HOOFDSTUK 12

Vier scenario’s om mee te beginnen

HET SCHRIJFPROCES NADER ONTLEED

Dit boek is bedoeld om het schrijfproces te ontketenen. Of om de niet-schrijvende, maar geïnteresseerde lezer een blik te gunnen in afgronden waaraan schrijvers zich vrijwillig uitleveren om onvergetelijk proza te maken.

Chaos is onvermijdelijk, bestrijding van de chaos zinloos. Van het schrijfproces kun je geen procedure maken — gelukkig. Wat je kunt doen, is dit proces als een scenario beschouwen, een film met ups en downs, een gevecht met je demonen. Hoe het er in detail uit komt te zien, welke problemen je zult tegenkomen, wat en hoeveel je later zult schrappen of herschrijven: niets van dit alles valt te voorspellen. Maar een goed begin is het halve werk, en een goed begin wil zeggen: een methode die past bij je temperament en je schrijverschap.

Die methode loopt spaak; dat is zelfs te hopen, anders is het geen methode maar een procedure, en dan heb je niet alles gegeven. De enige rechtvaardiging van een methode — afgewisseld met episodes van maar raak schrijven — is dat die je sneller bij de kern van je verhaal brengt, sneller in contact brengt met de verborgen vorm.

Vier methodes, vier scenario’s om mee te beginnen: voor de personageschrijver die van klein naar groot werkt scenario 1, ‘Het toverwoord is passie’; voor de intrigeschrijver die van klein naar groot werkt scenario 2, ‘Stel dat’; voor de personageschrijver die van groot naar klein werkt scenario 3, ‘Raak met de personages bekend’; en ten slotte voor de intrigeschrijver die van groot naar klein werkt scenario 4, getiteld ‘Intrige = mythe’.

Scenario 1: Het toverwoord is passie

Valkuilen vermommen zich maar al te vaak als literaire deugden. Of misschien schuilt onder elke literaire deugd wel een valkuil. Dit geldt in het bijzonder voor de neiging van personageschrijvers om hun verhaalfiguren toe te rusten met een onmetelijk complex en rijk zieleleven. Mysterieuze kanten, duistere verledens, grillige impulsen; twijfels, trauma’s, schaamte; mislukkingen die hij of zij stilhoudt; in contact staan met sinistere wereldjes die van elkaars bestaan niet weten; het een zeggen, het andere doen en het derde bedoelen.

Sommige personages in de romans van Thomas Rosenboom hebben zulke barokke trekken, maar dit zijn dan steevast bijfiguren; de hoofdrolspelers munten uit in doelgerichte eenvoud. Ze willen één ding, jagen één doel na. En dat moet ook, beweert Rosenboom in Aanvallend spel. Volgens hem is het namelijk een ernstig misverstand dat personages rond of complex moeten zijn. Hoe sterker een verhaalfiguur iets wil, hoe platter hij wordt. ‘Eigenlijk is de figuur van Osewoudt zo plat als een dubbeltje, net als Richard de Derde, Madame Bovary en al die anderen die maar één ding willen, maar met één probleem bezig zijn en eigenlijk ook maar één karaktereigenschap hebben — maar dat mag toch niet? In literatuur, in tegenstelling tot lectuur, lopen toch juist complexe karakters rond? E.M. Forster heeft het in zijn Aspects of the Novel nog zo gezegd: het ‘round character’, met alle inhouden en nuances die binnen die bolheid hun ruimte vinden, staat in superieure tegenstelling tot het ‘flat character’ uit de lectuur.’ [p. 51]

Rosenboom is het met de doctrine van ronde en platte personages niet eens. Hij gelooft zelfs ‘[…] dat hier sprake is van een van de grootste en wijdst verbreide misvattingen inzake het literaire personage; naar mijn inzicht is het niet het personage dat de complexiteit van een roman bepaalt, dat is de totaliteit van het verhaal; Henri Osewoudt heeft in de hele roman geen enkel filosofisch denkbeeld, doet niet één wijsgerige uitspraak, en toch is De donkere kamer van Damocles wel degelijk een roman vol filosofische implicaties — er wórdt niet in gefilosofeerd, de roman is zelf filosofie, de uitdrukking en belichaming van een wereldbeeld. In Madame Bovary wordt ook niet langs filosofisch of politiek vertoog aangetoond dat het hogere leven voor lagere mensen onhaalbaar blijft, het is domweg de uitkomst van het verhaal […] [p. 51]

