De dood

Op een dromerige vroege zondagochtend, twee dagen nadat alle voorbereidingen waren getroffen, ging de telefoon van Drup.

Het was zover. Het moest gebeuren. Drup ging op weg, met de aardbeien.

Ze kwam met kloppend hart het huis van haar ouders binnen. In de volle overtuiging dat het goed was. Ze zou haar vader helpen bij het sterven. Omdat ze zoveel van hem hield.

Drup twijfelde niet. Ze was wel bang. Of alles wel zou gaan zoals was voorspeld. Of haar vader genoeg zou hebben aan het papje. Of hij niet halverwege in coma zou raken. En wat dan te doen. Een dokter bellen kon niet. Het risico was groot dat die de oorzaak van de coma wel zou kunnen raden, met alle gevolgen van dien.

Drup werd in alle rust ontvangen door haar moeder. Haar moeder was flink, zo ontzettend flink. Haar vader en zij hadden die morgen een paar hele fijne uren samen gehad. Alles wat gezegd moest worden was gezegd. En Drups moeder moest zelfs een beetje glimlachen toen ze haar vertelde dat ze Het Geheim had verklapt. Het Geheim was altijd het grapje in de familie geweest. Haar vader was vergeten waar hij haar moeder ten huwelijk had gevraagd. En zij wilde hem niet vertellen waar hij voor haar op de knieën was gegaan. Het feit dat hij zoiets belangrijks was vergeten heeft hij vaak moeten horen. Maar nu zijn sterven nabij was, wilde Drups moeder niet dat er tussen hen nog geheimen stonden. Daarom had ze hem vanmorgen vroeg verteld waar de basis van hun jarenlange gelukkige verbintenis lag en samen hadden ze genoten van dat vergeten romantische moment.

Het tekende de situatie. Er was liefde, er was goedheid. En de bereidheid los te laten.

Drup ging naar de slaapkamer waar haar vader lag te doezelen. Hij werd wakker toen ze zijn hand pakte. Hij keek verheugd, blij dat ze er was. Deze mooie zondagmorgen was het juiste moment. Hij vertelde dat hij al afscheid had genomen van zijn vrouw. Nu wilde hij afscheid nemen van zijn dochter en van zijn leven. Drup knuffelde haar vader voor de laatste maal. Gesproken werd er nauwelijks meer.

Na dit intieme moment bereidde Drup haar vader voor op het innemen van het drankje. Ze gaf hem de zetpil tegen misselijkheid. Die zou een kwartier moeten inwerken. Dat gaf haar tijd de medicijnen te gaan stampen. Haar moeder ging bij haar vader zitten toen Drup de slaapkamer verliet.

En toen kwam dat moment. Dat moment waarop Drup echt volwassen werd. Het moment waarop ze haar verantwoordelijkheid nam. Ze kwam binnen met een grote kom met een wit goedje, een rietje, een glas water met een zakdoek en het bakje aardbeien.

Haar moeder verliet de kamer. Dat was de wens van haar vader. Hij zou de finale alleen met Drup doormaken.

Drup vroeg een laatste maal aan haar vader of hij bereid was het leven los te laten. Het antwoord liet geen twijfel. In al zijn zwakte klonk zijn krachtige bevestiging. Hij keek haar met een intense blik aan. Hij vroeg aan Drup of zij de moed had door te gaan en of hij op haar kon rekenen, tot het einde toe. Drup pakte zijn hand, ze wreef zachtjes over de gezwollen aderen. Ze knikte. Ze waren er allebei klaar voor.

Drup legde haar vader uit wat er ging gebeuren. Hij moest het papje door een rietje opslurpen, ze had expres dikke rietjes gekocht waar het goedje gemakkelijk door heen zou gaan. Hij zou misschien een aardbei tussen door kunnen nemen, maar hij zou alles zoveel mogelijk ineens naar binnen moeten werken. Omdat het gevaar bestond dat hij door de middelen slaperig zou worden of zelfs in coma zou raken of gaan overgeven. En dan niet zou sterven. Het moest dus snel, heel snel.

Drup zette haar vader een beetje rechtop in de kussens. Hij zag er goed uit, opgelucht leek wel. Ze nam het kommetje met het papje en het rietje. De aardbeien stonden in de vensterbank waar ze zo bij kon. Haar vader knikte ten teken dat het kon beginnen. Drup wist niet zo goed of ze nog iets moest zeggen. Het was zo’n vreemd idee dat haar vader er over een half uur niet meer zou zijn. Emoties gierden door haar heen. Ze wilde dit niet, ze moest dit doen, ze was zo bang, ze was zo blij, ze wilde vluchten, ze wilde dapper zijn. Ze wilde......

Ze overwon haar angst, hervond zich en reikte het rietje naar haar vaders mond.

Hij begon te zuigen. Drup moedigde hem aan, het ging goed. De eerste slokjes waren genomen. Haar vader sloot de ogen. Wilde even rusten. Het drinken was een grote inspanning. Drup nam het rietje uit zijn mond. Ze vroeg of hij een aardbei wilde. Een kort knikje. Ze beroerde zijn lippen met de zachte vrucht. Het sap liep langs zijn kin. Hij had de kracht niet meer om zijn tong langs zijn lippen te bewegen. Seconden verstreken. Toen opende hij zijn ogen ten teken dat ze verder zouden gaan. Wat een kracht sprak er uit die blik!

Drup deed het rietje weer in zijn mond. Met grote inspanning zoog hij zich een weg naar zijn dood. Stukje bij beetje, hun ogen in opperste verbondenheid op elkaar gericht. Ze hield met één hand het kommetje en het rietje vast en streelde met de andere zijn wang. In het ritme van het drinken. Langzaam, liefdevol.

