De eerste voorzichtige stapjes: cursus

 

Ultimo januari 1989. De cursus begint.

Een dame van Algemene Zaken nam steeds een aantal personen mee in de lift richting de kelder van het gebouw. Aldaar, aan het eind van een doodlopende, troosteloze gang, was het officiële opleidingscentrum van Holland Casino Rotterdam gevestigd.

Ik weet niet meer welke voorstelling ik mijzelf van het trainingscentrum had gemaakt, maar dit kwam er in ieder geval niet dicht bij in de buurt. In praktijk betrof het niet meer dan een rechthoekige ruimte van 8 bij 10 meter, een deur, drie blinde muren. De enige raampartij bevond zich naast de entree en gaf dus uitkijk op het lommerrijke beeld van een volgende blinde muur in de gang, die enigszins schuilging achter een stapel lege limonadekratjes en een vuilcontainer.

Geen raam dat ook maar terloops in verbinding stond met de buitenwereld. Laat staan zonlicht!

Bij binnenkomst zagen we dat aan de rechterzijde een hok van 3 bij 4 meter was gecreëerd met een deur. Ramen zorgden ervoor dat vanaf die ruimte alles goed in de gaten kon worden gehouden.

In totaal meldden twaalf personen zich bij Casper Destelmaeker, de speltechnische instructeur die de komende drie maanden door ons met ‘chef ’ moesten worden aangesproken.

“In de zaal spreek je een direct leidinggevende altijd aan met ‘chef ’, dus hier kunnen jullie er alvast aan wennen,” aldus Destelmaeker. Onderling was het gebruik van namen eveneens niet gewenst. “In de kantine is het natuurlijk prima om Marco, Janus en Edward te zeggen, maar hier spreken jullie elkaar aan met ‘collega’.”

De eerste uren ging het nog redelijk rustig. Destelmaeker gaf uitgebreid uitleg en beantwoordde al onze soms meest stompzinnige vragen. Met engelengeduld verbeterde hij ons wanneer iemand een vraag begon met “Casper, je zegt net...”

Meneer Destelmaeker bleek geknipt voor dit werk.

“Het moet zijn: chef, u zegt net...”

Vervolgens werd er een voorzichtig begin gemaakt met het bekwamen in het hanteren van de speelfiches, het zogeheten ‘chiphandling’.

We leerden dat er niet alleen verschil was in kleur, maar dat ook het materiaal van de speelpenningen kon verschillen.

“Bij de spelsoorten die jullie gaan leren, Amerikaanse of American Roulette en kaartspellen zoals Blackjack, spreken we van chips. De Franse Roulette, de enige echte spelsoort van hc, kent jetons,” aldus luidde de instructie.

We keken elkaar aan, maar niemand waagde het te vragen waarom de Franse Roulette de enige échte spelsoort werd genoemd. Wat gingen wij dan straks in godsnaam in de speelzaal doen?

Later bemerkte ik dat er binnen de organisatie wel heel erg veel in hokjes werd gedacht.

Al met al een heel rustige ochtend, zeker in het licht van de wijze waarop de sollicitatie uitermate strikt was georkestreerd.

Goedgemutst gingen we richting de lunch.

Het was rond het middaguur en de bedrijfskantine was vrijwel leeg. Alleen keukenmedewerker Raymond achter de counter was aanwezig om je zelf samengestelde lunch af te rekenen. Ook kon hij eventueel een eitje voor je bakken, maar na twee pogingen wist ik dat Raymond zich niet erg druk maakte over een stukje meer of minder eierschaal in zijn baksels. Daardoor was je omelet overigens wel altijd lekker knapperig!

Medecursist Janus ging meteen bij de tv zitten en begon met zappen. Na een paar minuten meldde hij verheugd dat “deze tv ook is aangesloten op het net van het Hilton Hotel”. De rest haalde de schouders op, maar Janus schudde zijn hoofd over zoveel onnozelheid.

“We hebben dus porno, jongens!”

Sinds die dag nam hij elke pauze even de tijd om onder het genot van een sigaretje en een kop koffie een paar minuten naar grote pikken, neukende stelletjes en elkaar met hulpstukken bevredigende wulpse dames te staren.

Na de lunch begaf de massa zich weer naar het opleidingscentrum.

Maar zoals in vrijwel elke groep is er altijd wel een die “nog effe gauw een peuk” of “nog snel op de pot” moet.

En zo kwam er die dag iemand te laat.

De sigarettenverslaafde dame bleek een ervaren pafster en kwam nog net binnen de zoemer aan, maar de collega met de natuurlijke aandrang had zijn kraakomelet waarschijnlijk slecht verteerd, want hij arriveerde na de afgesproken tijd in het zweethok.

