Kerstboom

 

 

 

 

 

 

Oud-West, Amsterdam. Kerstbomenhandel op een winderige brug; hekken om de bomen, een kleine, oude Kip-caravan voor de verkoper, een zwaargebouwde man in een winddicht oranje pak, een ijsmuts op met de kreet KOUD, HÈ?

Veel verkeer op de brug, maar weinig belangstelling voor de bomen. In de gracht onder de brug drijft een ijsschots voorbij met twee kleumende eenden aan boord.

Er stopt een witte, versleten BMW. Om het overige verkeer door te kunnen laten gaan, moet de auto ruimschoots de stoep op. Voetgangers kunnen er niet meer langs, de auto staat met de neus in de bomen. Er stapt een tengere neger uit met een grote Gucci-zonnebril op en een dun coltruitje aan.

‘U komt een kerstboom kopen,’ zegt de handelaar.

‘Dat heb je goed gezien,’ zegt de tengere neger, terwijl hij zich omdraait en ‘Wilma!’ naar de auto roept.

Wilma stapt nu ook uit, een forse blondine in een bontjas, al heel wat jaartjes ouder dan de neger. Zelfs aan haar voeten draagt ze bont.

‘Wat heb je allemaal?’ vraagt de neger aan de handelaar.

‘Een gewoon groen boompje,’ begint deze, en hij wijst naar een kleine kerstboom in een pot. ‘Een blauwe spar natuurlijk, dat zijn die, en een Nordmann.’

Hij kijkt om zich heen.

‘Dat zijn die hoge, met zo’n condoompje eromheen.’ Hij wijst naar een partij bomen waar witte netten omheen zitten.

‘Hoe hoog zijn die?’ vraagt Wilma.

‘Dat varieert,’ zegt de handelaar, ‘behoorlijk hoog. Hebt u kinderen?’ Hij kijkt vanonder zijn muts eerst naar de neger en dan naar Wilma, alsof die volgorde de kans op nageslacht groter maakt.

‘Hoezo?’ vraagt Wilma achterdochtig.

‘Nou, zo’n Nordmann heeft naalden die niet prikken,’ zegt de handelaar, ‘en hij valt gegarandeerd niet uit.’

‘Ik zie dat er geen kluit aan zit,’ zegt Wilma.

‘Je moet er een kruis onder timmeren,’ antwoordt de handelaar, ‘of je neemt zo’n bak, die kan ik er gratis bij doen. Bij de Blokker kost-ie zeven euro.’

Wilma beent naar de Nordmannen. Ze heeft wel iets van een ijsbeer. De handelaar volgt.

‘Kost zo’n boom tachtig euro?’ Wilma kan haar ogen niet geloven, maar ze klinkt gretig.

De tengere neger heeft zijn blik laten vallen op een blauwe spar die ongeveer tot zijn middel komt. Hij pakt de boom voorzichtig aan de top beet en tilt hem met pot en al op. Vervolgens schudt hij hem heen en weer. ‘Als je deze water geeft, valt-ie toch ook niet uit?’ vraagt hij.

‘De Nordmann is beter,’ zegt de handelaar. ‘Als je hem uit z’n jas hebt, kun je de takken zelf buigen. Net alsof het een kunstboom is.’

‘We nemen deze,’ zegt de neger, en hij loopt met de boom naar de BMW en zet hem op de achterbank. ‘Hij past er precies in. Hoeveel kost-ie?’ Hij heeft zijn geld al in zijn hand.

Wilma loopt zonder iets te zeggen naar de auto en stapt in. De neger pelt twee biljetten los, geeft ze aan de handelaar en stapt ook in. Een paar tellen later zijn ze vertrokken. Kort daarop begint het donker te worden en ontsteekt de handelaar zijn feestverlichting.