En na nog wat voorbeelden komt Rosenboom tot een pleidooi voor het platte personage: ‘[…] al deze helden zijn maar met één ding doende, en welbeschouwd dus volkomen vlak, immers: hoe sterker iemand maar één ding wil, hoe platter hij wordt, terwijl de intensiteit van dat streven door die beperking en de afwezigheid van iets anders evenredig toeneemt, uiteindelijk tot een obsessie, net zoals een vlag vlakker wordt en strakker in de wind gaat staan naarmate het harder waait — maar wat een kracht en spanning schuilt er niet in die strakke vlag, wat een kracht en spanning hebben die bezeten personages uit de wereldliteratuur niet over zich, juist dankzij dat vermaledijde enkelvoud van hun streven.’ [p. 51–52]

Volgens mij luidt de kwestie niet hoe rond of hoe plat personages moeten zijn; de kwestie is hoe sterk we onze personages moeten maken.

Antwoord: zo sterk als het maar kan. Niet omdat ze de rug rechthouden, moed tonen, het juiste doen en pal staan voor de goede zaak; al betekent dit ook weer niet dat ze per se slecht, gewelddadig, laf of pervers zouden moeten zijn. Maar de grootste lafaard kan als personage sterk zijn, zolang diens bangelijkheid een bijverschijnsel of gevolg is van een niet-aflatend streven.

Gerard Reve sloeg de spijker op de kop toen hij in Zelf schrijver worden op de factor ‘Sterkte door Zwakte’ wees: ‘Heeft [de] held uitsluitend één soort eigenschappen, hetzij die van het positieve complex van eerlijkheid, moed, rechtvaardigheid, barmhartigheid enzovoorts, hetzij uitsluitend die van het negatieve complex van gewetenloos, laf, oneerlijk, zonder erbarmen enzovoorts, en heeft hij niet, tegenover dat ene complex van eigenschappen, op zijn minst één diametraal daaraan tegengestelde eigenschap, dan komt hij niet als levensecht bij de lezer over, dan kan de lezer zich niet met hem identificeren, en dan kan die lezer niet van hem houden of medelijden met hem hebben.’ [p. 54–55]

Reve zegt niet te kunnen verklaren waarom dit zo is. Mij lijkt de verklaring vervat in het woord ‘passie’. Geef je personage een passie mee die door alle onbeduidende levensverrichtingen heen sijpelt, die op alles invloed heeft en die als vanzelf kwetsbaar maakt en weerstanden oproept bij de omgeving. Laat elke handeling onbewust opwellen uit die passie. Dit wil niet altijd zeggen dat personages één ding willen; maar wat ze ook willen, het wordt door die passie gekleurd.

Het personage hoeft niet erotomaan te zijn; postzegels verzamelen is evengoed een passie. Of goud zoeken. Stel, een man sluit zijn huis af om voor de zoveelste keer te zoeken naar goudkorrels in verre beekbeddingen. Wil je overtuigend laten zien hoe de goudzoeker rituelen uitvoert om de wanhoop aan het welslagen van zijn zoveelste zoektocht te bezweren, dan moet je zijn passie doorgronden, maar ook weten of

hij bang is voor een zonnesteek, honden of ratelslangen

hij vergeetachtig is, ordelijk, heethoofdig of koeltjes…

hij het graf van zijn moeder met lelies opluistert of juist nooit bezoekt

hij een hekel aan de buren heeft of niet

en honderd andere details waarmee je van de goudzoeker een mens maakt, een mens beheerst door een nameloze passie. Die passie moet als het ware door menselijke details worden gesuggereerd én verhuld. Wie de wereld van een willekeurige goudzoeker in beeld brengt, maakt een documentaire. Wie de wereld als wil en voorstelling van die ene goudzoeker in beeld brengt, bedrijft literair proza. Zonder vertekening krijgt de wereld nooit literair gestalte.

Dit schrijfproces verloopt van klein naar groot. Concentreer je op details, toon en vertelritme, totdat het noodlot toeslaat in de vorm van een tegenstander die het bestaan op z’n grondvesten doet schudden. Het helpt als je een slotscène al een beetje voor je ziet, zodat het verhaal ergens naartoe gaat, en als je de hoeveelheid tegenspelers beperkt houdt.

Scenario 2: Stel dat

Wie een hecht verhaal hoopt te schrijven zonder bouwplan vooraf, maar wel behept is met een uitgesproken hang naar intrige en dus het grote geheel, maakt het zich lastig. Want in principe wekt iedere zin die je aan het ontkiemende verhaal toevoegt nieuwe verwachtingen. Je moet kunnen verdragen dat elke zin, elk woord, ieder detail, oorzaak zal blijken van een toekomstig gevolg.

