Arthur Docters van Leeuwen
Oud-voorzitter van de AFM
‘Je kon het eigenlijk allemaal zien aankomen.’
Had de regering moeten ingrijpen in de strijd om ABN Amro voor Nederland te behouden? Nee, zegt Arthur Docters van Leeuwen, oud-beurswaakhond en voorzitter van het Holland Financial Centre, dat zich inzet voor het sterk houden van de Nederlandse financiële sector.
Er zijn nogal wat mensen in
Nederland die de regering verwijten dat deze ABN Amro heeft laten
vallen. Premier Balkenende had bijvoorbeeld al in een vroeg stadium
duidelijk kunnen maken dat aasgieren op afstand moesten blijven.
Vindt u dat de overheid in dit soort situaties een barrière moet
proberen op te werpen?
‘U bent zeker niet de eerste die mij hierover naar mijn mening
vraagt en wat mij opvalt, is dat de gesprekken over dit onderwerp
vaak heel emotioneel worden. Er is echt psychologische schade
berokkend.
Natuurlijk is het sneu dat ABN Amro
verdwijnt. Dat vind ik ook. Hoe je het ook wendt of keert, het was
toch echt dé bank in Nederland. Een bank die, als je teruggaat in
de tijd, zelfs de rol vervulde die De Nederlandsche Bank nu
heeft.
Maar er zijn mensen die zich laten
verblinden door die sneuheid. Die vergeten dat ABN Amro al heel
lang in de etalage stond. Toen ik tien jaar geleden nog fris en
groen aantrad als voorzitter van de STE, de voorganger van de
latere Autoriteit Financiële Markten, wist mijn nieuwe collega
Jacob Kaptein te melden dat er bij MeesPierson, waar hij had
gewerkt, weddenschappen werden afgesloten over welke bank er met
ABN Amro vandoor zou gaan. Kaptein dacht dat het Deutsche Bank zou
worden, maar de namen die het uiteindelijk zijn geworden, werden
ook al genoemd: Barclays, Royal Bank of Scotland, Santander. Ik
herinner me ook nog dat Groenink zelf in 2002 en 2003 zei dat ABN
Amro wel kon worden overgenomen als iemand maar genoeg bood. Je kon
het dus eigenlijk allemaal al zien aankomen, zeker de laatste jaren
met al die strategiewijzigingen en een beurskoers die niets deed.
Het is jammer dat ABN Amro het niet heeft gered, zeker met van die
aanvallende kopers die denken geld te kunnen verdienen door de bank
op te breken en in stukken te verkopen. Als je dat niet hebt zien
aankomen, schrik je daarvan. Maar dat moet je niet willen
tegenhouden, het hoort bij het kapitalistische systeem.’
Is het niet méér de vraag hoe rauw
je het kapitalistische systeem in dit geval wilt toepassen? ABN
Amro vormde een spil in de Nederlandse financiële sector en
vertegenwoordigde daarmee een groter maatschappelijk belang dan
alleen dat van de aandeelhouders. Ligt er niet juist in zo’n geval
een rol voor de overheid?
‘Door de overname te blokkeren, als je dat al kunt? Protectionisme
is het slechtste wat je kunt doen. Wij Nederlanders hebben al
eeuwenlang heel veel geld verdiend door een open economie te zijn.
Daarmee zijn wij een van de rijkste, zo niet hét rijkste land van
Europa geworden. Wij hebben het altijd beter gedaan dan landen als
Frankrijk. Ons succes danken we juist aan het feit dat wij niet
protectionistisch optreden. Daarom moeten wij daar niet nu aan het
begin van de eenentwintigste eeuw alsnog mee beginnen.
Nederland heeft echt niets te winnen met
meer protectionisme. Men moet niet vergeten dat wij Nederlanders
ook het nodige hebben overgenomen en nog overnemen. Wij vinden het
normaal dat wij in het buitenland psychologische schade mogen
berokkenen met overnames, maar als dat bij ons gebeurt, zou dat dan
niet mogen? Waar het om gaat, is niet om te proberen de
ontwikkelingen in de markt tegen te houden, maar om daarop in te
spelen, met de markt mee. Schaal is belangrijk. Je kunt niet tegen
schaal vechten. Tv’s maken of financiële producten maken, je
ontkomt er niet aan dat bedrijven worden overgenomen. Maar dat is
wat anders dan het hoofd in de schoot leggen. Ik ben niet voor
niets voorzitter geworden van Holland Financial Centre.’