Hij stopte weer. Hij kon niet meer. Het rietje viel uit zijn mond. En het papje was nog niet eens half op.

Drup maakte gehaast zijn mond schoon met een vochtig lapje. Ze zag haar vaders blik verdwalen. Lege ogen. Het leek alsof zijn geest al afscheid aan het nemen was. Maar hij moest doordrinken! Hij mocht nu niet stoppen. Hij zou op deze manier niet sterven, hij zou hoogstens in een diepe slaap komen.

Drup raakte in paniek. Ze gaf een zacht tikje op zijn wang. Wakker blijven! Drinken, niet opgeven nu! O mijn God, doorgaan, laat ons niet in de steek! Drup prevelde zachte woorden. Ze zat als verstard op het bed. Ineens pakte ze de zakdoek en haalde die door het glas water. Ze legde die over het gezicht van haar vader. De druppels glinsterden op zijn huid. Hij keerde terug, hij was weer bij haar. Haar vader keek haar aan en bewoog heel langzaam zijn hoofd. Hij opende zijn mond om het rietje te ontvangen en nam een paar slokjes. Drup kneep zijn hand bijna fijn van de spanning. Ze bleven elkaar aankijken. Een slok, weer een slok, nog een slok. Het ging goed.

Totdat haar vader begon te kokhalzen. Het leek alsof hij de grens van zijn kunnen had bereikt.

Drup sprak indringend tot haar vader. Niet overgeven nu, in Gods naam! Niet overgeven! Ze wreef een aardbei tegen zijn gesloten lippen. In de hoop dat de geur hem zou afleiden. Ze zette het kommetje weg en bracht snel een tweede zetpil in tegen misselijkheid in en wachtte even. Ze wreef over haar vaders wang, pakte zijn handen, legde opnieuw het natte lapje op zijn gezicht. Veel tijd was er niet. Ze moesten verder.

Als een fanatieke voetbalcoach moedigde Drup haar vader aan, die nu toch echt versuft leek te raken. Ze reikte het rietje weer aan en deed dat tussen zijn lippen. Ze had geen idee of ze hardop sprak of alles in stilte voorbij gleed. Maar drinken moest hij! Drinken of alles was voor niets geweest! Wat een gevecht moest haar vader leveren. Wat een inspanning om te drinken, om zo snel achter elkaar te slikken.

Drup dacht niet meer, pushte alleen maar tot het nemen van het papje. Doorgaan, doorgaan leek ze te sissen. Hij leek wat bij te komen, keek weer helderder uit zijn ogen. Hij zag Drups dwingende blik, probeerde met volle teugen te drinken, reikte met zijn laatste krachten naar haar hand. Het papje was bijna op. Nog één slokje, nog één slokje! Wat een lijden! Wat een zware weg om niet meer te hoeven zijn. Wat een ontstellend einde.

Haar vaders hand op de hare, zijn laatste contact met het leven. Zijn ogen draaiden weg, zijn mond zakte open, zijn hoofd viel achterover in de kussens. Uit zijn buik kwam een vreemd geluid, een soort oerkreet. Drup was versteend van angst. Zou zijn maag alsnog alles overgeven? Zijn hand gleed van de hare, kwam los van de wereld.

Het werd doodstil. Letterlijk doodstil. Zo stil was het nog nooit geweest.

Drup keek naar haar vader. Het rietje hing uit zijn open mond. Er gebeurde niets meer. Er was niets meer. Complete leegte. Alleen het razen van haar hart. Drup bewoog niet, ze keek alleen maar. Toen zette ze het kommetje met het rietje weg en pakte haar vaders hand en aaide hem. Er was geen tijd meer, er was alleen die hand in de hare. Minutenlang heeft ze zo gezeten.

Het gezicht van haar vader veranderde langzaam. De grauwe spanning verdween, hij leek tot rust te zijn gekomen. Drup voelde in zijn hals. Geen kloppende ader te bekennen. Ze voelde nog eens. Niets. Warmte, maar geen hartslag. Ze legde haar hoofd op zijn borst. Niets. Ze deinsde naar achter.

Dit was het dus.

Dit was de dood.

Het was gebeurd.

Het was gelukt.

Ze was kapot.

Drup nam de tijd om bij te komen. Ze aaide haar vader over zijn kalende hoofd. Ze sloot zijn ene oog dat een beetje open was gegaan. Alsof hij haar een knipoog gaf.

Ze keek en glimlachte. Ze sprak haar laatste woorden tot hem. Een excuus dat het einde zo zwaar had moeten zijn. Een dankwoord, hij was zo’n goede vader geweest. En een belofte om goed voor haar moeder te zullen zorgen. Ze kuste hem, voor de laatste maal. Het was een ongelooflijk moment. Het was alles, het was stil, overweldigend. Het was puur. Het was een moment van alles overstijgende liefde.

Haar hart kwam tot bedaren, het leek of haar vader Drup geruststelde. Het was goed zo, de wereld was weer voor de levenden.

Ze ging de kamer uit om haar moeder te halen. Ze wilde haar niet roepen. Alsof ze door geluid te maken haar vader terug zou halen naar het leven.

Ze zag haar moeder in de woonkamer zitten. Kwetsbaar en bleek. Ze keken elkaar aan, er waren geen woorden nodig. Samen gingen ze naar de slaapkamer. Haar moeder nam plaats op de rand van het bed, streek over de wang van haar man. Ze zag er ineens oud en vermoeid uit. Drup gaf haar hun moment alleen.

Ze ging naar de keuken om thee te zetten. Haar moeder kwam even later bij haar. Ze omhelsden elkaar. Het was een bijzonder ogenblik, een mengeling van verdriet, trots, dankbaarheid en grote eenzaamheid.