HOOFDSTUK 7

Zoom in op de details

BIJ DE DOOD VAN EEN VLIEG

Voor elke schrijver die van klein naar groot werkt zijn de details van doorslaggevend belang. De ‘complotteur’, op zoek naar een ontkiemende intrige, komt via sluwe detaillering op het spoor van contrasten, verhaalmotieven, stuwing en ritme. De ‘regisseur’, die naar de personages en hun onderlinge verhoudingen op zoek gaat, ontwaart in de detaillering het bewustzijn van een of meer waarnemers: de schrijver zelf, of het personage zoals de vertellende instantie dit ten tonele voert. (In ik-verhalen delen verteller en hoofdpersoon vaak één identiteit.)

Alle facetten van detaillering vond ik in een intrigerende passage uit Schrijven van Marguerite Duras (1994). In autobiografische mijmering staat zij lang stil bij een stervende vlieg: een detail (misschien had ik moeten schrijven: een ‘detail’) waarvan ze de schijnbare onbeduidendheid zo verpletterend en bezwe-rend oproept dat je het nooit meer vergeet.

Ik zou graag het verhaal vertellen dat ik een eerste keer heb verteld aan Michelle Porte die een film over me had gemaakt. Op het moment dat het verhaal speelde bevond ik me in wat de provisiekamer werd genoemd, in het ‘kleine huis’ waarmee het grote huis in verbinding staat. Ik was alleen. Ik wachtte op Michelle Porte in dat kamertje. Vaak zit ik zo in mijn eentje op rustige, lege plaatsen. Een hele poos. En in die stilte heb ik, die dag, dicht tegen de muur, in mijn onmiddellijke nabijheid, plotseling de laatste minuten van het leven van een doodgewone vlieg gezien en gehoord.

Ik ben op de grond gaan liggen om haar geen schrik aan te jagen. Ik heb me niet meer bewogen.

Ik was alleen met die vlieg in dat grote, lege huis. Tot op dat moment had ik me nooit met vliegen beziggehouden, behalve misschien om ze te vervloeken. Net zoals u. Net als u ben ik grootgebracht met de afschuw voor die wereldwijde plaag, de plaag die pest en cholera verspreidde.

Ik ben naderbij gekomen om haar te zien sterven.

Ze wilde loskomen van de muur waar ze dreigde vast te raken in het zand en het cement die zich op de muur afzetten samen met de vochtigheid van het park. Ik heb gekeken hoe zoiets ging, een vlieg die sterft. Het duurde lang. Ze verzette zich tegen de dood. Misschien heeft het tien minuten, een kwartier geduurd en toen hield het op. Het leven was waarschijnlijk opgehouden. Ik ben blijven zitten om te zien hoe het verder ging. De vlieg zat nog steeds op de muur zoals toen ik haar in het oog had gekregen, alsof ze er tegenaan was geplakt.

Ik had het mis: ze leefde nog.

Nog ben ik blijven zitten om naar haar te kijken, in de hoop dat ze weer zou gaan hopen, gaan leven. [Schrijven, p. 31–32]

Ik citeer deze sterfscène zo uitvoerig om de kracht van dat ene uitgesponnen detail te demonstreren, én om te laten zien hoe dit detail reliëf geeft aan de tekst. Voor de schrijver die van klein naar groot werkt, is de detaillering van onschatbare waarde. Voordat de lezer die details onder ogen krijgt, hebben ze jou al een onschatbare dienst bewezen als geleiders van je fantasie.

Details worden altijd waargenomen, ook al wordt de waarnemer buiten beeld gehouden of niet expliciet vermeld. Maar omdat Duras haar schrijverschap bespiegelt, brengt zij de daad van het waarnemen juist nadrukkelijk ter sprake.

Door mijn aanwezigheid werd die dood nog gruwelijker. Dat besefte ik en ik ben gebleven. Om te zien. Te zien hoe die dood de vlieg geleidelijk zou overmeesteren. En ook om te trachten te zien vanwaar de dood opdoemde. Van buiten, of uit de dikke muur, of uit de vloer. Uit welke nacht hij te voorschijn kwam, uit de aarde of uit de hemel, uit de naburige bossen, of uit een nog onbenoembaarder, wellicht zeer nabij niets, uit mij misschien, die trachtte de wegen na te gaan van de vlieg die bezig was de eeuwigheid te betreden. [Schrijven, p. 32–33]

Wat maakt deze beschrijving zo gruwelijk, zo vervreemdend? Deels die toon van aandachtigheid; en de wijze waarop Duras de taal uitbeent, van franje ontdoet en het tempo vertraagt. Maar het belangrijkste procedé blijft de detaillering, het registreren van de meest minuscule verandering, concreter gezegd: de vorderingen van het stervensproces.

Details vervormen de fictieve ruimte, enigszins zoals de Atlas van de kunstacademiestudent het Paleis op de Dam vervormde. Door alles te verkleinen, een miniatuurcamera te hanteren als het ware, wordt de vlieg heel groot. Het sterven van een vlieg wordt net zo dramatisch als het sterven van een hond of kat, dramatischer nog, omdat geen enkel ander levend wezen erbij stilstaat; en zeker dramatischer dan het sterven van een nazi, zo zal verderop blijken. En door die particuliere gedachtegang niet te vangen in een betoog maar in een beschrijving die onze zintuigen opeist, komt het benauwend dichtbij.

