijn heer, ben ik bang dat u terug moet naar de stad, want mijn heer Buntokapi verblijft momenteel in zijn huis in Sulan-Qu.'  

Knipperend met zijn ogen keek de oude man haar niet-begrijpend aan. Beleefd herhaalde Mara haar boodschap, met enige stemverheffing.

'O. Maar natuurlijk. Zijn huis in Sulan-Qu.' Weer keek hij Mara verlekkerd aan. Toen knikte hij een keer ferm met het hoofd en zwaaide naar zijn gevolg.  

De nog immer kwetterende vrouwen hadden nog steeds niets in de gaten toen hun slaven weer bij de draagkoetsen gingen staan. De dragers die het kleine oude besje ondersteunden, maakten abrupt rechtsomkeert en brachten hun verward kijkende beschermelinge terug naar haar kussens. 'Toe maar, toe nou maar, moeder, we moeten terug naar de stad,' riep de oude man.  

De meisjes en hun moeder, allen net zo min knap als kies, uitten bittere protesten over het idee terug te keren naar hun koetsen. Dreinend en treuzelend hoopten ze de Vrouwe van de Acoma een uitnodiging af te troggelen om zich een weinig te verfrissen, maar de dove heer Chipaka schonk geen aandacht aan hun misbaar. Kennelijk had hij haast om bij heer Buntokapi binnen te vallen, dus besloot Mara zijn vertrek niet langer op te houden. Toen de stammoeder en haar nazaten veilig in hun draagkoetsen waren gezet, bood ze allerhoffelijkst aan een koerier mee te sturen om de weg naar het huis te wijzen, opdat het beleefdheidsbezoek aan haar heer geen onnodige vertragingen zou oplopen.  

Afwezig wuivend schuifelde de Heer van de Jandawaio naar de koets die hij deelde met zijn moeder. Met een hand aan de gordijnen bleef hij staan en zei: 'En zeg je meesteres dat het me spijt dat ik haar heb gemist, meisje.'

'Dat zal ik doen, mijn heer,' antwoordde Mara hoofdschuddend.

De slaven bukten zich en tilden glimmend van het zweet de draagbalken op. Terwijl de stoet zich verwijderde, zei Nacoya: 'Mijn vrouwe, heer Bunto zal razend zijn.'  

Mara maakte vlug een berekening. In dit tempo zouden Buntokapi's bezoekers arriveren binnen een uur nadat hij weer bij Teani in bed was gekropen. 'Ik hoop het van harte, Nacoya,' mompelde Mara gloedvol.

Daarop ging ze terug naar haar vertrekken, waar de landkaarten en documenten lagen te wachten om nader bestudeerd te worden. Verwonderd staarde Nacoya haar na, zich afvragend welke motieven de jonge meesteres mogelijk kon hebben om de toorn te wekken van de bruut met wie ze was getrouwd. 

 

Drie dagen later kwam Buntokapi zonder acht te slaan op Nacoya en de andere bedienden onaangekondigd Mara's kamer binnen stampen. Bij het zien van zijn stoffige sandalen kromp Mara automatisch ineen, maar dit was wandelschoeisel, zonder de noppen voor op het slagveld of het oefenterrein.

'Je had die ouwe gek en dat stelletje tokkende jiga's nooit naar mijn huis mogen sturen,' begon de Heer van de Acoma. De klank van zijn stem deed de dienstmeisjes terugdeinzen naar de hoeken van het vertrek.

Mara sloeg haar ogen neer, evenzeer uit schuldbewustheid als om haar pret te verbergen om Buntokapi's treffende vergelijking van de vrouwen van de Jandawaio met kakelende jiga's. 'Is mijn echtgenoot ontstemd?'