De Preek die we toen als groep over ons heen kregen, loog er niet om. In een monoloog van vijf minuten wijdde Chef Destelmaeker ons in, in de klokgerichte wereld van de afdeling speltechniek.

“De afdeling Tafelspelen, afgekort TAF, begint om kwart voor twee. Noteer dat kwart voor twee de tijd is dat je begint!”

Hij legde zoveel nadruk op het laatste woord, spuugde het bijna uit, dat ik zijn zin letterlijk in mijn kladblok overnam: kwart voor twee is de tijd dat je begint!!!

“Dat betekent dus dat je een minuut eerder – om 13 uur 44 – opstaat en richting de speelzaal gaat. Een dealer werkt drie kwartier en wordt dan afgelost door een collega. In dat kwartier begeef je jezelf naar de kantine, waarna je precies om punt 44 uur weer richting de speelzaal gaat. Of, indien je een andere pauze hebt: punt 59 uur, punt 14 uur, of punt 29 uur. Niet eerder, niet later.”

Ik worstelde nog even met de gedachte om te melden dat de reis van de kantine naar de speelzaal veel langer dan een enkele minuut duurde. Zeker wanneer er ook nog op de lift gewacht moest worden, maar omdat ik aan Casper merkte dat het hem ernst was, slikte ik mijn stelling direct weer in en knikte begrijpend.

Slijmgedrag dus, maar wel erg effectief binnen Holland Casino, zo leerde ik later.

Destelmaeker vervolgde zijn betoog. “Wanneer je jezelf niet aan deze regel houdt, wanneer je bijvoorbeeld toch nog snel even naar het toilet wilt...”

Hij pauzeerde even en keek de schuldbewuste dader streng aan, die daardoor ongetwijfeld weer direct aandrang kreeg.

“... Dan dupeer je jouw collega’s, dan dupeer je de gasten en dan dupeer je dus ook Holland Casino.”

Wederom een pauze om dat even in te laten werken.

“Is dat voor iedereen duidelijk?”

Er werd om het hardst geknikt – ik zal wel gewonnen hebben – en zo kwam collega ‘nog snel op de pot’ die dag dus twee keer te laat: de eerste keer en ook meteen de laatste keer.

De rest van de dag ging het tempo omhoog.

Alle achttienhonderd kleurenchips die zo keurig op iedere Amerikaanse Roulette in stapels “Stacks collega, stacks! Geen stapels!” waren neergezet, werden nu door onze chef omgegooid en met de handen vermengd tot een bontgekleurde verzameling. En terwijl wij vervolgens in groepjes van drie zo snel mogelijk probeerden de jetons
“Chips, collega. Jetons hebben ze aan de Franse Roulette, even opletten graag!”

op een bepaalde manier weer op te rapen (chippen) en per twintig hoog weer tegen de cilinderrand te plaatsen, kwam onze instructeur zo nu en dan bij ons staan.

“Marco, hoeveel is zeventien keer zeventien?”

Daar moest ik even over nadenken.

“Gelijk doorgaan! Ga niet stilstaan, blijf in beweging!”

Het ene doen en over het andere nadenken: dat lijkt in theorie nog wel te doen, maar was in praktijk toch een stuk lastiger.

Ik voelde me als tijdens een van mijn eerste rijlessen. Spiegel binnen, spiegel buiten, stuur, rem, gaspedaal, stop- en gebodsborden en dan ook nog met 100 kilometer per uur over een drukke snelweg? Pfffffffffffffffff.

Vanaf een uur of twee kregen we een welkome afleiding toen een aantal mannelijke speltechnische leidinggevenden ons met een bezoekje kwam vereren.

Ons werd verteld dat deze collega’s “toezichthouders zijn. Zij zijn dus verantwoordelijk voor de speeltafels waar jullie straks aan zullen gaan werken”.

Ook chefs dus, maar van een ander soort dan waar wij nu mee te maken hadden. Het zou nog lastig genoeg worden om dat uit elkaar te houden, realiseerde ik me.

Helemaal onder de indruk waren we toen er twee heuse zaalchefs ons bedompte onderkomen betraden.

Destelmaeker souffleerde dat zaalchefs werden aangesproken met ‘inspecteur’. Het duizelt ons van de vele benamingen. Een zaalchef is dus ook een inspecteur. Later zal dat wijzigen in floormanager, om uiteindelijk in 2009 supervisor operations te worden.

Om de verwarring dan maar meteen compleet te maken: een chef is eigenlijk een toezichthouder, die jaren later via tafelleider en tablemanager uiteindelijk manager tablegames genoemd wordt.

Kunt u het nog volgen? Nee? Geen probleem, want achter in dit boek zit een verklarende woordenlijst.