Hoe verklaart u het eigenlijk dat
er zo veel kritiek is op buitenlandse opkopers van Nederlandse
bedrijven?
‘Ik maak mij daar echt zorgen over. Je ziet het overal, vooral in
de pers. Er is in Nederland een merkwaardige verandering gaande.
Eerst waren wij pro-Europa en terecht, want het heeft ons veel geld
gebracht, vrede en veiligheid. Maar Nederlanders zijn door de
welvaartsgroei van de jaren negentig vergeten waar we dat aan te
danken hebben. Ergens midden jaren negentig is bij ons het gevoel
ontstaan dat Europa niet bestaat, uitmondend in het nee tegen het
verdrag. Ik weet niet waarom dat zo is. Het merendeel van onze
handelspartners zit in Europa. Wij hebben, als klein land, van alle
landen het meeste geprofiteerd van Europa. Voor mij is dat
misschien allemaal wat duidelijker. Ik ben zes jaar voorzitter
geweest van een club van Europese toezichthouders en ook daarvoor
was ik als baas van de inlichtingendienst natuurlijk al heel
internationaal bezig. Ik ben me er misschien meer van bewust dat
landen met elkaar concurreren om de groei. Niet alleen binnen
Europa maar ook daarbuiten. Maar toch is het vreemd dat andere
Nederlanders dat nu minder hebben. Iedere Nederlandse ondernemer
doet zaken in Europa, of het nou bloembollen, kleinmetaal of wat
dan ook is. En toch, als dat politiek wordt vertaald, en al die
ondernemers zijn ook kiezers, dan kijkt niemand over de
grenzen.’
U had het er daarnet over dat de
overname van ABN Amro psychologische schade toebrengt aan
Nederland. Verwacht u ook economische schade?
‘Op dit moment niet. Dat moet nog blijken. Voor zover nu bekend is,
gaat er niet zoveel van het oude ABN Amro uit Nederland weg. We
houden in Nederland nog een sterke, volwassen financiële sector
over. Daar zitten veel sterke bedrijven bij.
Wat ik wel zie, is de schade die
protectionisme met zich meebrengt. Protectionisme leidt alleen maar
tot hogere prijzen. Als je een overname verbiedt, stijgen de
financieringskosten van het bedrijf en daarmee de kosten van het
product. Aandeelhouders vragen een hogere risicopremie. We zijn net
een beetje af van de Dutch discount,
maar die is echt zo weer terug. In plaats van te praten over
protectionisme kun je beter praten over waar je concurrentie wilt
hebben, zodat je prijzen daar dalen en je kunt meedoen in de
wereldmarkt. Daar gaat het om, om concurreren met de rest van
Europa, met de wereld. Waarom is de City zo groot? Omdat zij
iedereen toelaten die aan de eisen voldoet. Eerst was Londen nog
een bijkantoor van Manhattan, maar nu is het zelfs groter. Dat komt
door het openstellen van de markt. Als je twee vergelijkbare
markten neemt en tien jaar volgt, wint altijd de markt die open
is.’
Ziet u andere sectoren dan banken
die wel van een dergelijk strategisch belang zijn dat overnames
moeten worden geblokkeerd?
‘Eigenlijk niet.’
Vrijhandel is beter dan barrières,
zegt u. Maar is het niet beter om nee te zeggen tegen de overname
van een bank als ABN Amro zolang andere landen hun eigen banken
blijven beschermen?
‘Reciprociteit is leuk als je een sterk land bent. Dan kan je eisen
stellen. Nederland heeft dat nooit gedaan en kijk eens uit dat
raam: daar ziet u de Beurs van Berlage. Die is niet gebouwd met
geld dat is verdiend door reciprociteit, dat geld is verdiend door
open te zijn. Er wordt trouwens gewerkt om de Europese Commissie de
mogelijkheden te geven om de vinger aan de pols te houden, om in te
grijpen. Dat komt omdat de commissie heeft aangetoond dat de
schaalvergroting over grenzen heen in de financiële wereld
achterblijft bij de rest van de economie. Iedereen erkent dat dit
een probleem is. Maar het duurt lang, hoor.’
Ik laat u nog niet helemaal los.