Met een zucht van ergernis liet Buntokapi zich voor haar op de mat zakken. 'Vrouw, die ouwe gek was een vriend van mijn grootvader. Hij is verdomme haast seniel! De helft van de tijd denkt hij dat mijn vader zijn oude jeugdkameraad is en dat ik Tecuma van de Anasati ben. En zijn moeder is nog erger, en dat lijk sleept hij nog overal met zich mee ook. Goden, vrouw, dat mens is zeker bijna honderd. En het enige wat ze doet is staren, kwijlen en de matten waar ze op zit bevuilen. En heer Chipaka praat de hele tijd tegen haar. Ze praten allemaal tegen haar, zijn vrouw, zijn dochters, zelfs zijn bedienden! En ze geeft nooit antwoord, maar zij denken van wel!' Naarmate zijn verslag van het bezoek vorderde, wond hij zich steeds meer op. 'En nu wil ik wel eens weten welk hersenloos dienstmeisje hem naar mij toe heeft gestuurd! Het enige wat Chipaka zich kon herinneren was dat ze grote borsten had!'

Ternauwernood wist Mara een grijns te onderdrukken. De bijziende heer Chipaka had Mara's borsten vast zo groot gevonden omdat hij er met zijn neus bijna bovenop had gestaan toen hij met haar sprak. Verbaasd over de rode kleur van zijn echtgenote, kreeg Buntokapi het vermoeden dat ze hem zat uit te lachen en hij schreeuwde dat de deurstijlen ervan trilden. 'En hij heeft mijn mijn dienstmeisje betast! Recht voor mijn ogen stak hij zijn hand uit en kneep hij haar!' Te kwaad om zich in te houden, sprong Buntokapi overeind. Zwaaiend met zijn vuisten tierde hij voort tot hij ervan begon te zweten. 'En ze bleven twee dagen! Twee dagen lang moest ik mijn verblijf afstaan aan die ouwe gek en zijn vrouw; Mijn ... dienstmeisje, Teani, moest haar intrek nemen in een herberg in de buurt. Die ouwe geilaard kon niet met zijn fikken van haar afblijven.'  

Mara veerde overeind. 'Ach, Bunto,' zei ze, 'had hem toch met dat kind het bed in laten duiken. Het is toch maar een slavin, en op die manier had je hem tenminste bezig weten te houden - als de oude heer na al die jaren tenminste nog tot iets in staat was.'

Buntokapi's kleur werd dieper. 'Niet in mijn huis! Als ik die stomme koe kan vinden die Jandawaio naar Sulan-Qu heeft gestuurd, stroop ik haar persoonlijk het vel van de rug.'

'Maar Bunto,' antwoordde Mara vriendelijk, 'je hebt zelf gezegd dat iedereen die langskomt meteen moet worden doorgestuurd naar je huis in Sulan-Qu. Jican zal vast alle bedienden zodanig hebben geïnstrueerd dat ze allemaal hetzelfde zouden hebben gedaan.'

Abrupt hield Buntokapi op met ijsberen, zijn ene voet omhoog als een shatra. Als hij niet in zo'n gewelddadige stemming verkeerde, zou het er grappig hebben uitgezien. 'Nou, dat was dan een vergissing. Van nu af aan wordt er niemand meer naar mijn huis in Sulan-Qu gestuurd zonder mijn voorafgaande instemming!'

Ajiki werd wakker van zijn gebulder en bewoog zich rusteloos op zijn kussens. Mara ging naar hem toe. 'Niemand?' vroeg ze.

De onderbreking maakte Buntokapi nog kwader. Zwaaiend met zijn vuisten stampte hij door de kamer. 'Niemand! Zelfs geen lid van de Hoge Raad. Laat ze maar wachten!'

Het kind begon te jammeren.

'Maar je vader toch zeker niet?' zei Mara met een lichte frons op haar voorhoofd.

'Stuur dat kind met een bediende mee!' schreeuwde Buntokapi. Hij gebaarde woest naar Misa, die naar Mara rende om haar het kind uit de armen te nemen. Buntokapi schopte tegen een kussen, dat met een grote boog door de schermopening de tuin in vloog en daar in de visvijver belandde. Alsof er niets was gebeurd, raasde hij verder: 'Mijn vader denkt dat ik dom ben en dat ik alles doe wat hij zegt. Laat hem maar in de rivier gaan pissen! Hij heeft niets over de Acoma te vertellen!' Hij zweeg even, zijn gezicht paars aangelopen. 'Nee, ik wil niet dat hij mijn vissen bevuilt. Zeg hem maar dat hij stroomafwaarts gaat tot buiten de grenzen van mijn land, dan kan hij daar in de rivier gaan staan pissen!'