De beide (toen nog) zaalchefs kwamen echter heel relaxed over en maakten een ongedwongen praatje met ons. Vooral met de dames.

Wij vonden het in ieder geval prima, want gedurende dit intermezzo werden we eventjes niet afgeknepen.

Nadat de beide heren vertrokken waren ging de exercitie uiteraard weer verder, tot vijf uur.

Toen ik iets langer in dienst was bemerkte ik dat meerdere leidinggevenden regelmatig een nieuwe cursus gingen verwelkomen. Achterliggende gedachte daarbij was wel dat er even werd gekeken of er tussen de nieuwe kippetjes nog ‘iets neukbaars’ liep.

Aan het eind van deze eerste dag was ik echt gesloopt. Het verbaasde mijzelf niet dat ik geestelijk op was. De godganse dag waren we doormidden gezaagd met allerlei rekenkundige vragen. In combinatie met alle nieuwe informatie aangaande de aan te leren spelsoort, procedures en huisregels was eenieder mentaal even aan het eind van zijn of haar Latijn.

Waar ik mijzelf wel over verwonderde, was dat ik ook fysiek gewoon moe was. In die tijd liep ik nog vijfmaal per week hard en had dientengevolge een puike conditie. Nu liet ik me puffend op de voorstoel van mijn oude Volkswagen Derby ploffen.

Uitgeput kwam ik ruim een halfuur later in Maassluis aan. Veel tijd om uit te rusten was er echter niet.

Vanaf het allereerste moment had chef Destelmaeker namelijk opgemerkt dat ik “zeker niet handig” was. Letterlijk “niet handig”.

Mijn zogeheten chiphandling bleef na een uurtje oefenen al ruim achter bij vrijwel alle medecursisten en toen de instructeur even voor vijven mijn stuntelige manuele vaardigheden kwam bekijken, schudde hij mismoedig zijn hoofd.

Links en rechts van mij werden al voorzichtig de eerste trucjes met de kleurenchips uitgehaald. Sommigen konden van tien chips twee stapeltjes maken en deze vervolgens met een hand weer in elkaar schudden, net zoals bij een kaartspel. Anderen deden zulke ingewikkelde dingen dat ik niet eens weet hoe ik die op papier zou moeten uitleggen. Kortom, trucjes die ik tot op de dag van vandaag (!) nog niet beheers.

Ik kneep hem dus flink en was dankbaar dat we allen een twintigtal chips – een stack – hadden meegekregen om thuis te oefenen.

“Om de werkelijkheid van een Amerikaanse Roulette met een vilten laken zo goed als mogelijk te benaderen, kun je het beste een harde, licht meeverende ondergrond gebruiken,” aldus was ons bij de uitgang toegevoegd.

En zo stond ik ’s avonds voor het eerst in mijn leven achter een strijkplank, niet stuntelend op een overhemd, maar hevig in gevecht met twintig blauwe fiches.

Er waren namelijk twee specifieke handelingen die we binnen een week goed onder de knie moesten hebben. Cutting off en sliding off.

Bij het cutting van de chips diende men een stack tussen duimen middelvinger in de lucht vast te houden. Met de wijsvinger diende je vervolgens van onderaf te ‘voelen’ of je vijf stuks had, waarna je de overgebleven stukken met dezelfde vinger verder achteruit in je hand schoof. Nu had je dus een fractie van vijf chips tussen duim- en wijsvinger en deze plaatste je netjes op tafel – op de strijkplank. De overige vijftien liet je eenvoudig erachter zakken om deze er meteen tegenaan te schuiven. Nu was het een stuk simpeler om de wijsvinger over de eerste fractie te schuiven en zo reeds de maat te hebben voor een volgend kwintet. Dezelfde actie moest nog tweemaal worden uitgevoerd en dan stonden er keurig vier stapeltjes van vijf chips voor je.

In theorie simpel. In praktijk was het voor mij een draconische opdracht, want hoeveel keer ik het ook probeerde, het resultaat was keer op keer een chaos van chips, schots en scheef, soms in wel twintig hele kleine stapeltjes. De kramp in mijn handen maakte het ook niet eenvoudiger, om nog maar te zwijgen van de zenuwen. Normaliter was het bewaren van kalmte een van mijn kwaliteiten, maar nu rammelden de zenuwen hevig aan de poort, in een serieuze poging om uit te breken.

Ik besloot daarom om het ‘kutten’ van de chips maar even te laten en me te richten op het veel eenvoudigere sliding off.

Tenminste, het had er veel eenvoudiger uitgezien die ochtend toen onze chef een stack op de bekende manier tussen duim- en middelvinger nam en zijn wijsvinger gebogen boven op de stack plaatste. Hij liet de stapel chips schuin op de tafel rusten en maakte een eenvoudige vegende beweging, waardoor er aan de onderkant van de stack een of meerderde chips als het ware van de stapel ‘afgleden’ en keurig aaneengesloten op het vilt achterbleven.

