De aasgier-filantroop
De man die de ondergang van ABN Amro op gang brengt,
heeft de reputatie een meedogenloze kapitalist te zijn. Maar Chris
Hohn heeft ook een andere kant. Toen hij ooit als twintiger op de
Filippijnen verbleef, was hij zo geschokt bij het zien van kinderen
die leefden van een vuilnisbelt, dat hij zichzelf ten doel stelde
zijn kennis in te gaan zetten voor mensen die minder goed bedeeld
zijn dan hijzelf. The Children’s Investment Fund (TCI), het
hedgefonds dat hij in 2003 opricht, ontleent zijn naam aan de
doelstelling om jaarlijks een deel van de winst te doneren aan
kinderen in ontwikkelingslanden. Zo rechtvaardigt Hohn voor
zichzelf en zijn directe omgeving, als een moderne Robin Hood, dat
hij zijn intellect inzet voor het bestoken en opbreken van
bedrijven. Veel uiterlijk vertoon heeft Hohn evenmin. Geen gouden
ketting maar een goedkoop horloge, geen dure merkpakken maar een
wat nerd-achtige uitstraling à la Bill Gates.
Door de enorme winsten die TCI sinds de
oprichting genereert, groeit The Children’s Investment Fund
Foundation (Ciff) uit tot een van de grootste Britse
liefdadigheidsorganisaties. Halverwege 2007, als de overname van
ABN Amro nog niet is afgerond, beschikt het fonds over een vermogen
van ongeveer 1 miljard euro. De organisatie wordt geleid door de
vrouw van Hohn, Jamie Cooper-Hohn. Zij claimt het fonds met
dezelfde analytische blik te leiden als haar man TCI. Het nut van
iedere donatie wordt vergeleken met het effect van alternatieve
goede doelen. Projecten die ondermaats presteren, krijgen geen geld
meer.
Hohn groeide op in het Engelse Surrey als
zoon van een Jamaicaanse automonteur. Voor zijn studie
bedrijfskunde kiest hij niet voor het nabije Londen maar voor het
regionale Southampton. Hij rondt zijn opleiding af met een MBA aan
de prestigieuze Amerikaanse universiteit Harvard. In dit walhalla
voor kapitalistische denkers doet hij de ideeën op die hij later in
de praktijk brengt als activistisch belegger. In de talrijke
gesprekken die hij als manager van TCI voert met bestuurders van
beursgenoteerde ondernemingen, is de creatie van
aandeelhouderswaarde het centrale thema. Hohn is wars van
bestuurders die uit prestige op overnamepad gaan, op kosten van de
belegger. De meeste overnames, zo blijkt uit meerdere studies,
leveren helemaal niet de beloofde synergie op.
Hohn is volgens mensen die hem van dichtbij
kennen, een impulsief mens met een enorm doorzettingsvermogen.
Hoewel hij meerdere Europese topmanagers op de knieën heeft
gekregen, maakt hij op het eerste gezicht een nogal oppervlakkige,
weinig intellectuele indruk. Volgens Werner Seifert van Deutsche
Börse, die door Hohn tot aftreden werd gedwongen, is hij vooral een
drammer. Hij herhaalt zijn standpunt net zo lang tot zijn
tegenstanders murw zijn geslagen.
Hohn is net veertig als hij in februari
2007 zijn beruchte brief aan ABN Amro stuurt waarin hij de
opsplitsing van de bank eist. De koers van het aandeel ligt dan al
bijna zeven jaar stil. Hohn heeft zo’n reputatie dat de koers
onmiddellijk met 6 procent omhoogschiet. TCI neemt na een
aanvankelijk belang van 1 procent zo’n 4 procent voor zijn
rekening. Als de overnamestrijd enkele weken op gang is, wordt het
belang van andere hedgefondsen in ABN Amro op 30 à 40 procent
geschat. De overige fondsen volgen TCI op basis van het grenzeloze
vertrouwen dat ze in Hohn hebben. Enkele jaren eerder heeft hij
zijn naam gevestigd bij een aandeelhoudersopstand bij Deutsche
Börse. De beurs wordt onder zijn leiding gedwongen af te zien van
een bod op London Stock Exchange.
Hohn, die zich zelden in het openbaar
vertoont, ontwikkelt tijdens de overnamestrijd een steeds grotere
afkeer van ABN Amro-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink. De
hedgefondsmanager noemt Groenink binnenskamers een ‘in-en-in-slecht
mens’. Volgens Hohn heeft de bestuursvoorzitter van ABN Amro niet
het beste met zijn aandeelhouders voor omdat hij per se de fusie
met Barclays wil doorzetten – terwijl de aandeelhouders van ABN
Amro hierdoor circa 7 miljard euro dreigen mis te lopen die het
consortium boven op het bod van Barclays biedt. De opstelling van
Groenink is volgens Hohn onvergeeflijk voor een bestuursvoorzitter
van een beursgenoteerde onderneming.