Mara wikkelde haar handen in de stof van haar gewaad. 'Maar toch zeker niet de Krijgsheer -'

'Ook al komt de Krijgsheer zelf, dan stuur je hem niet rechtstreeks naar mijn huis!' onderbrak Buntokapi haar. 'Is dat begrepen?'

Geschokt keek Mara haar echtgenoot aan, waarop Bunto's razernij alleen maar toenam. Na twee dagen met de Heer van de Jandawaio was zijn woede tot het kookpunt gestegen. 'Zelfs Almecho wacht maar mooi tot het mij uitkomt. En als hij hier niet wil wachten, kan hij in de nidrastal gaan zitten, als hij dat liever doet. En als ik dezelfde dag nog niet terug ben, kan hij voor mijn part gaan slapen in de nidrastront. Vertel hem maar dat ik dat heb gezegd.'

'Ja, mijn heer,' zei Mara, het hoofd naar de vloer brengend, haar buiging bijna net zo diep als die van een slaaf.

Haar gehoorzaamheid ergerde hem, want hij zou haar maar wat graag met zijn vuisten hebben geslagen, maar haar gedrag gaf daar geen aanleiding toe. 'En dan nog iets. Al die boodschappen die je maar blijft sturen. Hou daarmee op. Ik kom vaak genoeg thuis om mijn landgoed draaiende te houden. Ik wil geen bedienden die me de hele dag door komen storen. Is dat begrepen?' Met een snelle beweging trok hij zijn vrouw aan haar kraag overeind.

'U wilt niet worden gestoord en er mogen geen berichten meer worden gestuurd,' antwoordde ze stijf, haar ademhaling bemoeilijkt door zijn wurgende greep.  

'Juist!' schreeuwde Bunto in haar gezicht. 'Als ik uitrust in de stad, wil ik door niets en niemand gestoord worden. Als je een bediende naar me toe stuurt, maak ik hem dood voordat hij kan vertellen wat je te zeggen hebt. Is dat begrepen?' Hij schudde haar door elkaar.

'Ja, mijn heer.' Mara stribbelde zwakjes tegen. Haar huis sandalen raakten de vloer nog maar amper. 'Maar er is nog een ding dat -'

'Genoeg!' Ruw duwde Buntokapi haar van zich af en ze struikelde achterover in de kussens. 'Ik wil er niets meer over horen.'

Dapper kwam ze weer overeind. 'Maar echtgenoot -'

Bunto haalde uit met een voet en schopte tegen haar been. Zijn voet bleef haken achter de zoom van Mara's gewaad en de stof scheurde. Mara dook ineen, haar handen voor haar gezicht geslagen.

'Genoeg, zei ik!' schreeuwde hij. 'Ik wil geen woord meer horen! Laat Jican er maar voor zorgen. Ik ga meteen terug naar de stad. En kom me nergens mee storen!' Na een laatste schop in Mara's richting draaide hij zich op zijn hielen om en beende haar kamer uit. Toen zijn voetstappen wegstierven, hoorde Mara verderop Ajiki huilen.

Na een korte tactvolle pauze stormde Nacoya naar haar meesteres.

Bevend van schrik hielp ze haar overeind en zei: 'Meesteres, u heb uw echtgenoot niets gezegd over de boodschap van zijn vader.'

'Je hebt het zelf gezien, Nacoya,' zei ze, wrijvend over de rood wordende plek op haar dijbeen. 'Mijn heer en echtgenoot heeft me geen kans gegeven om hem zijn vaders boodschap te vertellen.'  

Met een grimmig gezicht ging Nacoya op haar hielen zitten. 'Ja, dat is waar, mijn vrouwe,' knikte ze. 'Mijn heer Buntokapi heeft u inderdaad geen gelegenheid gegeven om te spreken.'

Mara trok haar gescheurde gewaad recht, haar blik gevestigd op de rijkelijk versierde tekstrol die die ochtend was gebracht ter aankondiging van het aanstaande bezoek van haar schoonvader en diens verheven reisgezel, Almecho, de Krijgsheer van Tsuranuanni. Toen, haar kneuzingen vergeten, glimlachte ze.