“Heel eenvoudig, net als het schrijven met een krijtje,” zo was ons medegedeeld.

Niet dus.

In het café van mijn vader was mijn onhandigheid al langere tijd een vaste grap geworden.

“Als Marco een schilderij ophangt, nou, dan is de spijker krom, heeft-ie een gat in de muur geslagen, komt er water uit en is het schilderij kapot.”

Ik deed dan gewoon hard lachend mee en verklaarde dat ik ook nog wel ‘een dikke duim’ zou overhouden aan de poging. Caféhumor.

Nu zag ik zelf de lol van mijn onhandigheid niet meer. Tot diep in de nacht stond ik kreunend en hoofdschuddend achter de strijkplank, lang genoeg om een stuk of honderd overhemden te strijken.

Die nacht sliep ik niet maar dacht ik na over een manier om de eerste week te overleven.

In de vroege ochtend had ik mijn plan klaar. Ik zou ieder vrij momentje gebruiken om te leren hoe ik die vervloekte chips kon bezweren. Daarnaast zou ik ervoor zorgen dat het theoretische gedeelte absoluut mijn terrein zou worden. Ik zou uitblinken in procedures, rekenen, wat dan ook. Zolang het maar enigszins de aandacht van mijn praktische gestuntel kon afleiden.

Geen subliem plan dus, maar ik moest het ermee doen en dan het beste er maar van hopen. Tot de wekker afliep ben ik bezig geweest met het leren van de tafels van 5, 8, 11, 17 en 35, alles van 1 tot 20 keer.

“Marco, hoeveel is 17x17?”

Binnen een halve seconde: “289.”

“18x35?”

“630,” zo mogelijk nog sneller.

“19x11?”

“209,” ook in hoog tempo.

“Mmmmmmmmm, dat chippen ziet er nog steeds niet uit,” zei Casper, waarna hij me even met rust liet en een ander slachtoffer zocht.

Het werkte!

De hele eerste week stond het zweet bij voortduring in mijn handen, totdat we aan de theorie begonnen en we allen een aantal (reken)testjes moesten maken. Toen was het aan anderen de beurt om te puffen en te steunen, waardoor mijn gestuntel over een hele dag genomen beduidend minder opviel.

In de avonduren keek ik televisie vanachter de strijkplank.

 

Vrijdag. Oftewel: evaluatiedag, hoewel Bijltjesdag ook plausibel op mij zou zijn overgekomen.

Iedere week werd vrijdag na de lunch geëvalueerd. In principe was dit ook het moment dat je te horen kreeg of je na het weekeinde nog werd terugverwacht of dat je weer richting het arbeidsbureau kon.

Een voor een werden we uit de groep gehaald om in het kantoortje de vorderingen – of het gebrek daaraan – van de afgelopen week te bespreken.

Ik zag ertegen op toen Destelmaeker mij kwam halen. Hij viel meteen met de deur in huis en gaf zonder omweg aan dat mijn manuele vaardigheden nog veel beter moesten. Aan de andere kant was hij erg te spreken over mijn ijver en voor wat betreft de kennis en de toepassing daarvan in theorie, niets dan lof.

Ik wreef onder tafel zenuwachtig in mijn handen en wist niet goed of ik nu geacht werd iets te vragen of zeggen, maar de chef loste dit probleem voor mij op.

“Tot volgende week.”

Ik geloof dat hij daarna nog wat tips gegeven heeft met betrekking tot het trainen van mijn manuele vaardigheden, maar het suisde en gonsde in mijn oren. Ik had de eerste week overleefd!

Later bleek dat iedereen maandag mocht terugkomen, wat mij met een extra positief gevoel huiswaarts liet gaan. Niet dat ik nu zo sociaal bewogen was, maar sommigen uit de groep maakten er met betrekking tot de theoretische kennis vooralsnog echt een potje van. Zij waren dan wel beter met het hanteren van de chips, maar het rekenen en het op de juiste momenten de juiste handelingen verrichten bleek toch voor een aantal een uitermate lastige opgave. Gevoelsmatig bevond ik mij niet langer in de achterhoede van het peloton.

In de weken die daarop volgden kreeg ik wonder boven wonder het cutting- en sliding off onder de knie. Het had me wel bloed, zweet en tranen gekost, maar op de dag van het tussenexamen kreeg ik te horen dat het voldoende was om door te gaan voor het diploma. Uiteraard moest ik “nog veel oefenen, totdat je in staat bent...” Enzovoort, enzovoort.

