De gevallen patriarch
Als ABN Amro eind jaren negentig voet aan de grond
krijgt in Italië met een minderheidsbelang in Banca di Roma (het
latere Capitalia) is centralebankpresident Antonio Fazio (1936)
heer en meester over de Italiaanse financiële sector.
Bankbestuurders kunnen in Italië geen stap zetten zonder zijn
impliciete toestemming. De man die zijn carrière begint als
gerespecteerd wetenschapper op het gebied van de macro-economie,
voert sinds zijn aanstelling in 1993 als governatore della Banca Centrala Italiana bewust
beleid om overnames door buitenlandse banken tegen te houden. In de
visie van Fazio moeten Italiaanse banken eerst onderling
consolideren voordat de grenzen opengaan.
Het verzet wordt Fazio fataal als hij een
geheim pact sluit met Gianpiero Fiorani. De bestuursvoorzitter van
de regionale Banca Popolare di Lodi wordt de tegenstander van ABN
Amro in de strijd om Antonveneta. Ondanks Fazio’s benoeming voor
het leven wordt hij na afloop van de overnamestrijd in december
2005 gedwongen tot aftreden. Directe aanleiding is de beschuldiging
van justitie dat hij medeplichtigheid is aan handel met voorkennis.
Fazio voorzag Fiorani volgens justitie van koersgevoelige
informatie over Antonveneta. De rechtszaak tegen Fazio is bij de
totstandkoming van dit boek nog niet afgerond.
De zeer katholieke Fazio trekt zich na zijn
aftreden terug uit het openbare leven en wijdt zich volledig aan
theologie en filosofie. Als bewonderaar van de wijsgeer Tomasso
bestudeert hij vooral de werken van de grote denkers uit de
renaissance. Ook is hij actief in religieuze organisaties die nauwe
banden hebben met het Vaticaan.
Fazio’s vriendschap met Fiorani bekoelt na
de overnamestrijd tot het vriespunt. Als het justitieel onderzoek
begint, spreken de twee geen woord meer met elkaar. De voormalige
bankpresident verklaart tegenover justitie dat hij door Fiorani is
bedrogen. Fiorani zegt op zijn beurt dat hij niet kon weten dat hij
de regels overtrad omdat de centrale bank tijdens de overnamestrijd
al zijn acties goedkeurde.
De affaire heeft de reputatie van Fazio in
Italië ernstig geschaad. Uit het onderzoek van justitie blijkt dat
Fazio ieder jaar kostbare geschenken van Fiorani aanneemt. Ook
worden talrijke afgeluisterde telefoongesprekken tussen de twee
gelekt naar de pers. Hierdoor kan iedereen kennisnemen van de nauwe
band tussen de twee mannen. In een van de gesprekken zegt Fazio
tegen Fiorani dat hij zoals altijd de achterdeur van de centrale
bank moet nemen omdat hij anders in de problemen komt.
Fazio en Fiorani kunnen ondanks hun
tegengestelde karakters lange tijd goed met elkaar overweg. Fiorani
is eveneens actief binnen de Katholieke Kerk en bovendien deelt hij
de droom van Fazio om de Italiaanse banksector door middel van
binnenlandse fusies te versterken. Ook twee van de vijf kinderen
van Fazio gaan met Fiorani om. Een dochter heeft, naar in Italië
wordt aangenomen, zelfs een relatie met Fiorani. Een zoon verkeert
regelmatig in zijn gezelschap en dat van zijn
zakenpartners.
Fazio wordt bij de centrale bank opgevolgd
door Mario Draghi. De van Goldman Sachs afkomstige bankier zit er
aanvankelijk mee in zijn maag dat Fazio na zijn aftreden gebruik
blijft maken van een pompeus kantoor van de centrale bank. Ook
houdt hij een staf van circa zes man en een dienstauto aan. Fazio
beroept zich op de interne regelgeving van de centrale bank die
voorschrijft dat hij daar recht op heeft. Na enkele maanden doet
hij er afstand van. De redenen worden niet toegelicht.
In het voorjaar van 2008 treedt Fazio weer
even in de schijnwerpers. In aanloop naar de parlementsverkiezingen
spreekt hij zijn steun uit voor een nieuwe politieke partij die is
opgericht door Giuliano Ferrara, een voormalig journalist. Het
programma draagt een streng katholieke signatuur. Vrijwel de enige
doelstellingen zijn een verbod op abortus en het
homohuwelijk.