Als je het plezierig vindt om dit te verdragen, ben je vermoedelijk iemand die stilzwijgend voortdurend verhalen verzint en overal doemscenario’s ziet opdoemen of toeslaan. Stel dat, luidt je motto. Stel dat er een boef onder je ladder door loopt, die plotseling stilstaat. Stel dat een jongen uit een achterbuurt door een administratieve fout een studiebeurs in handen krijgt. Stel dat ik die en die tegenkom, die tien jaar geleden zonder een woord uit mijn leven verdween.

Als je fantasie zo werkt, zal het je weinig moeite kosten om situaties ten einde te denken en lijnen door te trekken. Eén idee volstaat om los te barsten; actie verzekerd, verhaal weer met veel verve verteld.

Maar actie impliceert passie, en rust. De hoofdrolspeler van je verhaal voert niet alleen acties uit, maar reageert ook op acties van anderen, al doet hij ogenschijnlijk niets. Bovendien verliest een hoog verteltempo zijn glans als het nooit wordt afgewisseld met rustmomenten en pauzes. En die rustmomenten krijg je, wonderlijk genoeg, door de rust of beter gezegd het evenwicht te verstoren, steeds weer, zodat de handeling met haar consequenties verder reikt dan het moment of die situatie waarop Stel dat oorspronkelijk van toepassing was.

Deze werkwijze is geschikt als je hart bij het korte verhaal ligt, of in de fase dat je je concentreert op de openingsscène. Het schrijfproces loopt van het THEMA via de handeling naar het RITME — dat echter kortademig wordt als je de TOON over het hoofd ziet. De compositie kom je op het spoor door in de verbindingen van oorzaak en gevolg, of van handeling en consequenties de motieven te herkennen en het patroon te zien.

En stel dat de persoon of personen die in je verhalen consternatie ontketenen in feite naar iets anders verlangen dan je op het eerste gezicht aan hen afziet.

Scenario 3: Raak met de personages bekend

Literatuur is de bijl op de bevroren zee in onszelf, zei Kafka. De schrijver die niet de bijl in zijn eigen obsessies zet, niet durft te hakken, blijft voor altijd bevroren en zal nooit gepassioneerde mensen scheppen — al bekleedt hij ze nog zo nijver met gestes of woorden die we associëren met passie.

Als je een ontwikkelingsroman wilt schrijven, zijn niet alleen de passies van de personages in het geding, maar ook die van jou. Die kunnen aardig in de weg zitten als je je personage hoopt te doorgronden. Al te vaak raakt de blik van de schrijver door blinde hartstocht beslagen. De hang naar roem, of naar aanzien in de ogen van anderen, om maar te zwijgen van rancune, afgunst, misplaatst misprijzen… Schrijvers zijn naar liefde hunkerende tirannen, liet Adriaan Morriën zich eens ontvallen. Kunnen ze dan greep houden op de passies van hun schepselen? Hoe kan de schrijver doorzien waarom zijn dierbaarste personages blind op de ondergang af hollen? Hij zou in hun situatie waarschijnlijk hetzelfde doen… En trouwens, hoe kan de schrijver het over zijn hart verkrijgen om die personages de hel in te jagen, als hij de ellende toch al ziet aankomen? Waarom kan hij niet lief voor ze zijn?

Om geen sentimentele kitsch te produceren natuurlijk. In The Art of Fiction behandelt John Gardner ‘faults of the soul’ — fouten die de beginneling moet afleren: sentimentaliteit, die een diepere gevoelloosheid maskeert. Van sentimentaliteit is sprake als de schrijver een literair effect teweeg wil brengen zonder het van een passende oorzaak te voorzien. Van sentimentaliteit is sprake als de schrijver, om tranen te trekken of schrik aan te jagen, onverdiend een beroep doet op ‘universele waarden’, nobele gevoelens, gruweleffecten en wat dies meer zij.

Kortom, kitsch moet gemeden worden, maar — belangrijke toevoeging — emotie niet. Om emotie en ontroering toe te laten, kan de schrijver niet boven zijn creaturen gaan staan, al moet hij meer weten dan zij. Misschien zul je baat vinden bij de vragenlijst die Marcel Proust hanteerde om de karaktertekening aan te scherpen. Je kunt deze vragen aan jezelf voorleggen, of aan een van de personages. Je kunt je zelfs voorstellen dat het ene personage deze vragen aan een ander stelt; het enige wat je moet doen is de voornaamwoorden veranderen.

De belangrijkste trek in mijn karakter?
Kwaliteit die ik me van een man wens?
Wat ik het meest waardeer in mijn vrienden/vriendinnen?
Mijn voornaamste tekortkoming?