Als ik na al die jaren op mijn gestuntel terugkijk krijg ik het idee dat men op een zeker moment aan mijn houthakkerstijl gewend was geraakt, want na een aantal jaren verdwenen de opmerkingen aangaande de technische vaardigheden naar de achtergrond. Zowel gedurende tussentijdse mondelinge adviezen, evenals op schrift, in mijn jaarlijkse beoordelingen.

Op iedere muur in het opleidingcentrum hing een A4 waarop met een brede zwarte stift de woorden ‘JA, MAAR...’ waren geschreven. Daar dwars doorheen was met een nog groter exemplaar een rode streep gezet. Deze wandversieringen moesten ons eraan helpen herinneren dat meedenken niet een kwaliteit was die hier op prijs werd gesteld.

De chef doceerde en doseerde naar believen, wij dienden dit alles als hapklare brokken naar binnen te werken. Slikken of stikken dus.

Als ik zou zeggen dat tegengas als ‘vervelend’ werd ervaren, dan zou ik de regel tekort doen. “JA, MAAR...” was bijkans dodelijk en de onverlaat die het waagde de teksten van onze chef in twijfel te trekken, kon rekenen op een meer dan stevige reprimande in het kantoor.

Ik heb altijd het idee gehad dat vooral Casper mij wel mocht en dat ik mede daarom meerdere keren de dans ben ontsprongen, maar ik heb wel collega’s huilend in het kantoortje zien zitten na een verkeerde opmerking of een als ongepast bestempelde vraag.

Toch was deze werkwijze niet iets dat voortkwam uit mogelijke autoritaire trekjes van de leidinggevende. Daarvoor was hij veel te aardig.

Nee, dit was de manier waarop Holland Casino haar nieuwe medewerkers klaarstoomde voor het werken in de speelzaal. Aldaar waren vele situaties eerder grijs dan zwart of wit. Bij een discussie met een gast over het wel of niet betalen van bijvoorbeeld enige duizenden guldens aan speelfiches was er dan geen ruimte voor inmenging van een rookie.

Daarnaast werd ons op deze manier ook geleerd om de kaken stijf op elkaar te houden wanneer een gast ons een bepaalde uitspraak zou proberen uit te lokken. Vooral wanneer het een bepaalde spelsituatie betrof waarbij de gast in kwestie uiteraard belanghebbende was.

“Laat dat soort gevoelige discussies toch vooral over aan de ervaren collega’s, de leidinggevenden,” zo werd ons ingeprent.

Ik weet nog dat ik mijzelf afvroeg of dat advies ook van toepassing was in een situatie waarbij je als medewerker zeker wist wat er precies was gebeurd, maar besloot dat – zeker op dat moment – het uitkramen van “ja, maar...” op weinig consideratie van mijn instructeur kon rekenen.

Ik begon het al te leren!

Anderen liepen echter ver op me voor en hadden het tactisch slijmen tot een kunst verheven. Selma, een dame die in totaal een kleine vijftien jaar in Rotterdam heeft gewerkt, zat er meteen vuistdiep in bij Casper. Ook meerdere leden van het management konden het snel prima met haar vinden en nodigden haar uit voor onofficiële personeelsfeestjes. Haar carrière ging aanvankelijk als een trein, hoewel ze toch een flink ziekteverzuim had. Maar niemand die daar om maalde, ze was immers een vriendin. Iemand van de incrowd! Dat kon toen allemaal nog.

In schril contrast stond daar mijn verhouding met mijn superieuren.

Ik ging deze groep pas met de voornaam aanspreken toen ik een tiental jaar later hun leidinggevende werd.

 

Het was zover. Onderling hadden we het er al dagenlang over gehad, maar vandaag ging het echt gebeuren: we mochten bij opening van de speelzaal een kijkje gaan nemen en zien hoe onze toekomstige collega’s het Amerikaanse Roulettespel leidden.

Bijna ging het hele feest niet door omdat Steven de Bruin zijn stropdas was vergeten. Vandaag de dag loopt zeker 50 procent van de klandizie erbij alsof ze zojuist een uurtje in de tuin hebben gewerkt, maar toen was het nog een andere wereld. In alle haast werd er nog een das opgeduikeld, die overigens hevig vloekte met zijn overhemd en colbert, maar nu mochten we wel als groep naar binnen.

Verreweg het grootste gedeelte van de groep had al een of meerdere keren een casino bezocht, maar de opwinding was er niet minder om. Het binnenlopen van de speelzaal om even voor half twee, de laatste aanwijzingen van Destelmaeker die voor de twintigste keer ging uitleggen wat we wel en vooral niet mochten, het geluid van de speelautomaten, de speeltafels waaraan wij straks zouden komen te werken, het gaf ons allen een enorm spannend gevoel.

“Jongens, een blik nieuwen,” riepen onze toekomstige collega’s, waarvan een aantal letterlijk om ons heen liepen zodat we van alle kanten konden worden aanschouwd.

