Huntelaar

 

 

 

 

 

 

Om een uur of vier verschijnt het jongetje op straat. Hij is een jaar of zes, zeven. Zijn moeder heeft hem net van school gehaald. Thuis hebben ze thee gedronken, een boterham met pindakaas gegeten. Daarna is hij naar zijn kamer gehold om zijn voetbaltenue aan te trekken: witte korte broek, oranje shirt, oranje kousen, gympen.

En dan: de straat op.

Met zijn nieuwe bal.

Voetballen maar.

Telkens als hij de bal een mooie peer heeft verkocht, roept hij: ‘Klaas-Jan Huntelaar zit in de selectie!’ Als de bal de glasbak raakt, volgt er nog een kreet, harder: ‘Huntelaar scoort!’ Urenlang is het jongetje zo bezig, volkomen in de ban van de bal. Het fascinerende is dat hij alleen is – maar dat deert hem helemaal niet, en dat is eigenlijk wel logisch ook, want hij is samen met Klaas-Jan Huntelaar.

Soms ga ik er speciaal voor zitten om hem bezig te zien. Hij is eigenlijk nog te klein voor de bal, en veel controle heeft hij niet. Kracht ook nauwelijks, dus als hij de bal tegen een auto schiet, is er niets aan de hand. In die gevallen roept hij trouwens de naam van zijn held niet aan, wat ik aandoenlijk vind, en beschaafd als Klaas-Jan Huntelaar zelf. Vaak dribbelt hij over de stoep, de bal onzeker aan de voet; eigenlijk springt hij alle kanten op, die bal, maar dat deert het jongetje niet – hij heeft zich heilig voorgenomen net zo goed te worden als Klaas-Jan en kennelijk weet hij dat het een lange, eenzame weg is.

Gisteren kwam de bal onder een auto terecht. Hij zat klem. Het jongetje wist daar niet goed raad mee. Minutenlang lag hij op zijn knieën op de stoep naar de klem zittende bal te staren en uiteindelijk schoof hij op zijn buik een stukje onder de auto. Maar iets boezemde hem daar angst in, misschien de duisternis, misschien een kat verstopt achter een wiel, en schielijk schoof hij weer achteruit. Bedremmeld kroop hij overeind. ‘Mijn bal,’ mompelde hij hulpeloos. Voor zover Huntelaar al een beetje in hem was gevaren, was de held nu nergens meer te bekennen.

Ik pakte een bezem en duwde de bal onder de auto vandaan. Eitje natuurlijk, maar voor de jonge Huntelaar (in tegenstelling tot de echte Klaas-Jan is hij niet blond, maar donker, een beetje Indisch zelfs) een wonder van enorme omvang. ‘Dank u,’ stamelde hij, en hij leek zelf te schrikken van zijn woorden (want hij is erg verlegen) en holde daarna onmiddellijk weg, de bal onder zijn arm.

Een tijdje later was hij terug.

Even thuis geweest, denk ik, om het autovuil van de bal te poetsen. De knikker glinsterde in ieder geval weer prachtig. Alles ging zich nu herhalen; de schoten op de glasbak, de dribbels over de stoep, de mislukte hakjes waarbij het gevaar om te vallen erg groot is, de zachte afzwaaiers tegen geparkeerde fietsen en auto’s. Dit alles geregeld onderbroken door de kreten ‘Klaas-Jan Huntelaar scoort!’ en ‘Doelpunt van Huntelaar!’

Het is mooi om mee te maken, en het kost nauwelijks moeite de jonge voetballer in zijn droom te volgen – Huntelaar en het winnende doelpunt in de laatste minuut van de WK-finale, zo klaar als een klontje, anders kan het niet aflopen straks in Duitsland.

Het was ook verder een mooie middag, gisteren, en het enige wat er eigenlijk aan ontbrak, was de geur van versgemaaid gras en een buurvrouw die op een stoel voor de deur haar benen epileerde.