Mijn liefste bezigheid?
Mijn droom van geluk?
Wat zou mijn grootste ongeluk zijn?
Wat zou ik willen zijn?
Het land waar ik het liefst zou willen wonen?
De kleur waaraan ik de voorkeur geef?
De bloem waar ik van hou?
Vogel die me het liefst is?
Mijn favoriete prozaschrijvers?
Mijn favoriete dichters?
Mijn held in de wereld van de literatuur?
Mijn favoriete heldinnen in de wereld van de literatuur?
Mijn favoriete componisten?
Mijn favoriete schilders?
Mijn helden in het gewone leven?
Mijn heldinnen in de geschiedenis?
Mijn favoriete namen?
Wat ik bovenal verafschuw?
Historische figuren waar ik de meeste afschuw van heb?
Militaire gebeurtenis die ik het meest bewonder?
Hervorming die ik het liefst doorgevoerd zie?
Gave van de natuur die ik zou willen bezitten?
Hoe zou ik willen sterven?
Geestelijke conditie van dit moment?
Tekortkomingen die mij het meest tot toegeeflijkheid inspireren?
Mijn lijfspreuk?

De ‘onbenulligste’ vragen zijn de belangrijkste. Ze helpen je een personage te zien als een echte persoon die in je hoofd rondloopt en toch schijnbaar los van jou bestaat — ook als die gestalte autobiografische trekken vertoont.

Overigens kun je ook je eigen, wellicht nog onduidelijke, drijfveren als schrijver op deze divan leggen. Bijvoorbeeld je drijfveer om een gemenerik tot hoofdpersoon te bombarderen — of je angst voor zo’n keuze.

Verklaar deze vragenlijst niet heilig, en vul de gegevens aan met andere. Er zijn meer manieren om je personages goed te leren kennen. Lajos Egri adviseert om van elk personage sociale, psychologische en fysieke kenmerken in kaart te brengen — ook details die je niet direct nodig hebt voor een verhaal (toneelstuk, film). Via die informatie ontdek je wat de kern van een personage is, de passie die hem/haar drijft. Tegelijk verzamel je materiaal om deze kern, zonder die expliciet te benoemen, tot leven te wekken in een verhaal.

Het gevaar is wel dat je verzuipt in de gegevens. Bedenk dat een personage een dynamische en levende kracht is, die de handeling voort wil zetten en zichzelf voortzet. En dat die kracht een niet weg te denken factor is in het verhaal. Niet de binnenwereld als zodanig boeit, maar de wijze waarop de drager van die binnenwereld beproevingen te verduren krijgt — in een conflict.

Scenario 4: Intrige = mythe

Dit scenario schetst de methode van de synopsisschrijver, die eerst de intrige rond moet hebben alvorens tekst te produceren. Hoe het in zijn werk gaat, kan ik amper zeggen. Men neme een hoofdpersoon, geeft die een streven mee en bedenke een serie obstakels? Obstakels bedenken om daar naderhand de hoofdpersoon op los te laten?

Romans doen er jaren over om geschreven te worden, en als het werk gedaan is moet er nog geslepen, geschrapt en gecorrigeerd worden voor je van iets publicabels kunt spreken. Daarom hecht ik niet zoveel waarde aan het uitdenken van plots.

Als ik aan een roman denk, zie ik een Romeins aquaduct. Het overspant een dal en bestaat uit vele verdiepingen, door grote en kleinere bogen gestut. Wie zoiets bouwt moet weten hoe ver de overkant weg is en of hij de overkant haalt; ook moet hij weten op welke verdieping kleine bogen komen en waar de grote; niet voor niets maak ik verschil tussen compositie en stijl. Maar is het nodig om meteen al te weten wat er op boog XXVII van de IV de verdieping gaat voorvallen?

Mijn meest geslaagde poging om prozastudenten een intrige te laten verzinnen ging zo. Het woord ‘mythe’ schijnt etymologisch verwant met mystiek en mysterie. Van generatie op generatie werden mythes doorgegeven en telkens opnieuw ontraadseld. Nog steeds! Nu komt het: bij Aristoteles is mythos tevens de term voor de plot van een tragedie. Zo kwam ik op de gedachte om een nogal gedemotiveerd schrijfklasje het volgende huiswerk mee te geven: werk een nieuw verhaalidee uit in de gedaante van een Griekse mythe. De respons was hoopvol, de deelnemers werden zowaar geestdriftig. Niet omdat ze een doorwrochte plot te pakken hadden, zover waren ze niet. Ze hadden iets belangrijkers in handen, namelijk de contour van hun conflict.