In mijn geval viel de belangstelling gelukkig nog mee, maar vooral de dames werden onderworpen aan een heuse vleeskeuring. Tafelchefs spraken openlijk met de leden van hun equipe over “de benen van die blonde” of “die tieten in dat gele bloesje”.

Niet dat de dames onder het personeel een hogere moraal aanhingen, maar onze cursus bevatte waarschijnlijk niet de meest knappe heren, dus werd het mannelijk gedeelte van het ‘kroost van Casper’ redelijk met rust gelaten.

Even later kwamen de gasten binnen.

Tegenwoordig gaan de deuren al om half een open en in sommige grote vestigingen zoals Scheveningen kan men al rond tien uur ’s ochtends terecht om een gokje te wagen. Eind jaren tachtig was daar nog geen sprake van. Om halftwee gingen landelijk de deuren open, geen seconde eerder.

In het oude Rotterdam Hilton leverde dat altijd een waar theater op. Het receptiegebied kon namelijk op twee manieren worden betreden, aangezien er naast de reguliere ingang aan de Kruiskade ook een glazen deur was die direct uitkwam op de foyer van het hotel. De doorgewinterde clientèle wist precies welke deur het eerst ontsloten zou worden, wanneer controleur A of B het entreegebied om een minuut voor halftwee binnenwandelde.

Het kwam dus regelmatig voor dat hoogbejaarden met hun wandelstok een hele omweg maakten, in de hoop een tiental seconden eerder binnen te zijn dan de massa. Immers, eerder binnen betekende ook dat je eerder door de receptioniste werd geholpen.

Het kon echter nog veel gekker. In de tijd dat er nog slechts een legale speelgelegenheid voorhanden was, schaamde menigeen zich er geenszins voor om onder het langzaam openende rolluik van de vestiging Zandvoort door te rollen. Desnoods met wandelstok.

Men hunkerde immers alweer uren naar de eerste draai van het wiel.

Mochten er dan toch onverhoopt twee of meer gegadigden zich tegelijk bij de receptioniste melden, dan leverde dit regelmatig een ongegeneerd partijtje schelden op. Ook zijn er meerdere keren rake klappen gevallen, waarbij de controleur als vredestichter diende op te treden. Een heel enkele keer moest zelfs de hulp van de plaatselijke politie worden ingeroepen.

Voor buitenstaanders klinkt bovenstaande waarschijnlijk volstrekt belachelijk, maar voor die gasten was (en is!) het casino vrijwel het enige dat men nog had. Vervreemd van familie en vrienden zocht men vertier, gezelschap en soms zelfs genegenheid bij de kaarten, de chips en de medewerkers van Holland Casino.

Nou, die drang werd soms zo groot dat men best bereid was om “dat vuile tering tyfus takkewijf dat voor probeerde te kruipen” een dreun met de paraplu of wandelstok te geven.

Nu werden wij als nieuwelingen voor het eerst met de aanstormende meute geconfronteerd. Een aantal van ons had reeds een plaatsje in de buurt van de Amerikaanse Roulette opgezocht, maar werd nu bijkans onder de voet gelopen door de horde. De croupier werd als het ware overvallen door een groep chaotische, door elkaar schreeuwende spelers.

“Ik wil een kleur, blauw graag,” riep een dame op leeftijd. “Ik was eerst, oud lijk,” reageerde een heer die onmogelijk jonger kon zijn, dan de dame die hij zojuist had beledigd.

Horst Verhagen was die dag de croupier van dienst, op Amerikaanse Roulette 1. In de drie kwartier die ons alhier was gegund, heb ik met bijkans open mond naar de gebeurtenissen op en rondom het groene laken staan te staren. Dit leek helemaal niet op de spelsimulaties die wij dagelijks in het zweethok beneden deden. De croupier wisselde uiterst bekwaam alle biljetten van eenieder en diende hen de gekochte kleurenchips toe. Hij plaatste meerdere inzetten voor meerdere spelers, waarvan een aantal nauwelijks bij de tafel kon komen. In de tussentijd had hij ook nog tijd om een praatje te maken.

Niks geen stress, niks geen zwetende handen, maar een vriendelijk woord voor allen. Hij hield alle inzetten scherp in de gaten en moedigde een oudere dame aan die een kleurenchip besluiteloos in haar hand hield, vlak boven nummer 22.

“Ja hoor mevrouw, neem de 22 ook maar mee. De eerste klap is een daalder waard.”

Om twee uur precies was dan het grote moment aangebroken. Het ivoren balletje lag reeds in het nummer van de corresponderende datum en in een beweging pakte collega Verhagen het balletje, bracht het roulettewiel in tegengestelde richting en met een vegende beweging gaf hij het balletje vaart mee in de rand van de cilinder. Woosh-woosh-woosh...