En dan gaat Duras nog verder. Daardoor krijgt de tekst, ondanks die kaalheid, de allure van een epos; de stervende vlieg is een dragend motief dat de auteur ook nadien blijft achtervolgen.

Hoe het afliep weet ik niet meer. Waarschijnlijk is de vlieg, aan het einde van haar krachten, gevallen. Hebben de poten zich losgemaakt van de muur. En is ze van de muur naar beneden gevallen. Ik herinner me niets meer behalve dat ik mijn plaats heb verlaten. ‘Je bent bezig gek te worden,’ heb ik tegen mezelf gezegd. En ik ben weggegaan. [Schrijven, p. 33]

Nu de scène verglijdt in een terugblik, komt de factor tijd in het spel — op uiteenlopende manieren: het exacte tijdstip van de ‘vliegendood’, het moment waarop Michelle Porte arriveerde, het heden waarin Duras dit noteert en suggereert dat ze de lezer direct toespreekt, de eeuwigheid van de dood. Monument voor een stervende vlieg — met inscripties van Duras.

Toen Michelle Porte kwam, heb ik haar de plek aangewezen en ik heb haar verteld dat daar om drie uur twintig een vlieg was gestorven. Michelle Porte moest er erg om lachen. Ze kwam niet meer bij van het lachen. Ze had gelijk. Ik lachte maar wat om een punt achter de zaak te zetten. Maar nee: ze begon weer te lachen. En wanneer ik u dit vertel, zo, in oprechtheid, mijn oprechtheid, dan wordt het zoals ik het zojuist heb beschreven, wat zich heeft voorgedaan tussen de vlieg en mij en wat nog geen aanleiding is om te lachen. De dood van een vlieg is de dood. De dood, een stap op weg naar in zekere zin het einde van de wereld, die het veld van de eeuwige slaap uitbreidt. We zien een hond sterven, we zien een paard sterven, en we zeggen iets, arm beest, bijvoorbeeld… Maar als een vlieg sterft, zeggen we niets, we leggen niets vast, niets.

Nu is het beschreven. Het is misschien dit soort afglijden — ik houd niet van het woord — in diepe duisternis, waaraan je je dreigt bloot te stellen. Het is niet erg maar het is een gebeurtenis die op zichzelf staat, een alomvattende gebeurtenis, van enorme betekenis; van een ongenaakbare betekenis en een onbegrensde omvang. Ik dacht aan de joden. Ik haatte Duitsland zoals in de eerste dagen van de oorlog, met mijn hele lichaam, met al mijn kracht. Net zoals ik in de oorlog, bij iedere Duitser op straat, dacht aan de moord op hem door mij voltrokken, door mij geïnitieerd, geperfectioneerd, aan het ontzaglijke geluk van een Duits lichaam, door mij gedood. [Schrijven, p. 33–34]

De vlieg wordt bijna een bezweringsformule; steeds blijft de tekst om die dode of stervende vlieg cirkelen, als in nabootsing van levende vliegen die om een broodkruimel cirkelen. Nauwkeurige observaties zijn de gist in iedere tekst; gebeurtenissen en ‘details’ die op zichzelf lijken te staan, maar in feite de hele tekst doordesemen. Om Marguerite Duras nog een laatste keer te citeren.

Ik wilde maken dat ik wegkwam en tegelijkertijd zei ik bij mezelf dat ik mijn blik moest richten op dat geluid op de grond, om toch op zijn minst één keer dat geluid van opvlammend jong hout te hebben gehoord, het geluid van de dood van een gewone huis-, tuin- en keukenvlieg.’

Ja. Zo is het, de dood van de vlieg heeft de literatuur verplaatst. Je schrijft zonder het te beseffen. Je schrijft terwijl je kijkt naar een vlieg die sterft. Het is geoorloofd dat te doen. [Schrijven, p. 36]

Onbeduidende details worden groot; en ‘grote’ dingen, zoals geïnterviewd worden voor een film of de sporen van een wereldoorlog, verdwijnen naar de achtergrond. Door één detail kan een verhaal reliëf krijgen, van een sliert woorden in een mentale ruimte veranderen, waar de fantasie nog eens diepte aan toevoegt.

Zo kan een verhaal waaraan geen groot ontwerp ten grondslag ligt, via goedgekozen en listig uitgesponnen details alsnog zijn vorm vinden. Hetzij doordat de details een karakter verraden (van de schrijver, de hoofdpersoon, de verteller), hetzij doordat sprekende details een passage ritme en contrast meegeven. En elk contrast impliceert een mogelijk conflict.

Kortom, voor complotteurs én regisseurs die van klein naar groot werken, doet de detaillering wonderen. Bij toverslag worden ideeën tastbare gebeurtenissen, kleuren, geuren, beelden, zintuiglijke motieven: ‘dat geluid van opvlammend jong hout’. De verzonnen wereld komt tot leven; algemeenheid en abstractie wijken. En dat is, als je dan toch uit het niets schept, een kostbaar geschenk.