HOOFDSTUK 6

Het conflict is de brug

TUSSEN PERSONAGE EN PLOT

Iedere schrijver is manisch op één ding gespitst. Hij weet dat hij tien ballen in de lucht moet houden, en toch is hij in de greep van één obsessie, één koortsdroom. Wel kent die droom totaal uiteenlopende gedaanten. In de ene droom is de prozaïst een grootmeester die zijn schaakpartij zo dwingend en verpletterend uitspeelt dat hij iedereen overdondert. In de andere droom is hij een beroemde maar onzichtbare regisseur: slinks voert hij personages ten tonele, die lief en leed ontketenen in een schijn van vrijheid. De ene droom betreft de handeling, zoals deze zich ontvouwt in de tijd; de andere droom gaat over de personages. Zeg mij wat je droom is, en ik zal je zeggen wat voor een schrijver je bent: een die verwikkelingen schept of een die ontwikkelingen portretteert. Deze twee typen kun je niet over één kam scheren, al beoefenen ze beiden de vertelkunst. Wie zich serieus aan een verhaal zet, doet er goed aan te weten in welk kamp hij hoort: dat van de regisseurs of dat van de complotteurs.

Maar de kwestie waar je je in de beginfase echt druk over moet maken, is hoe jij er met jouw specifieke ‘schrijversnatuur’ in slaagt de deugden van de plot te verweven met de subtiliteiten van de karaktertekening. Dat moet namelijk, want anders overtuigt het verhaal geen mens. Let wel: met ‘subtiliteiten van de karaktertekening’ bedoel ik niet ‘veel psychologie’; maar zodra de verhaalfiguren al te opzichtig de intrige dienen, worden het pionnen. Anderzijds, als de intrige onderhevig raakt aan de grillen en luimen van personages heb je inderdaad te veel ‘psychologie’ en wordt het verhaal vormeloos — Hermans’ verwijt aan het gros van de vaderlandse letterkunde.

Graag zou ik onderzoeken of het mislukte werk van grote schrijvers te herleiden valt tot een onbewust verraad aan hun ware natuur. Misschien faalden ze omdat ze als personage-schrijver al te sluwe, ingewikkelde of melodramatische intriges verzonnen, of — omgekeerd — omdat ze zich als rasintrigant vertilden aan steriel gepsychologiseer. Niet omdat hun werk dit vereiste maar omdat ze vreesden niet literair te worden bevonden door hun scherprechters. Dit is een vermoeden; maar als er waarheid in schuilt, kan ik me voorstellen waarom ze schijnbaar tegen beter weten in faalden. Want in het ideale geval vloeien personages en intrige voor het oog van de lezer ineen tot een magisch geheel — een magie die iedere schrijver nastreeft.

Louis Couperus muntte eerder uit in zijn karaktertekening dan in de intrige: typisch een character-driven auteur. Hij vereenzelvigde zich met personages en beoefende tot overmaat van ramp het genre van de psychologische roman ten tijde van het naturalisme. Soms wankelen zijn intriges op of over de rand van het melodrama, maar in zijn beste werk werpt hij die neiging ver van zich. In Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan vallen de plotwendingen — hoe zestig jaar na dato de passiemoord alsnog uitkomt — samen met een nietsontziende karaktertekening: je kunt zonder overdrijving stellen dat de hele intrige uit een reeks onthullingen bestaat, zowel van het geheim als van een zwakte of laagheid in iemands karakter. De dynamiek of ‘psychologie’ van die reeks wordt geïntensiveerd doordat elk personage denkt dat hij of zij de enige is die per ongeluk lucht krijgt van het geheim; het Ding, zoals de ziekelijke oom Harold het noemt. Terecht beschouwen velen deze roman als een hoogtepunt in Couperus’ oeuvre; andere hoogtepunten zijn de historische romans, waarin Couperus zich delen van de plot door de bronnen liet aanreiken én met die bronnen aan de haal ging zodra hij zich had ingeleefd in de personages.

Je hoeft mijn Couperusliefde niet te delen; ik vertolkte zojuist een persoonlijke voorkeur. Maar zowel Couperus als ik blaast de intrige leven in door dicht op (en liefst in) de personages te kruipen. Couperus construeert geen personages als pionnen of ongeleide projectielen die de intrige effectueren; bij hem komt de intrige voort uit de ziel of de passie van de personages, althans, hij weet die indruk te wekken, en als character-driven schrijver loop ik daar warm voor en erken ik beschaamd dat mijn bewondering voor Flaubert, Hermans, Rosenboom, en zelfs Kafka — complotteurs van grote allure — altijd een beetje kil is gebleven. Het is meer ontzag dan echte liefde. Ook ben ik afgunstig op hen, omdat ik hun plotvaardigheid niet bezit en nooit bezitten zal.

Meer dan deze bekentenis boeit mij het wonderlijke gegeven dat ik bij sommige van hun passages alle reserves laat varen. Dan slepen ze me mee en vergeet ik mijn verzet. Hoe kan dat, wat gebeurt hier? Algemener gesteld: hoe ontsnappen goede schrijvers aan de eenzijdigheid van hun ware aard? Hoe komt de personageauteur aan een sterke plot en hoe komt de plotauteur aan gedenkwaardige personages?

Door een verpletterend conflict uit te spinnen.

Het conflict is de brug tussen het personage en de intrige. De beproevingen die hun worden opgelegd door het onontkoombare conflict onthullen wie de personages werkelijk zijn en brengen al hun verborgen krachten of gebreken aan het licht. Door toedoen van een conflict wordt hun waarheid in jouw Dichtung onweerlegbaar. Het conflict onthult hun keuzes en tevens hun noodlot: wetten van oorzaak en gevolg waar iedereen — mits de verhaallogica consistent is — aan vastgeketend zit. Noodlot en wil komen in het conflict simultaan tot ontplooiing.

Tot zover de theorie. De praktijk is weerbarstiger, ik weet het maar al te goed. Dat ik me aan Couperus spiegel is geen hovaardij; ik verbeeld mij niet dat ik hem heb kunnen evenaren. Maar om hem ooit te evenaren, om mijzelf te overtreffen, om de wereld het beste van mijzelf te schenken in proza, moet ik deemoedig erkennen dat ik tot het eind van mijn dagen ‘regisseur’ blijf, dat het mij zelden vergund zal zijn door te dringen in de diepste geheimenissen van de complotteur en de rasintrigant, en als ik erin doordring geschiedt dit op voorwaarde dat ik mijn personages, al is hun innerlijk leven nog zo rijk en fascinerend, louter laat bestaan om in conflict te raken, hoe ze het ook wenden of keren.