“Dat ding gaat zeker dertig keer rond,” zei ik tegen cursusgenoot Jim. Hij en ik hadden namelijk vrij veel moeite om dat pokkeding slechts de minimaal verplichte zeven rondgangen te laten maken.

“Zestien, rood,” zei de croupier en geluiden van ontzetting en opwinding stegen op.

De eerste draai en ook meteen de eerste – nauwelijks ingehouden – vloek. Veel tijd om me daarover te verbazen was er echter niet. Verhagen haalde razendsnel de verliezende chips van tafel en betaalde de winnaars uit.

“Alles is betaald, uw inzetten alstublieft,” zo praatte ik geluidloos met de ervaren croupier mee. Bij hem klonk het echter veel meer ongedwongen. Verder maakte hij een grapje met de dame die zojuist tot de conclusie was gekomen dat “niet iedere eerste klap een daalder waard is. Deze klap kostte u twintig daalders.

Maar niet getreurd, ik ben hier nog wel even, mevrouw. Ik ga mijn leven beteren”.

Die moest ik onthouden.

Woosh-woosh-woosh. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

Ik weet niet (meer) of het komt doordat Horst de eerste dealer was die ik toen aan het werk zag, maar feit is wel dat ik vanaf die dag een onverholen respect voor de man heb gekregen. Later leerde ik hem beter kennen en is hij mijn beste vriend geworden.

Na iets meer dan een uur vond Destelmaeker het genoeg. We werden vriendelijk doch dringend verzocht om weer richting het opleidingscentrum te gaan en daar ‘onze opdracht’ uit te voeren.

De opdracht die we hadden meegekregen was eigenlijk niet veel meer dan het onthouden en noteren van zaken die ons specifiek waren opgevallen. Daaraan was expliciet toegevoegd dat mogelijke afwijkingen van de procedures zeker dienden te worden vermeld in ons verslag. Onze bevindingen mochten we later die dag uiteenzetten in de aanwezigheid van Hans Roodbol, een van de toenmalige topmanagers.

Een aantal van mijn medecursisten stak hun mening niet onder stoelen of banken over de croupiers die “toen en toen, op die en die manier” zich niet geheel aan de voorgeschreven procedures hadden gehouden. Ik begreep echter toen al dat een gedeelte van de procedures vrijer interpreteerbaar waren dan andere. Net zoals bij het leren autorijden. Natuurlijk leer je om goed in je achteruitkijkspiegel te kijken vlak voordat je rechts afslaat. Wanneer je echter een ervaren bestuurder geworden bent, betekent dit in praktijk dat je allang gezien hebt of er wel of niet een kinderfietsje aankomt.

Bij de tafelspelen is dat niet veel anders. Procedures, aangaande handelingen die direct met geld te maken hebben, zijn heilig en dienen tot op de letter te worden opgevolgd.

Voordat men aan chips van gasten komt, dient eerst een wassende beweging met beide handen te worden gemaakt, waarmee aangegeven wordt niets in de hand te hebben. Vervolgens worden de fiches aangenomen, maar nooit direct uit de hand van de gast: alles dient op tafel te worden gelegd, waarna de dealer de waarde in ontvangst neemt. Een dergelijke weigering, om geld direct aan te pakken, zorgt soms voor onbegrip bij de clientèle. Ik probeerde zoiets dan altijd half grappend op te lossen.

“Sorry mevrouw, thuis moet ik uit de hand eten, hier mag het beslist niet.”

Nadat de waarde is aangenomen wordt de hoeveelheid geteld, waarbij een en ander luid wordt geannonceerd. De waarde wordt volgens afspraak op een bepaalde manier neergelegd, waarna de tegenwaarde uit de bank wordt gehaald, waarbij niet vergeten mag worden eerst weer de handen te wassen, wat ook vaak ‘clearen’ wordt genoemd. Deze waarde wordt ook luid tellend verklaard, zodat uiteindelijk de massa richting de gast kan. Ten slotte wast de croupier nog eenmaal de handen, waardoor alle aanwezigen kunnen zien dat er niets in de handen is achtergebleven.

Zó werd en wordt er gewisseld. Een tientje? Tachtig chips van € 50? Honderden biljetten met verschillende waardes?

Zó werd en wordt er gewisseld.

Punt.

 

Roodbol had in ieder geval een gewillig oor en zei onze bevindingen met de verantwoordelijke zaalchefs te zullen bespreken.

Goed zo, de eerste collega’s waren dus al door ons verraden. Ik hield er al rekening mee dat dit ons als groep niet in dank zou worden afgenomen door de betrokken personen. Toch zag onze speltechnische instructeur dit anders.

