Veegploeg

 

 

 

 

 

 

Het was stil in de straat. Iedereen was naar zijn werk, overal kon je parkeren. Een zwerver slofte voorbij. Een tijdje later klonk eindelijk lawaai.

Het was een man van de reinigingsdienst. Hij droeg een fluorescerend oranje jack en een blauwe dienstbroek. Op zijn rug had hij een machine. Er hoorde een grote buis bij die hij met zijn gehandschoende handen stevig vasthield en heen en weer zwaaiend op de grond richtte.

Een bladblazer.

De man had al heel wat straten gedaan, want hij bediende de blaaspijp met routineuze verve. Van links naar rechts ging het, en de bladeren dwarrelden op, vederlicht, met uitzondering van de heel natte die onder autobanden hadden gelegen; die weigerden te gaan. De man blies de boel naar het midden van de rijweg.

Om zijn grote, getaande schedel droeg hij een gouden ketting met kleine bedeltjes. Waarschijnlijk op straat gevonden en geprobeerd om de nek te doen; daarbij was de ketting blijven haken op de wenkbrauwen. En ach, in Amsterdam kan alles – dus vandaag liep hij er zo bij.

De man was niet alleen. Hij had een kleine colonne in zijn kielzog: vier ondergeschikten met van die takkenbezems, en een veeg-en-zuigwagen met knipperlichten en twee bestuurders aan boord. Het hele gezelschap kwam tergend langzaam de straat door.

Kleurrijk, dat wel.

Om te beginnen een zeer zwarte neger met een schaatsmuts à la Kees Verkerk. Daarna een sterk vermagerde blanke jongen met in beide oren diverse ringen, en wallen onder zijn ogen. Toen een lichtbruine rastafari met het bijbehorende haar en de bijbehorende, ontspannen tred, en tot slot: een montere, al wat oudere Marokkaanse of Turkse heer met een nette bril op. Qua leeftijd viel hij uit de toon, maar in het vegen onderscheidde hij zich niet.

En geveegd werd er.

Twee mannen liepen aan de ene kant van de straat, twee aan de andere kant. Ze werkten naar het midden toe, waar de bladblazer de meeste bladeren naartoe had geblazen, maar waar het nog wel een zootje was, en dat moest nu juist een mooie baan worden.

Over vegen kun je veel zeggen, maar niet dat hard vegen beter is dan zacht vegen. Vaak is zelfs het laatste beter dan het eerste, en dat kan verwarrend zijn, want je bent geneigd je beste beentje voor te zetten. Bovendien heb je haast. Hoe je veegt, hangt dus van allerlei factoren af, ja, er komt heel wat bij kijken. Het beste zicht heeft hij die regelmatige pauzes neemt.

Ook dat gebeurde vaak.

Maar intussen naderde de veeg-en-zuigwagen, een paramilitair voertuig dat een enorme herrie maakt, en de beide inzittenden, niet ver verwijderd van hun prepensioen en beiden blank en dik, leken niet van plan ook maar een seconde in te houden: wat ze opzogen aan bladeren, zogen ze op, en bladeren die te laat kwamen, waren te laat en bleven gewoon liggen. Dat was soms best teleurstellend voor de veegploeg.

Aan het einde van de straat hield de kopman halt. Hij zette zijn machine uit en wachtte tot de veegploeg bij hem was. Toen ze er allemaal waren, gingen ze op hun bezems leunen. De bladblazer draaide een sjekkie, de veeg-en-zuigwagen kwam brullend dichterbij. De mannen in de cockpit keken stuurs voor zich uit. Op de plek waar bij een auto de middenspiegel hangt, bungelde een naakte barbiepop aan een oneerbiedig touwtje.