Wat vindt u van het argument dat Nederland geen groot land is,
zodat wij meer risico lopen dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten
als onze bedrijven worden opgekocht door de verkeerde nieuwe
eigenaren? Als er net een paar ongelukken tussen zitten, is dat
voor Nederland meteen een ramp. Zou dat dan niet toch een argument
moeten zijn om juist als klein land wél barrières op te
werpen?
‘Wat u nu zegt, zou betekenen dat kleine landen zich geen
competitief gedrag kunnen veroorloven. Daarmee spreek je het
doodvonnis uit over zo’n economie.
Alle argumenten die u naar voren brengt,
hoor ik vaker, niet alleen van de pers. En wat mij betreft dient
deze hele discussie ter verwerking van de psychologische schade die
is aangebracht. Maar Europa bestaat en de wereld ook. Mensen worden
wel eens kwaad als ik dat zeg. Maar je moet maar eens een bezoek
brengen, zoals ik heb gedaan, aan de grote machines van Goldman
Sachs en Merrill Lynch in Manhattan. Of je moet eens in Dubai
kijken. Dat zijn ook gewoon mensen, hoor, maar die denken wel op
een wereldschaal. Als wij niet mee willen doen, staan zij echt niet
stil. Die bouwen gewoon iedere maand een nieuwe meter boven op hun
financiële sector.
Natuurlijk vind ik het ook niet goed als we
geen hoofdkantoren meer hebben in Nederland en alleen van afstand
bestuurd worden. Als we hier geen productontwikkeling meer doen,
geen moeilijke fiscale of civielrechtelijke problemen meer
oplossen, brengt dat een geestelijke en ook economische verarming
met zich mee. Hoofdkantoren zijn belangrijk, ze trekken allerlei
diensten en inkomsten aan. Maar het hoeven geen Nederlandse
hoofdkantoren te zijn. Je moet als land zorgen dat je aantrekkelijk
bent. Daar moet je hard voor werken, want je moet nogal wat te
bieden hebben.
Strategisch is het voor ons van belang dat
er een levendige financiële industrie bestaat in Nederland. Die is
er. De Nederlandse financiële sector is omgerekend naar
bevolkingsomvang de grootste in de wereld. Er werken
driehonderdduizend mensen in. Wij gaan ervan uit dat er indirect
nog eens zo’n zeshonderdduizend mensen leven van wat er in de
financiële sector aan geld wordt verdiend: taxi’s, restaurants,
winkels en ga maar door. Dat betekent dat negenhonderdduizend
mensen hiervan leven, op een totale beroepsbevolking van misschien
vijf miljoen. Dat is veel. Bovendien groeit de financiële sector in
Nederland nog steeds snel, met zo’n 7 procent per jaar, terwijl de
economie misschien 3 procent groeit. Maar wereldwijd groeit de
financiële sector met 9 tot 10 procent. Onze groei blijft dus
achter bij de wereldgroei en je ziet dat onze financiële
handelsbalans verslechtert. Dat is reden om alert te
zijn.’
Daar ziet u wel een rol voor de
overheid?
‘ABN Amro is de prijs die we met z’n allen liever niet hadden
willen betalen voor het kapitalistische systeem. Het is sneu, maar
het is in ieder geval goed dat wij ons nu het hoofd breken over wat
er beter kan. Het naar elkaar wijzen is gelukkig wat aan het
afnemen. Er wordt meer gesproken over hoe Nederland de concurrentie
uit het buitenland het hoofd kan bieden. Zoals Hans Tietmeyer,
voormalig president van de Bundesbank, het zei: je moet in deze
wereld hard hollen om stil te staan. We hebben al heel veel om
trots op te zijn, meer dan we zelf vaak beseffen: een prima
rechtssysteem, als er ’s avonds wordt aangebeld, kun je doorgaans
gewoon de deur opendoen, als je een vergunning aanvraagt, hoef je
geen geld te betalen aan een corrupte ambtenaar, de gezondheidszorg
is goed. Maar tegelijkertijd kun je alleen groeien door het beter
te doen dan de rest. Bloementelers weten al heel lang dat de wereld
bestaat, en die doen het geweldig. In die sector wordt samengewerkt
aan fantastische innovaties. De financiële sector kan van die
samenwerking veel leren. Daarbij kan de overheid een rol spelen.
Die kan partijen bij elkaar brengen; je hoeft het niet helemaal aan
het toeval over te laten. Soms moeten ontwikkelingen even over het
dode punt heen worden geholpen. Maar in plaats van barrières op te
werpen, werk je altijd met de markt mee.’