“We werken hier met geld. Veel geld en vooral veel ongeteld geld. Daarom is het ieders eigen verantwoordelijkheid om de gemaakte afspraken ook zo precies mogelijk op te volgen. Wanneer iemand daarvan afwijkt, ben jij als individu verplicht om dit aan een direct leidinggevende door te geven,” legde hij uit. “De reden hiervoor is dat we dan de desbetreffende collega kunnen helpen de procedures aan te scherpen...”

Hij liet een pauze om zijn redenering extra gewicht te geven.

“... of indien blijkt dat men kwaadwillend is en op deze manier geld of waardechips proberen te verduisteren...”

Weer de pauze, maar wij hadden de boodschap nu allemaal allang begrepen.

“... nou ja, dan nemen we afscheid. Ontslag op staande voet.”

Duidelijk, maar de chef deed er nog een schepje bovenop.

“En wanneer onverhoopt zou blijken dat jij van deze handelingen op de hoogte was en niets hebt gemeld...”

Jaja, we snapten het: ook naar buiten.

“... dan nemen we van jou ook afscheid. Altijd melden dus!”

Ik had het al genoteerd.

De week voordat ik voor het eerst als stagiair de speelzaal in mocht, kreeg ik mijn personeelsnummer toegewezen. Bij het verplicht aan- en afmelden aan de speeltafels kon ik voortaan het nummer 2868 invoeren.

Van mijn stageperiode zelf kan ik me gek genoeg niet al te veel meer herinneren, behalve dan dat ik op een zaterdagavond ben begonnen en dat mijn allereerste draai op Amerikaanse Roulette 1 in nummer 29 belandde. Boem! Zevenhonderd en nog wat stuks voor de gelukkige winnaar met de gele kleurenchips. Daarnaast maakte ik een ontelbaar aantal fouten. Gelukkig kreeg ik van mijn medecursisten mee dat het hen niet veel beter verging.

Verder zijn die drie weken als in een roes voorbijgegaan, waarbij mijn vriendin midden in de nacht wel werd geconfronteerd met een partner die in zijn slaap nog hardop lag uit te betalen. “Ja mevrouw, vierentachtig stuks. Eentje van honderd erbij?”

De nacht voor het theorie-examen heb ik wederom weinig geslapen, maar dat had wel het gewenste resultaat: 100 procent score.

Ook het praktijkexamen ging zonder noemenswaardige problemen. Volgens mij had niemand zelfs maar een herexamen. In ieder geval waren we allen toegelaten tot het tweede gedeelte van de cursus, de Blackjack.

Van de meer ervaren collega’s hadden we reeds gehoord dat de tweede training een ‘eitje’ was vergeleken met de eerste. Dit kwam omdat tijdens de eerste cursus niet alleen de speltechnische vaardigheden en kennis moest worden geleerd, maar ook de huis- en gedragregels, de gastgerichtheid en de normale dagelijkse routine.

In feite betrof de Blackjackcursus dus niets meer dan ‘even’ de specifieke spelregels leren en het uit de slof trekken van de kaarten.

Nou, dat ‘eitje’ bleek enigszins overdreven, want ik heb nog vele uurtjes staan te zweten omdat mijn onhandigheid ook bij het hanteren van de speelkaarten weer eens meer dan duidelijk naar voren kwam. Aan de andere kant was het theoretische gedeelte nu inderdaad een stuk minder complex dan de weken daarvoor, zodat we allen een stuk geruster de tweede stageperiode in gingen.

Ook de tweede leertijd ging niet zonder blunders. Ik vergat regelmatig een speler kaarten te geven, haalde inzetten weg wanneer ik ze juist moest betalen en vice versa, trok nog vrolijk een kaart terwijl de bank al vierentwintig punten had en dus al zo dood als een pier was. Maar ik was inmiddels al een beetje ingeburgerd en maakte me daarom een stuk minder druk over het foutenfestival dat ik regelmatig tentoonspreidde. Ik voelde gewoon dat het allemaal goed zou komen.

Ik was dan ook maar wat trots dat ook dit tweede examen zonder heibel verliep en ik per 1 mei 1989 officieel als gediplomeerd Amerikaanse Roulette/Blackjackdealer van start mocht.

Hoewel er bij aanvang van de cursus was verteld dat we hoogstwaarschijnlijk niet allemaal de eindstreep zouden halen, viel er gedurende het gehele traject niemand van onze groep af, een unicum. Ik weet niet of dat toeval was, maar het was al wel snel duidelijk dat de meesten van ons niet onder wilden doen voor de anderen. Dus misschien was de onderlinge concurrentie wel zo groot dat we elkaar tot een niveau hadden opgekrikt dat voor Holland Casino aanvaardbaar was.